Bestaat er een gereformeerde depressie

advertisement
Bestaat er een gereformeerde depressie?
Door Wim van Egdom
Psychiater Arie Jan de Lely uit Dordrecht is er heel duidelijk over.
“Een depressie heb je nooit alleen. Niet alleen op de patiënt zelf, maar ook op de partner of
andere familieleden heeft de ziekte grote invloed.” Uit een onderzoek dat hij hield onder
bevindelijk-gereformeerde patiënten blijkt bovendien dat er toch wel zoiets bestaat als een
bevindelijk-gereformeerde depressie. “Er is verschil met seculiere patiënten.”
Algemene uitspraken doen over een depressie is moeilijk. De Lely: “Er zijn zo veel verschillende
soorten. Er zijn lichte depressies, maar ook heel ernstige. Even moeilijk is het om vast te stellen wat de
oorzaak van de depressie is. Daar zit vaak een erfelijke component in. Maar ook gebeurtenissen in
iemands jeugd - bijvoorbeeld het verlies van een ouder op jonge leeftijd - kunnen invloed hebben.
Daarnaast is er vaak een ingrijpende gebeurtenis in het heden die de aanleiding vormt voor de
depressie. Verder is het zo dat iemand die ooit een depressie heeft gehad een relatief grote kans heeft
op herhaling.
Opvallende resultaten
Een onderzoek van de Dordtse psychiater onder patiënten uit de bevindelijk-gereformeerde
bevolkingsgroep had ook voor hemzelf verrassende resultaten. “Ik heb onderzocht of er verschillen
zijn tussen depressieve patiënten uit de bevindelijk-gereformeerde hoek en niet-kerkelijke patiënten”,
legt Arie Jan uit. “En met bevindelijk-gereformeerd bedoel ik degenen die behoren tot de Hersteld
Hervormde Kerk, de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland), de groep rond de
Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk en Bewaar het Pand in de Christelijke Gereformeerde
Kerken.” De resultaten waren opvallend. “Ik heb gecheckt aan de hand van een zogenaamde
symptomenlijst. Wat bleek, was dat de bevindelijk-gereformeerde patiënten op bijna alle onderdelen
van die lijst wat lager scoorden dan seculiere patiënten. Ze vulden dus in dat ze van bijna alle
symptomen minder last hadden dan de anderen. Hierdoor was de totaalscore aanzienlijk lager, terwijl
de bevindelijk gereformeerden waarschijnlijk even depressief waren als de niet-kerkelijken.”
Gewichtsverlies
Op twee specifieke onderdelen scoorden bevindelijk gereformeerden opvallend laag: suïcidale
neigingen en beperking ten aanzien van werken. Bevindelijk-gereformeerden overwegen tijdens een
depressie dus minder snel suïcide te plegen en gaan langer door met werken. Ze hebben zoiets van:
Niet klagen, maar dragen en doorgaan.” Ten slotte scoorden bevindelijk-gereformeerde patiënten
hoger op het symptoom van gewichtsverlies. “Dat was het enige onderdeel waarop ze hoger scoorden
dan de anderen. Ze vielen dus sterker af dan seculiere patiënten.”
Risico onderbehandeling
De psychiater is heel voorzichtig met het geven van waardeoordelen over de resultaten. “Wat betreft
dat gewichtsverlies zou je kunnen veronderstellen dat ze, omdat ze hun symptomen onderschatten,
meer van zichzelf vragen en daardoor sterker afvallen. Een andere mogelijkheid is dat bevindelijkgereformeerden relatief vaak een depressie met lichamelijke verschijnselen hebben.” De Lely acht de
kans aanwezig dat depressieve bevindelijk-gereformeerde patiënten gemakkelijker onderbehandeld
worden. “Omdat ze mogelijk minder duidelijk aangeven hoe ziek ze zijn en omdat ze er alles aan doen
om door te gaan, zou het kunnen zijn dat een huisarts de klachten onderschat. Zo van: het valt allemaal
nog wel mee, want de patiënt werkt nog en geeft zelf aan dat het niet al te ernstig is. Dat is een valkuil.
Daar komt nog bij dat mensen uit de onderzochte groep niet zo makkelijk naar een psychiater
stappen.”
Geloof en depressie
De Lely concludeert heel voorzichtig op grond van zijn onderzoek dat je zou kunnen spreken van een
“bevindelijk-gereformeerde depressie”. Maar hij voegt er direct aan toe dat hij daarmee absoluut niet
wil zeggen dat het geloof depressief maakt. “Dat beweert bijvoorbeeld iemand als Aleid Schilder,
maar dat zeg ik dus heel nadrukkelijk niet. Dat heb ik ook niet onderzocht. Je kunt wel zeggen dat
bevindelijk-gereformeerde patiënten anders met hun depressie omgaan dan seculiere patiënten.” De
psychiater kan evenmin goed aangeven waar het verschil ligt tussen een geestelijke ervaring en een
depressie. “Dat heeft invloed op elkaar en het onderscheid is niet heel helder aan te geven. Wel kun je
in het algemeen zeggen dat iemand die bijvoorbeeld bedroefd is over zijn zonden, een droefheid en
een verlangen naar God heeft. Iemand die een depressie heeft, verlangt vaak naar niets. Of zelfs naar
de dood. Dat is een duidelijk verschil. Een ander verschil is dat bij een depressie schuldgevoelens vaak
buitensporig of onterecht zijn.”
Pastorale werk
Of predikanten en andere pastoraal werkers dat verschil in hun pastorale werk altijd duidelijk kunnen
onderscheiden, betwijfelt De Lely. “Dat blijft moeilijk. Maar als je de persoon in kwestie goed kent, is
dat meestal wel mogelijk. Je kunt dan zien of iemand gedrag vertoont dat gewoon helemaal niet bij
hem past. Ik zeg wel eens dat een gemeentelid daarom makkelijker het onderscheid kan aangeven
tussen een geestelijke ervaring of een depressie bij een mede gemeentelid dan een seculiere psychiater.
Daarbij geven patiënten het ook wel zelf aan. Zo van: Wat ik nu voel, dat ken ik niet, dit klopt niet en
het hoort ook niet bij mij. Dat is een belangrijk signaal dat het om een depressie gaat.”
Aardiger voor zichzelf
Of bevindelijk-gereformeerde patiënten met een depressie beter of slechter met hun ziekte omgaan dan
seculiere patiënten, kan De Lely niet zeggen. “Dan geef ik weer een waardeoordeel. Je zou kunnen
zeggen dat het allebei het geval is. Zo is het op zich niet verkeerd dat ze toch activiteiten blijven
ontplooien. Het is voor de behandeling van een depressie namelijk zeker niet goed om de hele dag
maar op bed te blijven liggen en niets te doen. Aan de andere kant luisteren ze blijkbaar minder naar
de signalen van hun lichaam en dat is niet goed. In de praktijk zul je als behandelaar depressieve
patiënten uit de bevindelijk-gereformeerde gezindte relatief vaak moeten afremmen en minder hoeven
te stimuleren. Ze moeten vaak leren accepteren dat ze echt ziek zijn en dat de klachten die ze hebben
terecht zijn. Daarbij mogen ze wel eens iets aardiger voor zichzelf zijn.”
Dit artikel is eerder verschenen in Eleoscript oktober 2007
Download