Soort in de kijker: de braamparelmoervlinder Brenthis daphne Door Ward Tamsyn * Euglena editie zomer 2015, p29-31 De nieuwe Rode lijst voor dagvlinders in Vlaanderen: https://www.inbo.be/sites /default/files/bestanden /publicaties /Maes_etal_2011_Vlinders.pdf Zoals je al in de Euglena* kon lezen worden heel wat soorten beïnvloed door klimaatverandering. Heel vaak draait dat negatief uit voor die soorten, maar sommige soorten gaan het net zeer goed doen als gevolg van klimaatverandering. Een voorbeeld van een soort die profiteert van de effecten van klimaatverandering is de braamparelmoer. In 2011 verscheen een nieuwe Rode Lijst voor dagvlinders in Vlaanderen. Hij bevat weinig goed nieuws: van de 67 soorten die erin opgenomen zijn, worden er 19 als uitgestorven beschouwd, vier meer dan in de vorige Rode Lijst. Slechts een derde van de soorten behoort tot de categorie 'momenteel niet in gevaar'. Anderzijds zijn er wel enkele soorten die het goed doen: het Bruin dikkopje (Erynnis tages) werd rond het jaar 2000 herontdekt in Vlaanderen en het Kaasjeskruiddikkopje (Carcharodus alceae) plant zich sinds 2009 in Vlaanderen voor. Een andere soort die we binnenkort normaal gezien aan de Vlaamse lijst zullen kunnen toevoegen is de Braamparelmoer (Brenthis daphne). Deze werd in 2006 voor het eerst in België waargenomen en is aan een stevige opmars in Wallonië bezig. Ze werd de laatste vier jaar ook in Nederland waargenomen, rond Maastricht op minder dan vijf kilometer van de Belgische grens. Aan de andere kant van Vlaanderen in Ploegsteert werd ook slechts enkele kilometers over de taalgrens een Braamparelmoer gevonden, helaas gestorven in het verkeer. Dit jaar zou dan ook wel eens het jaar van de eerste Braamparelmoer in Vlaanderen kunnen worden! Verspreiding van braamparelmoer in België en Nederland. Bron: www.waarnemingen.be 1/2 Voor wie vreest dat het determineren van de beestjes een taak is voor de ervaren vlinderaar, geen paniek! Braamparelmoervlinders zijn vrij makkelijk te determineren voor een parelmoervlinder. Het is een middelgrote parelmoer met erg afgeronde vleugels. De onderkant van de achtervleugel is bedekt met een paarsbruine waas, net als bij de Purperstreepparelmoer (Brenthis ino), hiervan te onderscheiden door de cel c4 waarin de purperbruine veeg nog een deeltje uitloopt, waarbij die bij Purperstreepparelmoervlinder geheel geel is. Maar tenzij je Purperstreepparelmoervlinder herontdekt voor Vlaanderen mag je er zeker van zijn dat je een Braamparelmoervlinder hebt gezien in Vlaanderen! Foto's: Rick Schonewille & Jurgen Couckuyt Purperstreepparelmoervlinder De Braamparelmoer is een soort van bosranden, hagen en zonnige ruigten. Begin juni tot eind juli vliegen de imago's. Zij leggen hun eitjes op verschillende braamsoorten en op framboos. De eitjes vormen het overwinteringsstadium waaruit in het voorjaar de rupsen komen. De snelle noordwaartse opkomst wordt gelinkt met klimaatverandering. Volgens modellen is momenteel vooral het zuiden en zuidoosten geschikt voor braamparelmoer maar zou tegen 2050 heel België en zelfs Nederland in aanmerking als leefgebied voor deze prachtige parelmier. We kunnen dus verwachten dat de Braamparelmoer bij ons zelfs een algemene soort zal worden! Settele et al. (2008) Climatic Risk Atlas of European Butterflies: https://www.ufz.de /export/data/global /46708_Biorisk1-LowRes.pdf Huidige situatie Bovenstaande verspreidingskaartjes zijn afkomstig uit de Climatic Risk Atlas of European Butterflies (Settele et al. 2008). Het eerste kaartje toont de huidige situatie: in oranje het gemodelleerde geschikte habitat in Europa voor Braamparelmoer en in zwarte cirkels plaatsen waar populaties gekend zijn. Het tweede kaartje is een voorspelling voor 2050: in oranje het geschikte habitat, in bruin nieuwe plaatsen die geschikt zullen worden voor Braamparelmoer en in grijs plaatsen waar het habitat ongeschikt zal worden voor Braamparelmoer. "We kunnen dus verwachten dat de Braamparelmoer bij ons een algemene soort zal worden!" Foto: Jana Schelfhout De dynamische Westerschelde: de Hooge Plaaten onder de loep Door Hanne Hendrickx Elk jaar trekken troepen enthousiaste JNM'ers naar Zeeland. Groot gelijk, de vele slikken en schorren, kreken en vaarten en kust- en duingebieden zijn een paradijs voor vogels. *Estuarium: Een trechtervormige riviermond (daar waar de rivier in de zee uitkomt) met een waterbeweging onder invloed van het getij. De belangrijkste kenmerken van een estuarium zijn de mengeling van zoet en zout water en het bestaan van hoog en laag water. Zeeland bestaat uit verschillende eilanden en schiereilanden en is het zuidwestelijke deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta. De Westerschelde is de meest zuidelijke arm van deze delta en hee� als enige een estuarium* een verbinding naar open zee. Het estuarium van de Westerschelde bestaat uit diepe en ondiepe wateren en bij eb droogvallende zandplaten, slikken* en schorren*. Dit maakt dat de habitats in dit gebied zeer dynamisch zijn. *Slikken: Een slik is een droogvallende plaat in een getijdengebied. Slikken vallen droog bij laagwater en lopen onder water bij hoogwater. Slikken komen in België voor in Het Zwin en de IJzermonding bij Nieuwpoort en in Nederland in de Zeeuwse en Zuid-Hollandse delta en in de Waddenzee. *Schorren: Buitendijks gebied aan een zee of een rivier dat enkel bij springtij onder water komt; wordt gekenmerkt door een typische plantengroei, zoals Zeekraal en Schorrekruid. Provincie Zeeland *Natura 2000: Potentiële overtredingen van verbodsbepalingen in het kader van de Flora- en faunawet zijn: het aantasten van individuen tijdens het verspreiden, directe aantastingvan leefgebieden, visuele en geluidsverstoring (boven en onderwater), vertroebeling en directe aantasting van eieren van vissen. De Westerschelde is ook een economisch belangrijke zeearm. Hoewel de Westerschelde druk bevaren is door schepen die de haven van Antwerpen willen bereiken, is er ook ruimte voor natuur. Door de zeldzame dynamische habitats (slikken, schorren, zandplaten en duinen), grote aantallen vogels, de aanwezigheid van zeezoogdieren, en trek-, kraam- en opgroeigebied voor vissen, is de natuur in het Scheldeestuarium beschermd onder de Europese Natura 2000-wetgeving*. In het estuarium zijn dan ook verschillende natuurgebieden aanwezig, waaronder het Verdronken Land van Sae�inghe, de Schor van Waarde, de Paulinaschor, de Verdronken Zwarte Polder en de Hooge Platen. Dit laatste gebied gaan we eens wat meer in detail bekijken. Situering van de Hooge Plaaten op een satellietbeeld van de Westerschelde Biodiversiteit van de Hooge Plaaten De Hooge Platen is één van de belangrijkste gebieden voor een aantal kolonie-broedende kustvogels, zoals Grote stern, Visdief, Dwergstern, Kokmeeuw, Zwartkopmeeuw en plevieren, waaronder de Strandplevier. * Arts, Floor A., and Peter L. Meininger. (1995) Foeragerende sterns in het Westerschelde estuarium: een verkenning in verband met de verdieping. RIKZ. Rijksinstituut voor Kust en Zee, Middelburg.. * Boele, Arjan, et al. (2011) Kolonievogels en zeldzame broedvogels in Nederland in 2008 en 2009. Limosa 84.2 (2011): 61. De broedvogels bevinden zich vooral op het hoogst gelegen deel van de Hooge Platen, 'de Bol'. Hier broeden al sinds de jaren '70 Dwergsterns en sinds 1987 zijn er ook broedende Grote sterns waargenomen*. Bij een nieuwe inventarisatie in 2009 waren er 5300 paren Grote stern en 179 paar Dwergstern aanwezig. Ook 800 koppels Zwartkopmeeuwen vestigden zich toen op de Bol. Het aantal Dwergsterns lag hoger in de jaren voor 2009 met aantallen tot 250 koppels*. De aantallen broedparen hangt echter niet alleen af van soort tot soort, maar is ook sterk afhankelijk van de omstandigheden: waterstanden, voedselbeschikbaarheid, interactie met andere broedlocaties in de regio. Dwergstern Foto: Jean-Pierre R. De Bol wordt ook als slaapplaats gebruikt voor eenden, ganzen en zwanen. In de wintermaanden zijn dit vooral Rietganzen, Kolganzen en Grauwe ganzen, van enkele duizenden tot wel 10.000 individuen. Het oostelijk deel van de Hooge platen, ten oosten van de Bol, is een laagdynamisch gebied met schorbegroeiing doordat het aan de luwe zijde van de zandplaat is gelegen (zie hieronder). Mogelijk is dit gebied zelfs nog belangrijker voor eenden, ganzen en zwanen, met waarnemingen tot 50.000 individuen. *Ruilocatie: Wanneer ganzen en eenden oude veren inwisselen voor nieuwe (ruien) zijn ze een tijdje erg kwetsbaar omdat ze niet (goed) kunnen vliegen door dat de slagpennen nog niet volledig zijn. Daarom zoeken ze tijdens die periode een veilige locatie op die voldoende bescherming biedt tegen roofdieren * Gebiedendocument Westerschelde & Sae�inghe, 2006: http://www.vliz.be /en/imis?module=ref&refid=201830 Tevens is de Hooge Platen ook de belangrijkste ruilocatie* voor Bergeenden in de Westerschelde. Langs de noordkant van de zandplaat zijn aantallen geteld tot enkele duizenden ruiende individuen. Steltlopers zijn ook aanwezig op de zandplaat, als overwinterende individuen of doortrekkers. De hogere delen van de Hooge Platen doen dienst als locaties om te overtijen, terwijl lager gelegen delen van de plaat een ideaal foerageergebied zijn. Er overwinteren ieder jaar enkele duizenden Kanoeten op de Hooge Platen, daarnaast gebruiken Wulp en Rosse grutto de Hooge Platen tijdens de trek om te rusten, en het gehele jaar door om te overtijen. De grootste aantallen van deze soorten zijn te vinden tijdens de trek in het voorjaar en het najaar *. Detail van de zandplaat ‘Hooge Platen’ met indicatie van dynamisch getijdengebied en aantal steltlopers geteld in 2012. De aanwezigheid van foeragerende roofvogels (Slechtvalk en Bruine kiekendief) op de Hooge platen is kenmerkend voor locaties langs de Westerschelde waar grote arealen aan schorren zijn. De Hooge platen is daarmee na Sae�inghe en het schor van Ellewoutsdijk een van de belangrijkste buitendijkse foerageergebieden (zie hierboven). Het is mogelijk dat Visarend foerageert langs de ondieper gelegen delen van de plaat omdat hier zich vaak scholen jonge vis ophouden. In het westelijk deel van de Westerschelde leven volledig mariene visbestanden, terwijl naar het oosten toe het aantal zoetwatersoorten toeneemt. Het aantal verschillende soorten vis is hier dus iets lager dan in het oostelijk deel van de Westerschelde. De Hooge Platen zijn bij opkomend water een belangrijke bron van voedsel omdat er in die periode veel plankton aanwezig is boven de platen. Hiermee hee� de plaat een belangrijke kraamkamerfunctie voor vissen in de Westerschelde Het westelijk deel van de Hooge Platen is van groot belang voor Gewone zeehond en Grijze zeehond. Voor die laatste soort is het zelfs de belangrijkste ligplaats in de gehele Westerschelde, met tientallen adulte dieren (zie onderstaand kaartje). Ook zijn er tientallen adulte gewone zeehonden die van het westelijk deel van de plaat gebruik maken. Daarnaast zijn er lage aantallen (enkele individuen) jonge zeehonden jaarlijks aanwezig op het westelijk deel als wel de gehele Hooge Platen. De Bol is ook een potentieel geschikte werp- en zooglocatie voor de Grijze zeehond (zoals Griend, Richel en Rottumerplaat- en oog in de Waddenzee), maar tot nu toe is dit niet waargenomen. Bruine kendief Foto: Fred Vanwezer "Het westelijk deel van de Hooge Platen is van groot belang voor Gewone zeehond en Grijze zeehond." Beheer op de Hooge Plaaten * Beijersbergen, R.B.A. (2001) Grote Sterns Op de Hooge Platen. De Levende Natuur 102(2), 98-99. * Meininger, Peter L., et al. (2005) Broedsuccesvan kustbroedvogels in het Deltagebied in 2004. RIKZ. Rijksinstituutvoor Kust en Zee, Middelburg. * Beijersbergen, R.B.A. (2001) Grote Sterns Op de Hooge Platen. De Levende Natuur 102(2), 98-99. Het soortbeschermings-plan van de Visdief: http://www.natuurenbo s.be/~/media/Files /Themas /Soortenbescherming /SBP/H212%20ISBP Op de Bol zijn verschillende maatregelen uitgevoerd om de broedmogelijkheden te verbeteren door laag dynamisch gebied te creëren. Om een deelgebied te beschermen tegen hoog water, werden al in 1979 zandzakken gelegd. Ook werden de eerste rijshoutenschermen geplaatst en biestarwepollen geplant om de vorming van lage duintjes te stimuleren*. Een laag kokkelschelpen werd aangebracht om het gebied verder te beschermen van erosie*. Om aan de doelstellingen van Natura 2000-gebieden te voldoen, moet het broedbiotoop voor grondbroeders op de Bol (Grote stern, Visdief, Dwergstern, ...) behouden blijven. Hoewel de eisen van deze vogels enigszins verschillen, blij� de basisvoorwaarde hetzelfde: de overstromingsfrequentie moet gedurende het broedseizoen zo laag mogelijk blijven. Dit is vooral belangrijk voor de Dwergstern en de Strandplevier, die op de laagst gelegen delen broeden. Dwergsterns broeden op kaal zand of schelpen in de nabijheid van het water (voedsel) en begroeiing (schuilmogelijkheden), zodat een gebied zonder vegetatie noodzakelijk is voor het broeden door deze soort. Grote sterns daarentegen, broeden op kale grond tussen verspreidstaande vegetatie. Ook de Visdief broedt meer in begroeide gebieden*. Om het broedbiotoop te behouden en de overstromingsfrequentie zo laag mogelijk te houden, kan de Bol artificieel opgehoogd worden door het storten van baggerspecie afkomstig uit de Westerschelde. Op korte termijn zal dit echter een nefast effect hebben op de verschillende aanwezige soorten. Hoewel het broedseizoen vermeden wordt voor het uitvoeren van de werken, kan de proefstort enkel worden uitgevoerd bij laag water, wanneer steltlopers en zeehonden aanwezig zijn. Ook zullen de bodemdieren,waarop de steltlopers foerageren, afsterven nadat ze bedekt worden met een laag sediment. Op lange termijn zal een storting van sediment resulteren in een lokale toename in hoogte en een uitbreiding van het broedgebied. Het schorre gebied neemt dus toe, maar dit ten koste van het slik, dat voor steltlopers als foerageergebied functioneert. Er is ook een natuurlijke toevoer van zand door wind gedreven transport. Dit is duidelijk te zien op bovenstaand kaartje, waarbij zand ten westen van Bol wordt getransporteerd in oostelijke richting. Op de vegetatierijkere, hoger gelegen gebieden, wordt het zand vervolgens afgezet. Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar de kosten en baten van artificieel ophogen van de Hooge Platen. Dit versnelt het natuurlijk proces aanzienlijk, maar de effecten op korte termijn zouden wel eens negatief kunnen uitdraaien voor steltlopers en zeehonden. Grijze zeehond Foto: Jana Schelfhout Sirdavidia solannona Genus vernoemd naar Sir David Attenborough Creatief met soortnamen, een alternatieve kijk op taxonomie Door Margaux Boeraeve Wereldwijd werden al bijna twee miljoen soorten beschreven. Twee miljoen wetenschappelijke namen, de één al wat origineler als de andere. Vaak verwijst de wetenschappelijke naam naar de ecologie, de vindplaats, opvallende kenmerken of belangrijke wetenschappers. Maar soms durven wetenschappers al eens wat creatiever uit de hoek te komen en vernoemen ze hun soorten naar een bekend persoon die er al dan niet (vaag) iets mee te maken hee�. * De typesoort is de soort binnen een genus waarvan de naam gekoppeld wordt aan het genus, als het genus gesplitst moet worden, behoudt het deel waartoe de typesoort behoort dus de naam van het genus. * Endemisch betekent dat een bepaalde soort slechts in één afgegrensd geografisch gebied voorkomt, zoals bijvoorbeeld eilanden, geïsoleerde bergen, riviersystemen... Begin maart raakte bekend dat Lieven Scheire een soort naar hem vernoemd kreeg: Lobofemora scheirei. Deze wandelende tak komt voor in het zuiden van Vietnam en werd beschreven door entomologen Joachim Bresseel en Jérôme Constant van het KBIN. De soort werd direct ook de typesoort* voor het genus, dat ook nieuw is voor de wetenschap. Het leuke aan de soort is dat de mannetjes met hun vleugels een ratelgeluid kunnen produceren, iets wat tot dan nog niet was vastgesteld bij wandelende takken. De soortnaam was een laat huwelijkscadeau van Scheire's kompanen van Neveneffecten. Lieven Scheire. Darth Vader is één van de meest tot de verbeelding sprekende personages in de langlopende geschiedenis van de science-fiction. Ook heel wat wetenschappers werden erdoor geïnspireerd en vernoemden soorten naar hem. Zo is er de Begonia darthvaderiana, een endemische* plant afkomstig uit Borneo. De soortnaam verwijst naar de zeer donker gekleurde bladeren van de plant. Een andere soort vernoemd naar Darth Vader, is de endemische miljoenpoot Zoosphaerium darthvaderi Wesener & Bespalova uit Madagascar. Deze werd naar Darth Vader vernoemd vanwege de vorm van het anaalschild, wat op de vorm van de helm van Darth Vader zou lijken. Darth Vader Verder is er ook nog de krab Garthambrus darthvaderi uit New-Caledonia, vernoemd vanwege zijn helmachtig uiterlijk in vooraanzicht. Maar er is ook een volledig genus naar Darth Vader vernoemd! Een genus van mijten, weliswaar, niet de meest boeiende soortgroep ooit. Soorten van het genus Darthvaderum zijn kleiner dan 1mm en lijken mijns inziens toch meer op Darth Sidious dan op Darth Vader. De zeer donker gekleurde bladeren van deze Begonia inspireerden ertoe om de soort B. darthvaderiana te noemen. Ook Elvis inspireerde wetenschappers, onder andere de wetenschappers die Ischnothyreus elvis beschreven. Het is een spinnetje van amper anderhalve cm uit de bossen van Brunei. Ook een onderfamilie van wantsen zou naar Elvis vernoemd zijn (Elvisurinae) maar daar is bitter weinig over te vinden. Blijkbaar waren toch meer biologen fan van Darth Vader dan van Elvis. Elvis Presley Het miniscule spinnetje Ischnothyreus elvis. Maar DE grote held van biologen die soorten beschrijven is natuurlijk Sir David Attenborough, die dan ook heel wat soorten naar hem vernoemd kreeg. Zo is er het plantengenus Sirdavidia (Annonaceae) uit Gabon. Ook is er het bedreigde havikskruid Hieracium attenboroughianum uit Wales, het fossiele doorntje Electrotettix attenboroughi, het kree�je Ctenocheloides attenboroughi uit de ondiepe kustwateren in het noordwesten van Madagascar, de kleine mierenegel Zaglossus attenboroughi die enkel gekend is van het Cyclops gebergte in het noorden van Papua en nog heel veel meer. De meest indrukwekkende soort die naar Sir David Attenborough vernoemd is, moet toch wel de rat-etende bekerplant Nepenthes attenboroughii zijn. Deze plant hee� een populatie van slechts een honderdtal planten op Palawan (de Filipijnen). De bekers van deze plant zijn wel 30 cm lang en 16 cm breed. Niet alleen insecten komen in deze reusachtige bekers terecht, maar de plant dur� ook al eens een klein zoogdier te verslinden! De grootste held van biologen, Sir David Attenborough. Nepenthes attenboroughii - de rat-etende bekerplant Enkele Australische wetenschappers moesten bij het zien van een nieuwe soort daas direct aan Beyonce denken, en voila, de soort Sciaptia beyonceae werd beschreven. De goudkleurige beharing op het toch wel vrij stevige achterlijf zou de wetenschappers hebben doen denken aan de kont van Beyonce in een goudkleurige jurk die ze ooit droeg. Beyonce in een goudkleurige jurk. En dan nog eentje, om het af te leren. Eentje van de 'master of taxonomy himself', Carl Linnaeus. Hij benoemde en classificeerde in zijn leven rond de 9000 soorten planten. Soms maakte hij daarvan gebruik om zich af te reageren om mensen waartegen hij een bepaalde wrok koesterde. Zo noemde hij een genus van planten die een stinkend sap produceren naar de Duitse botanist Johann Siegesbeck, het genus Siegesbeckia. Foto: Jan Vancoppenolle Dit jaar gaat het congres door vlak bij het Bos t'Ename.We laten de conservators aan het woord over hun boeiend inventarisatieproject! Welke dino's leven in Bos t'Ename? Door Pieter Blondé en Guido Tack Welke dino's leefden hier? Hoe noemden ze? Hoe zagen ze er uit? Wat aten ze? Hoe leefden ze? Je kan daar verbazingwekkend veel antwoorden over krijgen bij kinderen. Welke en hoeveel soorten planten, dieren, zwammen,... zijn er op een m², in je tuin, in het natuurgebiedje om de hoek,... Wat doe je best om daar vele soorten te krijgen en te houden? Dat zijn vragen waar je veel minder snel of nooit een degelijk antwoord op zal krijgen. Er is geen enkel gebied waarvan we dat weten. We kunnen dat ook niet exact weten. Maar we kunnen wel proberen er een zo goed mogelijk beeld op te krijgen. Deze vragen boeiden me al als kind. Bij de JNM vond ik gelijkgestemde zielen die gelijkaardige vragen stelden. Tien jaar geleden kwam ik als JNM'er binnengewandeld in Bos t'Ename om te weten welke vleermuizen er hier voorkwamen, met hoeveel waren ze, waar sliepen ze,... en dat in functie van de vraag 'hoe kunnen we Bos t'Ename beter inrichten en beheren voor vleermuizen'? Eén van de vragen die onmiddellijk rees was hoe kunnen we het voedselaanbod verhogen? Daarvoor moesten we weten wat het voedselaanbod was en hoe we dat konden verbeteren. Ik ben nog altijd op zoek naar antwoorden hoe je de insectenpopulaties best kunt opkrikken om een beter voedselaanbod te hebben voor vleermuizen. Laatvliegers, één van de grootste soorten vleermuizen die hier voorkomt, eten graag grote kevers. Zorgen voor biologisch levende stronten van koeien in het gebied was een makkelijk te nemen maatregel. Standaard worden koeien regelmatig behandeld met producten zoals bv. Ivomec, die minimum 6 weken na de behandeling de stronten van koeien volledig biologisch dood houdt. Maar enkel met die mestkevers hebben de Laatvliegers niet genoeg. Waar zijn al die meikevers naar toe waar onze grootouders zo graag meespeelden? Je komt er nog wel één tegen, maar geen honderd per dag. En wat moeten we in Bos t'Ename als beheerder doen voor de andere vleermuizensoorten die graag nachtvlinders, kleine kevers, muggen, spinnen,... eten? En welke nachtvlinders, kevers, muggen, spinnen,... zijn dat dan? Een Konikspaard in het Bos't Ename Foto: Margaux Boeraeve Laatvlieger - Eptesicus serotinus Foto: Damien Sevrin Blauw omlijnd: het domein Bos 't Ename op waarnemingen.be Rode stip: congreslocatie 2015. Met het boek 'Bossen Van Vlaanderen' van Tacket al. werd in 1993 de aanzet gegeven in Vlaanderen voor historische ecologie. Hoe beïnvloed het verleden de huidige ecologische relaties en samenstelling van een plek. Als casestudy werd Bos t'Ename gekozen omwille van de uitzonderlijk vele bronnen die ter beschikking waren. Historisch werd het bos grondig onderzocht en werden linken met de vegetatie, de plantensamenstelling, gemaakt. Ondertussen is er intensief onderzoek gedaan naar de soortendiversiteit van het gebied zodat een aantal linken tussen de historiek en de totale biodiversiteit kunnen worden gelegd. Op de ecologisch goed gekende en relevante soortengroepen proberen we een zo goed mogelijk beeld te krijgen welke soorten er hier voorkomen. Hieronder het overzicht van hoeveel organismen er reeds gevonden werden in het Bos t'Ename. Samen 5618 verschillende soorten (januari 2015). Wij kennen geen bos in Europa waar zoveel soorten gekend zijn op zo een beperkte oppervlakte. Dit komt o.a. door het intensieve onderzoek. De graad van onderzoek gaat van goed over nog extra nodig tot nog veel extra onderzoek nodig. Bij goed onderzochte groepen vinden we hier minstens 1/3 van alle soorten die reeds in Vlaanderen gevonden zijn. aantal Bos t'Ename zoogdieren 35 amfibieën/reptielen 10 dagvlinders 38 regenwormen 9 planten 512 slakken 65 vogels* 149 % t.o.v. Vlaanderen 56 % 46 % 45 % 39 % 38 % 37 % 35 % libellen zwammen kevers nachtvlinders/micro's sprinkhanen/krekels spinachtigen andere geleedpotigen mossen zoetwatervissen wantsen/cicaden korstmossen 18 1228 1355 731 13 165 143 124 9 180 82 31 % 31 % 30 % 29 % 28 % 26 % 24 % 19 % 19 % 18 % 15 % bijen/wespen/mieren vliegen/muggen andere organismen en exoten totaal/gemiddelde *t.o.v. Belgie 113 443 11 % 9 % 197 5618 29 % goed onderzocht extra Dat er veel geïnventariseerd werd, blijkt ook uit de kaart 'biodiversiteit per km-hok' op waarnemingen.be: http://waarne mingen.be/gmap_biodiv.php?g=0 Bos't Ename is de donkergroene stip en geen enkele andere locatie komt in de buurt! onderzoek nodig veel extra onderzoek nodig Op http://waarnemingen.be/gebied/view/108154 vind je de waarnemingen van al deze soorten. Tientallen onderzoekers zullen in 2015 pogen de soortenlijsten per soortengroep te vervolledigen. Tijdens het JNM-congres vragen we jullie hulp voor: micro- en macro nachtvlinders (voornamelijk in het deelgebied Volkegem), (solitaire) bijen en vliegen. In mindere mate ook voor pissebedden, mieren en sprinkhanen (voornamelijk in deelgebied Volkegem). Als het zou regenen dan kunnen paddenstoelen ook worden mee genomen. Momenteel kwamen er uit dit onderzoek vele nieuwe soorten voor Vlaanderen, zelfs bij de planten, zwammen, kevers, vlinders,... Soms vloeien er daar onmiddellijk duidelijke beheeradviezen uit. Een dichtgeslibde poel die ging geruimd worden voor padden, hebben we verder laten dichtslibben ten voordele van een populatie slankpootvlieg. Er zit een soortje dat nog nergens anders in België is gevonden. Behalve speciale soorten worden ook interessante ecologische inzichten opgedaan. Niet enkel vele planten reageren positief op oude bosbeheervormen zoals middelhoutbeheer, zelfs dagvlinders zoals Keizersmantel en Grote weerschijnvlinder komen er op af. Hoe komt het dat de bijna de hel� van de Vlaamse Xylobionten, de houtkevers, reeds in Bos t'Ename gevonden zijn? Omdat er elders zo slecht is gezocht? Omdat er zoveel dode bomen zijn in het bos of ook omdat er hier al eeuwen bomen staan met veel dood hout op lichtrijke plekken zoals hoogstam boomgaarden en (harthout)knotbomen? Tijdens het JNM-congres vragen we jullie hulp! Iedereen is welkom om mee te invetariseren! Foto: Margaux Boeraeve Eens we voldoende degelijke soortenlijsten hebben gaan we er verder mee aan de slag. We gaan er een biodiversiteitsaudit op toepassen zodat we heel gedetailleerd beheer adviezen en inzichten kunnen formuleren. Adviezen en inzichten die niet enkel hun belang zullen hebben op het gebied maar ook voor vele andere bossen. Alle inzichten uit dit onderzoek komen in eennieuw boek over de geschiedenis en biodiversiteit van Bos t'Ename. Over dino's zal je er niet veel leren, maar wel over wat we hier nu wel en niet meer vinden van soortendiversiteit en waarom. Rondlopen in het gebied kan enkel op de publiek toegankelijke paden. Bij de beheerders kan je met een eenvoudig mailtje (naar [email protected] of [email protected]) toestemming krijgen om overal in het reservaat te mogen inventariseren in ruil voor je waarnemingen op waarnemingen.be. Tot op het congres! PieterBlondé en Guido Tack In het verleden kwamen al talloze JNM'ers op excursie in het Bos t'Ename en zowat elke zomer gaat er ook minstens één kamp door. Foto: Pepijn Boeraeve Foto: Ward Tamsyn Dwergwolzwever (Phthiria pulicaria) Wolzwevers, vliegen met zand in hun vagina Door Nele Camps en Hans Vermeiren Wellicht zag je al eens de Gewone wolzwever rondzweven in het voorjaar: een harig bolletje met een lange snuit en vleugels die voor de hel� zwartgekleurd zijn. Wolzwevers zijn een fascinerende familie van vliegen. Ze zijn parasitoid: de larven leven parasitair terwijl de imago's vrijlevend zijn en leven van nectar en pollen. Ze zijn vrij eenvoudig te determineren en dus een aanrader voor iedereen die eens een groep wil doen waar nog niet veel mensen mee bezig zijn! Foto: Ward Tamsyn Kleine bretelrouwzwever (Exhyalanthrax afer) Over de hele wereld zijn meer dan 5000 soorten wolzwevers beschreven, ze vormen dan ook 1 van de grootste families binnen de echte vliegen. Bij ons, in België, zijn er zo'n 23 soorten te vinden uit 7 genera. De meeste soorten komen voor in duin- en/of heidegebieden. Ook op kalkgraslanden zijn een aantal zeldzame soorten te vinden. Wolzwevers komen dan ook eerder in droge habitats voor. De grootste soortenrijkdom vind je in gebieden met een mediterraan klimaat. Doordat de vrouwtjes zich enkel met pollen voeden (en de mannetjes zowel met nectar als pollen) zijn wolzwevers belangrijke bestuivers. De larvale stadia zijn minder vredelievend, zij leven parasitair op voornamelijk vliesvleugeligen (bijen, wespen, mieren) maar ook nachtvlinders, sprinkhanen, spinnen en enkele andere ordes van insecten. Deze levenswijze, waarbij een deel van de cyclus parasitair lee� en een deel vrij lee� met een andere voedingswijze, wordt parasitoid genoemd. In tegenstelling tot andere parasitoide insecten (sluipwespen, rupsendoders, sluipvliegen, ...) verspreiden wolzwevers enkele eitjes in de omgeving en moeten de larven zelf hun gastheer zien te vinden. Vrouwelijke wolzwevers hebben vaak een 'zandkamer' vlakbij hun genitaalapparaat. Deze 'zandkamer' vullen ze met zand dat ze vervolgens op hun eitje plakken alvorens het ergens te droppen. Eitjes worden dan ook vaak al zwevend gelegd. Deze vrouwtjes hebben dus letterlijk 'zand in hun vagina'. "Deze vrouwtjes hebben dus letterlijk zand in hun vagina" >> Filmpje: een vrouwtje van de Gewone wolzwever dropt haar eitjes al zwevend. >> Filmpje: een vrouwtje van de gewone wolzwever neemt zand op om daar haar eitjes in te kunnen verpakken. Herkenning Wolzwevers zijn vrij variabel in grootte van minder dan 3mm tot bijna 2cm. Sommige soorten zijn duidelijk te herkennen als een wolzwever, maar het is niet altijd evident om ze te onderscheiden van andere soorten vliegen. Ze hebben een kenmerkende vleugeladering, de vleugels zijn vaak gedeeltelijk gekleurd en ongeveer de hel� van de soorten hee� een lange zuiger. De volwassen dieren zijn warmteminnend en dus vaak zonnend te vinden op open plaatsen. Qua vliegprestaties moeten ze niet onderdoen voor zweefvliegen, ze kunnen zowat alle richtingen uitvliegen en ook ter plaatse blijven hangen. De soorten met een lange zuiger blijven vaak voor de bloem zweven waarvan ze nectar opzuigen. Muurrouwzwever - Anthrax anthrax een parasitoid op metselbijen van het genus Osmia en Odynerus Foto: Robbe Cool Soorten Meer over het genus Villa in dit artikel: https://www.researchg ate.net/profile /John_T_Smit /publication /260664955_De_Hotte ntottenvilla_Villa_hott entotta_toch_op_de_n ederlandse_lijst_%28D iptera_Bombyliidae%2 9/links /00b49531f0a62ef5db0 00000.pdf In het binnenland is voornamelijk de Gewone wolzwever (Bombylius major), de Gevlekte wolzwever (Bombylius discolor) en de Muurrouwzwever (Anthrax anthrax) te vinden. Om andere soorten te zien kun je best naar duin- of heidegebieden gaan. Ook in Wallonië zijn zeldzame soorten te vinden, zoals de Zwartborstelwolzwever, Geelborstelwolzwever en Villa cingulata. Eén van de kleinste wolzwevers is de Dwergwolzwever (Phthiria pulicaria). Deze is tijdens zijn vliegperiode (begin juni-eind juli) vrij gemakkelijk te vinden als je maar op de juiste plaats zoekt. Gele composieten in open zandige stukken in de duinen zitten dan namelijk vol met deze miniscule wolzwevertje. De larven zouden parasiteren op twee nachtvlinderfamilies: de bladrollers (Tortricidae) en tastermotten (Gelechiidae). Als je dan toch in de duinen rondloopt, kijk dan ook zeker uit naar de Duinvilla (Villa modesta). Ook deze soort (en alle andere soorten van het genus Villa) brengt zijn larvale stadia door in rupsen van nachtvlinders, meer bepaald in rupsen van uilen (Noctuidae). Imago's zijn te vinden bij open plekken in het duinstruweel en op bloeiende bramen en vliegen van half juni tot begin september. Een soort die voornamelijk op heideterreinen voorkomt is de Roodbruine heiderouwzwever (Exoprosopa capucina). De imago's zijn vooral te vinden langs zandpaden en op open plekken in struikheidevlaktes. Ze vliegen van begin mei tot half augustus. De soorten uit dit genus zijn parasitoid op poppen van graafwespen en spinnendoders, wat ook parasitoiden zijn. Parasitoiden op parasitoiden worden ook wel hyperparasitoiden genoemd. Een andere heidesoort is de heidevilla (Villa fasciata). Deze werd in België slechts 1 maal waargenomen, in 2013. In Nederland zitten er wel wat heidevilla's in de collectie van Naturalis, zie onderstaande foto. Het laatste exemplaar stamt uit 1936, meteen ook de laaste waarneming van deze soort in Nederland. Ze is gemakkelijk te herkennen aan de verdonkering in de vleugelvoorrand, die tot voorbij dwarsader r-m loopt. Determinatie van een wolzwever. Zin in meer? Grijp dat netje en trek erop uit! * http://www.jnm.be/index. php?a=118&pag=3016&cat= 042100&prod=VLIE010& type=prodpag * http://home.hccnet.nl /mp.van.veen/bombyliidae /index.html * http://waarneming.nl /download /Veldtabel_wolzwevers_150.p df Er is vrij veel goede literatuur beschikbaar om de verschillende soorten eenvoudig op naam te brengen. Eerst en vooral is er een tabel van de Jeugdbondsuitgeverij, voor slechts 5 euro te koop in de JNM Winkel!* Daar krijg je de sleutels voor spillebeenvliegen en wortelvliegen er gratis bij! Daarnaast bevat deze engelstalige website* bevat een sleutel en behoorlijk wat illustraties. En dan is er nog deze fotogids* op waarneming.nl, die een superhandige, gebruiksvriendelijke sleutel met veel foto's bevat. Tabel voor (o.a.) de Wolzwevers. Foto: Mathias D'haen Gebiedje in de kijker: het Buitengoor & Meergoor Door Ward Tamsyn en Margaux Boeraeve Diep in de Antwerpse Kempen, op een boogscheut van Nederland en Limburg, liggen twee gebiedjes die toch wel eens een bezoekje waard zijn. Het Buitengoor en Meergoor zijn, zelfs op Europees niveau, uniek. Hoog tijd dus om wat reclame te maken voor dit prachtig stukje natuur. *Een depressie is in de geografie een stuk grond die lager of ingedrukt ligt ten opzichte van de omgeving. Meerdere mechanismes kunnen hier aanleiding tot geven. Wat het Buiten- en Meergoor zo speciaal maakt is zijn waterhuishouding. Het is gelegen in een depressie* op de aflopende flank van het Kempisch plateau. Het grondwater komt daar dus aan de oppervlakte, een fenomeen genaamd kwel. Doordat het water vanuit pure zandgrond komt is het zeer voedselarm, rijk aan mineralen en hee� het een lage pH (het is dus zuur). Langs het gebied loopt ook een sloot die water aanvoert vanuit een nabij gelegen kanaal. Dat kanaal bevat water vanuit de Maas dat via het Albertkanaal wordt aangevoerd. Zoals je wellicht wel weet liggen langs de Maas heel wat kalkrijke gebieden (Sint-Pietersberg, Yvoir, Dinant, Anseremme...). Die kalk erodeert onder invloed van regen, komt in de Maas terecht en raakt zo tot in het Buitengoor. In 19de en begin 20ste eeuw werd dat water gebruikt om de weiden in de omgeven vruchtbaar te maken (en houden) aangezien het water vrij voedselrijk is, in tegenstelling tot de zandige bodem. Dat betekent dat het Buitengoor onder invloed staat van zowel zuur als basisch water, een unieke situatie! Kleine zonnedauw - Drosera intermedia Foto: Mathias D'haen Veenpluis (Eriophorum angustifolium), een soort van voedselarme, zure, natte bodems. Foto: Mathias D'haen *Een laagveen wordt, in tegenstelling tot een hoogveen, gevoed met kwelwater. Hoogveen wordt gevoed met regenwater, wat veel armer is aan mineralen en steeds een pH zal hebben die (licht) zuur is. Het kwelwater dat een laagveen voedt, is , afhankelijk van hoelang het in de grond verbleef matig tot zeer rijk aan mineralen en kan een pH hebben die zowel basisch als zuur kan zijn (afhankelijk van door welk type bodem het water passeerde). *Dit habitattype omvat door de plant Galigaan gedomineerde ruigtevegetaties van natte kalkmoerassen of oevers op kalkhoudende bodem. Dit is een Natura 2000 habitat. Meer info op: https://www.natura2000.vlaand eren.be/habitattype /galigaanvegetaties In het Buiten- en Meergoor krijg je dus een laagveen* op een zeer voedselarme bodem met daarin en daarop een gradiënt van basisch over neutraal naar zuur, mineraalrijk water. Je vindt er enkele typisch Kempense biotopen zoals natte heide met overgangen naar kleinezeggenvegetaties, droge heide, inclusief hun pioniersstadia en heischrale graslanden. Plantensoorten als Klein blaasjeskruid (Utricularia minor), Kleine en Ronde zonnedauw (Drosera intermedia en D.rotundifolia), Slank wollegras (Eriophorum gracile), veenpluis (Eriophorum angustifolium), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica), Beenbreek (Narthecium ossifragum), Veenbies (Trichophorum cespitosum), ... komen er in aardige aantallen voor. Ook Galigaan (Cladium mariscus), kensoort van Galigaanmoerassen*, komt voor in het Buitengoor. Deze plant groeit in basenrijke, niet te zuurstofarme milieus in lage open moeras- of oeverbegroeiingen. Moeraswolfsklauw - Lycopodiella inundata Foto: Mathias D'haen Galigaan - Cladium mariscus Foto: Edward Debbaut Schematische indeling van ventypen Bron: www.natuurkennis.nl In het Meergoor komt één van de twee populaties Groenknolorchis (Liparis loeselii) die Vlaanderen nog rijk is, voor. Het is weliswaar een zeer kleine populatie, bestaande uit een slechts vijf tot tien exemplaren. Dit kleine onopvallende orchideetje is een soort van voedselarme en basenrijke vochtige milieus. Het is een pionierssoort die zich vestigt op open plaatsen in duinvalleien die in de winter zeer nat zijn en in mostapijten op alkalische laagvenen (zoals dus in het Meergoor). Andere orchideeën die er voorkomen zijn de Rietorchis (Dactylorhiza praetermissa), Brede wespenorchis (Epipactis helleborine subsp. helleborine), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata subsp. maculata) en Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia). Groenknolorchis - Liparis loeselii Een andere zeldzame soort die er voorkomt is het Waterlepeltje (Ludwigia palustris). Deze groeit in de kwelzone van het overgangsgebied tussen hogere zandgronden met beekdalen of veengebieden. Ook de zeggefreaks kunnen zich er eens goed laten gaan, met maar liefst 31 soorten zegges (waaronder Schubzegge, Dwergzegge, Vlozegge, ...)! De basische invloeden resulteren in een aantal zeer zeldzame soorten mossen, waarvan sommige in België enkel hier terug te vinden zijn, zoals Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides) en Wolfsklauwmos (Pseudocalliergon lycopodioides). waterlepeltje - Ludwigia palustris Foto: Rens Hendrickx Beekrombout (Gomphus vulgatissimus) - een zeldzame libellensoort die voorkomt bij benedenstroomse delen van rivieren en beken (vooral rustige delen met zandige bodem) en waarvan de larven ingegraven leven in fijn zand. Foto: Mathias D'haen Maar niet alleen voor de plantenliefhebber is dit een topbestemming. Met 46 soorten is het Buitengoor ook heel interessant voor libel-o-logen. De enige Europese Rode Lijstsoort die in Beglië voorkomt, namelijk de Kempense heidelibel (Sympetrum depressiusculum), hee� hier een populatie. Het is een soort die de laatste jaren een sterke afname kent. Deze libel overwintert als ei. De nimfen sluipen uit in het voorjaar, wanneer 's winters droogvallende poelen met regenwater gevuld worden. Zijn leefgebied bestaat uit verlandingszones van vennen, heideplassen, zeggenmoerassen die bij voorkeur overgaan in vochtig weiland en/of rietland. De Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) is een zeldzame soort die in Vlaanderen in de Kempen en Limburg voorkomt. Eieren worden afgezet in zure poelen met sterke groei van veenmos (Sphagnum sp.), waartussen de larven leven. Een andere soort die er voorkomt, de Bandheidelibel (Sympetrum pedemontanum) komt vrijwel altijd voor in de buurt van kwelwater. Deze soort plant zich voort op plaatsen waar de vegetatie zich in een vroeg successiestadium bevindt en die af en toe nog droog vallen. De Venglazenmaker (Aeschna juncea) komt voor op matig voedselarme, van nature zure vennen en kan dus ook in het Buiten- en Meergoor gevonden worden. Ook Zuidelijke heidelibel (Sympetrum meridionale) en Zuidelijke oeverlibel (Orthetrum brunneum), twee zeer zeldzame soorten, werden er al waargenomen. Voorkomen van de kempense heidelibel in België. Bron: waarnemingen.be venwitscuitlibel - Leucorrhinia dubia Foto: Edward Debbaut Snavelzeggeplatvoetje - Platycheirus perpallidus Foto: Jef Hendrix Een zeer zeldzame zweefvlieg die er al werd gevangen is het Snavelzeggeplatvoetje (Platycheirus perpallidus), een soort die voorkomt in zeggevegetaties (hoofdzakelijk Snavelzegge, zoals zijn naam verraadt) in voedselarme tot matig voedselrijke, zure tot basische vennen. Verder is het Heidegitje (Cheilosia longula) er al waargenomen. Deze komt voor in loof- en naaldbos op voedselarme zandgrond en in de aangrenzende heidevelden en heischrale graslanden. Ze kan gevonden worden op bloeiende heide en gele composieten. In het Buiten- en Meergoor komen ook 27 soorten dagvlinders voor, wat zeker niet slecht is voor een Vlaams natuurgebied. Zo komt er onder andere Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) voor. Deze hee� als waardplant Pijpenstrootje en Hennegras en komt in Vlaanderen voor in de Kempen en Limburg. De Kleine parelmoervlinder (Isooria lathonia) is een soort van open pioniersvegetaties en schrale, droge, warme graslanden met open grond waar de waardplant voorkomt, met name enkele viooltjessoorten zoals Duinviooltje, Akkerviooltje en Driekleurig viooltje. Zowel Bont dikkopje als Kleine parelmoervlinder staan als 'bijna in gevaar' op de Rode Lijst van Dagvlinders in Vlaanderen. Een dagvlindersoort uit het Buiten- en Meergoor die als 'kwetsbaar' gerangschikt staat is het Groentje (Callophrys rubi). Deze soort komt voor in struwelen en bosranden aan de rand van heiden, maar ook bloemrijke graslanden, venen en moerassen. Het Groentje hee� een zeer uiteenlopende lijst van waardplanten: Brem, Heidebrem, braam, Bosbes, Sporkehout, Dopheide en Struikheide. En dan komt er ook nog een soort voor die onder de categorie 'bedreigd' valt, namelijk de Heivlinder (Hipparchia semele). Deze komt voor in droge heide, droge heischrale graslanden, stuifzanden en open duinen, waar schapengras de belangrijkjste waardplant is (maar ook andere grassen als struis- en wenkgrassen komen in aanmerking). Kleine parelmoervlinder - Isooria lathonia Foto: Robbe Cool Bont dikkopje - Carterocephalus palaemon Foto: Margaux Boeraeve Het is dus zeker de moeite er eens op excursie te gaan! Helaas ligt het gebied op 6km van het dichtstbijzijnde station (Mol). Maar vanaf daar kun je er al li�end of met de bus wel geraken. Recensie Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe Door Margaux Boeraeve De Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe valt samen te vatten met enkele indrukwekkende cijfers: 12 jaar veldwerk, 2844 kilometerhokken, 2034 soorten, 3 delen, meer dan 1700 bladzijden, ruim 2000 foto's en aquarellen en bijna 8 kilogram! Het is dan ook een monumentaal werk geworden die een serieuze plek in de boekenkast opeist. Het werk is heel sterk gefocust op de provincie Drenthe maar bevat wel een schat aan ecologische informatie over soorten die ook bij ons voorkomen. Het eerste deel is een inleidend deel over de paddenstoelenwerkgroep van Drenthe, de mycoflora in Drenthe, bedreiging en bescherming van paddenstoelen en hun indicatiewaarde voor het natuurbeheer, soorten die beschreven werden op basis van materiaal verzameld in Drenthe ... Een tweede deel behandelt soorten die voorkomen in open en half-open habitattypes zoals graslanden, heiden, moerassen, lanen en stedelijke omgeving. Het derde deel is gewijd aan paddenstoelen van bossen en brandvlaktes en -plekken. In tegenstelling tot de doorsnee paddenstoelengids staan de soorten gerangschikt per habitat. Per habitattype is er ook een algemene uitleg rond de soorten paddenstoelen die in dat habitattype voorkomen. Soorten worden zowel morfologisch als ecologisch besproken en overal staan kaartjes bijvan de verspreiding in Drenthe. Het werk is dus zeker niet alleen voor inwoners van Drenthe interessant, maar voor iedereen die graag meer wil weten over de ecologie van paddenstoelen. Voor wie hem wil bestellen: Nederland: door het overmaken van €105,00 per set (€ 90,00 per set plus € 15,00 voor verzending en verpakking) op bankrekening NL65INGB0006745491 van StichtingPaddestoelen Werkgroep Drenthe te Beilen met vermelding van het bezorgadres! De boeken worden dan zo spoedig mogelijk toegezonden. België: door het overmaken van €120,00 per set (€ 90,00 per set plus € 30,00 voor verzending en verpakking) op bankrekening NL65INGB0006745491 van StichtingPaddestoelen Werkgroep Drenthe te Beilen met vermelding van het bezorgadres! De boeken worden dan zo spoedig mogelijk toegezonden. Paddenstoelen in Natuurbeheer En voor wie er geïnteresseerd is in natuurbeheer gericht op paddenstoelen is er het superinteressante rapport 'Paddenstoelen in Natuurbeheer'. Daarin worden de Natura2000-habitattypen beschreven die interessant zijn voor paddenstoelen. Per biotoop wordt de paddenstoelenflora beschreven en worden kwaliteitsindicatoren gegeven. Eén van de auteurs van dit rapport is Eef Arnolds, die ook één van de drijvende krachten is achter de Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe, die ook de Rode Lijst van Paddenstoelen in Nederland mee opstelde en heel veel hee� betekent voor ecologisch, mycologisch onderzoek in het algemeen. 'Paddenstoelen in Natuurbeheer' bestaat uit twee delen en is online beschikbaar: * http://dt.natuurkennis.nl/uploads /OBN181_DZ_Paddenstoelen_in_h et_natuurbeheer___deel_I.pdf * http://dt.natuurkennis.nl/uploads /OBN181_DZ_paddenstoelen_in_h et_natuurbeheer___deel_II.pdf Deel 1: Ecologie, knelpunten en kennislacunes* Deel 2: Mycoflora per natuurtype* In deze rubriek (vernoemd naar de Facebookgroep 'De pareltjes van waarneming.nl') tonen we jullie een pareltje van een foto die we vonden op waarnemingen.be, waarneming.nl of observado.org. Het gaat om absurde/grappige foto's. Kom je zelf ergens zo'n pareltje tegen, laat het ons gerust weten via [email protected] Pareltje van op waarnemingen.be Fotograaf: Eddie Meynen Bron: http://waarnemingen.be /waarneming/view/85064268 De ijsvogel is één van de populairste soorten onder de fotografen op waarnemingen.be, zo blijkt. Er staan al bijna 5600 foto's van deze soort op de site. Alle mogelijk gedrag van ijsvogels is dus wel gefotografeerd terug te vinden op waarnemingen.be. Zo ook dus kakkende ijsvogels!