KLACHTENREGELING SOCIALE VEILIGHEID 1 De klager kan een klacht m.b.t. seksuele intimidatie, agressie en geweld en discriminatie indienen bij de Landelijke Klachtencommissie BVE conform deze klachtenregeling. Postadres: Postbus 85191 3508 AD Utrecht Bezoekadres: Zwarte Woud 2 Utrecht Telefoonnummer: 030-2809590 Fax: 030-2809591 www.sgoweb.nl E-mail: [email protected] De leden van het Horizon College (artikel 1.2.c.) kunnen één van de interne vertrouwenspersonen* om begeleiding vragen bij het formuleren van de klacht en gedurende de verdere procedure. Voor vragen en opmerkingen wende men zich tot de vertrouwenspersoon van de eigen locatie of De coördinator Vertrouwenspersonen Sociale Veiligheid Conny van der Wulp Postbus 546 1440 AM Purmerend 06-10808330 email: [email protected] * Zie de Deelnemersgids of www.horizoncollege.nl/klachten 2 KLACHTENREGELING SOCIALE VEILIGHEID HORIZON COLLEGE Deze klachtenregeling dient om het bevoegd gezag van het Horizon College in staat te stellen om de mogelijkheid te scheppen klachten in te dienen. Tevens dient de klachtenregeling om te voorzien in de bescherming van de belangen van de klager* en verweerder* tijdens het onderzoeken en afhandelen van een klacht. * Voor ‘klager’ kan ook gelezen worden ‘klaagster’. Voor ‘verweerder’ kan ook gelezen worden ‘verweerster’. De 1. 2. 3. 4. klachtenregeling bestaat uit vier onderdelen en één bijlage: Algemene bepalingen Bijzondere bepalingen Vertrouwenspersoon Klachtencommissie 1. ALGEMENE BEPALINGEN Het begrip sociale veiligheid valt op allerlei manieren te definiëren. Het staat voor een veilige omgeving waarin men zich op sociaal, geestelijk en lichamelijk vlak vrij van dreiging of confrontatie met seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie kan voelen. Deze regeling heeft alleen betrekking op klachten over seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, geweld en pesten afkomstig van een lid of leden van het Horizon College, voor zover hierbij sprake is van gedragingen of handelingen afkomstig van een ander lid of leden van het Horizon College. Artikel 1 1.1 1.1.a. Begripsbepalingen Soorten van klachten Seksuele intimidatie Enige vorm van verbaal, non-verbaal of fysiek gedrag met een seksuele connotatie dat als doel of gevolg heeft dat de waardigheid van een lid van het Horizon College wordt aangetast, in het bijzonder wanneer een bedreigende, vijandige, beledigende, vernederende of kwetsende situatie wordt gecreëerd. Dit kan zich voordoen in een aantal verschijningsvormen. Het kan gaan om dubbelzinnige opmerkingen, onnodig aanraken, gluren, pornografische afbeeldingen tonen aan anderen, maar ook om aanranding en verkrachting. Indien het een minderjarige betreft kan het ook door de ouders, voogden of verzorgers van de minderjarige als ongewenst worden aangemerkt 1.1.b. Agressie en geweld Voorvallen waarbij een lid van het Horizon College psychisch of fysiek wordt lastig gevallen, bedreigd of aangevallen onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met het Horizon College. Bij agressie en geweld gaat het om gedragingen van verbaal geweld (uitschelden, beledigen) en fysiek geweld (schoppen, slaan, met een 3 wapen dreigen en/of overvallen worden). Het kan ook gaan om psychisch geweld: bedreigen, intimideren, onder druk zetten, thuissituatie bedreigen en het beschadigen van eigendommen. 1.1.c. Pesten Onder pesten wordt verstaan, alle vormen van intimiderend gedrag met een structureel karakter, van een of meer leden van het Horizon College, gericht tegen een ander lid of een groep leden van het Horizon College die zich niet kan of kunnen verdedigen tegen dit gedrag. Het gaat om de herhaling van die gedragingen in de tijd. Dit gedrag uit zich op verschillende manieren maar in het bijzonder door woorden, gebaren, handelingen of bedreigingen. Deze opsomming is niet limitatief. Het doel van de dader(s) is om opzettelijke een ander persoon te kwetsen en te vernederen. 1.1.d. Discriminatie Elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op basis van ras (of huidskleur), geloof, levensovertuiging, sekse, seksuele voorkeur, culturele achtergrond, sociaal en economisch milieu en fysieke verschijning, of op welke grond dan ook. Elke handeling die ten doel heeft of ten gevolge heeft of kan hebben, dat erkenning, genot of uitoefening op voet van gelijkheid van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheid op politiek, economisch, sociaal of cultureel terrein of op andere terreinen van het maatschappelijk leven wordt teniet gedaan of aangetast. 1.2. Betrokkenen 1.2.a. Instelling Het Horizon College die deze klachtenregeling voor haar leden van toepassing verklaart. 1.2.b. Bevoegd gezag Het College van Bestuur, de door het bevoegd gezag op grond van de wet benoemd college (art. 9.1.4 WEB). 1.2.c. Leden van het Horizon College Leden van het Horizon College zijn in het kader van dit reglement: Deelnemers, oud-deelnemers tot 2 jaar na het verlaten van het Horizon College, een werknemer van het Horizon College, een lid van de Raad van Toezicht, een derde (uitzendkracht, freelancer, zelfstandige) die zonder arbeidsovereenkomst met het Horizon College werkzaamheden verricht voor het Horizon College, stagiaires, ouders/verzorgers van een minderjarige, vrijwilligers en personen ingehuurd voor 4 excursies, cursussen. Werknemers van leerbedrijven zijn géén leden van het Horizon College. Klachten over deze werknemer kunnen worden ingediend bij het betreffende leerbedrijf. Deze klachtenregeling is dan niet van toepassing. 1.2.d. Vertrouwenspersoon Deze persoon fungeert als aanspreekpunt voor leden van het Horizon College die seksuele intimidatie, agressie, geweld of discriminatie ervaren hebben. De vertrouwenspersoon is aangesteld door het bevoegd gezag van het Horizon College en handelt onafhankelijk. Hij/zij zorgt voor opvang en verdere begeleiding van de klager. In voorkomende gevallen begeleidt de vertrouwenspersoon klager naar de klachtencommissie. Hiervan is sprake indien de inspanningen van de vertrouwenspersoon niet tot het gewenste resultaat hebben geleid of indien klager ervoor kiest in geval van seksuele intimidatie rechtstreeks de klacht in te dienen bij de Klachtencommissie. (Zie hiertoe bij artikel 17). Hij/zij zorgt desgewenst voor opvang en verdere begeleiding van verweerder in het kader van deze regeling. Deze begeleiding kan ook nog nodig zijn bij de klachtencommissie. De vertrouwenspersoon voor de klager kan niet dezelfde zijn als de vertrouwenspersoon voor de verweerder. 1.2.e. Klager Een persoon die lid is van het Horizon College en een klacht heeft ingediend. 1.2.f. Verweerder Een persoon die lid is van het Horizon College en tegen wie een klacht is ingediend. Indien het Horizon College wordt aangeklaagd is het aan de klachtencommissie om te bepalen wie zij wenst te horen en aan de directie van het Horizon College wie zij als verweerder wenst af te vaardigen. 1.2.g. Raadsman of raadsvrouw Een persoon die de klager of verweerder op diens verzoek kan bijstaan. 1.2.h. Externe vertrouwenspersoon Een vertrouwenspersoon, niet werkzaam bij het Horizon College, waar werknemers van het Horizon College in overleg met de door het bevoegd gezag aangesteld vertrouwenspersonen, hulp kunnen vragen. Externe vertrouwenspersoon: Jeanne Baans Bastingstraat 8 1025 KS Amsterdam 020- 632 73 46 06- 22 02 09 96 [email protected] 5 1.3. Overige begrippen 1.3.a. Klacht Er is sprake van een klacht als een lid van het Horizon College een klacht indient conform artikel 17 1.3.b. Klachtencommissie De Landelijke klachtencommissie BVE waarbij is aangesloten door het Horizon College die klachten behandelt, rapporteert, uitspraak doet en advies uitbrengt aan het bevoegd gezag. 1.3.c. Melding Er is sprake van een melding als een lid van het Horizon College bij de vertrouwenspersoon een geval van seksuele intimidatie, agressie, geweld, discriminatie, meldt. 1.3.d. Meldplicht Leden van het Horizon College die op de hoogte zijn van een mogelijk zedenmisdrijf gepleegd door een werknemer van het Horizon College, een lid van de Raad van Toezicht, een derde (uitzendkracht, freelancer, zelfstandige) die zonder arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht voor het Horizon College, stagiaires, vrijwilligers en personen ingehuurd voor excursies, cursussen en andere bij de organisatie van het Horizon College betrokkenen, dienen dit onverwijld onder de aandacht te brengen van het Bevoegd gezag. N.B. Interne contact- en vertrouwenspersonen zijn hiervan niet vrijgesteld. 1.3.e. Overlegplicht Indien er sprake is van een melding bij het bevoegd gezag zoals in het voorgaande lid bedoeld, zal het bevoegd Gezag onverwijld in overleg treden met de Vertrouwensinspecteur. 1.3.f. Aangifteplicht Indien tijdens het overleg met de Vertrouwensinspecteur wordt geconcludeerd dat er sprake is van een redelijk vermoeden van het plegen van een zedenmisdrijf jegens een minderjarige, doet het bevoegd Gezag aangifte en stelt de ouders daarvan op de hoogte. N.B. Dit geldt ook als slachtoffer en/of ouders dit niet wensen. Artikel 2 Doelstelling De mogelijkheid scheppen klachten over seksuele intimidatie, agressie, geweld of discriminatie in te dienen. Tevens dient de klachtenregeling om te voorzien in de 6 bescherming van de belangen van de klager en verweerder tijdens het onderzoeken en afhandelen van een klacht. Artikel 3 Bekendmaking van de klachtenregeling Het bevoegd gezag van het Horizon College licht alle bij het Horizon College betrokken partijen in over het bestaan van de klachtenregeling. Artikel 4 Beschikbaarheid van de klachtenregeling De klachtenregeling is een openbaar document dat voor alle bij het Horizon College betrokken partijen beschikbaar is. 2. BIJZONDERE BEPALINGEN Artikel 5a Positie leden van het Horizon College Geen enkel lid van het Horizon College mag in zijn/haar positie binnen de instelling worden geschaad doordat hij/zij als klager, raadsman of raadsvrouw, vertrouwenspersoon of door de klachtencommissie gehoord persoon, betrokken is of is geweest bij een klachtenprocedure zoals neergelegd in deze regeling, met uitzondering van degene die aangeklaagd wordt. Artikel 5b Positie vertrouwenspersoon Als het uitoefenen van de functie van vertrouwenspersoon conflicten veroorzaakt tussen de betrokkenen bij een klacht, is het bevoegd gezag verantwoordelijk en aansprakelijk. Artikel 6 Geheimhouding Leden van het Horizon College die bij de behandeling van een klacht zijn betrokken, zijn ten aanzien van al hetgeen zij in verband met de behandeling van een klacht vernemen, verplicht tot geheimhouding. Zij dienen uitdrukkelijk op deze geheimhouding te worden gewezen. Uitzondering hierop is de wettelijke aangifteplicht bij een vermeend zedendelict gepleegd jegens jongeren die nog niet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt.(zie artikel 1.3.g.) Artikel 7 Onvoorziene omstandigheden Indien er zich omstandigheden voordoen waarin deze regeling niet voorziet, beslist het bevoegd gezag. Artikel 8 Inwerkingtreden van de klachtenregeling 7 Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na vaststelling van de regeling door of namens het bevoegd gezag. Artikel 9 Evaluatie van de klachtenregeling De klachtenregeling wordt iedere drie jaar geëvalueerd. Artikel 10 Bescherming Het bevoegd gezag draagt er zorg voor dat de klager niet wordt benadeeld in zijn/haar positie in het Horizon College vanwege het feit dat hij/zij een klacht heeft ingediend. Bij gebleken onterechte beschuldiging draagt het bevoegd Gezag zorg voor rehabilitatie van verweerder. 3. VERTROUWENSPERSOON Artikel 11 Aanstelling vertrouwenspersoon Het aanstellen van de vertrouwenspersoon vormt de spil van het beleid ter bestrijding van seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie. 1. Het College van Bestuur benoemt per locatie, afhankelijk van het aantal deelnemers op die locatie, minimaal één man of één vrouw als vertrouwenspersoon en kan een functionaris benoemen, die tot taak heeft de groep van vertrouwenspersonen te coördineren en ondersteunen (coördinator vertrouwenspersonen). Indien de coördinator als vertrouwenspersoon tevens bij de begeleiding van een der partijen in een ander klachtzaak betrokken wordt, draagt hij/zij de verder begeleiding aan een andere vertrouwenspersoon over. Werknemers van het Horizon College kunnen ook in overleg met de door het bevoegd gezag aangestelde vertrouwenspersonen, een beroep doen op de externe vertrouwenspersoon (zie artikel 1.2.h.) 2. Elke sectordirecteur draagt in overleg met de deelra(a)d(en) een vertrouwenspersoon per locatie of gebouw ter benoeming voor aan het College van Bestuur. De vertrouwenspersonen worden formeel door het College van Bestuur benoemd voor de periode van drie jaar. Bij aftreding kan de vertrouwenspersoon terstond opnieuw worden voorgedragen. 3. Voordat de vertrouwenspersoon wordt benoemd, maakt de sectordirecteur bekend bij alle medewerkers en deelnemers welke persoon wordt voorgedragen als vertrouwenspersoon. Binnen 10 werkdagen na de bekendmaking kunnen beargumenteerde bezwaren tegen de voorgedragen personen worden ingediend bij het College van Bestuur. 4. De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn/haar taak uitsluitend verantwoording schuldig aan het College van Bestuur. 8 5. Als vertrouwenspersonen komen in aanmerking personeelsleden van onbesproken gedrag, met een vast dienstverband, die geen deel uitmaken van het management en vertrouwen genieten van zowel deelnemers als personeelsleden. Artikel 12 Rechtspositie vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon is verplicht tot geheimhouding van alle zaken die zij/hij in haar/zijn hoedanigheid als vertrouwenspersoon verneemt/heeft vernomen ook nadat zij/hij uit haar/zijn functie als vertrouwenspersoon is ontheven. Artikel 13 Profiel vertrouwenspersoon 1 De 6. 7. 8. vertrouwenspersoon is toegankelijk voor alle (voormalige) leden van de schoolgemeenschap. geniet het vertrouwen van de bij de onderwijsinstelling betrokken gemeenschap. is thuis in de aard en omvang van de problematiek seksuele intimidatie, discriminatie, agressie, pesten en ongewenst gedrag. 9. is deskundig in de opvang van de slachtoffers (invoelend vermogen, counselingsvaardigheden, enz.) • hij/zij heeft inzicht in de mogelijke reacties van slachtoffers van seksuele intimidatie, • hij/zij heeft kennis van de emotionele gevolgen voor slachtoffers van seksuele intimidatie, • hij/zij beschikt over vaardigheden om klagers te stimuleren om oplossingen te kiezen die hun eigen belangen niet doorkruisen. 10. beschikt over de vaardigheden om begeleidingsgesprekken te structureren. 11. is bekend met de formele en informele mogelijkheden binnen de organisatie om te kunnen analyseren welke stappen ondernomen kunnen worden. 12. is bekend met de externe juridische mogelijkheden. 13. heeft kennis van doorverwijzingsmogelijkheden op hulpverleningsgebied. 14. kan een correcte feitelijke rapportage maken naar aanleiding van een klacht. 15. heeft globale kennis van mogelijke rechtspositionele en justitiële gevolgen van het indienen van een klacht. 16. heeft kennis en vaardigheden om zichzelf en het onderwerp seksuele intimidatie aan de doelgroepen te kunnen presenteren. Artikel 14 Taken vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon a. ziet er op toe dat iedereen binnen de schoolgemeenschap op de hoogte is van het bestaan van de vertrouwenspersoon, de klachtenprocedure en het bestaan van de vertrouwensinspecteur (naam, adres, telefoonnummer en taken); b. is medeverantwoordelijk voor een veilig schoolklimaat. Hiertoe zal hij/zij voorlichting organiseren, publicaties verzorgen/verspreiden en bevorderen dat er gedragsregels worden opgesteld en weerbaarheidsprogramma’s worden uitgevoerd; c. wordt ingeschakeld bij meldingen van seksuele intimidatie, discriminatie, pesten en geweld en zorgt voor de eerste opvang en begeleiding van degene(n) die daarmee is/zijn geconfronteerd en zoekt samen met de klager naar oplossingen, geeft hulp, ondersteuning en advies; 1 Bron: Anke Visser: Toolkit Vertrouwens(contact)personen, uitg. Project Preventie Seksuele Intimidatie / APS; sept. 1998 9 d. gaat na of een oplossing in de informele sfeer tot de mogelijkheden behoort. e. geeft informatie over de mogelijk te volgen procedures, naast deze klachtenprocedure ook strafrechtelijke of civielrechtelijke procedures en de consequenties daarvan; f. ondersteunt op verzoek van de klager bij het op schrift stellen van de klachten en verzending naar de secretaris van de klachtencommissie; g. verwijst indien nodig de klager naar (in)formele daarvoor in aanmerking komende (hulpverlenings)instanties en ondersteunt hem/haar bij het inschakelen van deze instanties, hieronder vallen ook politie en officier van justitie; h. doet, in overleg met bevoegd gezag, aangifte bij zedenpolitie of officier van justitie in geval van ontucht, aanranding en/of verkrachting; i. ziet erop toe dat maatregelen worden genomen om op korte termijn deelname van klager aan het schoolleven opnieuw mogelijk te maken. Indien naar de mening van de vertrouwenspersoon de inhoud van de klacht daartoe aanleiding geeft meldt de vertrouwenspersoon de klacht aan het bevoegd gezag. Het bevoegd gezag kan praktische maatregelen nemen, ondanks het feit dat de klacht nog onderzocht moet worden; j. geeft emotionele en psychische ondersteuning aan de klager bij het formeel aanhangig maken van de klacht bij de klachtencommissie en staat de klager bij tijdens een klachtenprocedure; k. ziet erop toe dat een minderjarige leerling(e) zich door de ouders/verzorgers kan laten vertegenwoordigen bij een verhoor door de klachtencommissie; l. is verantwoordelijk voor ‘nazorg’ ten aanzien van de klager, opdat voorkomen wordt dat de klager aangesproken wordt/represailles ondervindt omdat hij/zij ongewenst gedrag aanhangig heeft gemaakt; m. is verplicht tot uiterste zorgvuldigheid met alle zaken die hij/zij in haar hoedanigheid als vertrouwenspersoon verneemt/heeft vernomen, ook nadat hij/zij uit zijn/haar functie is ontheven; n. houdt een geanonimiseerde registratie bij (o.a. aantallen, aard van de klachten, afwikkeling) op grond waarvan gegevens kunnen worden verstrekt ten behoeve van het sociaal jaarverslag; o. draagt op basis van de opgedane ervaringen en knelpunten mogelijke oplossingen aan waarmee het beleid gericht tegen ongewenst gedrag kan worden opgesteld c.q. bijgesteld; p. draagt bij aan de evaluatie van zijn/haar takenpakket en van de klachtenprocedure; q. houdt zich op de hoogte van (landelijke) ontwikkelingen op het terrein van preventie en bestrijding van seksuele intimidatie, discriminatie, pesten en geweld. Artikel 15 Bevoegdheden vertrouwenspersoon De vertrouwenspersoon heeft minimaal de volgende bevoegdheden. 1. Het geven van voorlichting over zijn/haar functie en over seksuele intimidatie, discriminatie, pesten en geweld. 2. Het horen van klager en zo mogelijk wederhoor van verweerder. 3. Het op eigen initiatief kunnen raadplegen van interne/externe deskundigen. 4. Het recht om met leden van het Horizon College gesprekken te voeren. 5. Het recht op inzage in relevante documenten, zoals de ziekteverzuim-registratie. 6. Het begeleiden van een klager bij het indienen van een klacht en gedurende de klachtbehandeling. 7. Het begeleiden van verweerder bij een ingediende klacht en gedurende de klachtbehandeling. 8. De plicht om, in overleg met het bevoegd gezag, aangifte te (laten)doen bij politie/officier van justitie bij het vermoeden van een strafbaar feit. 10 9. Het verwijzen van een klager naar hulpverleningsinstanties. 10. Zorgen voor nazorg ten behoeve van klager. 11. Het bevoegd gezag (on)gevraagd te adviseren omtrent het te voeren beleid en de te treffen maatregelen. 12. Inzage in uitspraken van de landelijke klachtencommissie BVE. Artikel 16 Faciliteiten vertrouwenspersoon Om haar/zijn taken naar behoren te kunnen vervullen moet de vertrouwenspersoon over de nodige faciliteiten beschikken: - voldoende formatie-eenheden - gelegenheid tot deskundigheidsbevordering. - een afzonderlijke ruimte die hij/zij als spreekkamer kan gebruiken. - een eigen (mobiele) telefoon Artikel 17 Klachtenprocedure Ongeacht of een klacht wel of niet als klacht volgens deze procedure in behandeling wordt genomen, zorgt de vertrouwenspersoon voor de eerste opvang en voor informatie en/of advies aan degene die klaagt (zie artikel 14). Indien een oplossing in de informele sfeer niet tot de mogelijkheden behoort geeft de vertrouwenspersoon informatie over de mogelijk te volgen procedures. Alle leden van het Horizon College hebben het recht een klacht in te dienen. Indienen van de klacht geschiedt bij het bevoegd gezag of bij de Landelijke Klachtencommissie BVE, verder te noemen de Klachtencommissie. Ingeval van seksuele intimidatie kan een klager de klacht rechtstreeks en zonder medeweten van het Horizon College indienen bij het de Landelijk Klachtencommissie BVE. Ingeval van agressie, geweld en discriminatie moet de klacht worden aangemeld bij het bevoegd gezag, zodat het bevoegd gezag de gelegenheid krijgt deze klacht af te handelen. Indien het bevoegd gezag dit in het voorkomende geval wenselijk acht, kan het bevoegd gezag de klacht ook direct doorverwijzen naar de Klachtencommissie. Klachten over agressie, geweld en discriminatie kunnen pas in behandeling worden genomen door de Klachtencommissie als het bevoegd gezag niet binnen redelijke termijn tot een bevredigende oplossing is gekomen. De bevoegdheid van het bevoegd gezag om de klacht af te handelen en tot een bevredigende oplossing te komen, kan niet worden gemandateerd binnen de organisatie van het Horizon College. De vertrouwenspersoon kan, indien gewenst, bij het indienen van de klacht een ondersteunende en adviserende rol vervullen. Indien een vertrouwenspersoon zijn/haar objectiviteit dreigt te verliezen door persoonlijke betrokkenheid bij (een van de) partijen, dan draagt hij/zij zijn/haar taak onverwijld over aan een andere vertrouwenspersoon. Dit geldt in ieder geval als de klacht een collega betreft die op dezelfde afdeling (binnen hetzelfde cluster) werkt. Artikel 18 DE KLACHTENCOMMISSIE Het aansluiten bij de Landelijke Klachtencommissie BVE is een voorwaarde voor het Horizon College om een adequaat instellingsbeleid “preventieve seksuele intimidatie, agressie, geweld en discriminatie”te voeren. De Landelijke klachtencommissie BVE, verder te noemen de klachtencommissie wordt in stand gehouden door de Stichting Geschillencommissies Onderwijs. 11 De klachtencommissie neemt kennis van klachten die op grond van deze klachtenregeling bij de klachtencommissie kunnen worden ingediend. De klachtencommissie onderzoekt de klacht en brengt advies uit aan het bevoegd gezag met betrekking tot de ontvankelijkheid of niet-ontvankelijkheid en de gegrondheid of niet-gegrondheid van de klacht. De klachtencommissie kan daarbij een aanbeveling doen aan het bevoegd gezag. Indien de klachtencommissie meent dat er een poging moet worden gedaan om de klacht zonder advies van de klachtencommissie op het niveau van het Horizon College af de doen kan de klachtencommissie de klacht voor behandeling verwijzen naar het bevoegd gezag van het Horizon College met het verzoek te trachten om binnen een redelijke termijn tot een bevredigende oplossing te komen. De klachtencommissie kan daarbij aanwijzingen geven en/of aanbevelingen doen. Artikel 19 Reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE Als bijlage I is aangehecht het reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE Artikel 20 Acties bevoegd gezag a. Het bevoegd gezag besluit binnen veertien dagen na ontvangst van het standpunt van de klachtencommissie, al dan niet na het inwinnen van extern advies, welke maatregelen getroffen moeten worden ten aanzien van verweerder. b. Het bevoegd gezag stelt de klager en de verweerder, binnen drie weken na ontvangst van het standpunt van de klachtencommissie, op de hoogte van de voorgenomen maatregelen ten aanzien van verweerder. Het bevoegd gezag adviseert daarbij de klager en verweerder in te lichten over de uitspraak van de klachtencommissie en haar standpunt. c. Als het bevoegd gezag besluit om andere maatregelen te nemen dan geadviseerd door de klachtencommissie, deelt het bevoegd gezag dit schriftelijk en gemotiveerd mee aan leden van de klachtencommissie. d. Het bevoegd gezag stelt de klachtencommissie uiterlijk één week nadat de maatregelen genomen zijn, hiervan schriftelijk op de hoogte. e. Het bevoegd gezag draagt zorg voor rehabilitatie van verweerder bij gebleken valse beschuldiging. Vastgesteld door het College van Bestuur van het Horizon College d.d. te Heiloo. Deze klachtenregeling treedt in werking per 1 augustus 2007 12 Bijlage I Reglement van de Landelijke Klachtencommissie BVE Die per 01-04-1999 is ingesteld door de Stichting Geschillencommissies Onderwijs. Algemene bepalingen Begripsbepalingen Artikel 1 In dit reglement wordt verstaan onder: a. instelling: een instelling als bedoeld in artikel 1.3.1, artikel 1.3.4 en art. 12.3.2 Wet educatie en beroepsonderwijs die bij de Commissie is aangesloten; b. bestuur: het bestuur van de rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid waarvan de instelling uitgaat; c. Stichting: de Stichting Geschillencommissies Onderwijs, gevestigd te Utrecht; d. Commissie: de Landelijke Klachtencommissie BVE, ingesteld door de Stichting Geschillencommissies Onderwijs; e. klachtenregeling: de door het bestuur vastgestelde regeling ter behandeling van: • klachten inzake seksuele intimidatie, geweld, rassendiscriminatie en andere vormen van discriminatie, • andere klachten dan hiervoor genoemd; f. klacht: de in de klachtenregeling bedoelde klacht; g. klager: de persoon die op grond van de klachtenregeling een klacht bij de Commissie instelt; h. verweerder: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon tegen wie op grond van de klachtenregeling een klacht bij de Commissie is ingesteld. Werkterrein Artikel 2 De Commissie strekt haar werkzaamheden uit over instellingen in de zin van de Wet educatie en beroepsonderwijs die zich blijkens een schriftelijke verklaring van het bestuur bij de Commissie hebben aangesloten. De Commissie wordt in stand gehouden door de Stichting Geschillencommissies Onderwijs, gevestigd te Utrecht, verder aan te duiden als de Stichting. Samenstelling Artikel 3 1. De Stichting benoemt de leden van de Commissie. 2. De Commissie bestaat uit ten minste acht leden. De besturen van de aangesloten instellingen doen een bindende voordracht aan de Stichting voor de benoeming van de leden. De leden kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter die 13 tevens als gewoon lid kunnen optreden. Er kan meer dan één plaatsvervangend voorzitter gekozen worden. 3. Twee gewone commissieleden treden de eerste maal af per 01-08-2001, twee andere gewone commissieleden treden de eerste maal af per 01-08-2002, de voorzitter en plaatsvervangende voorzitter(s) treden de eerste maal af per 01-08-2003, het vijfde en zesde gewone lid treden de eerste maal af per 01-08-2004. Vervolgens treden de commissieleden om de 4 jaar af. De Commissie stelt een rooster van aftreden op dat als bijlage aan dit reglement wordt gehecht. 4. De leden zijn bij aftreden opnieuw benoembaar. 5. Degene die een tussentijdse vacature vervult, komt voor het rooster van aftreden in de plaats van degene van wie hij/zij de vacature vervult. Vereisten voor lidmaatschap Artikel 4 1. Voorzitter en plaatsvervangend voorzitter kan slechts zijn hij/zij die voldoet aan de vereisten voor benoembaarheid tot rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast. 2. Lid van de Commissie kan niet zijn hij/zij die deel uitmaakt van of in dienst is van het bestuur van een instelling of het bestuur van een vereniging van instellingen, dan wel deel uitmaakt van het personeel van een instelling of van het bestuur van een vereniging van personeelsleden. 3. Op eigen verzoek wordt aan de leden ontslag verleend. Bij het bereiken van de leeftijd van 70 jaar wordt aan de leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand. Zij worden door de Stichting ontslagen indien zij uit hoofde van ziekte of gebreken ongeschikt zijn hun functie te vervullen, alsmede indien zij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf zijn veroordeeld. Alvorens het ontslag op grond van de vorige volzin wordt verleend, wordt de betrokkene van het ontslag in kennis gesteld en wordt hem/haar de gelegenheid gegeven zich ter zake te doen horen. Benoemingsprocedure Artikel 5 1. De Stichting draagt zorg voor de organisatie van de benoeming van de leden van de Commissie. 2. Ruim voor het verstrijken van de zittingsperiode van elk van de leden, doet de Stichting een voordracht aan de besturen van de aangesloten instellingen voor de benoeming van de leden. 3. De besturen van de aangesloten instellingen kunnen binnen 3 weken na de ontvangst van de voordracht tegenkandidaten stellen. 4. Ingeval tegenkandidaten worden gesteld, draagt de Stichting zorg voor het houden van verkiezingen bij geheime schriftelijke stemming. 5. Daartoe ontvangen alle besturen van de aangesloten instellingen een gewaarmerkt stembiljet dat de namen van de kandidaat/kandidaten en tegenkandidaat/-kandidaten bevat. Daarbij wordt aangegeven binnen welke termijn het stembiljet bij de Stichting dient te zijn ingekomen. 6. De Stichting stelt een verkiezingscommissie samen, bestaande uit drie personen, waaronder de ambtelijk secretaris van de Commissie, tevens secretaris van de verkiezingscommissie. De twee overige leden maken geen deel uit van het bestuur 14 van de Stichting noch van het bestuur of het personeel van een organisatie die deelneemt in de Stichting. 7. Verkiezingen vinden plaats bij meerderheid van stemmen. Ingeval de stemmen staken, beslist het lot. 8. De verkiezingscommissie telt de uitgebrachte stemmen en stelt de uitslag vast in een openbare vergadering waarvan proces-verbaal wordt opgesteld. 9. De verkiezingscommissie stelt de Stichting schriftelijk in kennis van de uitslag van de verkiezingen. Secretariaat Artikel 6 1. De Stichting draagt zorg voor het secretariaat van de Commissie op de in de navolgende leden bepaalde wijze. 2. De Commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris. Benoembaar is hij/zij die met goed gevolg een juridische opleiding aan een Nederlandse universiteit heeft voltooid. 3. De secretaris is belast met het opstellen van de stukken die van de Commissie uitgaan, het opmaken van de processen-verbaal der zittingen, het houden van een register van ingekomen stukken en behandelde klachten, het beheer van het archief en alle voorkomende werkzaamheden die door de voorzitter of de Commissie nodig worden geacht. 4. Tevens verleent de secretaris de Commissie de ondersteuning welke deze voor de uitoefening van haar taak behoeft. De secretaris draagt hiertoe zorg voor een verzameling van de in deze van belang zijnde jurisprudentie en andere gegevens. Bekendmaking Artikel 7 1. Zodra hij/zij gekozen is, geeft de voorzitter de bij de Commissie aangesloten instellingsbesturen onverwijld kennis van de samenstelling van de Commissie, onder vermelding van het adres van het secretariaat en eventuele andere gegevens die hij/zij van belang acht. 2. Wijziging van deze gegevens deelt de voorzitter eveneens mee. 3. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor, dat een kennisgeving van de samenstelling van de Commissie en van het adres van het secretariaat alsmede een exemplaar van dit reglement en van mogelijke wijzigingen ervan steeds op een toegankelijke plaats ter inzage in de instelling beschikbaar zijn. Geheimhouding Artikel 8 Het is de leden van de Commissie en de secretaris verboden: a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen openbaar of aan derden bekend te maken; b. de gevoelens bekend te maken welke in besloten vergaderingen of zittingen van de Commissie over aanhangige klachten zijn geuit; c. over aanhangige klachten of over klachten die naar hun vermoeden of weten voor hen aanhangig gemaakt zullen worden, anders dan in commissieverband, contacten met derden te hebben en/of inlichtingen in te winnen. 15 Vergaderingen van de Commissie Artikel 9 1. De Commissie vergadert zo dikwijls als de voorzitter of tenminste twee gewone leden dat nodig achten. De voorzitter bepaalt de plaats waar en het tijdstip waarop de vergaderingen worden gehouden, en doet de leden, behoudens in spoedeisende gevallen te zijner/harer beoordeling, ten minste acht dagen vóór de vergadering schriftelijk oproepen. 2. De voorzitter heeft de leiding van de vergaderingen. Rechtsgang Klaagschrift en hersteld klaagschrift Artikel 10 1. De klager dient een klacht schriftelijk in bij de Commissie. 2. Indien redelijkerwijs niet van een klager gevraagd kan worden dat deze ervoor zorg draagt dat de klacht op schrift wordt gesteld, wordt terstond door de ambtelijk secretaris verslag opgesteld van een mondeling ingediende klacht. De klager tekent het verslag voor akkoord en ontvangt een afschrift van het verslag. 3. Het klaagschrift wordt door de klager ondertekend en bevat tenminste: a. de naam en het adres van de klager en zo nodig de gekozen woonplaats voor de duur van de procedure; b. de naam en het adres van de verweerder; c. de dagtekening; d. een omschrijving van de klacht en de gronden waarop deze berust; Bij het klaagschrift worden afschriften van de op de klacht betrekking hebben stukken overgelegd. 4. Met uitzondering van een klacht inzake seksuele intimidatie, dient de klager in het klaagschrift aan te tonen dat hij/zij de klacht reeds heeft ingediend bij het College van Bestuur c.q. de Centrale Directie van de instelling en dat alsmede waarom dit niet binnen een redelijke termijn tot een bevredigende oplossing heeft geleid. 5. Indien het klaagschrift in een vreemde taal is gesteld en een vertaling voor de goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de klager zorg te dragen voor vertaling. 6. Het klaagschrift moet worden ingediend bij de Commissie binnen 1 jaar, gerekend vanaf de dag na die waarop de feiten waarop de klacht betrekking heeft, hebben plaatsgevonden dan wel vanaf de dag waarop de klager ervan kennis heeft genomen. De Commissie laat niet-ontvankelijkverklaring vanwege termijnoverschrijding achterwege indien zij van oordeel is dat, alle omstandigheden van het geval meewegend, de klager de klacht heeft ingediend, zo spoedig mogelijk als redelijkerwijze van hem kan worden verlangd. 7. Indien het klaagschrift binnen de termijn als genoemd in lid 5 bij de instelling of een andere instantie is ingediend, wordt niettemin aangenomen dat aan het bepaalde in lid 5 is voldaan. Bij onjuiste indiening als bedoeld in de eerste volzin wordt het klaagschrift, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, met de daarbij overgelegde stukken zo spoedig mogelijk doorgezonden aan de Commissie onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de klager. 16 8. Indien het klaagschrift niet voldoet aan de eisen gesteld in het derde lid van dit artikel, wijst de voorzitter de klager op het gepleegde verzuim en nodigt hem/haar uit binnen een door de voorzitter te bepalen termijn dit verzuim te herstellen met de mededeling dat indien niet aan dit verzoek wordt voldaan, de Commissie de klacht nietontvankelijk kan verklaren. 9. Alle aan de Commissie over te leggen stukken dienen goed leesbaar te zijn en worden in vijfvoud ingediend. 10. De secretaris tekent op de ingekomen stukken de datum van ontvangst aan en zendt bericht van ontvangst aan de indiener daarvan. 11. Indien de klacht kennelijk bij een andere Commissie moet worden aangebracht, zendt de secretaris het klaagschrift, nadat daarop de datum van ontvangst is aangetekend, zo spoedig mogelijk door aan de bevoegde Commissie, onder gelijktijdige mededeling hiervan aan de klager. Meedelen klaagschrift en verwijzing van de klacht naar de instelling Artikel 11 1. De secretaris zendt zo spoedig mogelijk na ontvangst van het klaagschrift dan wel zo spoedig mogelijk na ontvangst van het hersteld klaagschrift een exemplaar daarvan, vergezeld van de in artikel 10 lid 3, laatste volzin van dit reglement bedoelde afschriften, aan de verweerder. 2. De secretaris deelt na de ontvangst van het klaagschrift dan wel het hersteld klaagschrift, aan het bestuur van de betrokken instelling mede dat een klacht bij de Commissie is ingediend. 3. Indien de Commissie van mening is dat de klacht voorbarig bij haar is ingediend dan wel dat er een poging dient te worden gedaan om de klacht zonder advies van de Commissie op het niveau van de instelling af te doen, kan de Commissie de klacht voor behandeling verwijzen naar het College van Bestuur c.q. de Centrale Directie van de instelling met het verzoek om kennis te nemen van de klacht en te trachten om binnen een redelijke termijn tot een bevredigende oplossing te komen. De Commissie kan daarbij aanwijzingen geven en/of aanbevelingen doen. 4. In het geval van lid 3 deelt de Commissie klager en verweerder mede dat de klacht voor behandeling is verwezen naar het College van Bestuur c.q. de Centrale Directie van de instelling. De Commissie kan daarbij bepaalde aanwijzingen geven. 5. Indien de verwijzing naar het College van Bestuur c.q. de Centrale Directie van de instelling als bedoeld in lid 3 niet binnen een redelijke termijn tot en bevredigende oplossing leidt, kan de klager de Commissie verzoeken om de klacht verder in behandeling te nemen. Verweerschrift Artikel 12 1. De Commissie stelt de verweerder in de gelegenheid om binnen een periode van vier weken na toezending van het klaagschrift en de daarbij behorende afschriften, dan wel na ontvangst van het verzoek van klager om de klacht verder in behandeling te nemen, een verweerschrift in vijfvoud bij de Commissie in te dienen. Bij elk exemplaar voegt de verweerder afschriften van de op de klacht betrekking hebbende stukken. De voorzitter kan op tijdig en met redenen omkleed verzoek van de verweerder de termijn voor verweer verlengen. 2. Na ontvangst van het verweerschrift zendt de secretaris onverwijld een exemplaar daarvan, vergezeld van de daarbij behorende afschriften, aan de klager. 17 Repliek, dupliek Artikel 13 De voorzitter kan klager in de gelegenheid stellen schriftelijk te repliceren. In dat geval wordt de verweerder in de gelegenheid gesteld schriftelijk te dupliceren. De voorzitter stelt de termijnen voor repliek en dupliek vast. Het inwinnen van inlichtingen Artikel 14 1. Ter voorbereiding van de behandeling van de klacht kunnen door of namens de Commissie bij de klager, de verweerder en anderen schriftelijk alle gewenste inlichtingen worden ingewonnen. Klager en verweerder worden hiervan op de hoogte gesteld. 2. Klager en verweerder kunnen tot drie werkdagen voor de zitting nadere stukken indienen. Verschijning van partijen Artikel 15 1. De Voorzitter kan partijen oproepen om in persoon dan wel bij gemachtigde voor hem/haar te verschijnen om te worden gehoord, al dan niet voor het geven van inlichtingen. Indien niet alle partijen worden opgeroepen, worden de niet opgeroepen partijen in de gelegenheid gesteld het horen bij te wonen en een uiteenzetting over de zaak te geven. 2. Van het geven van inlichtingen wordt door de secretaris een proces-verbaal opgesteld dat door de voorzitter en de secretaris wordt ondertekend. Geheimhouding van stukken Artikel 16 1. De klager en de verweerder kunnen bij het overleggen van stukken, indien daarvoor gewichtige redenen zijn, onder opgave van die gewichtige redenen de Commissie mededelen dat uitsluitend zij kennis zal mogen nemen van de stukken. 2. De voorzitter beslist of de in lid 1 bedoelde beperking van de kennisgeving gerechtvaardigd is. Indien die beperking niet gerechtvaardigd is, worden die stukken alsnog aan de wederpartij toegezonden. 3. Indien de voorzitter heeft beslist dat de beperking van de kennisgeving gerechtvaardigd is, kan de Commissie slechts met toestemming van de wederpartij mede op grondslag van die stukken het oordeel over een klacht vaststellen. Hiervan maakt zij in de beslissing melding. 18 Beperkte kennisneming Artikel 17 1. De Commissie kan, indien de vrees bestaat dat kennisneming van de stukken door een partij haar lichamelijke of geestelijke gezondheid zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de Commissie bijzondere toestemming heeft gekregen. 2. De Commissie kan, indien kennisneming van de stukken door een partij de persoonlijke levenssfeer van een ander onevenredig zou schaden, bepalen dat deze kennisneming is voorbehouden aan een gemachtigde die advocaat of arts is dan wel daarvoor van de Commissie bijzondere toestemming heeft gekregen. Inzage van stukken Artikel 18 1. Alle op de klacht betrekking hebbende stukken die bij de Commissie aanwezig zijn, waaronder ook de ingewonnen inlichtingen en het proces-verbaal als bedoeld in art. 15 lid 2 van dit reglement, worden neergelegd bij het secretariaat 2. Klager en verweerder of hun gemachtigden kunnen deze stukken - onverminderd het bepaalde in art. 15 en 16 - inzien binnen een door de voorzitter te bepalen termijn, die in de regel tenminste 5 werkdagen bedraagt. Zij kunnen desgevraagd van deze stukken afschriften ontvangen indien zij daarover nog niet zouden beschikken. Vereenvoudigde behandeling Artikel 19 1. De Commissie kan totdat klager en verweerder zijn uitgenodigd om op een zitting van de Commissie te verschijnen, het onderzoek naar de klacht sluiten en advies uitbrengen indien de Commissie oordeelt dat: a. de Commissie niet bevoegd is van de klacht kennis te nemen; b. de klacht kennelijk niet-ontvankelijk is; c. de klacht kennelijk ongegrond is; d. de klacht kennelijk gegrond is. Schriftelijke behandeling Artikel 20 Met eenstemmig goedvinden van de Commissie en partijen kan de behandeling van de klacht schriftelijk geschieden. In dat geval wordt de klager in de gelegenheid gesteld binnen een bepaalde termijn te repliceren waarna de verweerder in de gelegenheid wordt gesteld om binnen een bepaalde termijn te dupliceren. 19 Vaststelling plaats en tijdstip van de mondelinge behandeling Artikel 21 De voorzitter van de Commissie bepaalt op zo kort mogelijke termijn de plaats waar en het tijdstip waarop de behandeling van de klacht ter zitting zal plaatsvinden. Aan partijen wordt daarvan tijdig kennis gegeven door een schriftelijke uitnodiging. Bij de uitnodiging wordt medegedeeld uit welke personen de Commissie die de klacht ter zitting zal behandelen, zal zijn samengesteld. Wraking en verschoning Artikel 22 1. Voor de behandeling ter zitting dan wel ter zitting kan elk van de zittende leden van de Commissie door een of meer van de bij de klacht betrokken partijen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden die het vormen van een onpartijdig oordeel door het desbetreffende lid zouden kunnen bemoeilijken. Ook kan op grond van zodanige feiten of omstandigheden een lid verzoeken zich te mogen verschonen. 2. De andere zittende leden van de Commissie beslissen zo spoedig mogelijk of de wraking dan wel verschoning wordt toegestaan. 3. Bij staking van de stemmen is het verzoek toegestaan. 4. De beslissing op een verzoek om wraking is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan de verzoeker, de andere partijen en het commissielid wiens wraking was verzocht, medegedeeld. 5. Ingeval van misbruik kan de Commissie bepalen dat een volgend verzoek om wraking niet in behandeling wordt genomen. Hiervan wordt in de beslissing mededeling gedaan. 6. De beslissing op een verzoek om verschoning is gemotiveerd en wordt zo spoedig mogelijk aan partijen en het commissielid dat om verschoning had verzocht, medegedeeld. Behandeling ter zitting Artikel 23 1. De klacht wordt behoudens in het geval als bedoeld in artikel 19 en artikel 20 behandeld in een gesloten zitting van de Commissie, bestaande uit één voorzitter en twee leden. 2. De voorzitter heeft de leiding van de zitting. Hij/zij geeft elk van de partijen de gelegenheid haar standpunt toe te lichten en sluit het onderzoek wanneer de Commissie van oordeel is dat het onderzoek is voltooid. 3. Meerderjarige partijen worden in elkaars aanwezigheid gehoord tenzij zich het geval van art. 23 lid 4 voordoet. Ingeval een minderjarige partij is, worden partijen in beginsel buiten elkaars aanwezigheid gehoord. 4. Klager en/of verweerder kunnen de voorzitter verzoeken om buiten elkaars aanwezigheid te worden gehoord. Een dergelijk verzoek dient schriftelijk en met redenen omkleed te worden ingediend. Na de ontvangst van het verzoek zendt de secretaris daarvan een afschrift aan de wederpartij. Indien de voorzitter van oordeel is dat er voldoende grond aanwezig is om partijen buiten elkaars aanwezigheid te horen, hoort de Commissie partijen buiten elkaars 20 5. 6. 7. 8. aanwezigheid. De secretaris of de Commissie brengt partijen er voor de zitting schriftelijk dan wel mondeling van op de hoogte dat zij buiten elkaars aanwezigheid zullen worden gehoord. Ingeval partijen buiten elkaars aanwezigheid zijn gehoord, ontvangt elk der partijen zo spoedig mogelijk na de vaststelling van het proces-verbaal van het horen van partijen, een afschrift daarvan en worden zij in de gelegenheid gesteld daarop binnen een bepaalde termijn schriftelijk te reageren. Na de ontvangst van de reacties, zendt de secretaris afschriften daarvan aan de wederpartij. Ingeval partijen buiten elkaars aanwezigheid zijn gehoord, wordt de behandeling ter zitting voortgezet op een tijdstip dat minstens 10 dagen na de verzending van de afschriften van het proces-verbaal van het horen van partijen, is gelegen. Indien partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op voortzetting van de behandeling ter zitting en de Commissie van oordeel is dat het onderzoek volledig is geweest, wordt de behandeling niet voortgezet. Zodra het onderzoek (ter zitting) is gesloten, deelt de voorzitter mede wanneer advies zal worden gegeven. Indien voor de sluiting van het onderzoek ter zitting blijkt, dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan de Commissie bepalen dat de behandeling ter zitting op een door de Commissie te bepalen tijdstip zal worden voortgezet. Daarbij kunnen aan partijen aanwijzingen worden gegeven met betrekking tot het bewijs. Vertegenwoordiging ter zitting, getuigen, deskundigen Artikel 24 1. Een partij kan zich ter zitting door een gemachtigde doen vertegenwoordigen of zich door een raadsman/-vrouw doen bijstaan. Daarnaast kunnen klager en verweerder zich laten vergezellen door één hen vertrouwd persoon. 2. De Commissie kan van een gemachtigde die geen advocaat is en de klager dan wel de verweerder ter zitting vertegenwoordigt, een schriftelijke machtiging verlangen. 3. De Commissie kan personen als getuige of deskundige voor de zitting doen oproepen. Namen en woonplaatsen van de getuigen en deskundigen worden aan klager en verweerder medegedeeld. 4. Een partij kan op eigen kosten getuigen en/of deskundigen ter zitting meebrengen, met dien verstande dat zij de namen en woonplaatsen van die personen uiterlijk drie werkdagen voor de zitting schriftelijk opgeeft aan de secretaris en aan de wederpartij. De Commissie kan afzien van het horen van door de klager of verweerder meegebrachte of opgeroepen getuigen en deskundigen indien zij van oordeel is dat het horen redelijkerwijze niet bijdraagt aan de beoordeling van de klacht. 5. Getuigen en deskundigen worden door de voorzitter ondervraagd. Vragen kunnen ook worden gesteld door de andere leden van de Commissie en, met toestemming van de voorzitter, door diens tussenkomst, door de klager en de verweerder of hun gemachtigden. 6. Ingeval een minderjarige getuige wordt gehoord, kan de Commissie bepalen dat het horen buiten aanwezigheid van één of meer partijen plaatsvindt. Ingeval een getuige buiten aanwezigheid van partijen is gehoord, ontvangt elk der partijen zo spoedig mogelijk na de vaststelling van het proces-verbaal van het getuigenverhoor, een afschrift daarvan en worden zij in de gelegenheid gesteld daarop binnen een bepaalde termijn schriftelijk te reageren. Na de ontvangst van de reacties, zendt de secretaris afschriften daarvan aan de wederpartij. 7. Ingeval een getuige buiten aanwezigheid van partijen is gehoord, wordt de behandeling ter zitting voortgezet op een tijdstip dat minstens 10 dagen na de verzending van de afschriften van het proces-verbaal van het getuigenverhoor, is 21 gelegen. Indien partijen te kennen hebben gegeven geen prijs te stellen op voortzetting van de behandeling ter zitting en de Commissie van oordeel is dat het onderzoek volledig is geweest, wordt de behandeling niet voortgezet. Tolken Artikel 25 1. Indien klager, verweerder, een getuige of een deskundige, de Nederlandse taal onvoldoende beheerst, kan deze zich op eigen kosten doen bijstaan door een tolk. 2. De tolk is verplicht zijn/haar opdracht onpartijdig en naar beste weten te vervullen. Heropening onderzoek Artikel 26 Indien de Commissie van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, kan zij het heropenen. De Commissie bepaalt daarbij op welke wijze het onderzoek wordt voortgezet. De secretaris doet zo spoedig mogelijk mededeling daarvan aan partijen. Beraadslaging en advies Artikel 27 1. De Commissie beraadslaagt en beslist in besloten vergadering waarbij alle leden die deel uitmaken van de Commissie die de klacht behandelt, aanwezig zijn, bijgestaan door de secretaris. Zij grondt haar advies op het klaagschrift, de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens het vooronderzoek en het onderzoek ter zitting. 2. De Commissie beslist met meerderheid van stemmen Advies Artikel 28 1. De Commissie brengt advies uit binnen zes weken na de sluiting van het onderzoek dan wel na afronding van de schriftelijke behandeling als bedoeld in art. 20 van dit reglement. Deze termijn kan door de voorzitter worden verlengd met ten hoogste vier weken. 2. De adviezen van de Commissie zijn gedagtekend en houden in: a. de namen en woonplaatsen van de partijen en de namen van de gemachtigden, b. de gronden, waarop het advies berust, c. het advies met betrekking tot de ontvankelijkheid of niet-ontvankelijkheid en de gegrondheid of ongegrondheid van de klacht, d. de eventuele aanbeveling, e. de namen van de leden van de Commissie die het advies hebben vastgesteld. 3. Het advies, door de voorzitter en de secretaris ondertekend, wordt toegezonden aan partijen en aan het bestuur van de desbetreffende instelling. 22 Intrekking van de klacht Artikel 29 De klager kan bij schriftelijke, gedagtekende en ondertekende kennisgeving of mondeling ter zittingaan de Commissie mededelen dat de klacht wordt ingetrokken. Intrekking geschiedt echter bij voorkeur niet later dan twee weken voor de zittingsdag. Kosten van de Commissie Artikel 30 De kosten van de Commissie komen ten laste van de Stichting. Termijnen en schoolvakanties Artikel 31 Met uitzondering van de termijn, genoemd in art. 10 lid 5 van dit reglement, worden voor de berekening van de in dit reglement vermelde termijnen, de aan de desbetreffende instelling geldende schoolvakantiedagen niet meegerekend. Nevenfuncties commissieleden Artikel 32 Aan dit reglement wordt een lijst met nevenfuncties van commissieleden gevoegd, die op verzoek van partijen aan hen wordt toegezonden. Wijziging van het reglement Artikel 33 Dit reglement wordt niet gewijzigd dan nadat de Commissie over de voorgenomen wijziging is gehoord. Inwerkingtreding Artikel 34 Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 januari 2001. De Commissie gehoord hebbende, vastgesteld door het Algemeen Bestuur van de Stichting Geschillencommissies Onderwijs, op 19 december 2000. 23