Mooie Woordenlijst Ronkedoor: op zichzelf levende, uit de kudde verstoten olifant. Aristologie: kunst en wetenschap van het eten Arkeneel: Gemetselde dakkapel arkelachtige uitbouw van een kasteel- of vestingmuur Ubiquist: planten en dieren die overal gedijen, persoon die zich overal thuisvoelt. Scatologisch: betrekking hebbend op de excrementen (-literatuur: drekliteratuur) Lipogram: Een tekst waarin één of meerdere letters of samenstellingen van letters verboden zijn. Afgeleid van het Griekse LEIPO (ik laat weg). Bijvoorbeeld: La disparition van Georges Perec is een 'e-lipogram': in het hele boek komt geen 'e' voor. Topwoord Een adjectief waarin een soortnaam is opgenomen om de aard van de eigenschap te versterken, maar waarbij tevens een klankovereenkomst is tussen beide delen. De standaardverzameling van deze woorden werd samengesteld door Egbert Beijk. Bijvoorbeeld: 'gortdroog' en 'glashard'. Gribus: bouwvallige of onooglijke woning Gorren: de balzak afbinden bij lammeren Googol: 10100 m.a.w. een 1 met 100 nullen Gongorisme: Literaire stijl, gekenmerkt door overlading met woordspelingen en epigrammatische sententies Graminologie: leer van de grassen Dissimilatie: 1. De stijlfiguur waarbij de spreker zijn eigen mening of die van zijn partij tracht te verbergen. 2. Het aan elkaar ongelijk worden van twee gelijke, op elkaar volgende medeklinkers. Bijvoorbeeld: het woord 'tovenaar' is rond het 4e kwart van de 13e eeuw afgeleid van het woord 'tôverâre', waarbij de 'n' is gedissimileerd. Piel: jonge eend, eendekuiken. Peg: spie, pin, houten spijker, pal voor een schaafbeitel Hork: stug, lomp, onbeleefd mens Gakken: Het geluid van ganzen Bauwen: lelijk blaffen