Wat zijn ‘buiten-gewone’ soorten? Deze map is een uitgave van: Provincie West-Vlaanderen Dienst Milieu, Natuur en Waterbeleid Koning Leopold III-laan 41 8200 sint-Andries (Brugge) Meer info? Deze drie provinciale naslagwerken geven je meer tekst en uitleg voor inrichting in de natuursfeer Werken aan de waterkant Het provinciebestuur werkt rond ‘biodiversiteit’, of meer concreet rond ‘soorten’ (planten of dieren). Itt de Vlaamse overheid, of tot Natuurpunt vzw, zijn we daarbij niet zozeer actief rond de uitbouw en het goede beheer van ‘echte’ reservaten. Reservaten zijn veilige havens voor wilde natuur, waar storende menselijke invloeden tot een minimum beperkt worden. Het provinciebestuur daarentegen, werkt veeleer rond soorten, die zich nét ophouden temidden van mensen. Ze voelen zich goed tussen de mensen, meer nog, ze zijn voor hun voorbestaan afhankelijk van ons doen en laten. Zo zijn een flink pak soorten typisch voor onze landbouwlandschappen: onze weidevogels voor open valleien met veel grasland, onze akkervogels voor open akkerbouwgebieden, etc. Maar vergis U niet! Voor vele van deze soorten is het ook vijf voor twaalf! Immers: onze menselijke activiteiten evolueren snel, en niet iedere soort heeft de veerkracht om te kunnen volgen! Binnen dat grote speelveld van menselijke activiteit (wonen, landbouw, industrie, …) zoekt het provinciebestuur die soorten, die onze aandacht verdienen. Zeer dikwijls – niet altijd – komen we met onze ambities terecht op de buiten. ‘Onze’ soorten kregen daarom sinds jaar en dag al de roepnaam van ‘buiten-gewone’ soorten. Als belangrijke groep ‘buiten-gewone’ soorten gaat deze bundel exclusief over bomen/struiken. De tijd dat bomen en struiken de boerenbuiten gul dooraderden, ligt ver achter ons. Vooreerst verloren ze in belangrijke mate hun praktische nut (gerief- en brandhoutproductie). Daarnaast stonden ze steeds meer in de weg voor een grootschalige landbouw, voor uitbreidingen van industrie- en woonzones, …. Niettemin vallen heus nog heel wat bomen en struiken te beleven op ons platteland. In en rond weilanden vallen vaak nog fraaie restanten van typische boerennatuur op, in bepaalde streken worden dreven in ere gehouden, … BUITENGEWONE SOORTEN Streekeigen bomen en struiken U begrijpt: binnen een provinciale campagne rond ‘buiten-gewone’ soorten, mogen onze streekeigen bomen en struiken niet ontbreken. Wat zijn streekeigen bomen en struiken? Hoofdstamfruitboom Ofwel kwam/komt een boom/struik van nature voor in een regio (als ‘wilde’ plant). Men zegt dat die boom/struik in die regio streekeigen inheems is. Ofwel bestaat er een traditie van aanplanting van boom/struik x of y in een regio. Mensen plantten aan omwille van vele redenen (perceelsbegrenzing, eigendomsmarkering, religieuze redenen, …). Men zegt dat die boom/struik in die regio streekeigen ‘cultuurgoed’ is (= streekeigen onderdeel van onze menselijke cultuur)! Streekeigen cultuurgoed hoeft niet per sé inheems te zijn. Plant goed! Te bestellen via: www.west-vlaanderen.be/natuur of 0800 20 021 KAPVORM_plantgoed.indd 1 15/06/12 10:43 TIPS BIJ HET PLANTEN Welke planten? Uiteraard gebruik je in de zandleemstreek die soorten, die streekeigen zijn voor de zandleemstreek! Maar daarmee is de kous niet af. Er zijn immers ook nog de specifieke kenmerken van de plantplaats zelf (nat? droog? in het volle licht? in de halfschaduw? grondsoort? …), die daarna aangeven voor welke plant(en) je kan kiezen. Hét credo is altijd en overal: zet de juiste plant op de juiste plaats! Streekeigen in West-Vlaanderen? Veel onderzoek maakt dat we op vandaag streekeigenheid goed kunnen definiëren op twee fronten 1. De plantensoort: welke bomen/struiken zijn streekeigen in welke regio? 2. De ‘vorm’ waarin de soort voorkomt of voorkwam in het landschap. Immers, de vorm waarin bomen of struiken opduiken in het landschap is zeer variabel. Zo kan een zomereik als hoogstamboom (in dreven of op zijn eentje), als knotboom, of als hakhout voorkomen. Streekeigenheid definiëren doen we aan de hand van volgende kaart. Deze kaart is voor een groot stuk gebaseerd op de bodemkaart van West-Vlaanderen en is een weergave van min of meer ‘uniforme’ beplantingszones. Streekeigenheid in West-Vlaanderen is dus streekeigen in de duinen en/of streekeigen in de polders en/of streekeigen in de zandleemstreek en/of streekeigen in de zandstreek en/of streekeigen in de leemstreek en/of Dit verhaal is voor quasi iedere soort anders. De fiche in deze bundel ‘ecologie van soorten’ geeft aan wat de voornaamste standplaatseisen zijn van de meeste streekeigen bomen en struiken. Welke leeftijd moet je plantgoed hebben? In een kwekerij wordt er onderscheid gemaakt tussen bosplantgoed en hoogstambomen. Bosplantgoed is slechts twee tot drie jaar oud, de hoogte varieert tussen 60 en 90 cm. Bosplantgoed is goedkoop. Bosplantgoed is vooral geschikt voor het aanplanten van hagen, houtkanten en hakhout. Hoogstambomen zijn opmerkelijk duurder. Ze zijn vier à zes jaar oud en enkele meters groot. De stamomtrek (gemeten op 130 cm) wordt als maat aangegeven (bijvoorbeeld 6/8 cm; 8/10 cm). Dit plantgoed wordt vooral gebruikt voor bomenrijen of alleenstaande bomen. Er zijn ook jongere hoogstambomen verkrijgbaar in de handel. Hun stamomtrek is kleiner dan 6 cm en ze zijn nog niet opgesnoeid. Hoe bewaar je plantgoed? Wanneer je het plantgoed bij de kwekerij ophaalt, mag je de wortels niet laten opdrogen. Tijdens het vervoer bescherm je de wortels met een zeil (tegen het uitdrogende effect van de wind). Eenmaal ter plaatse, plant je zo snel mogelijk. Indien dit niet onmiddellijk kan, moet je de planten in bulk inkuilen (de wortelkluiten in een ondiepe kuil, die je toedekt met zand of aarde; even aanstampen, zodat zo weinig mogelijk lucht aan de wortels kan). Inkuilen is levensnoodzakelijk tegen evt. uitdroging of oppervlakkige vrieskou. Wanneer planten? Autochtone bomen en struiken In onze beplantingssuggesties gaan we voor sommige soorten nog een stapje verder. We suggereren met name dat voor die soorten enkel ‘autochtoon’ plantgoed zou gebruikt worden. We proberen uit te leggen. Eénstijlige meidoorn is streekeigen inheems, maar niet iedere Eénstijlige meidoorn is autochtoon! Een individuele struik of boom is autochtoon in streek x, als het gaat om een rechtstreekse nazaat van die planten, die zich sedert de laatste ijstijd van nature in streek x gevestigd hebben. Of een individuele plant autochtoon is of niet, zit hem dus in de genen. Wanneer we – verder in deze fichemap – bij soort x of y suggereren/met aandrang vragen om autochtoon plantmateriaal te gebruiken, dan is de soortnaam donkergroen gemarkeerd. Pijnpunt bij ons pleidooi is dat dergelijk plantgoed (nog) niet vlot in de handel verkrijgbaar is. Enkele gespecialiseerde kwekers bieden op vandaag reeds plantgoed aan met een certificaat van ‘erkende’ herkomst (de origine van de planten is maw bekend en gegarandeerd). Sommige van deze herkomsten zijn ook autochtoon (zie www.inbo.be, doorklikken op ‘contactpunt bosbouwkundig teeltmateriaal’ ; op de ‘lijst met aanbevolen herkomsten’ kan je nalezen of een herkomst ook een (vermoedelijk) autochtoon karakter heeft ; op diezelfde website vind je ook een lijst met kwekers die handelen in erkende herkomsten). Er zit echter evolutie in deze markt. Wellicht komt er in de toekomst meer autochtoon plantgoed op de markt, en dit onder het ‘plant van hier’ keurmerk. Hoe dichter de herkomst van je autochtone plantgoed ligt bij de plaats waar je aan het planten wil, hoe beter! KAPVORM_plantgoed.indd 2 Planten doe je wanneer de planten ‘in rust’ zijn, wanneer de sapstroom is stilgevallen. Vuistregel: vanaf de tweede helft van november tot ongeveer eind maart. Plant bij voorkeur bij zacht en vochtig weer. Plant NIET bij felle zon, koude en droge oosten- tot noordenwind, te natte grond, (zelfs maar lichtjes) bevroren grond of sneeuw. Hoe aanplanten? Algemene regels 1. Maak de plantplek vegetatievrij (graszoden verwijderen, etc.). 2. Graaf het plantgat op maat van het wortelstelsel / knip omgekeerd ook de wortels bij in functie van het plantgat. 3. Verkruimel de uitgegraven grond en meng deze grond met compost. 4. Plaats de plant in het plantgat met de wortels vrij en opengespreid. 5. Bij hoogstambomen : kijk naar de kroon van je boom. In sommige gevallen kun je duidelijk aflezen hoe de boom in de kwekerij geörienteerd stond. Indien dit zo is, probeer dan deze oriëntatie bij het heraanplanten opnieuw te benaderen. 6. Zorg dat bij het planten de overgang van wortel naar stam gelijk met het maaiveld staat. 7. Vul het plantgat geleidelijk op met aarde terwijl je tussendoor ook de grond aanstampt. 8. Bij hoogstambomen plaats je een steunpaal (Bij voorkeur ten Z/ZW van de boom. Dit is de overheersende windrichting. Kies voor onbehandeld hout met een diameter van minimum 8 cm, een lengte van 2,5 meter en onderaan eindigend in een punt. Sla de paal minstens 70 cm diep, eventueel dieper in functie van de kroonaanzet van de boom. Bevestig de boom aan de steunpaal met een achtvormige lus. 9. Afsluiten met flink bewateren Hoe beschermen? De planten plaats je buiten het bereik van grazers (paarden, koeien, schapen, geiten, …). Bosplantgoed kan je beschermen met spiralen in zachte PVC, boomnetten, maar ook met kippengaas. Hoogstambomen kan je beschermen met een ‘boomharnas’. Nog beter is een heuse boomkooi, waarvan de hoogte is aangepast aan de dieren in de wei. Deze boomkooi bestaat uit vier palen in vierkantsmotief rond de boom die aan de bovenzijde wordt gesloten met harde materialen. Halfrondhout is erg geschikt hiervoor. 15/06/12 10:43