1. Doel van het KSO-onderwijs Het KSO is in se doorstromingsgericht en bereidt leerlingen voor op doorstroming naar het Hoger Kunstonderwijs of andere vervolgstudies. Het KSO leidt niet op tot beroepskunstenaars. Het KSO kapselt zijn leerlingen niet in een eng-artistieke wereld, om ze daar nooit meer uit los te laten. Jongeren in contact brengen met kunstuitingen wil hen juist een bredere en ruimere kijk op de wereld rond hen heen geven. Het vormingsproces is fundamenteel gebaseerd op de integratie van de algemene vorming en de expressieve vorming, waarbij drie componenten aan bod komen. De algemeen vormende component, de artistieke component en de persoonlijkheidsvorming. De leerlingen kunnen zowel theoretisch als praktisch omgaan met de wereld. De leerlingen kunnen omgaan met vrijheid en respect en bezitten daartoe de nodige zelfdiscipline. De leerlingen kunnen zelfstandig-kritisch denken en handelen, waardoor zij zelfbekwaam kunnen optreden. De leerlingen hebben een ethisch, esthetisch en sociaal besef. De leerlingen participeren aan de cultuur rondom hen in de ruimste zin van het woord. De specificiteit van het KSO-onderwijs Het KSO vormt jonge mensen die op een beheerste wijze kunnen omgaan met hun persoonlijk creatief vermogen. Het intellect geleid door het gevoel geeft vorm aan ideeën. Een KSO-leerling wordt gestimuleerd in zijn ontplooiing tot een creatieve persoonlijkheid die in een origineel scheppingsproces vorm kan geven aan eigen ideeën en gevoelens. Het scheppen van een kunstwerk is voor de jongere een sterk individueel proces, waarbij hij uitgedaagd wordt om zijn talenten te beheersen en zich op een kritisch duidende manier open te stellen voor de cultuur en de waarneming zelf. Die beheersing is voor de eigenzinnig ingestelde jongeling een hele uitdaging. Dus het KSO verschilt van de andere onderwijsvormen door de wijze waarop gevormd wordt. Het KSO verschilt ook in de methode of de wijze waarop onderwezen wordt. In de kunstvakken krijgt de leerling opdrachten die hem aansporen tot nadenken, opzoeken, synthetiseren, vanuit een persoonlijke visie. De oplossingen ontstaan in een bijzondere/individuele relatie leraar-creatie-leerling, die een onderwijsrelatie is van gelijkgestemden. Deze interactie waarbij de leerkracht oog heeft voor de opdracht én voor de persoon van de leerling, geeft nieuwe stimuli aan de leerling. Het proces is dus belangrijker dan het eindproduct. Bovendien worden de leerlingen gestimuleerd om zich open te stellen voor cultuur en om te leren gericht waar te nemen. Er is een nauwe band tussen de algemene vakken en de kunstvakken. In de algemene vakken gaat het niet alleen om algemene kennis en het abstracte inzicht maar ook om het inzicht in de menselijke persoon zoals hij is. De schoolcultuur, de specifieke didactische werkvormen en specifieke onderwijsleersituaties bieden de leerlingen bovendien de gelegenheid om dat proces in een sterk sociaal verband te laten plaatsvinden. Interactie waardoor niet enkel de interactie met de leraar, maar ook met de rest van de klas- en schoolomgeving een belangrijke plaats kan innemen in het vormingsproces. De parallellie tussen algemene vakken en kunstvakken is het fundament van de kritischzintuiglijke vorming van de leerling. 2. Het profiel van de KSO-leerling Hoewel de KSO-leerling niet bestaat ( het zou in strijd zijn met de openheid die een KSO-opleiding kenmerkt) zijn er een aantal persoonlijkheidskenmerken die opvallend vaak aanwezig zijn. Als het ASO zich richt tot leerlingen met een rationele op het intellect gerichte theoretische benadering van de werkelijkheid, als het TSO zich richt tot leerlingen met een praktisch utilitaire benadering van de werkelijkheid en het BSO zich richt tot leerlingen met een praktisch, manuele en uitvoerende benadering van de werkelijkheid, dan kan je zeggen van het KSO dat het zich richt tot leerlingen die elk van de drie benaderingswijzen in zich hebben. Een KSO-leerling kan zowel rationeel, intellectueel, ingenieus, praktisch als manueel uitvoerend omgaan met de wereld. Elk van de drie benaderingswijzen heeft een plaats binnen het KSO. Een leerling moet voor het KSO kiezen omdat er naast een rationele, intellectuele, technische, praktische, theoretische benadering ook een poëtische, emotionele, expressieve en creatieve manier van omgaan met de wereld is. De KSO-leerling staat kunstzinnig in het leven. Hij ontdekt een drang om op ontdekkingstocht te gaan. Hij bedient zich van kunst om uiting te geven aan wat hem intuïtief drijft. Hij kiest een andere weg in het bereiken van zijn bestemming. Hij kiest voor een opleiding waar artistieke of poëtische ordening van de werkelijkheid vooraan staan Hij voelt aan dat hij zijn leven anders kan inrichten, leven, insturen, aanvatten Hij zoekt een persoonlijker rol in de eigen opleiding. Het is evident dat de KSO-leerling geïnteresseerd is in het artistieke en creatieve en zijn vaardigheden in die gebieden verder wil ontwikkelen. Daartegenover staat de noodzaak om ook een innerlijke discipline, motivatie, durf en gedrevenheid te ontwikkelen. Het persoonlijke engagement, de wil om er 'iets van te maken', de noodzaak om zich steeds opnieuw volledig in te zetten, de durf om zich ook telkens weer kwetsbaar te tonen moet bij de KSO-leerling manifest aanwezig zijn. Dus meer engagement, meer durf, meer motivatie, meer discipline, meer zelfstandigheid, meer zelfreflectie, meer kritische zin en openstaan voor kritiek Dit veronderstelt ook meer vrijheid. Vrijheid die slechts mogelijk is omdat er respect is. Omgaan met vrijheid en respect zijn maar mogelijk vanuit een sterke zelfdiscipline. Van de KSO-leerling wordt verwacht dat hij bereid is te leren leren, bereid is om creatief te denken, gemotiveerd is, een verantwoordelijkheidsbesef heeft om in alle vrijheid zijn werk te organiseren en leert verantwoorde keuzes te maken. Leergierigheid, openheid en zelfbewustzijn, waardoor hij leert omgaan met kritiek, zijn noodzakelijke eigenschappen. 3. St-Lucas Antwerpen. Het schoolklimaat Het algemene klimaat in onze school wordt geschraagd door 4 pijlers -de artistieke pijler -de intellectueel - algemeen vormende pijler -de open communicatie als pijler van de persoonlijkheidsvorming -het evenwicht A. Op artistiek vlak vertrekt men vanuit een leidend principe dat de school 'het zuivere smaakoordeel' dient vorm te geven. Dit veronderstelt een intellectuele houding tegenover de kunst. Hier zoekt men het grensverleggende, het niet-populistische en het esthetische. In zijn verantwoordelijkheid tegenover de maatschappij vertrekt men vanuit een maatschappelijke betrokkenheid en streeft men naar originaliteit waarbij men de leerlingen leert omgaan met in vrijheid gevormde grenzen. Van de leerlingen wordt betrokkenheid verwacht en dat zij het medium leren beheersen. Bij de leraars blijkt de betrokkenheid uit hun engagement, passie en gedrevenheid. De school stimuleert het contact met alle cultuuruitingen gaande van theater en film over muziek naar dans. De school biedt logistieke steun en laat ruimte voor experiment. Het bezoek aan tentoonstellingen, kunstreizen en excursies wordt gestimuleerd. Debatten met kunstenaars, filosofen, auteurs en politici worden aangemoedigd. Ten slotte is het noodzakelijk dat leerlingen hun werken kunnen tonen en verantwoorden. Het werken in teamverband en de meerwaarde van een interactie tussen praktijk en theorie wordt aangemoedigd. B. Op intellectueel vlak wordt er een sterke klemtoon gelegd op de algemene vorming. (zie onder KSO-theorie) C. De open communicatie als pijler van de persoonlijkheidsvorming. De opbouw van de weerbaarheid en de aandacht voor kwetsbaarheid vormen de basis. Eerbied en waardigheid zijn grondtoon van onze onderlinge contacten. De leraar heeft naast zijn opdracht als kennis-coach en procesbegeleider ook een begeleidende en ondersteunende taak. Hij heeft oog voor de problemen op sociaal en emotioneel en medisch vlak. In het gesprek gaat hij op zoek naar de leerling, opdat hij zijn geloof in eigen kunnen kan behouden. Jongeren, die op het vlak van motivatie voor kunst een erg heterogene groep vormen, vragen om een gedifferentieerde begeleiding en evaluatie die hen recht doet. De leraar biedt stapstenen aan in de opbouw van de motivering en zelfwaardering van de leerling. D. Het evenwicht. De school streeft voortdurend en op elk vlak naar een evenwicht. Bijvoorbeeld evenwicht tussen theorie en praktijk, evenwicht tussen vrijheid en regels, evenwicht binnen de algemene vorming tussen de taalvakken en de wetenschappelijke vakken. Evenwicht binnen de praktijkvakken tussen vrije en toegepaste kunsten. Een evenwicht dat definitieve keuzes uitstelt en mogelijk maakt andere richtingen uit te gaan. Evenwicht dat zoekt naar een meerwaarde. 4. St-Lucas Antwerpen: KSO-theorie De tweede pijler van onze school de intellectueel - algemeen vormende pijler stoelt op drie onderdelen. Op de eerste plaats staat de algemene vorming waarbij de klassieke verbale en numerieke taal centraal staat. Bovendien worden in alle vakken de algemene leervaardigheden op een eigentijdse wijze nagestreefd. Basiskennis wordt aangevuld met probleemoplossend leren. De taak van de leerkracht verschuift van kennisverstrekker naar kennis-coach. Samenwerking tussen verschillende leraars wordt een noodzakelijke evidentie. Op de tweede plaats staan de eindtermen van het secundair onderwijs en de begintermen van het Hoger Kunstonderwijs. Zij vormen het kader van het onderwijs in onze school. Het is een voorbereiding op doorstroming. Daarom wordt er veel aandacht besteed aan het creërende vermogen van onze leerling, zijn vermogen tot kritische reflectie of het analytische vermogen, zijn communicatief vermogen, zijn organiserend vermogen, zijn vermogen om samen te werken en ten slotte bezit de leerling een ruim referentiekader om verdere studies aan te kunnen. Deze competenties worden complementair ook in de kunstvakken aangeleerd. Het derde luik vormt de aandacht voor de attitudes. Om de zelfstandigheid van de leerlingen te bevorderen is de leraar een begeleider die de leerling leert zelfstandig-heuristisch en kritisch-ascetisch om te gaan met zijn bronnen. Een vanzelfsprekende aandacht voor de cultuur en de samenleving is een gegeven. De vakoverschrijdende projecten en vooral de samenwerking en/of ondersteuning van en tussen de algemene vakken en de kunstvakken is zeer wenselijk en stimulerend voor de leerlingen. Zo leren zij onder meer hun creativiteit sturen en steunen op wat allemaal al voorafgegaan is. Zo ervaren zij ook dat 'leren' dieper kan/moet gaan dan 'kennen', want dat het ook betekent zich iets eigen te maken door wat zij leren, te gebruiken en in te passen in wat zij creëren. 5. St-Lucas Antwerpen: de KSO-Kunstvakken Net als in de algemene vakken stoelen de kunstvakken ook op 3 onderdelen Naast het aanleren van technieken komt vooral de vorming in de eerste plaats. Het derde onderdeel, de attitudevorming en de opvoeding maken zoals in elk vak ook hier een wezenlijke component van uit. Het uitgangspunt in de kunstvakken is het nastreven van en het aanleren van een verantwoord individualisme. Vanuit de verantwoordelijkheid tegenover de kunst trachten de leerkrachten voortdurend een meerwaarde te zoeken in de aard van de opdrachten, in de reflectie over het geleverde werk, in de aangeleerde technieken of in de waarden die worden onderwezen. De verantwoordelijkheid tegenover de kunstleerling uit zich door het centraal stellen van het proces. Door het aanwakkeren van de beschouwelijke interesse en door denken en voelen als een eenheid ten aanzien. Het atelier is een laboratorium waar een vormingsproces opgang gehouden wordt, een vormingsproces waar de begintermen van het Hoger Kunstonderwijs en de eindtermen van het Secundair Onderwijs een opsomming van zijn. Zoals boven gesteld rusten de kunstvakken op drie pijlers. De eerste pijler vormt de kennis, de vaardigheden. De beeldtaal is een bron van communicatie. Altijd streeft men naar inhoudelijk sterke beelden die technisch en inhoudelijk sterk staan en zich schragen in en op de traditie. In de tweede graad ligt de nadruk op de analyse, het inzicht in de beeldtaal, in de tekenvaardigheid en de technieken. In de derde graad gaat de aandacht meer naar de synthese, waarbij verbanden worden gelegd en de kennis verdiept wordt. In de kunstvakken wordt net als in de algemene vakken de klemtoon gelegd op het leerproces. Leerling moet aan zelfvertrouwen winnen waardoor hij autonomer kan denken en handelen. Om dat proces op gang te brengen en te houden wordt zowel het cumulatief leren als het repetitieve leren toegepast. De tweede pijler van de kunstvakken is de creativiteit. Zij openbaart zich in de wijze waarop men weet om te springen met de aangeboden kennis. In die zin wordt de discipline van het maken van voorstudies nadrukkelijk gesteld. De derde pijler is het opvoedingsproces en de evaluatie. Voortdurend wordt met de leerlingen gecommuniceerd over de criteria waaraan de opdracht, de uitvoering en het resultaat moet beantwoorden. Van de leerling wordt een studiementaliteit, concentratie en zelfdiscipline gevraagd. Elke leerkracht deelt zijn visie in het kunnen plaatsen van en leren vormgeven aan gevoelens. Het hanteren van normen is persoonlijk en wordt door middel van dialoog onder leerkrachten in vraag gesteld. De verscheidenheid aan normen laat de leerling toe door middel van dialoog tussen hem en leerkracht zijn eigen normbesef bij te veilen, te nuanceren, te verstevigen, te relativeren en zo een waardeoordeel in verband met schoonheid en goede smaak te ontwikkelen. Juist de verscheidenheid aan normen en visies is een van de kenmerken van onze school.