Rwanda

advertisement
De muziekinstrumenten
van Rwanda
2
De muziekinstrumenten
van Rwanda
In Rwanda heeft men muziek die aanzet tot dansen, Imbyino,
en muziek die uitgevoerd wordt gewoon om te beluisteren,
Indirimbo. Deze kunst werd vaak verbonden met poëzie en
welbespraaktheid. Muziek, dans en poëzie zijn steeds de meest
spectaculaire uitingen van de Rwandese cultuur geweest. Het
zijn elementen van identiteit en socialisatie die het leven
hebben doordrongen van dit volk van landarbeiders, herders en
veehoeders, pottenbakkers en/of andere vaklieden. Ze werden
mondeling overgeleverd en weerspiegelen de geschiedenis,
de essentiële waarden, de gebruiken en levensvisie van de
Rwandezen.
3
Umuduri
Umuduri, muziekboog
1.Umuduri, muziekboog
Hout en metalen snaar, kalebas
De muzikant houdt een giersthalm in de hand om de snaar
van het instrument aan te slaan en een rammelaar.
Verzameld in het INRS (Rwanda) door J.-B. Cuypers in 1999
Coll. Etnomusicologie – KMMA
De umuduri is een muziekboog die samengesteld is uit een
houten boog (umuheto), opgespannen met een pees (umurya)
gemaakt uit plantaardige vezels, een pees uit dierlijk materiaal
of – meer recent – een metalen draad. Aan de steel van de boog
is een kalebas als klankkast bevestigd. Daarnaast worden voor
het spel ook nog een houten stokje en de inzebe-rammelaar
gebruikt. Door middel van twee lusjes wordt de pees dichter
4
bij de boog gebracht en nog een derde lusje - het belangrijkste
- verdeelt de pees in twee ongelijke delen. Zo ontstaan er
twee verschillende tonen, meestal een kwart of een kwint, als
grondtonen. Deze lus wordt met een touwtje verbonden aan de
kalebasklankkast. Om de klankkast gescheiden te houden van
de muziekboog wordt een stoffen doekje of een kussentje van
bananenschors tussen beide geplaatst, zodat er geen direct,
storend contact is tussen de boog en de kalebas.
Om het instrument te bespelen wordt de boog met de
linkerhand verticaal voor het lichaam gehouden en de kalebas
tegen het lichaam gedrukt. Met de rechterhand worden een
dun stokje, waarmee de snaar wordt aangeslagen, en een
inzebe-rammelaar vastgehouden. Naast de twee grondtonen
die de snaar produceert, kan met de wijs- of middenvinger het
bovenste (langste) gedeelte van de pees nog ingekort worden
waardoor men noten kan voortbrengen met intervallen van
secunde/kwart of kwint. Het instrument wordt gebruikt bij
uiteenlopende gelegenheden zoals op feesten, op officiële
plechtigheden, op uitnodiging van gezagsdragers of door
bedelaars, om medelijden op te wekken. De umuduri wordt
meestal solo bespeeld waarbij de uitvoerder tegelijkertijd ook
de zanger is en vaak begeleid wordt door het handgeklap van
het publiek.
Umuduri
5
Ingoma
Het ingoma-ensemble,
tweevellige geregen trommels
2. 3. 4. 5. 6. Ishakwe, trommel met hoge toon
Igihumurizo, trommel met lage toon
Inyahura, trommel met middelhoge toon
Inyahura, trommel met middelhoge toon
Igihumurizo, trommel met lage toon
Hout en vel
Vijf trommels, verzameld door Jean-Baptiste Nkulikiyinka
(KMMA) in 1996 in Nyabisundi, Rwanda
Coll. Etnomusicologie – KMMA
Ingoma, trommel met membraan
Zowel in Rwanda als in Burundi stond de trommel synoniem voor
heerschappij, koninklijke macht, koninkrijk. In het algemeen
kan men drie categorieën van trommels onderscheiden die
beantwoorden aan de soortnaam ingoma.
De zogenaamde ingoma z’imihango-trommels of ‘rituele
trommels’ werden gebruikt in verschillende koningsrituelen
en die geen enkele muzikale rol vervulden. Deze trommels
stonden elk voor een ritueel symbool zonder hetwelke de
Koning niet de bovennatuurlijke krachten kon gebruiken die
hem bij zijn troonsbestijging werden verleend. De ingoma
z’ingabe-trommels of ‘dynastietrommels’ dienden als objecten
die symbool stonden voor het gewijde koningschap en de
macht van de Koningen. En ten slotte zijn er de trommels
die in ensembles worden bespeeld – zoals hier te zien op
de tentoonstelling – de ingoma z’imivugon, ‘trommels die
6
spreken’. Het zijn trommels die bespeeld worden tijdens
officiële festiviteiten, of om de katholieke christenen op te
roepen voor de vieringen op zondag of op de grote religieuze
hoogdagen.
7
Ingoma
Deze trommels werden in een ensemble gespeeld en
animeerden de opvoeringen tijdens de festiviteiten. Volgens
de informatie doorgegeven door de leden van voormalige
koninklijke trommelgroepen, bestond een trommelensemble
in actie traditioneel uit 5 à 10 trommels, namelijk:
1 trommel die de toon zoekt en aangeeft (ishakwe-ishako), de
kleinste van het ensemble, met een hoge toon. Zijn rol is de
opvolging van de trommelritmes een voor een aan te kondigen,
volgens het repertoire dat voor de opvoering is vastgelegd. Dit
repertoire is door alle leden van de groep gekend. Het is dus
deze trommel die de ritmes inzet. Zijn rol is te zorgen voor een
continu basisspel tijdens de opeenvolging van de ritmes. Hij
wordt onophoudelijk bespeeld, van het begin tot het einde van
het repertoire.
1 of 2 leidende trommels (inyahura): het gaat om de trommel
die het spel leidt. Het is de trommel die het ritme dat is ingezet
door de ishakwe-trommel ontvangt en ontwikkelt. Hij regelt en
zorgt voor de opeenvolging van de ritmes van het repertorium
dat voor een dergelijke opvoering is aangekondigd. In die
hoedanigheid kan hij het ritme aangekondigd door de eerste
trommel aanvaarden of weigeren. Traditioneel bestond deze
formatie enkel uit één leidende trommel, er is ook een recente
ontwikkeling waarbij er twee voorkomen.
8
3 tot 7 baritontrommels (igihumurizo): de baritontrommels
vormen de baspartij van het ensemble. Ze zijn groter dan de vorige
twee en hebben, onder elkaar, verschillende toonvarianten. In
een ensemble heeft in principe iedere baritontrommel zijn
eigen tonaliteit en het is deze toondiversiteit die bijdraagt tot
de rijkdom van de trommelritmes.
Ishakwe
Igihumurizo
Inyahura
9
Ingoma
Oorsprong van de trommels
van Rwanda
Men kan niet met zekerheid de oorsprong van de trommels
vastleggen. Zij bestonden al op het prekoloniale Rwandese
grondgebied, namelijk de trommels die het embleem waren van de
macht. Men is niet zeker of er, naast deze trommels, ook al waren
die bespeeld werden in ensembles of dat ze gecreëerd werden aan
het hof van de Nyiginya koningen in een recenter tijdperk.
In het prekoloniale Rwanda werden de trommels enkel voor
de Koning beslagen, in het bijzonder tijdens de dagelijkse
ceremonie van het ontwaken en het slapengaan van de vorst.
Het was de traditie de trommelaars, belast met dit ceremonieel,
niet te vergoeden. Deze of gene die zich had onderscheiden van
de rest kon een cadeau in natura ontvangen. Het belangrijkste
voordeel van hun functie van ‘uitvoerders van koninklijke
taken’ is dat ze ontheven waren van de taken die de rest van de
bevolking moest uitvoeren. Sinds de koloniale periode en de
aankomst van de missionarissen, en vooral de katholieke Witte
Paters, veranderde de situatie. De missionarissen waren ervan
overtuigd dat, als de trommels konden worden bespeeld ter
ere van de Koning van Rwanda, dat ook kon voor de Koning van
de koningen (God). Bijgevolg bezaten bijna alle missieposten
en vandaag de dag ook de parochies, van zodra opgericht, elk
een trommelset waarbij men de trommels besloeg en nog
steeds beslaat om de christenen op te roepen tot de religieuze
10
diensten, op zondagen en christelijke feestdagen. Later,
met de komst van de Republiek, is de trommel een normaal
muziekinstrument geworden dat ter beschikking staat van
diegene die het wil aankopen en die het wil (laten) bespelen. Ten
tijde van de eerste en de tweede Republiek bezaten de meeste
Rwandese gemeenten, en ook particulieren, trommelsets. Bij
deze evolutie kan men ook vermelden dat, sinds de komst van
de missionarissen, de klassieke – of koninklijke - trommelritmes
aangevuld zijn met moderne ritmes die gecreëerd zijn door op
dit vlak geïnspireerde artiesten, in het bijzonder katholieke
priesters. De nieuwe ritmes zijn vaak korter en vlugger maar
bewaren altijd een ondertoon van de oude ritmes.
De vorm van de trommels is ook veranderd: de klankkast, met
de ovale, bijna puntige vorm - die maakte dat de trommel niet
zelf kon rechtstaan - is veranderd. De trommelbasis is breder
en het instrument blijft rechtstaan als men het op de grond
zet. Men kan zich vandaag de dag met moeite nog voorstellen
dat het bespelen van 10 trommels in het oude Rwanda 20
personen vereiste: 10 om ze te bespelen en 10 om ze vast te
houden.
11
Ingoma
De fabricage van de trommels
De trommel was heilig en werd beschouwd als een levend
wezen. Een trommel maken noemde men een ‘trommel
creëren’ en hield een lang en complex proces in, met redelijk
lastige fysieke arbeid en rituele dimensies.
We onthouden hier het volgende:
1 De identificatie van de boomsoorten die gekapt worden voor
de klankkasten;
2 De kap van deze bomen gaf aanleiding tot verschillende
rituelen: een wake die de kap voorafging, trommelritmes
op de plaats van de kap, het drinken van alcoholische drank
en dans op diezelfde plaats. De gevelde boom werd op die
manier beschouwd als een jonge bruid, het omhakken als een
verlovingsceremonie. De naam om de omgehakte boom en het
huwbare meisje te benoemen was dezelfde: umwari;
3 Het snijden van de boom in verschillende blokken die dan de
klankkasten zullen vormen;
4 Het transport van deze blokken naar de plaats waar de trommel
wordt gemaakt en gedroogd;
12
5 Het voorbereidingswerk van de huiden: de trommelmaker was
zowel houtbewerker als leerlooier;
6 Het snijwerk van de velmembranen, twee voor elke trommel, de
voorbereiding van de riemen om ze vast te maken;
7 Het vastmaken van de vellen door ze dicht te rijgen;
8 Het snijden van de trommelstokken.
Alle stappen in het vervaardigen van de trommel worden aangeduid via een woordenschat die enkel door de vaklui gekend is.
13
Umwirongi
Umwirongi, kerffluit
7. Umwirongi, kerffluit met mondstuk op het einde
Riet
Verzameld in Gitabi (Rwanda) in 1956
Coll. Etnomusicologie – KMMA
8. Umwironge, kerffluit met mondstuk op het einde
Riet
Verzameld door M. Bourgeois in Shangugu (Rwanda)
Coll. Etnomusicologie – KMMA
De umwirongi is een kerffluit die gemaakt wordt uit de stengel
van de intomvu-plant, hoewel men ook exemplaren aantreft
uit bamboe of andere planten. Het instrument wordt gemaakt
uit jonge stengels die gedroogd en uitgehold worden. Over
de totale lengte vernauwt het instrument een klein beetje
naar onderen toe. De dunne wanden zorgen voor een grote
broosheid van het instrument, dat dan ook vaak hersteld of
weggegooid moet worden. Nieuwe instrumenten worden dus
vaak geconcipieerd als kopieën van de oude, zodat dezelfde
stemming behouden blijft. Voor het mondstuk wordt de stengel
eerst recht afgesneden, waarna een U-vormige inkeping wordt
uitgesneden. De umwirongi telt meestal twee tot vijf ronde
vingergaten (inoboro) die zich altijd op de onderste helft van
het instrument bevinden.
De umwirongi wordt vooral - en oorspronkelijk uitsluitend door veehoeders bespeeld als tijdverdrijf of met de bedoeling
om ’s avonds en ’s nachts mogelijke veedieven en roofdieren
op een afstand te houden. De umwirongi wordt ook nog 14
bespeeld ter begeleiding van dansen (akagitari en urwagitari)
of als vermaak. In de stad daarentegen vindt men de
umwirongi vaak terug in de handen van nachtwakers. Meestal
wordt de umwirongi solo gespeeld, maar combinaties met
een inanga, een indingiti, of met ritmische instrumenten
zijn mogelijk. Tijdens de opnamen hebben we ervaren dat de
gespeelde muziek in feite verhalen waren die worden verteld
met een komische en spottende ondertoon waar het gaat
om de relatie man-vrouw, zoals in het fragment Umugore
w’ingare (de chagrijnige vrouw). Het hoge register (overblazen
van de fluit) imiteert de stem van de vrouw, het lage register
deze van de man. Toch heeft het instrument op zich ook een
symbolische betekenis, zoals de vruchtbaarheid van de man,
de aarde en het vee. In die hoedanigheid wordt het ook in een
rituele context gespeeld bij het zaaien en planten. De ambitus
varieert van 3 tot 10 tonen, waarbij het tetra- en hexachord
het vaakst voorkomen. Opvallend is dat er, net zoals bij de
herdersliederen (amahamba) geen halve tonen voorkomen
binnen deze toonladder. Het gebruik van de bovenste terts van
de toonladder is het belangrijkste voor de melodievorming.
Op ritmisch vlak is er een volledige vrijheid omwille van het
improvisatorische karakter, maar is de snelle uitvoering van de
melodie wel een vast kenmerk.
Mondstuk
Umwirongi
15
Iyugi
Iyugi, dansbelletje
9. Iyugi, dansbelletje (enkelbelletje)
Vel en gesmeed ijzer
Verzameld door Charles Mutara Rudahigwa in 1949
Coll. Etnomusicologie – KMMA
Het iyugi-rinkelbelletje wordt gesmeed uit een dun ijzeren
plaatje. De smid, specialist met betrekking tot dit object,
begint met het uitgesneden oppervlak te buigen om het de
karakteristieke vorm van het instrument te geven en hij maakt
twee gaten in het omgeplooide deel. Vóór het sluiten van het
belletje, wordt een klein ijzeren balletje in het instrument
geplaatst. De slag van het balletje op de wand van het
instrument geeft de karakteristieke klank. Het rinkelbelletje
behoort, in zijn hoedanigheid van muziekinstrument, tot de
percussie-idiofonen. Door de twee gaatjes bovenaan loopt
een dun lederen bandje heen, uit koeienvel, en bijgevolg heel
solide. Dit bandje wordt vastgemaakt aan een enkelriem, eveneens in ruw of gelooid leder. De amayugi rinkelbelletjes worden
hoofdzakelijk gebruikt voor de dans. De danser of danseres
draagt ze rond de enkel. Bij elke danser of danseres zijn er
een zeker aantal – ongeveer 10 per been – vastgemaakt op de
enkelriem.
Als de dansers of danseressen een groep vormen met een
zekere grootte en als zij de rinkelbelletjes dragen aan de enkels,
brengen de belletjes een indrukwekkend geluidsspectrum ten
16
berde voor de kijker en zwepen zij de dansers nog bijkomend
op. De Europeanen die in de 19e eeuw als een van de eersten
in Rwanda toekwamen, maken melding van dit instrument,
waarvan men echter niet weet wanneer het ontstond noch
wanneer het in Rwanda werd geïntroduceerd. We kunnen
enkel vermelden dat het behoort tot de oude instrumenten
van het land.
17
Urusengo
Urusengo, ensembles van insengo fluiten
10. Igihumurizo, houten fluiten
Drie fluiten, verzameld door Jos Gansemans in 1981 in Nkumba, Rwanda
Coll. Etnomusicologie - KMMA
De insengo-fluit, konisch van vorm, wordt gesneden uit de tak
van de Markhamia lutea (umusave)-boom of uit de Ximenia
caffra of Pittosporum spathicalyx-planten (beiden umusekera
genaamd). Het houten stuk wordt in de lengte in twee gelijke
delen gesneden. De binnenkant wordt dusdanig uitgehold dat,
wanneer men de twee delen tegen elkaar zet, de aldus gevormde
uitholling een conisch boorgat vertoont. De twee helften
18
worden samengehouden door fijne touwtjes die rondom
het instrument worden gewikkeld. De instrumentenbouwer
schuift ten slotte een stuk luchtpijp over het instrument. Bij
het drogen houdt het stuk luchtpijp de twee delen van het
instrument dicht tegen elkaar.
De geschiedenis van het urusengo-ensemble is verweven
met deze van het Nyiginya koningschap. Het is één van de
symbolen van de dynastie. Bij aanvang had dit koningschap als
embleem de nyamiringa-fluit, vooraleer deze vervangen werd
door de trommel. Binnen deze traditie zouden de Basengo
(insengo fluitspelers) een elitegroep gevormd hebben rond de
koning, samen met de chefs, de ritualisten en de dichters van
de dynastie. Volgens d’Hertefelt en Coupez (1964) vervulden
de insengo-fluiten verschillende functies binnen de vier
rituelen van de geheime code van het heilige koningschap.
Vermeldenswaard is ook dat de insengo-fluiten deelnamen
aan het dagelijkse ritueel van het slapengaan en opstaan van
de koning, en dit sinds op zijn minst de 18e eeuw.
Buiten Rwanda vinden we het insengo-ensemble terug in
Oeganda, in Bunyoro, Toro, Nkore en in Kiziba en Kigezi.
Het ensemble bestaat uit 5 instrumenten of meer. De benaming
van hun functies is dezelfde als deze voor de functies van de
trommels in een ensemble. De ishakwe-fluit, die de aanhef
doet, wordt hier bespeeld door de leider van het ensemble;
hij geeft een hoge toon aan. De inyahura-fluiten, met de
middelste toonhoogte, zijn over het algemeen met twee in het
ensemble, de ibihumurizo-fluiten of baritonfluiten met 3. De
muzikale zinnen bestaan uit melodische en ritmische groepjes
van één of twee noten, die afwisselend en invariabel worden
gespeeld door de drie groepen fluiten. Het repertoire van de
fluiten is gevarieerd en wordt altijd begeleid door handgeklap.
Verschillende thema’s dienen als inspiratiebron. Sinds de
komst van de Republiek hebben de insengo-fluiten hun
koninklijk karakter verloren, zoals ook het geval was met de
trommels. Ze zijn echter relatief populair gebleven, aangezien
ze vaak gebruikt worden om de officiële festiviteiten op alle
niveaus met hun muziek op te luisteren.
19
amakondera Ensemble
20
Het amakondera-ensemble,
Hoorns met zijmondstuk
11. Umurangi
12. Umurangi
13. Incuragane
14. Ikanka
Bamboehoorns, hals in kalebas, omhuld met vel en ophangriem
Verzameld door Dr. Dirk F.E. Thys van den Audenaerde (KMMA)
in 1985 in Butare, Rwanda
Coll. Etnomusicologie – KMMA
De amakondera omvatten vijf types van hoorns; ze vormen
ensembles die begeleid worden door twee trommels. Ze zijn
recent in Rwanda geïntroduceerd; er bestaat tegenstrijdige of
complementaire informatie zowel over hun herkomst als over
de periode wanneer ze in het land zijn binnengekomen. De
versie die het vaakst voorkomt is deze waarbij de instrumenten
uit het vroegere ministaatje Bujinja, in het huidige Tanzania,
onder het bewind van koning Kasusuro, zouden komen.
Dezelfde versie situeert hun aankomst in Rwanda onder de
heerschappij van Musinga, in de 20e eeuw. Het is deze versie
waarover Bunungu, sterdanser bij de koninklijke Ishyaka
(emulatie) dansgroep, ons persoonlijk verslag doet. Als klein
kind al was hij getuige van de aankomst van dit ensemble,
dat een zekere beroering teweegbracht aan het koninklijk
hof van Nyanza, door de luide klanken van de hoorns en het
ongebruikelijke ritme van de twee begeleidende trommels. Hij
voegt eraan toe dat een massa nieuwsgierigen dit ensemble
van vreemdelingen kwam aanschouwen en beluisteren en dat
het de vrouwen waren die er het eerst naartoe gingen.
De soorten amakondera
Voor het insengo-type en bepaalde urugunda-hoorns: een
stuk bamboe umugano, voorzien van een ovaal of rechthoekig
mondstuk aan de zijkant. Een uiteinde van het stuk is afgedekt;
het afgedekte deel wordt zelf doorboord met een rietje in het
midden ervan. Al naargelang dit open of dicht is, kan het twee
verschillende tonen voortbrengen. Het andere uiteinde blijft
afgedekt.
Voor de umurangi, ikanka et incuragane-types: een ovale
kalebas (igicuma) wordt op het bamboestuk geschoven als
geluidstrechter en dient als versterker.
De kalebas wordt aan de bamboe vastgemaakt met een stuk
schors van de ficus en met latexlijm van de euforbia (umuyenzi):
Euphorbia tirucalli. In zeldzame gevallen wordt de kalebas
vervangen door een koehoorn. Meerdere instrumenten zijn
bedekt met een koeien- of geitenvel of met een strook stof. Dit
gebruik van het verstevigen van de geluidstrechter door een
huid of een stuk stof is niet algemeen verspreid noch verplicht.
Sommige instrumenten zijn ermee uitgerust, andere niet.
21
amakondera Ensemble
Functie van de verschillende
types hoorn:
- De umurangi-hoorn: waarvan men de Rwandese naam kan
vertalen door ‘inleider’, van het werkwoord kuranga:
aankondigen, laten weten. Het gaat om het ‘leidersinstrument’
van het ensemble, de solist, met de volle klank. Hij leidt het
muziekstuk in en wordt daarin achteraf begeleid door de
andere hoorns en trommels. Hij leidt de uitvoering en geeft het
eindsignaal aan.
- De incuragane-hoorn: de Rwandese naam van dit instrument
staat voor ‘hij die naar hier en naar daar gaat’ of ‘hij die kleine
taken tegelijkertijd en snel op zich neemt’. De naam van deze
hoorn, die in het ensemble vertegenwoordigd wordt door een
enkel of twee exemplaren, geeft ons een beeld van zijn functie:
de noten op een vlugge manier spelen, op een wervelend
ritme van twee tonen, waarbij hij van dichtbij de ‘leidershoorn’
bijstaat.
- De urugunda-hoorn: waarvan de Rwandese naam lijkt ontleend te zijn aan de taal die overeenstemt met de oorsprong
van het instrument, te vinden in het voormalige Bujinjarijk, in
het huidige Tanzania, zoals hoger vermeld. De hoorn is vaak
in tweevoud in het ensemble terug te vinden en speelt één
enkele stem, laag, rustgevend in een soort ostinato – een
muziekprocédé dat uit een repetitieve melodisch-ritmische
muzikale zin bestaat, het equivalent van een jazz riff. Hij heeft
een basfunctie en lijkt ontworpen te zijn als tegengewicht voor
de schrille toon van de insengo-hoorn.
- De insengo-hoorn: we kunnen vermelden dat deze hoorn
zijn naam ontleent aan de insengo-fluitjes, die we verder
beschrijven omdat zijn geluid – een hoge en scherpe klank
– vergelijkbaar zou zijn. In het ensemble komt hij het vaakst
voor, er zijn soms zelfs tot zes of zeven exemplaren. Ze dienen
echter eenvoudigweg maar als recto tono begeleiding – een
muziekprocédé dat erin bestaat een muzikale zin te spelen
op een constante noot; we vinden dit principe terug in het
eentonig gezang van de koralen. - De ikanka-hoorn: De naam van deze hoorn blijkt te zijn
afgeleid van het woord gu-kankama: spreken op een redelijk
hoge schelle toon, die doet denken aan het geblaat van een
schaap. De hoorn speelt twee tonen en lijkt in te staan voor de
harmonie tussen de hoge en de lage tonen. Er speelt slechts
één inkanka binnen het ensemble.
22
Hoorns met zijmondstuk van het amakondera-ensemble
Umurangi
Ikanka
Incuragane
Urugunda
Mondstuk
Insengo
23
amakondera Ensemble
De begeleidende trommels:
- De ruharage-trommel: bij de komst van de Bakondera-groep
(amakondera trommelspelers) uit Bujinja, bevond er zich
in het ensemble een trommelspeler met een redelijk kleine
trommel, die de speler kon manipuleren door hem met een
arm met een riem vast te houden boven de grond en hem met
de andere arm te beslaan, met een trommelstok met bal. Deze
trommel uit Bujinja was bedekt met membranen uit zebrahuid,
vandaar zijn bijnaam van ‘diegene bedekt met zebra’. Wat de
Rwandezen trof was het feit dat een trommel kan bedekt zijn
met zebrahuid, terwijl de traditie runderhuid voorschrijft. Deze
bijnaam is gebleven en op de dag van vandaag wijst hij op alle
begeleidende trommels in het amakondera-ensemble, zelfs
deze die enkel met het gebruikelijke en traditionele koeienvel
bedekt zijn. Hij is een beetje groter dan de ishakwe-trommel
van het ensemble van de koninklijke ingoma­. Hij heeft een
doffe klank, terwijl deze van de ishakwe-trommel helderder
is. Hij zorgt voor de baspartij in het spel van het ensemble.
Beetje bij beetje is hij ook de dansen van de jonge meisjes
gaan begeleiden, ter versterking van het handgeklap. Hij kan in
contrapunt spelen ten opzichte van het ternaire ritme van de
ingaraba-trommel, die we hieronder beschrijven.
- De ingaraba-trommel, die in Rwanda is toegekomen op
hetzelfde moment als het amakondera-ensemble en de
ruharage-trommel, is volledig atypisch voor de trommels uit
Rwanda: het gaat om een cilindrische en langwerpige, licht
gebogen trommel. De opening bovenaan wordt bedekt met
een stuk huid, vaak van een geit, maar ook soms van een koe,
antiloop en zelfs slang. De opening onderaan kan ook worden
bedekt met een vel, maar bij sommige trommels is de opening
niet bedekt en blijft ze open. In tegenstelling tot de andere
Rwandese trommels, waarvan de membranen die de openingen
van de klankkast bedekken, vastgeregen worden, maakt men het
membraan (de membranen) van de ingaraba-trommel vast met
spijkers of met dunne bamboe- of houten pennen. Deze worden
via gaten in de klankkast geschoven. Er is aan de trommel een
draagriem voorzien, vaak in leder, waardoor de speler hem
horizontaal over de schouder kan vasthouden. De muzikant
beslaat hem met twee handen in een ternair ritme, waarbij zijn
handen de rand of het midden van het membraan raken. Hij
houdt de handen goed open en de vingers strak en gespreid.
De functie van de ingaraba-trommel wordt vooral bepaald door
de ritmische variaties. Hij wordt uitsluitend bespeeld in het
amakondera-ensemble. Het ensemble speelt een uitgebreid
repertoire van polyfonische stukken met verdragende klanken.
De muziekstukken werden eerst gespeeld om de koninklijke
24
avondlijke feesten op te luisteren. Het was Laenaerts, Belgisch
functionaris in Nyanza, de koninklijke hoofdstad, die op een
dag aan de Koning zou voorgesteld hebben het spel van het
ensemble te combineren met de krijgsdansen van de intore,
ter begeleiding. Sindsdien leidt de muziek van de amakonderaensembles het spektakel van deze dansen in, ze geven het
ritme aan bij de solo-uitvoeringen van de beste dansers en
wanneer de dansgroepen de scène verlaten.
25
Foto’s : J. Gansemans © KMMA
26
biografische nota - Verzameling
biografische
nota Verzameling
De hier tentoongestelde muziekinstrumenten zijn verzameld in
Rwanda door Jos Gansemans en door Jean-Baptiste Nkulikiyinka.
Dr. Gansemans, filoloog en etnomusicoloog, was hoofd van het
departement Culturele Antropologie in het Koninklijk Museum
voor Midden-Afrika (KMMA). Tussen 1973 en 1988 heeft hij
verschillende onderzoeken gedaan over de traditionele muziek
van Rwanda, die hij uitvoerig heeft beschreven. Zijn werk – een
van de meest complete over het onderwerp – is verschillende
keren gepubliceerd.
Jean-Baptiste Nkulikiyinka was directeur van het Nationaal Ballet
van Rwanda van de jaren 70 tot in 1995. Hij richt nadien zijn eigen
groep op, Isonga, met wie hij een tournee maakt in Europa. Sinds
1999 stelt hij zijn uitgebreide kennis van de muzikale tradities van
Rwanda ter beschikking van het museum.
27
De stemmen van de heuvels
Muziekinstrumenten uit Rwanda en Burundi
Wettelijk depot: D/2012/0254/06
© Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, 2012
13, Leuvensesteenweg
3080 Tervuren (België)
www.africamuseum.be
Alle rechten op de reproductie en vertaling zijn in elk land voorbehouden.
Iedere volledige (of zelfs gedeeltelijke) weergave, behalve voor pedagogisch
en educatief gebruik zonder commercieel doeleinde, is strikt verboden
(Wet van 11 maart 1957 betreffende de bescherming van de auteursrechten)
zonder voorafgaandelijke schriftelijke toestemming van de Publicatiedienst,
Koninklijk Museum voor Midden-Afrika, Leuvensesteenweg 13, 3080 Tervuren
(België).
Download