PDF

advertisement
Soort in de kijker:
de braamparelmoervlinder
Brenthis daphne
Door Ward Tamsyn
* Euglena editie zomer
2015, p29-31
De nieuwe Rode lijst voor
dagvlinders in Vlaanderen:
https://www.inbo.be/sites
/default/files/bestanden
/publicaties
/Maes_etal_2011_Vlinders.pdf
Zoals je al in de Euglena* kon lezen worden heel wat soorten
beïnvloed door klimaatverandering. Heel vaak draait dat negatief
uit voor die soorten, maar sommige soorten gaan het net zeer goed
doen als gevolg van klimaatverandering. Een voorbeeld van een
soort die profiteert van de effecten van klimaatverandering is de
braamparelmoer.
In 2011 verscheen een nieuwe Rode Lijst voor dagvlinders in
Vlaanderen. Hij bevat weinig goed nieuws: van de 67 soorten die erin
opgenomen zijn, worden er 19 als uitgestorven beschouwd, vier meer
dan in de vorige Rode Lijst. Slechts een derde van de soorten behoort
tot de categorie 'momenteel niet in gevaar'. Anderzijds zijn er wel enkele
soorten die het goed doen: het Bruin dikkopje (Erynnis tages) werd rond
het jaar 2000 herontdekt in Vlaanderen en het Kaasjeskruiddikkopje
(Carcharodus alceae) plant zich sinds 2009 in Vlaanderen voor.
Een andere soort die we binnenkort normaal gezien aan de Vlaamse lijst
zullen kunnen toevoegen is de Braamparelmoer (Brenthis daphne). Deze
werd in 2006 voor het eerst in België waargenomen en is aan een
stevige opmars in Wallonië bezig. Ze werd de laatste vier jaar ook in
Nederland waargenomen, rond Maastricht op minder dan vijf kilometer
van de Belgische grens. Aan de andere kant van Vlaanderen in
Ploegsteert werd ook slechts enkele kilometers over de taalgrens een
Braamparelmoer gevonden, helaas gestorven in het verkeer. Dit jaar zou
dan ook wel eens het jaar van de eerste Braamparelmoer in Vlaanderen
kunnen worden!
Verspreiding van braamparelmoer in België
en Nederland.
Bron: www.waarnemingen.be
1/2
Voor wie vreest dat het determineren van de beestjes een taak is voor
de ervaren vlinderaar, geen paniek! Braamparelmoervlinders zijn vrij
makkelijk te determineren voor een parelmoervlinder. Het is een
middelgrote parelmoer met erg afgeronde vleugels. De onderkant van
de achtervleugel is bedekt met een paarsbruine waas, net als bij de
Purperstreepparelmoer (Brenthis ino), hiervan te onderscheiden door
de cel c4 waarin de purperbruine veeg nog een deeltje uitloopt, waarbij
die bij Purperstreepparelmoervlinder geheel geel is. Maar tenzij je
Purperstreepparelmoervlinder herontdekt voor Vlaanderen mag je er
zeker van zijn dat je een Braamparelmoervlinder hebt gezien in
Vlaanderen!
Foto's: Rick Schonewille & Jurgen Couckuyt
Purperstreepparelmoervlinder
De Braamparelmoer is een soort van bosranden, hagen en zonnige
ruigten. Begin juni tot eind juli vliegen de imago's. Zij leggen hun eitjes
op verschillende braamsoorten en op framboos. De eitjes vormen het
overwinteringsstadium waaruit in het voorjaar de rupsen komen.
De
snelle
noordwaartse
opkomst
wordt
gelinkt
met
klimaatverandering. Volgens modellen is momenteel vooral het zuiden
en zuidoosten geschikt voor braamparelmoer maar zou tegen 2050 heel
België en zelfs Nederland in aanmerking als leefgebied voor deze
prachtige parelmier. We kunnen dus verwachten dat de
Braamparelmoer bij ons zelfs een algemene soort zal worden!
Settele et al. (2008)
Climatic Risk Atlas of
European Butterflies:
https://www.ufz.de
/export/data/global
/46708_Biorisk1-LowRes.pdf
Huidige situatie
Bovenstaande verspreidingskaartjes zijn afkomstig uit de Climatic Risk
Atlas of European Butterflies (Settele et al. 2008). Het eerste kaartje
toont de huidige situatie: in oranje het gemodelleerde geschikte habitat
in Europa voor Braamparelmoer en in zwarte cirkels plaatsen waar
populaties gekend zijn. Het tweede kaartje is een voorspelling voor
2050: in oranje het geschikte habitat, in bruin nieuwe plaatsen die
geschikt zullen worden voor Braamparelmoer en in grijs plaatsen waar
het habitat ongeschikt zal worden voor Braamparelmoer.
"We kunnen dus
verwachten dat de
Braamparelmoer bij
ons een algemene
soort zal worden!"
Foto: Jana Schelfhout
De dynamische Westerschelde:
de Hooge Plaaten onder de loep
Door Hanne Hendrickx
Elk jaar trekken troepen enthousiaste JNM'ers naar Zeeland. Groot
gelijk, de vele slikken en schorren, kreken en vaarten en kust- en
duingebieden zijn een paradijs voor vogels.
*Estuarium: Een trechtervormige
riviermond (daar waar de rivier in de
zee uitkomt) met een waterbeweging
onder invloed van het getij. De
belangrijkste kenmerken van een
estuarium zijn de mengeling van zoet
en zout water en het bestaan van
hoog en laag water.
Zeeland bestaat uit verschillende eilanden en schiereilanden en is het
zuidwestelijke deel van de Rijn-Maas-Scheldedelta. De Westerschelde is
de meest zuidelijke arm van deze delta en hee� als enige een
estuarium* een verbinding naar open zee. Het estuarium van de
Westerschelde bestaat uit diepe en ondiepe wateren en bij eb
droogvallende zandplaten, slikken* en schorren*. Dit maakt dat de
habitats in dit gebied zeer dynamisch zijn.
*Slikken: Een slik is een droogvallende
plaat in een getijdengebied. Slikken
vallen droog bij laagwater en lopen
onder water bij hoogwater. Slikken
komen in België voor in Het Zwin en
de IJzermonding bij Nieuwpoort en in
Nederland in de Zeeuwse en
Zuid-Hollandse delta en in de
Waddenzee.
*Schorren: Buitendijks gebied aan een
zee of een rivier dat enkel bij springtij
onder water komt; wordt gekenmerkt
door een typische plantengroei, zoals
Zeekraal en Schorrekruid.
Provincie Zeeland
*Natura 2000: Potentiële
overtredingen van
verbodsbepalingen in het kader van
de Flora- en faunawet zijn: het
aantasten van individuen tijdens het
verspreiden, directe aantastingvan
leefgebieden, visuele en
geluidsverstoring (boven en
onderwater), vertroebeling en directe
aantasting van eieren van vissen.
De Westerschelde is ook een economisch belangrijke zeearm. Hoewel
de Westerschelde druk bevaren is door schepen die de haven van
Antwerpen willen bereiken, is er ook ruimte voor natuur. Door de
zeldzame dynamische habitats (slikken, schorren, zandplaten en
duinen), grote aantallen vogels, de aanwezigheid van zeezoogdieren, en
trek-, kraam- en opgroeigebied voor vissen, is de natuur in het Scheldeestuarium beschermd onder de Europese Natura 2000-wetgeving*. In
het estuarium zijn dan ook verschillende natuurgebieden aanwezig,
waaronder het Verdronken Land van Sae�inghe, de Schor van Waarde,
de Paulinaschor, de Verdronken Zwarte Polder en de Hooge Platen. Dit
laatste gebied gaan we eens wat meer in detail bekijken.
Situering van de Hooge Plaaten op een satellietbeeld van de
Westerschelde
Biodiversiteit van de Hooge Plaaten
De Hooge Platen is één van de belangrijkste gebieden voor een aantal
kolonie-broedende kustvogels, zoals Grote stern, Visdief, Dwergstern,
Kokmeeuw, Zwartkopmeeuw en plevieren, waaronder de Strandplevier.
* Arts, Floor A., and Peter L. Meininger.
(1995) Foeragerende sterns in het
Westerschelde estuarium: een
verkenning in verband met de
verdieping. RIKZ. Rijksinstituut voor
Kust en Zee, Middelburg..
* Boele, Arjan, et al. (2011)
Kolonievogels en zeldzame
broedvogels in Nederland in 2008 en
2009. Limosa 84.2 (2011): 61.
De broedvogels bevinden zich vooral op het hoogst gelegen deel van de
Hooge Platen, 'de Bol'. Hier broeden al sinds de jaren '70 Dwergsterns
en sinds 1987 zijn er ook broedende Grote sterns waargenomen*. Bij
een nieuwe inventarisatie in 2009 waren er 5300 paren Grote stern en
179 paar Dwergstern aanwezig. Ook 800 koppels Zwartkopmeeuwen
vestigden zich toen op de Bol. Het aantal Dwergsterns lag hoger in de
jaren voor 2009 met aantallen tot 250 koppels*. De aantallen
broedparen hangt echter niet alleen af van soort tot soort, maar is ook
sterk afhankelijk van de omstandigheden: waterstanden,
voedselbeschikbaarheid, interactie met andere broedlocaties in de
regio.
Dwergstern
Foto: Jean-Pierre R.
De Bol wordt ook als slaapplaats gebruikt voor eenden, ganzen en
zwanen. In de wintermaanden zijn dit vooral Rietganzen, Kolganzen en
Grauwe ganzen, van enkele duizenden tot wel 10.000 individuen. Het
oostelijk deel van de Hooge platen, ten oosten van de Bol, is een
laagdynamisch gebied met schorbegroeiing doordat het aan de luwe
zijde van de zandplaat is gelegen (zie hieronder). Mogelijk is dit gebied
zelfs nog belangrijker voor eenden, ganzen en zwanen, met
waarnemingen tot 50.000 individuen.
*Ruilocatie: Wanneer ganzen en
eenden oude veren inwisselen voor
nieuwe (ruien) zijn ze een tijdje erg
kwetsbaar omdat ze niet (goed)
kunnen vliegen door dat de
slagpennen nog niet volledig zijn.
Daarom zoeken ze tijdens die periode
een veilige locatie op die voldoende
bescherming biedt tegen roofdieren
* Gebiedendocument Westerschelde
& Sae�inghe, 2006:
http://www.vliz.be
/en/imis?module=ref&refid=201830
Tevens is de Hooge Platen ook de belangrijkste ruilocatie* voor
Bergeenden in de Westerschelde. Langs de noordkant van de zandplaat
zijn aantallen geteld tot enkele duizenden ruiende individuen.
Steltlopers zijn ook aanwezig op de zandplaat, als overwinterende
individuen of doortrekkers. De hogere delen van de Hooge Platen doen
dienst als locaties om te overtijen, terwijl lager gelegen delen van de
plaat een ideaal foerageergebied zijn. Er overwinteren ieder jaar enkele
duizenden Kanoeten op de Hooge Platen, daarnaast gebruiken Wulp en
Rosse grutto de Hooge Platen tijdens de trek om te rusten, en het
gehele jaar door om te overtijen. De grootste aantallen van deze
soorten zijn te vinden tijdens de trek in het voorjaar en het najaar *.
Detail van de zandplaat ‘Hooge Platen’ met indicatie van dynamisch
getijdengebied en aantal steltlopers geteld in 2012.
De aanwezigheid van foeragerende roofvogels (Slechtvalk en Bruine
kiekendief) op de Hooge platen is kenmerkend voor locaties langs de
Westerschelde waar grote arealen aan schorren zijn. De Hooge platen is
daarmee na Sae�inghe en het schor van Ellewoutsdijk een van de
belangrijkste buitendijkse foerageergebieden (zie hierboven).
Het is mogelijk dat Visarend foerageert langs de ondieper gelegen delen
van de plaat omdat hier zich vaak scholen jonge vis ophouden.
In het westelijk deel van de Westerschelde leven volledig mariene
visbestanden, terwijl naar het oosten toe het aantal zoetwatersoorten
toeneemt. Het aantal verschillende soorten vis is hier dus iets lager dan
in het oostelijk deel van de Westerschelde. De Hooge Platen zijn bij
opkomend water een belangrijke bron van voedsel omdat er in die
periode veel plankton aanwezig is boven de platen. Hiermee hee� de
plaat een belangrijke kraamkamerfunctie voor vissen in de
Westerschelde
Het westelijk deel van de Hooge Platen is van groot belang voor Gewone
zeehond en Grijze zeehond. Voor die laatste soort is het zelfs de
belangrijkste ligplaats in de gehele Westerschelde, met tientallen adulte
dieren (zie onderstaand kaartje). Ook zijn er tientallen adulte gewone
zeehonden die van het westelijk deel van de plaat gebruik maken.
Daarnaast zijn er lage aantallen (enkele individuen) jonge zeehonden
jaarlijks aanwezig op het westelijk deel als wel de gehele Hooge Platen.
De Bol is ook een potentieel geschikte werp- en zooglocatie voor de
Grijze zeehond (zoals Griend, Richel en Rottumerplaat- en oog in de
Waddenzee), maar tot nu toe is dit niet waargenomen.
Bruine kendief
Foto: Fred Vanwezer
"Het westelijk deel
van de Hooge Platen
is van groot belang
voor Gewone
zeehond en Grijze
zeehond."
Beheer op de Hooge Plaaten
* Beijersbergen, R.B.A. (2001) Grote
Sterns Op de Hooge Platen. De
Levende Natuur 102(2), 98-99.
* Meininger, Peter L., et al. (2005)
Broedsuccesvan kustbroedvogels in het
Deltagebied in 2004. RIKZ.
Rijksinstituutvoor Kust en Zee,
Middelburg.
* Beijersbergen, R.B.A. (2001) Grote
Sterns Op de Hooge Platen. De
Levende Natuur 102(2), 98-99.
Het
soortbeschermings-plan
van
de
Visdief:
http://www.natuurenbo
s.be/~/media/Files
/Themas
/Soortenbescherming
/SBP/H212%20ISBP
Op de Bol zijn verschillende maatregelen uitgevoerd om de
broedmogelijkheden te verbeteren door laag dynamisch gebied te
creëren. Om een deelgebied te beschermen tegen hoog water, werden
al in 1979 zandzakken gelegd. Ook werden de eerste
rijshoutenschermen geplaatst en biestarwepollen geplant om de
vorming van lage duintjes te stimuleren*. Een laag kokkelschelpen werd
aangebracht om het gebied verder te beschermen van erosie*.
Om aan de doelstellingen van Natura 2000-gebieden te voldoen, moet
het broedbiotoop voor grondbroeders op de Bol (Grote stern, Visdief,
Dwergstern, ...) behouden blijven. Hoewel de eisen van deze vogels
enigszins verschillen, blij� de basisvoorwaarde hetzelfde: de
overstromingsfrequentie moet gedurende het broedseizoen zo laag
mogelijk blijven. Dit is vooral belangrijk voor de Dwergstern en de
Strandplevier, die op de laagst gelegen delen broeden. Dwergsterns
broeden op kaal zand of schelpen in de nabijheid van het water
(voedsel) en begroeiing (schuilmogelijkheden), zodat een gebied zonder
vegetatie noodzakelijk is voor het broeden door deze soort. Grote sterns
daarentegen, broeden op kale grond tussen verspreidstaande vegetatie.
Ook de Visdief broedt meer in begroeide gebieden*.
Om het broedbiotoop te behouden en de overstromingsfrequentie zo
laag mogelijk te houden, kan de Bol artificieel opgehoogd worden door
het storten van baggerspecie afkomstig uit de Westerschelde. Op korte
termijn zal dit echter een nefast effect hebben op de verschillende
aanwezige soorten. Hoewel het broedseizoen vermeden wordt voor het
uitvoeren van de werken, kan de proefstort enkel worden uitgevoerd bij
laag water, wanneer steltlopers en zeehonden aanwezig zijn. Ook zullen
de bodemdieren,waarop de steltlopers foerageren, afsterven nadat ze
bedekt worden met een laag sediment. Op lange termijn zal een
storting van sediment resulteren in een lokale toename in hoogte en
een uitbreiding van het broedgebied. Het schorre gebied neemt dus toe,
maar dit ten koste van het slik, dat voor steltlopers als foerageergebied
functioneert.
Er is ook een natuurlijke toevoer van zand door wind gedreven
transport. Dit is duidelijk te zien op bovenstaand kaartje, waarbij zand
ten westen van Bol wordt getransporteerd in oostelijke richting. Op de
vegetatierijkere, hoger gelegen gebieden, wordt het zand vervolgens
afgezet.
Momenteel wordt er onderzoek gedaan naar de kosten en baten van
artificieel ophogen van de Hooge Platen. Dit versnelt het natuurlijk
proces aanzienlijk, maar de effecten op korte termijn zouden wel eens
negatief kunnen uitdraaien voor steltlopers en zeehonden.
Grijze zeehond
Foto: Jana Schelfhout
Sirdavidia solannona
Genus vernoemd naar Sir
David Attenborough
Creatief met soortnamen,
een alternatieve kijk op taxonomie
Door Margaux Boeraeve
Wereldwijd werden al bijna twee miljoen soorten beschreven. Twee
miljoen wetenschappelijke namen, de één al wat origineler als de
andere. Vaak verwijst de wetenschappelijke naam naar de ecologie,
de
vindplaats,
opvallende
kenmerken
of
belangrijke
wetenschappers. Maar soms durven wetenschappers al eens wat
creatiever uit de hoek te komen en vernoemen ze hun soorten naar
een bekend persoon die er al dan niet (vaag) iets mee te maken
hee�.
* De typesoort is de soort
binnen een genus waarvan de
naam gekoppeld wordt aan
het genus, als het genus
gesplitst moet worden,
behoudt het deel waartoe de
typesoort behoort dus de
naam van het genus.
* Endemisch betekent dat een
bepaalde soort slechts in één
afgegrensd geografisch gebied
voorkomt, zoals bijvoorbeeld
eilanden, geïsoleerde bergen,
riviersystemen...
Begin maart raakte bekend dat Lieven Scheire een soort naar hem
vernoemd kreeg: Lobofemora scheirei. Deze wandelende tak komt voor
in het zuiden van Vietnam en werd beschreven door entomologen
Joachim Bresseel en Jérôme Constant van het KBIN. De soort werd
direct ook de typesoort* voor het genus, dat ook nieuw is voor de
wetenschap. Het leuke aan de soort is dat de mannetjes met hun
vleugels een ratelgeluid kunnen produceren, iets wat tot dan nog niet
was vastgesteld bij wandelende takken. De soortnaam was een laat
huwelijkscadeau van Scheire's kompanen van Neveneffecten.
Lieven Scheire.
Darth Vader is één van de meest tot de verbeelding sprekende
personages in de langlopende geschiedenis van de science-fiction. Ook
heel wat wetenschappers werden erdoor geïnspireerd en vernoemden
soorten naar hem. Zo is er de Begonia darthvaderiana, een endemische*
plant afkomstig uit Borneo. De soortnaam verwijst naar de zeer donker
gekleurde bladeren van de plant.
Een andere soort vernoemd naar Darth Vader, is de endemische
miljoenpoot Zoosphaerium darthvaderi Wesener & Bespalova uit
Madagascar. Deze werd naar Darth Vader vernoemd vanwege de vorm
van het anaalschild, wat op de vorm van de helm van Darth Vader zou
lijken.
Darth Vader
Verder is er ook nog de krab Garthambrus darthvaderi uit
New-Caledonia, vernoemd vanwege zijn helmachtig uiterlijk in
vooraanzicht.
Maar er is ook een volledig genus naar Darth Vader vernoemd! Een
genus van mijten, weliswaar, niet de meest boeiende soortgroep ooit.
Soorten van het genus Darthvaderum zijn kleiner dan 1mm en lijken
mijns inziens toch meer op Darth Sidious dan op Darth Vader.
De zeer donker gekleurde bladeren van deze Begonia inspireerden
ertoe om de soort B. darthvaderiana te noemen.
Ook Elvis inspireerde wetenschappers, onder andere de
wetenschappers die Ischnothyreus elvis beschreven. Het is een spinnetje
van amper anderhalve cm uit de bossen van Brunei. Ook een
onderfamilie van wantsen zou naar Elvis vernoemd zijn (Elvisurinae)
maar daar is bitter weinig over te vinden. Blijkbaar waren toch meer
biologen fan van Darth Vader dan van Elvis.
Elvis Presley
Het miniscule spinnetje Ischnothyreus elvis.
Maar DE grote held van biologen die soorten beschrijven is natuurlijk Sir
David Attenborough, die dan ook heel wat soorten naar hem vernoemd
kreeg. Zo is er het plantengenus Sirdavidia (Annonaceae) uit Gabon.
Ook is er het bedreigde havikskruid Hieracium attenboroughianum uit
Wales, het fossiele doorntje Electrotettix attenboroughi, het kree�je
Ctenocheloides attenboroughi uit de ondiepe kustwateren in het
noordwesten van Madagascar, de kleine mierenegel Zaglossus
attenboroughi die enkel gekend is van het Cyclops gebergte in het
noorden van Papua en nog heel veel meer.
De meest indrukwekkende soort die naar Sir David Attenborough
vernoemd is, moet toch wel de rat-etende bekerplant Nepenthes
attenboroughii zijn. Deze plant hee� een populatie van slechts een
honderdtal planten op Palawan (de Filipijnen). De bekers van deze plant
zijn wel 30 cm lang en 16 cm breed. Niet alleen insecten komen in deze
reusachtige bekers terecht, maar de plant dur� ook al eens een klein
zoogdier te verslinden!
De grootste held van biologen,
Sir David Attenborough.
Nepenthes attenboroughii - de rat-etende bekerplant
Enkele Australische wetenschappers moesten bij het zien van een
nieuwe soort daas direct aan Beyonce denken, en voila, de soort
Sciaptia beyonceae werd beschreven. De goudkleurige beharing op het
toch wel vrij stevige achterlijf zou de wetenschappers hebben doen
denken aan de kont van Beyonce in een goudkleurige jurk die ze ooit
droeg.
Beyonce in een goudkleurige jurk.
En dan nog eentje, om het af te leren. Eentje van de 'master of
taxonomy himself', Carl Linnaeus. Hij benoemde en classificeerde in zijn
leven rond de 9000 soorten planten. Soms maakte hij daarvan gebruik
om zich af te reageren om mensen waartegen hij een bepaalde wrok
koesterde. Zo noemde hij een genus van planten die een stinkend sap
produceren naar de Duitse botanist Johann Siegesbeck, het genus
Siegesbeckia.
Foto: Jan Vancoppenolle
Dit jaar gaat het
congres door vlak bij
het Bos t'Ename.We
laten de conservators
aan het woord over
hun boeiend
inventarisatieproject!
Welke dino's leven in
Bos t'Ename?
Door Pieter Blondé en Guido Tack
Welke dino's leefden hier? Hoe noemden ze? Hoe zagen ze er uit?
Wat aten ze? Hoe leefden ze? Je kan daar verbazingwekkend veel
antwoorden over krijgen bij kinderen. Welke en hoeveel soorten
planten, dieren, zwammen,... zijn er op een m², in je tuin, in het
natuurgebiedje om de hoek,... Wat doe je best om daar vele soorten
te krijgen en te houden? Dat zijn vragen waar je veel minder snel of
nooit een degelijk antwoord op zal krijgen. Er is geen enkel gebied
waarvan we dat weten. We kunnen dat ook niet exact weten. Maar
we kunnen wel proberen er een zo goed mogelijk beeld op te
krijgen.
Deze vragen boeiden me al als kind. Bij de JNM vond ik gelijkgestemde
zielen die gelijkaardige vragen stelden. Tien jaar geleden kwam ik als
JNM'er binnengewandeld in Bos t'Ename om te weten welke
vleermuizen er hier voorkwamen, met hoeveel waren ze, waar sliepen
ze,... en dat in functie van de vraag 'hoe kunnen we Bos t'Ename beter
inrichten en beheren voor vleermuizen'? Eén van de vragen die
onmiddellijk rees was hoe kunnen we het voedselaanbod verhogen?
Daarvoor moesten we weten wat het voedselaanbod was en hoe we dat
konden verbeteren. Ik ben nog altijd op zoek naar antwoorden hoe je de
insectenpopulaties best kunt opkrikken om een beter voedselaanbod te
hebben voor vleermuizen. Laatvliegers, één van de grootste soorten
vleermuizen die hier voorkomt, eten graag grote kevers. Zorgen voor
biologisch levende stronten van koeien in het gebied was een makkelijk
te nemen maatregel. Standaard worden koeien regelmatig behandeld
met producten zoals bv. Ivomec, die minimum 6 weken na de
behandeling de stronten van koeien volledig biologisch dood houdt.
Maar enkel met die mestkevers hebben de Laatvliegers niet genoeg.
Waar zijn al die meikevers naar toe waar onze grootouders zo graag
meespeelden? Je komt er nog wel één tegen, maar geen honderd per
dag. En wat moeten we in Bos t'Ename als beheerder doen voor de
andere vleermuizensoorten die graag nachtvlinders, kleine kevers,
muggen, spinnen,... eten? En welke nachtvlinders, kevers, muggen,
spinnen,... zijn dat dan?
Een Konikspaard in het Bos't Ename
Foto: Margaux Boeraeve
Laatvlieger - Eptesicus serotinus
Foto: Damien Sevrin
Blauw omlijnd: het domein Bos 't
Ename op waarnemingen.be
Rode stip: congreslocatie 2015.
Met het boek 'Bossen Van Vlaanderen' van Tacket al. werd in 1993 de
aanzet gegeven in Vlaanderen voor historische ecologie. Hoe beïnvloed
het verleden de huidige ecologische relaties en samenstelling van een
plek. Als casestudy werd Bos t'Ename gekozen omwille van de
uitzonderlijk vele bronnen die ter beschikking waren. Historisch werd
het bos grondig onderzocht en werden linken met de vegetatie, de
plantensamenstelling, gemaakt. Ondertussen is er intensief onderzoek
gedaan naar de soortendiversiteit van het gebied zodat een aantal
linken tussen de historiek en de totale biodiversiteit kunnen worden
gelegd. Op de ecologisch goed gekende en relevante soortengroepen
proberen we een zo goed mogelijk beeld te krijgen welke soorten er hier
voorkomen. Hieronder het overzicht van hoeveel organismen er reeds
gevonden werden in het Bos t'Ename. Samen 5618 verschillende
soorten (januari 2015). Wij kennen geen bos in Europa waar zoveel
soorten gekend zijn op zo een beperkte oppervlakte. Dit komt o.a. door
het intensieve onderzoek. De graad van onderzoek gaat van goed over
nog extra nodig tot nog veel extra onderzoek nodig. Bij goed
onderzochte groepen vinden we hier minstens 1/3 van alle soorten die
reeds in Vlaanderen gevonden zijn.
aantal
Bos t'Ename
zoogdieren
35
amfibieën/reptielen 10
dagvlinders
38
regenwormen
9
planten
512
slakken
65
vogels*
149
% t.o.v.
Vlaanderen
56 %
46 %
45 %
39 %
38 %
37 %
35 %
libellen
zwammen
kevers
nachtvlinders/micro's
sprinkhanen/krekels
spinachtigen
andere geleedpotigen
mossen
zoetwatervissen
wantsen/cicaden
korstmossen
18
1228
1355
731
13
165
143
124
9
180
82
31 %
31 %
30 %
29 %
28 %
26 %
24 %
19 %
19 %
18 %
15 %
bijen/wespen/mieren
vliegen/muggen
andere organismen
en exoten
totaal/gemiddelde
*t.o.v. Belgie
113
443
11 %
9 %
197
5618
29 %
goed
onderzocht
extra
Dat er veel geïnventariseerd werd,
blijkt ook uit de kaart
'biodiversiteit per km-hok' op
waarnemingen.be: http://waarne
mingen.be/gmap_biodiv.php?g=0
Bos't Ename is de donkergroene
stip en geen enkele andere locatie
komt in de buurt!
onderzoek
nodig
veel
extra
onderzoek
nodig
Op
http://waarnemingen.be/gebied/view/108154
vind
je
de
waarnemingen van al deze soorten. Tientallen onderzoekers zullen in
2015 pogen de soortenlijsten per soortengroep te vervolledigen. Tijdens
het JNM-congres vragen we jullie hulp voor: micro- en macro
nachtvlinders (voornamelijk in het deelgebied Volkegem), (solitaire)
bijen en vliegen. In mindere mate ook voor pissebedden, mieren en
sprinkhanen (voornamelijk in deelgebied Volkegem). Als het zou
regenen dan kunnen paddenstoelen ook worden mee genomen.
Momenteel kwamen er uit dit onderzoek vele nieuwe soorten voor
Vlaanderen, zelfs bij de planten, zwammen, kevers, vlinders,... Soms
vloeien er daar onmiddellijk duidelijke beheeradviezen uit. Een
dichtgeslibde poel die ging geruimd worden voor padden, hebben we
verder laten dichtslibben ten voordele van een populatie
slankpootvlieg. Er zit een soortje dat nog nergens anders in België is
gevonden. Behalve speciale soorten worden ook interessante
ecologische inzichten opgedaan. Niet enkel vele planten reageren
positief op oude bosbeheervormen zoals middelhoutbeheer, zelfs
dagvlinders zoals Keizersmantel en Grote weerschijnvlinder komen er
op af. Hoe komt het dat de bijna de hel� van de Vlaamse Xylobionten,
de houtkevers, reeds in Bos t'Ename gevonden zijn? Omdat er elders zo
slecht is gezocht? Omdat er zoveel dode bomen zijn in het bos of ook
omdat er hier al eeuwen bomen staan met veel dood hout op lichtrijke
plekken zoals hoogstam boomgaarden en (harthout)knotbomen?
Tijdens het
JNM-congres vragen
we jullie hulp!
Iedereen is welkom om mee te
invetariseren!
Foto: Margaux Boeraeve
Eens we voldoende degelijke soortenlijsten hebben gaan we er verder
mee aan de slag. We gaan er een biodiversiteitsaudit op toepassen
zodat we heel gedetailleerd beheer adviezen en inzichten kunnen
formuleren. Adviezen en inzichten die niet enkel hun belang zullen
hebben op het gebied maar ook voor vele andere bossen. Alle inzichten
uit dit onderzoek komen in eennieuw boek over de geschiedenis en
biodiversiteit van Bos t'Ename. Over dino's zal je er niet veel leren, maar
wel over wat we hier nu wel en niet meer vinden van soortendiversiteit
en waarom.
Rondlopen in het gebied kan enkel op de publiek toegankelijke paden.
Bij de beheerders kan je met een eenvoudig mailtje (naar
[email protected] of [email protected]) toestemming
krijgen om overal in het reservaat te mogen inventariseren in ruil voor je
waarnemingen op waarnemingen.be.
Tot op het congres!
PieterBlondé en Guido Tack
In het verleden kwamen al talloze
JNM'ers op excursie in het Bos
t'Ename en zowat elke zomer gaat er
ook minstens één kamp door.
Foto: Pepijn Boeraeve
Foto: Ward Tamsyn
Dwergwolzwever
(Phthiria pulicaria)
Wolzwevers,
vliegen met zand in hun vagina
Door Nele Camps en Hans Vermeiren
Wellicht zag je al eens de Gewone wolzwever rondzweven in het
voorjaar: een harig bolletje met een lange snuit en vleugels die voor
de hel� zwartgekleurd zijn. Wolzwevers zijn een fascinerende
familie van vliegen. Ze zijn parasitoid: de larven leven parasitair
terwijl de imago's vrijlevend zijn en leven van nectar en pollen. Ze
zijn vrij eenvoudig te determineren en dus een aanrader voor
iedereen die eens een groep wil doen waar nog niet veel mensen
mee bezig zijn!
Foto: Ward Tamsyn
Kleine bretelrouwzwever
(Exhyalanthrax afer)
Over de hele wereld zijn meer dan 5000 soorten wolzwevers
beschreven, ze vormen dan ook 1 van de grootste families binnen de
echte vliegen. Bij ons, in België, zijn er zo'n 23 soorten te vinden uit 7
genera. De meeste soorten komen voor in duin- en/of heidegebieden.
Ook op kalkgraslanden zijn een aantal zeldzame soorten te vinden.
Wolzwevers komen dan ook eerder in droge habitats voor. De grootste
soortenrijkdom vind je in gebieden met een mediterraan klimaat.
Doordat de vrouwtjes zich enkel met pollen voeden (en de mannetjes
zowel met nectar als pollen) zijn wolzwevers belangrijke bestuivers. De
larvale stadia zijn minder vredelievend, zij leven parasitair op
voornamelijk vliesvleugeligen (bijen, wespen, mieren) maar ook
nachtvlinders, sprinkhanen, spinnen en enkele andere ordes van
insecten. Deze levenswijze, waarbij een deel van de cyclus parasitair
lee� en een deel vrij lee� met een andere voedingswijze, wordt
parasitoid genoemd. In tegenstelling tot andere parasitoide insecten
(sluipwespen, rupsendoders, sluipvliegen, ...) verspreiden wolzwevers
enkele eitjes in de omgeving en moeten de larven zelf hun gastheer zien
te vinden. Vrouwelijke wolzwevers hebben vaak een 'zandkamer' vlakbij
hun genitaalapparaat. Deze 'zandkamer' vullen ze met zand dat ze
vervolgens op hun eitje plakken alvorens het ergens te droppen. Eitjes
worden dan ook vaak al zwevend gelegd. Deze vrouwtjes hebben dus
letterlijk 'zand in hun vagina'.
"Deze vrouwtjes
hebben dus
letterlijk zand in
hun vagina"
>> Filmpje: een vrouwtje van de Gewone
wolzwever dropt haar eitjes al zwevend.
>> Filmpje: een vrouwtje van de gewone
wolzwever neemt zand op om daar haar
eitjes in te kunnen verpakken.
Herkenning
Wolzwevers zijn vrij variabel in grootte van minder dan 3mm tot bijna
2cm. Sommige soorten zijn duidelijk te herkennen als een wolzwever,
maar het is niet altijd evident om ze te onderscheiden van andere
soorten vliegen. Ze hebben een kenmerkende vleugeladering, de
vleugels zijn vaak gedeeltelijk gekleurd en ongeveer de hel� van de
soorten hee� een lange zuiger.
De volwassen dieren zijn warmteminnend en dus vaak zonnend te
vinden op open plaatsen. Qua vliegprestaties moeten ze niet onderdoen
voor zweefvliegen, ze kunnen zowat alle richtingen uitvliegen en ook ter
plaatse blijven hangen. De soorten met een lange zuiger blijven vaak
voor de bloem zweven waarvan ze nectar opzuigen.
Muurrouwzwever - Anthrax anthrax
een parasitoid op metselbijen van het genus Osmia en Odynerus
Foto: Robbe Cool
Soorten
Meer over het genus
Villa in dit artikel:
https://www.researchg
ate.net/profile
/John_T_Smit
/publication
/260664955_De_Hotte
ntottenvilla_Villa_hott
entotta_toch_op_de_n
ederlandse_lijst_%28D
iptera_Bombyliidae%2
9/links
/00b49531f0a62ef5db0
00000.pdf
In het binnenland is voornamelijk de Gewone wolzwever (Bombylius
major), de Gevlekte wolzwever (Bombylius discolor) en de
Muurrouwzwever (Anthrax anthrax) te vinden. Om andere soorten te
zien kun je best naar duin- of heidegebieden gaan. Ook in Wallonië zijn
zeldzame soorten te vinden, zoals de Zwartborstelwolzwever,
Geelborstelwolzwever en Villa cingulata.
Eén van de kleinste wolzwevers is de Dwergwolzwever (Phthiria
pulicaria). Deze is tijdens zijn vliegperiode (begin juni-eind juli) vrij
gemakkelijk te vinden als je maar op de juiste plaats zoekt. Gele
composieten in open zandige stukken in de duinen zitten dan namelijk
vol met deze miniscule wolzwevertje. De larven zouden parasiteren op
twee nachtvlinderfamilies: de bladrollers (Tortricidae) en
tastermotten (Gelechiidae).
Als je dan toch in de duinen rondloopt, kijk dan ook zeker uit naar de
Duinvilla (Villa modesta). Ook deze soort (en alle andere soorten van
het genus Villa) brengt zijn larvale stadia door in rupsen van
nachtvlinders, meer bepaald in rupsen van uilen (Noctuidae). Imago's
zijn te vinden bij open plekken in het duinstruweel en op bloeiende
bramen en vliegen van half juni tot begin september.
Een soort die voornamelijk op heideterreinen voorkomt is
de Roodbruine heiderouwzwever (Exoprosopa capucina). De imago's
zijn vooral te vinden langs zandpaden en op open plekken in
struikheidevlaktes. Ze vliegen van begin mei tot half augustus. De
soorten uit dit genus zijn parasitoid op poppen van graafwespen en
spinnendoders, wat ook parasitoiden zijn. Parasitoiden op parasitoiden
worden ook wel hyperparasitoiden genoemd.
Een andere heidesoort is de heidevilla (Villa fasciata). Deze werd in
België slechts 1 maal waargenomen, in 2013. In Nederland zitten er wel
wat heidevilla's in de collectie van Naturalis, zie onderstaande foto. Het
laatste exemplaar stamt uit 1936, meteen ook de laaste waarneming
van deze soort in Nederland. Ze is gemakkelijk te herkennen aan de
verdonkering in de vleugelvoorrand, die tot voorbij dwarsader r-m
loopt.
Determinatie van een wolzwever.
Zin in meer? Grijp dat netje en trek erop uit!
* http://www.jnm.be/index.
php?a=118&pag=3016&cat=
042100&prod=VLIE010&
type=prodpag
* http://home.hccnet.nl
/mp.van.veen/bombyliidae
/index.html
* http://waarneming.nl
/download
/Veldtabel_wolzwevers_150.p
df
Er is vrij veel goede literatuur beschikbaar om de verschillende soorten
eenvoudig op naam te brengen. Eerst en vooral is er een tabel van de
Jeugdbondsuitgeverij, voor slechts 5 euro te koop in de JNM
Winkel!* Daar krijg je de sleutels voor spillebeenvliegen en
wortelvliegen er gratis bij!
Daarnaast bevat deze engelstalige website* bevat een sleutel en
behoorlijk wat illustraties.
En dan is er nog deze fotogids* op waarneming.nl, die een
superhandige, gebruiksvriendelijke sleutel met veel foto's bevat.
Tabel voor (o.a.) de Wolzwevers.
Foto: Mathias D'haen
Gebiedje in de kijker:
het Buitengoor & Meergoor
Door Ward Tamsyn en Margaux Boeraeve
Diep in de Antwerpse Kempen, op een boogscheut van Nederland en
Limburg, liggen twee gebiedjes die toch wel eens een bezoekje
waard zijn. Het Buitengoor en Meergoor zijn, zelfs op Europees
niveau, uniek. Hoog tijd dus om wat reclame te maken voor dit
prachtig stukje natuur.
*Een depressie is in de geografie
een stuk grond die lager of
ingedrukt ligt ten opzichte van de
omgeving. Meerdere mechanismes
kunnen hier aanleiding tot geven.
Wat het Buiten- en Meergoor zo speciaal maakt is zijn
waterhuishouding. Het is gelegen in een depressie* op de aflopende
flank van het Kempisch plateau. Het grondwater komt daar dus aan de
oppervlakte, een fenomeen genaamd kwel. Doordat het water vanuit
pure zandgrond komt is het zeer voedselarm, rijk aan mineralen en
hee� het een lage pH (het is dus zuur). Langs het gebied loopt ook een
sloot die water aanvoert vanuit een nabij gelegen kanaal. Dat kanaal
bevat water vanuit de Maas dat via het Albertkanaal wordt aangevoerd.
Zoals je wellicht wel weet liggen langs de Maas heel wat kalkrijke
gebieden (Sint-Pietersberg, Yvoir, Dinant, Anseremme...). Die kalk
erodeert onder invloed van regen, komt in de Maas terecht en raakt zo
tot in het Buitengoor. In 19de en begin 20ste eeuw werd dat water
gebruikt om de weiden in de omgeven vruchtbaar te maken (en
houden) aangezien het water vrij voedselrijk is, in tegenstelling tot de
zandige bodem. Dat betekent dat het Buitengoor onder invloed staat
van zowel zuur als basisch water, een unieke situatie!
Kleine zonnedauw - Drosera
intermedia
Foto: Mathias D'haen
Veenpluis (Eriophorum angustifolium), een soort van voedselarme,
zure, natte bodems.
Foto: Mathias D'haen
*Een laagveen wordt, in
tegenstelling tot een hoogveen,
gevoed met kwelwater. Hoogveen
wordt gevoed met regenwater, wat
veel armer is aan mineralen en
steeds een pH zal hebben die (licht)
zuur is. Het kwelwater dat een
laagveen voedt, is , afhankelijk van
hoelang het in de grond verbleef
matig tot zeer rijk aan mineralen en
kan een pH hebben die zowel
basisch als zuur kan zijn
(afhankelijk van door welk type
bodem het water passeerde).
*Dit habitattype omvat door de
plant Galigaan gedomineerde
ruigtevegetaties van natte
kalkmoerassen of oevers op
kalkhoudende bodem. Dit is een
Natura 2000 habitat. Meer info
op: https://www.natura2000.vlaand
eren.be/habitattype
/galigaanvegetaties
In het Buiten- en Meergoor krijg je dus een laagveen* op een zeer
voedselarme bodem met daarin en daarop een gradiënt van basisch
over neutraal naar zuur, mineraalrijk water. Je vindt er enkele typisch
Kempense biotopen zoals natte heide met overgangen naar kleinezeggenvegetaties, droge heide, inclusief hun pioniersstadia en
heischrale graslanden. Plantensoorten als Klein blaasjeskruid
(Utricularia minor), Kleine en Ronde zonnedauw (Drosera intermedia
en D.rotundifolia), Slank wollegras (Eriophorum gracile), veenpluis
(Eriophorum angustifolium), Heidekartelblad (Pedicularis sylvatica),
Beenbreek (Narthecium ossifragum), Veenbies (Trichophorum
cespitosum), ... komen er in aardige aantallen voor. Ook Galigaan
(Cladium mariscus), kensoort van Galigaanmoerassen*, komt voor in
het Buitengoor. Deze plant groeit in basenrijke, niet te zuurstofarme
milieus in lage open moeras- of oeverbegroeiingen.
Moeraswolfsklauw - Lycopodiella
inundata
Foto: Mathias D'haen
Galigaan - Cladium mariscus
Foto: Edward Debbaut
Schematische indeling van ventypen
Bron: www.natuurkennis.nl
In het Meergoor komt één van de twee populaties Groenknolorchis
(Liparis loeselii) die Vlaanderen nog rijk is, voor. Het is weliswaar een
zeer kleine populatie, bestaande uit een slechts vijf tot tien exemplaren.
Dit kleine onopvallende orchideetje is een soort van voedselarme en
basenrijke vochtige milieus. Het is een pionierssoort die zich vestigt op
open plaatsen in duinvalleien die in de winter zeer nat zijn en in
mostapijten op alkalische laagvenen (zoals dus in het Meergoor).
Andere orchideeën die er voorkomen zijn de Rietorchis (Dactylorhiza
praetermissa), Brede wespenorchis (Epipactis helleborine subsp.
helleborine), Gevlekte orchis (Dactylorhiza maculata subsp. maculata)
en Welriekende nachtorchis (Platanthera bifolia).
Groenknolorchis - Liparis loeselii
Een andere zeldzame soort die er voorkomt is het Waterlepeltje
(Ludwigia palustris). Deze groeit in de kwelzone van het
overgangsgebied tussen hogere zandgronden met beekdalen of
veengebieden.
Ook de zeggefreaks kunnen zich er eens goed laten gaan, met maar
liefst 31 soorten zegges (waaronder Schubzegge, Dwergzegge,
Vlozegge, ...)! De basische invloeden resulteren in een aantal zeer
zeldzame soorten mossen, waarvan sommige in België enkel hier terug
te vinden zijn, zoals Rood schorpioenmos (Scorpidium scorpioides)
en Wolfsklauwmos (Pseudocalliergon lycopodioides).
waterlepeltje - Ludwigia palustris
Foto: Rens Hendrickx
Beekrombout (Gomphus vulgatissimus)
- een zeldzame libellensoort die
voorkomt bij benedenstroomse delen
van rivieren en beken (vooral rustige
delen met zandige bodem) en waarvan
de larven ingegraven leven in fijn zand.
Foto: Mathias D'haen
Maar niet alleen voor de plantenliefhebber is dit een topbestemming.
Met 46 soorten is het Buitengoor ook heel interessant voor libel-o-logen.
De enige Europese Rode Lijstsoort die in Beglië voorkomt, namelijk de
Kempense heidelibel (Sympetrum depressiusculum), hee� hier een
populatie. Het is een soort die de laatste jaren een sterke afname kent.
Deze libel overwintert als ei. De nimfen sluipen uit in het voorjaar,
wanneer 's winters droogvallende poelen met regenwater gevuld
worden. Zijn leefgebied bestaat uit verlandingszones van vennen,
heideplassen, zeggenmoerassen die bij voorkeur overgaan in vochtig
weiland en/of rietland. De Venwitsnuitlibel (Leucorrhinia dubia) is een
zeldzame soort die in Vlaanderen in de Kempen en Limburg voorkomt.
Eieren worden afgezet in zure poelen met sterke groei van veenmos
(Sphagnum sp.), waartussen de larven leven. Een andere soort die er
voorkomt, de Bandheidelibel (Sympetrum pedemontanum) komt
vrijwel altijd voor in de buurt van kwelwater. Deze soort plant zich voort
op plaatsen waar de vegetatie zich in een vroeg successiestadium
bevindt en die af en toe nog droog vallen. De Venglazenmaker (Aeschna
juncea) komt voor op matig voedselarme, van nature zure vennen en
kan dus ook in het Buiten- en Meergoor gevonden worden. Ook
Zuidelijke heidelibel (Sympetrum meridionale) en Zuidelijke
oeverlibel (Orthetrum brunneum), twee zeer zeldzame soorten, werden
er al waargenomen.
Voorkomen van de kempense heidelibel
in België.
Bron: waarnemingen.be
venwitscuitlibel - Leucorrhinia dubia
Foto: Edward Debbaut
Snavelzeggeplatvoetje - Platycheirus
perpallidus
Foto: Jef Hendrix
Een zeer zeldzame zweefvlieg die er al werd gevangen is het
Snavelzeggeplatvoetje (Platycheirus perpallidus), een soort die
voorkomt in zeggevegetaties (hoofdzakelijk Snavelzegge, zoals zijn
naam verraadt) in voedselarme tot matig voedselrijke, zure tot basische
vennen. Verder is het Heidegitje (Cheilosia longula) er al waargenomen.
Deze komt voor in loof- en naaldbos op voedselarme zandgrond en in
de aangrenzende heidevelden en heischrale graslanden. Ze kan
gevonden worden op bloeiende heide en gele composieten.
In het Buiten- en Meergoor komen ook 27 soorten dagvlinders voor, wat
zeker niet slecht is voor een Vlaams natuurgebied. Zo komt er onder
andere Bont dikkopje (Carterocephalus palaemon) voor. Deze hee� als
waardplant Pijpenstrootje en Hennegras en komt in Vlaanderen voor in
de Kempen en Limburg. De Kleine parelmoervlinder (Isooria lathonia) is
een soort van open pioniersvegetaties en schrale, droge, warme
graslanden met open grond waar de waardplant voorkomt, met name
enkele viooltjessoorten zoals Duinviooltje, Akkerviooltje en Driekleurig
viooltje. Zowel Bont dikkopje als Kleine parelmoervlinder staan als
'bijna in gevaar' op de Rode Lijst van Dagvlinders in Vlaanderen. Een
dagvlindersoort uit het Buiten- en Meergoor die als 'kwetsbaar'
gerangschikt staat is het Groentje (Callophrys rubi). Deze soort komt
voor in struwelen en bosranden aan de rand van heiden, maar ook
bloemrijke graslanden, venen en moerassen. Het Groentje hee� een
zeer uiteenlopende lijst van waardplanten: Brem, Heidebrem, braam,
Bosbes, Sporkehout, Dopheide en Struikheide. En dan komt er ook nog
een soort voor die onder de categorie 'bedreigd' valt, namelijk de
Heivlinder (Hipparchia semele). Deze komt voor in droge heide, droge
heischrale graslanden, stuifzanden en open duinen, waar schapengras
de belangrijkjste waardplant is (maar ook andere grassen als struis- en
wenkgrassen komen in aanmerking).
Kleine parelmoervlinder - Isooria lathonia
Foto: Robbe Cool
Bont dikkopje - Carterocephalus palaemon
Foto: Margaux Boeraeve
Het is dus zeker de moeite er eens op excursie te gaan! Helaas ligt het
gebied op 6km van het dichtstbijzijnde station (Mol). Maar vanaf daar
kun je er al li�end of met de bus wel geraken.
Recensie
Ecologische Atlas van
Paddenstoelen in Drenthe
Door Margaux Boeraeve
De Ecologische Atlas van Paddenstoelen in Drenthe valt samen te
vatten met enkele indrukwekkende cijfers: 12 jaar veldwerk, 2844
kilometerhokken, 2034 soorten, 3 delen, meer dan 1700 bladzijden,
ruim 2000 foto's en aquarellen en bijna 8 kilogram!
Het is dan ook een monumentaal werk geworden die een serieuze plek
in de boekenkast opeist. Het werk is heel sterk gefocust op de provincie
Drenthe maar bevat wel een schat aan ecologische informatie over
soorten die ook bij ons voorkomen.
Het eerste deel is een inleidend deel over de paddenstoelenwerkgroep
van Drenthe, de mycoflora in Drenthe, bedreiging en bescherming van
paddenstoelen en hun indicatiewaarde voor het natuurbeheer, soorten
die beschreven werden op basis van materiaal verzameld in Drenthe ...
Een tweede deel behandelt soorten die voorkomen in open en
half-open habitattypes zoals graslanden, heiden, moerassen, lanen en
stedelijke omgeving. Het derde deel is gewijd aan paddenstoelen van
bossen en brandvlaktes en -plekken.
In tegenstelling tot de doorsnee paddenstoelengids staan de soorten
gerangschikt per habitat. Per habitattype is er ook een algemene uitleg
rond de soorten paddenstoelen die in dat habitattype voorkomen.
Soorten worden zowel morfologisch als ecologisch besproken en overal
staan kaartjes bijvan de verspreiding in Drenthe.
Het werk is dus zeker niet alleen voor inwoners van Drenthe interessant,
maar voor iedereen die graag meer wil weten over de ecologie van
paddenstoelen.
Voor wie hem wil bestellen:
Nederland: door het overmaken
van €105,00 per set (€ 90,00 per set
plus € 15,00 voor verzending en
verpakking) op bankrekening
NL65INGB0006745491 van
StichtingPaddestoelen Werkgroep
Drenthe te Beilen met vermelding
van het bezorgadres! De boeken
worden dan zo spoedig mogelijk
toegezonden.
België: door het overmaken van
€120,00 per set (€ 90,00 per set plus
€ 30,00 voor verzending en
verpakking) op bankrekening
NL65INGB0006745491 van
StichtingPaddestoelen Werkgroep
Drenthe te Beilen met vermelding
van het bezorgadres! De boeken
worden dan zo spoedig mogelijk
toegezonden.
Paddenstoelen in Natuurbeheer
En voor wie er geïnteresseerd is in natuurbeheer gericht op
paddenstoelen is er het superinteressante rapport 'Paddenstoelen in
Natuurbeheer'. Daarin worden de Natura2000-habitattypen beschreven
die interessant zijn voor paddenstoelen. Per biotoop wordt de
paddenstoelenflora beschreven en worden kwaliteitsindicatoren
gegeven. Eén van de auteurs van dit rapport is Eef Arnolds, die ook één
van de drijvende krachten is achter de Ecologische Atlas van
Paddenstoelen in Drenthe, die ook de Rode Lijst van Paddenstoelen in
Nederland mee opstelde en heel veel hee� betekent voor ecologisch,
mycologisch onderzoek in het algemeen.
'Paddenstoelen in Natuurbeheer' bestaat uit twee delen en is online
beschikbaar:
* http://dt.natuurkennis.nl/uploads
/OBN181_DZ_Paddenstoelen_in_h
et_natuurbeheer___deel_I.pdf
* http://dt.natuurkennis.nl/uploads
/OBN181_DZ_paddenstoelen_in_h
et_natuurbeheer___deel_II.pdf
Deel 1: Ecologie, knelpunten en kennislacunes*
Deel 2: Mycoflora per natuurtype*
In deze rubriek (vernoemd naar de Facebookgroep 'De pareltjes van
waarneming.nl') tonen we jullie een pareltje van een foto die we vonden
op waarnemingen.be, waarneming.nl of observado.org. Het gaat
om absurde/grappige foto's. Kom je zelf ergens zo'n pareltje tegen, laat
het ons gerust weten via [email protected]
Pareltje van op
waarnemingen.be
Fotograaf: Eddie Meynen
Bron: http://waarnemingen.be
/waarneming/view/85064268
De ijsvogel is één van de populairste soorten onder de fotografen op
waarnemingen.be, zo blijkt. Er staan al bijna 5600 foto's van deze soort
op de site. Alle mogelijk gedrag van ijsvogels is dus wel gefotografeerd
terug te vinden op waarnemingen.be. Zo ook dus kakkende ijsvogels!
Download