Astma en COPD Chronische aandoeningen > Astma en COPD > Feiten en cijfers FEITEN EN CIJFERS Nederland telt 1 miljoen chronische longpatiënten. Het aantal patiënten met COPD zal naar schatting tussen 2005 en 2025 met 38o/o stijgen. Bij acht op de tien patiënten is roken de oorzaak van COPD. Meer dan de helft van de COPD-patiënten is ouder dan 65 jaar. Iets meer dan de helft van de mensen met COPD is laag opgeleid. Slechts 11% heeft een opleiding op HBO- of WO­ niveau (tegen 25,4 °/o voor alle 15 tot 64 jarigen in Nederland). Longziekten komen ook meer voor in achterstandswijken, waar meer mensen met een lage opleiding en/of een niet-westerse achtergrond wonen. Beperkte gezondheidsvaardigheden Voor algemene informatie over laaggeletterdheid en beperkte gezondheidsvaardigheden verwijzen we graag naar de factsheet over dat onderwerp. Kort samengevat is rond de 29% van de Nederlandse bevolking beperkt gezondheidsvaardig en zijn ouderen, laagopgeleiden en niet-westerse migranten oververtegenwoordigd in deze groep. Beoordeling gezondheid Algemeen weten we dat mensen van niet-westerse herkomst veel vaker dan autochtonen hun gezondheid als slecht beoordelen, van bijna twee keer vaker voor Surinamers tot drie keer vaker voor Turken. Rekening houdend met verschillen in leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, burgerlijke staat en arbeidssituatie, is voor niet-westerse migranten de kans op een slechtere gezondheid zelfs tot 4,5 keer groter. (RIVM 2010) Het wonen in een achterstandsbuurt blijkt, onafhankelijk van de sociaaleconomische status van mensen, de gezondheid negatief te beïnvloeden. De clustering van ongunstige omstandigheden bij bepaalde groepen vergroot de sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Mensen met een migrantenachtergrond, laagopgeleiden en mensen met lage inkomens hebben vaker last van deze negatieve omstandigheden en zijn op die manier benadeeld ten opzichte van mensen die in betere buurten wonen. 1/6 Pharos - Feiten en cijfers 15-2-2016 Prevalentie van astma en COPD bij mensen met een lage sociaaleconomische status en/ of met een niet-westerse migrantenachtergrond NB. Hieronder hebben we de conclusies van een aantal onderzoeken weergegeven. Hoewel niet geheel eenduidig lijken ze te wijzen op het meer voorkomen van astma en COPD bij mensen met een lage sociaaleconomische status en op een onderdiagnose van astma en COPD bij niet-westerse migranten. Vóórkomen en (onder)diagnose Volgens het RIVM komen astma en COPD meer dan twee keer zo vaak voor bij laagopgeleiden als bij hoogopgeleiden. Omgeving en gedrag zijn vaker ongunstig voor laagopgeleiden en niet-westerse migranten. Volgens Tabak (2002) wordt COPD veel vaker gediagnostiseerd bij mensen uit de lagere sociaaleconomische klassen. Gegevens uit de huisartsenpraktijken over het vóórkomen van COPD bij autochtone Nederlanders en Nederlanders met een migrantenachtergrond wijzen niet op het bestaan van verschillen (Zantinge 2006). Het lijkt er echter op dat huisartsen de aanwezigheid van COPD minder vaak registreren bij niet-westerse migranten dan bij autochtonen. Dit kan wijzen op onderdiagnostiek van COPD bij deze groep (Oosterberg et al, 2013; Uijen 2008). Prevalentie in grote steden De prevalentie van astma en COPD in de vier grote steden voor mensen van 19-64 jaar is 4,9%. In achterstandswijken ligt dat percentage echter op 6,8. Voor 65-plussers is het respectievelijk 10,3% en 13,0 °/o (GGD gezondheidsmonitor 2012). Voor Nederland als geheel is de incidentie 1,8% voor mannen tussen de 15-65 jaar en 1,5% voor vrouwen in dezelfde leeftijdscategorie. Voor 65-plussers is dat respectievelijk 6,1% en 4,9% (LINH, 2011). Voor heel Nederland en alle leeftijden ligt het aantal mensen met chronische luchtwegklachten op 7,7% (CBS zorgatlas). COPD en astma, prevalentie onder oudere niet-westerse migranten COPD en astma komen vooral vaker voor onder Turkse ouderen (Schellingerhout 2004). Bijna een derde van de Turkse ouderen rapporteert hierover. Voor andere migrantengroepen ligt dit tussen de 5 en 15 procent (zie tabel hieronder). De hogere prevalentie onder Turken heeft vermoedelijk te maken met het grotere aandeel rokers in deze groep. �andoening COPD en astma Turks 29 Marokkaans 13 Surinaams 8 Antilliaans/Arubaans Moluks 5 15 Autochtoon 14 2/6 Pharos - Feiten en cijfers NB. Significante verschillen met autochtonen zijn vetgedrukt. Bron: Schellingerhout 2004 Astma, COPD en hooikoorts komen in Nederland vaker voor bij niet-westerse migranten. Vergeleken met autochtone Nederlanders lijden vooral Turkse mannen tussen 40 en 65 jaar vaker aan COPD, terwijl astma vaker voorkomt bij Surinamers en Antillianen. Dat blijkt uit onderzoek van het NIVEL in samenwerking met het Astma Fonds. Op basis van een literatuuronderzoek en analyses van de Tweede Nationale Studie (NS2) werd gekeken hoe vaak astma, COPD en hooikoorts voorkomen onder Nederlanders en in Nederland wonende Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen (Zantinge et al, 2006). Onderzoek van Denktas et al. (2010) onder Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse ouderen laat zien dat bij Turks-Nederlandse ouderen sprake is van ondergebruik van de COPD-medicatie. In dit onderzoek komt verder naar voren dat een goede beheersing van de Nederlandse taal, co-morbiditeit en een hogere leeftijd een positieve invloed hebben op het consequent innemen van de medicatie. Kinderen Kinderen van Marokkaans-Nederlandse afkomst lijken minder kans te hebben op astmaklachten dan autochtone kinderen. Kinderen van Turks-Nederlandse of Antilliaanse afkomst juist meer (Generation R Study 2012). Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse kinderen met matige astma hebben meer kans op een te lichte medicatie. Kinderen met deze etnische achtergrond komen ook half zo vaak met een lui oog bij een oogarts of orthoptist als autochtone Nederlanders. De diagnose suikerziekte wordt bij niet-westerse kinderen minder snel gesteld. De slechtere zorg is vooral een gevolg van gebrekkige communicatie. Er zijn geen aanwijzingen dat ouders met een migrantenachtergrond bewust de adviezen van artsen naast zich neerleggen, hoewel artsen dit wel vaak denken. (Urbanus-van Laar et al, 2008). Astma en COPD in relatie tot leefstijl, zelfmanagement en kwaliteit van leven Onvoldoende beweging Algemeen 22% van de COPD-patiënten is inactief; 41% voldoet aan beweegnorm (tegen 61% van de totale bevolking). 22% heeft informatie gekregen over bewegen (NIVEL 2010). 3/6 Pharos - Feiten en cijfers Specifiek Bevolkingsgroepen die, net als de jeugd, in mindere mate aan de (beweegnorm)norm voldoen zijn ouderen, laagopgeleiden, niet-westerse migranten, personen met ernstig overgewicht en niet-sporters (Hildebrandt et al., 2008 in NIVEL 2010). Zo bewegen laagopgeleiden in totaal twee uur per week minder dan hoogopgeleiden. Ook Turken, Marokkanen, Antillianen en Surinamers voldoen minder vaak aan de Nederlandse Norm Gezond Bewegen. Gunstig is wel dat dit voor de tweede generatie niet-westerse migranten veel minder geldt; zij bewegen nauwelijks minder dan autochtone Nederlanders (Kamphuis & Tiessen-Raaphorst, 2008 in NIVEL 2010). Overgewicht Algemeen 54% COPD-patiënten heeft overgewicht (totale bevolking: 47%); 28% houdt rekening met voeding; 6% heeft informatie gekregen over voeding (NIVEL 2010). Specifiek Uit Gezondheid en determinanten (RIVM 2010) blijkt dat laagopgeleiden en bepaalde groepen niet-westerse migranten risicogroepen zijn voor overgewicht. Zo hebben laagopgeleiden 2,5 keer meer kans op overgewicht en ruim 4 keer meer kans op obesitas. De prevalentie van overgewicht en obesitas onder niet-westerse migrantengroepen is hoger dan onder autochtonen. Vooral Turks-Nederlandse en Marokkaans-Nederlandse vrouwen vormen een risicogroep. De Surinaams-Nederlandse groep verschilt het minst van de autochtone populatie, al moet hierbij wel onderscheid gemaakt worden tussen Creolen en Hindoestanen. Vooral van deze laatste groep heeft een groot gedeelte overgewicht. Ook voor kinderen zien we hogere prevalenties overgewicht en obesitas onder niet-westerse migranten: van de jeugd met een migrantenachtergrond van 2-25 jaar heeft ruim 7% obesitas, tegenover 2% onder autochtonen (in 2008) (Bron: CBS Jeugdmonitor, 2009 in NIVEL 2010). Roken Algemeen 25% COPD-patiënten rookt (80-90% heeft gerookt); 55% heeft advies gekregen te stoppen (NIVEL 2010). Specifiek Uit GGD-onderzoeken in de grote steden en nationaal onderzoek komt naar voren dat een groter percentage Turkse Nederlanders (vooral mannen) rookt vergeleken met autochtone Nederlanders (Ariëns et al., 2006; Dijkshoorn, 2006; Haks et al., 2006; Uitenbroek et al., 2006; Van Lindert et al., 2004; alle in NIVEL 2010). Bij Marokkaanse Nederlanders is het aandeel rokers minder hoog dan bij autochtone Nederlanders. Marokkaans-Nederlandse vrouwen roken nauwelijks. Het aandeel rokers bij Surinaams­ Nederlandse mannen is hoger of vergelijkbaar met autochtoon-Nederlandse mannen, terwijl dit aandeel bij Surinaams-Nederlandse vrouwen kleiner of even groot is. Turks­ Nederlandse meisjes roken vaker dagelijks dan autochtoon-Nederlandse meisjes. 4/6 15-2-2016 Pharos - Feiten en cijfers Er zijn meer rokers onder laagopgeleiden dan onder hoogopgeleiden. Van de mensen met een HBO- of WC-opleiding rookt 22%, terwijl het percentage rokers bij mensen met een gemiddeld of laag opleidingsniveau respectievelijk 28% en 30% is (De Korte et al., 2010 in NIVEL 2010). Ook roken laagopgeleide rokers meer sigaretten per dag dan hoogopgeleiden (respectievelijk 16 en 12 sigaretten of shagjes). Opvallend is dat het percentage rokers sinds 1988 sterker daalt bij hoogopgeleiden dan bij laagopgeleiden. De sociaaleconomische verschillen in roken zijn dus groter geworden. Hoogopgeleiden doen vaker een succesvolle stoppoging dan laagopgeleiden. Het succes van een stoppoging hangt onder andere af van het aantal sigaretten dat iemand rookt en van de eigen effectiviteitsverwachting. De verschillen in het aantal sigaretten per dag tussen hoogopgeleiden en laagopgeleiden is tussen 2001 en 2008 toegenomen. Ook de verschillen in effectiviteitsverwachting zijn groter geworden. Dit kan deels verklaren waarom laagopgeleide rokers minder succesvol zijn in stoppen met roken (De Korte et al., 2010 in NIVEL 2010). Aanpassen leefstijl (stoppen met roken, meer bewegen, afvallen) Lang niet alle patiënten krijgen het advies te stoppen met roken; daarnaast sluit bij tweederde van de mensen met COPD het advies niet aan bij de persoonlijke situatie. Laag opgeleiden zijn minder succesvol in het stoppen met roken omdat zij niet verwachten te kunnen stoppen (De Korte et al, 2010 in NIVEL 2010). De relatie tussen gepercipieerde machteloosheid, stress en roken lijkt bij niet-westerse migranten zeker ook een rol te spelen. Niet-westerse migranten hebben mogelijk moeite met het opvolgen van leefstijladviezen die niet stroken met de eigen culturele opvattingen en waarvoor weinig steun bestaat in de sociale omgeving. In het dagelijks leven van veel niet-westerse migranten nemen bijvoorbeeld eten en drinken een belangrijke plaats in. Minder eten is dan sociaal ongewenst gedrag. Voor veel mensen is de drempel om aan lichaamsbeweging te gaan doen erg hoog. Ze zijn er niet mee opgegroeid, hebben er nooit het belang van ingezien en zijn niet gewend om er geld aan uit te geven. Voor mensen met beperkte gezondheidsvaardigheden komt daarbij dat zij de relatie tussen hun welbevinden en voldoende beweging niet begrijpen. 'Ik ben ziek en dus moet ik uitrusten.' Correct medicijngebruik en zelfmanagement 70% van de patiënten maakt fouten met hun inhalatiemedicijnen (website LAN). Het percentage patiënten dat stopt met medicatie (zowel onderhoudsmedicatie 5/6 Pharos - Feiten en cijfers 15-2-2016 (luchtwegbeschermers) als ook aanvalsmedicatie (luchtwegverwijders)) is hoog (34% van de nieuwe gebruikers) (website LAN). Longpatiënten met beperkte gezondheidsvaardigheden lopen een aantal risico's: foutief medicijngebruik doordat bijsluiters te ingewikkeld zijn of medicijnen van uiterlijk veranderen, niet begrijpen van uitleg (voordoen en nadoen geeft een beter resultaat), geen inzicht in de eigen ziekte en gering vermogen tot zelfmanagement. Het aantal zelfmanagementtaken is bovendien groot: medicatie-inname, het in de gaten houden van het verloop van de klachten, het onderhouden van een sociaal netwerk, begrijpen van medische informatie, omgaan met een beperkte energie en voldoende bewegen en gezond eten. Kwaliteit van leven Bij veel volwassen longpatiënten beperkt de ziekte in meer of mindere mate zowel het lichamelijk als het sociaal functioneren. De vermindering van de kwaliteit van leven is sterker bij vrouwen, bij oudere mensen en bij laag opgeleiden. Niet-westerse migranten ervaren door hun ademhalingsproblemen significant meer problemen dan westerse migranten of autochtonen (Longfonds 2013). Volgens het Longfonds Rayon Amsterdam vallen niet-westerse migranten in de risicogroep voor COPD. De Longbrigade bestaat uit een groep vrijwilligers die de wijk intrekt om voorlichting te geven over COPD en richt zich op mensen met een niet­ westerse achtergrond in achterstandswijken. ©2016 PHAROS 6/6