SHOCK De definitie van shock is een tekort aan circulerend volume met als gevolg dat er onvoldoende bloeddoorstroming in de weefsels plaatsvindt met als gevolg dat er onvoldoende zuurstof voor de cellen wordt aangevoerd. Hierdoor ontstaat ernstige schade aan weefsels en organen. Shock is niet de toestand die vaak door journalisten beschreven wordt: dat een slachtoffer in 'shock' is afgevoerd naar het ziekenhuis. Dit is eerder een psychische shocktoestand waarin het slachtoffer dusdanig door een ongeval geschokt is dat communicatie met hem tijdelijk niet mogelijk is. Inleiding shock De definitie van shock is een tekort aan circulerend volume resulterend in een inadequate perfusie (doorstroming van bloed) van de weefsels. Er is een disbalans tussen de zuurstofaanvoer en de zuurstofvraag in de weefsels. Het bloed is het belangrijkste transportmiddel voor zuurstof in het lichaam. Een tekort aan bloed in de circulatie zal dan ook resulteren in een tekort aan doorbloeding van de weefsels. Een tekort aan bloed zal ook zorgen dat de bloeddruk daalt. Hierdoor treedt een tekort aan zuurstofaanbod in de weefsels op, en zullen afvalstoffen onvoldoende worden afgevoerd. Het zuurstoftekort en de ophoping van afvalstoffen zorgt voor schade in de weefsels die bij langere duur onherstelbaar is. Het tekort aan circulerend volume kan verschillende oorzaken hebben. Hierdoor is het mogelijk om shock globaal in vier categorieën in te delen, namelijk: Hypovolemische shock: een absoluut tekort aan circulerend volume, door ernstig bloedverlies of extreem vochtverlies. Distributieve shock: een relatief tekort aan circulerend volume, doordat het bloed niet op de juiste plaats zit, zoals bij een allergische (anafylactische) reactie. Obstructieve shock: een obstructie van de circulatie (buiten het hart) zorgt voor een verminderde circulatie van bloed, zoals een bloedprop die een ader afsluit. Cardiogene shock: de pompfunctie van het hart is aangedaan, waardoor het hart niet in staat is om voldoende bloed rond te pompen, zoals bij een hartinfarct. De bovenstaande vormen van shock zijn abstract en lastig voor te stellen. De onderstaande afbeelding geeft schematisch het verschil weer tussen een absoluut tekort aan circulerend volume en een relatief tekort aan circulerend volume. Bij een absoluut tekort is er minder vulling van het vaatbed en dus minder bloed in hetzelfde vaatvolume. Bij een relatief tekort is de hoeveelheid bloed hetzelfde als in een gezond persoon, alleen zit dit bloed niet langer in de vaten, of is het volume van de vaten toegenomen. Dat kan bijvoorbeeld bij (extreme) vaatverwijding (vasodilatatie), waardoor de totale inhoud (het vaatvolume) toeneemt, terwijl de hoeveelheid bloed hetzelfde blijft. Er is dus een relatief tekort aan bloed. Bij de obstructieve en cardiogene shock is het bloedvolume en het vaatvolume onveranderd, maar is er een probleem met de vaten en de motor die de circulatie op gang houden, het hart. Een obstructieve shock kenmerkt zich, zoals de naam al laat raden, door een obstructie of belemmering van de bloedstroom, door bijvoorbeeld een bloedprop die een groot vat afsluit of een groot vat dat wordt afgekneld. Bij een cardiogene shock is de oorzaak in het hart gelegen, het hart is niet langer in staat om een adequate circulatie op gang te houden. Dat kan bijvoorbeeld door schade aan het hart. Het lichaam heeft diverse mechanismen om zich te beschermen tegen toenemend verlies van het bloedvolume. Wanneer dit verlies echter toeneemt zullen steeds meer mechanismen aangesproken worden en gaan falen. De shockspiraal geeft dit mooi weer. Van buiten naar binnen zullen steeds meer organen geen bloed meer krijgen, om zo de meest vitale organen (de hersenen, hart en longen) te sparen. Indien alle mechanismen zijn uitgeput zal de dood intreden. Zuurstoftekort is een van de eerste verschijnselen bij shock, waarvoor het lichaam al snel gaat compenseren door de ademhaling te versnellen en grotere teugen te nemen. Bij een licht bloedverlies zal het lichaam in eerste instantie proberen door middel van het verminderen van de doorbloeding van de huid te verminderen door de vaten samen te knijpen (vasoconstrictie). Het totale vaatvolume wordt hierdoor verkleind en er is meer bloed beschikbaar in de centrale circulatie (de grote vaten) waardoor de bloeddruk op peil blijft (met name de onderdruk stijgt hierdoor licht). De huid wordt hierdoor bleek en kan koud aanvoelen. Vaak worden de slijmvliezen hierdoor ook droger en geeft het mindere bloedvolume aanleiding tot een dorstprikkel. De capillary refill is licht vertraagd. In reactie op de verlaging van het bloedvolume en de lichte daling van de bloeddruk reageert het hart onder invloed van zenuwprikkels en hormonen (onder andere adrenaline) door sneller te gaan kloppen. De hartfrequentie neemt daardoor toe waardoor ook de bloeddruk op peil blijft en soms licht zal toenemen. Het slachtoffer gaat zweten en de huid wordt bleker en klammer. Dit zweet komt bij wegvegen meestal niet terug. In het volgende stadium vermindert de doorbloeding van de onderhuidse weefsels en spieren. Hierdoor ontstaat vermoeidheid en krachteloosheid bij het slachtoffer. De ademhaling wordt oppervlakkiger en soms gaat het slachtoffer geeuwen. Bij een aanhoudend en toenemend tekort aan circulerend volume zal ook de doorbloeding van het maag-darmstelsel afnemen, om zo de vitale organen zo lang mogelijk van bloed te voorzien. Het slachtoffer kan misselijk zijn en gaat soms braken. Indien de shock verder vordert en de bloeddruk verder daalt zullen ook de functies van de lever, milt en nieren uitvallen. De verminderde doorbloeding van de nieren zorgt voor een afname van de urineproductie. In het laatste stadium zal de doorbloeding van de hersenen dusdanig afnemen dat het slachtoffer het bewustzijn verliest. Bij toenemend zuurstoftekort in de hersenen zal de ademhalingsfrequentie afnemen en de hartspier zal door zuurstoftekort niet goed meer functioneren. Dit zal uiteindelijk leiden tot een hartstilstand, waardoor het slachtoffer komt te overlijden. Algemeen handelen bij shock Iedere groep van shock heeft zijn eigen specifieke handelingen, maar een aantal dingen zijn universeel. Probeer de oorzaak van de shock weg te nemen of tot staan te brengen. Leg een slachtoffer met een (beginnende) shock altijd plat neer, zodat er voldoende bloed naar de hersenen blijft gaan. Stel het slachtoffer gerust en laat het slachtoffer niet alleen. Geef een slachtoffer met shock, ondanks zijn (enorme) dorst, nooit te drinken. Drinken brengt het risico op verslikken met zich mee en zorgt voor activatie van het maagdarm stelsel. Hierdoor wordt bloed onttrokken aan de toch al kleine hoeveelheid circulerend bloed en zal de shock verergeren. Wel kan men alleen de lippen bevochtigen om de dorstprikkel te dempen. Verplaats een slachtoffer met shock zo min mogelijk, omdat iedere beweging zorgt voor spiergebruik en daarmee het openen van vaten in de spieren, hierdoor zal het circulerend volume verder afnemen en de shock verergeren. Wrijf een slachtoffer niet warm en probeer het slachtoffer niet actief op te warmen, hierdoor gaan de vaten in de huid open staan en zal het circuleren volume afnemen en de shock verergeren. Bron: http://www.eerstehulpwiki.nl/wiki/index.php/Shock