De toestand van de zielen na het sterven

advertisement
De toestand van de zielen na het sterven
Inleiding
Als reactie op de bespreking van 1 Kor. 15 kregen we van de jongeren de vraag waar de
gelovigen en ongelovigen naar toe gaan na het sterven. Een eenvoudig antwoord op deze
vraag is: “als je gelooft in de Here Jezus ga je naar de hemel en anders naar de hel”. Dit
antwoord is in essentie juist maar er valt hierover nog wel meer te zeggen en voor een juist
begrip van enkele Bijbel gedeelten is het nuttig hierop dieper in te gaan.
We hopen hierbij tevens enkele antwoorden te geven op een aantal andere vragen die in dit
verband gesteld zijn. Bij de behandeling van dit onderwerp moeten we goed bedenken dat
God ons enkel geopenbaard heeft wat nuttig en nodig is voor ons leven hier op aarde en dat
het niet gaat om de bevrediging van ons verstand maar altijd om de eer van onze Here
Jezus.
Het dodenrijk in het oude testament
Elk mens heeft een besef van leven na de dood, een eeuwigheidsbesef. Dit besef is door
God in zijn hart gelegd, Prediker zegt: “ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd”
(Pred. 3:11). Dit besef doet mensen nadenken over leven na de dood en vaak hoor je dan
ook mensen zeggen dat ze denken dat er meer is tussen hemel en aarde …. Veelal denken
mensen pas na over het hiernamaals als dat in hun ogen dichtbij gekomen is bijvoorbeeld
door een ernstige ziekte. Men vraagt zich dan af: waar ga ik heen na de dood? Voor
ongelovigen is dat de hel maar nu is er nog een blijde boodschap: “want ieder die de naam
van de Heer zal aanroepen, zal behouden worden” (Rom. 10:13) en die behoudenis omvat
een toekomst in de hemel met onze Here Jezus.
Gelovigen stellen deze vraag om een andere reden, zij weten dat zij het eeuwige leven nu al
hebben door het geloof in de Zoon van God maar vragen zich soms af: wat is nu de hemel,
de hades, het dodenrijk, het paradijs, de derde hemel enz. Voor een antwoord op deze
vragen is het nodig eerst te onderzoeken wat het dodenrijk eigenlijk is.
In het Oude Testament wisten gelovigen al dat men na het sterven over zou gaan naar het
dodenrijk. Het Hebreeuwse woord voor dodenrijk (door de StatenVertaling en Herziene
StatenVertaling graf genoemd) is sjeool of in het Grieks hades. Dit dodenrijk is een
aanduiding voor het verblijf van de zielen na het sterven. De vertaling graf uit de
Statenvertaling is wat onduidelijk want wij kennen het graf als de plaats waar het lichaam van
de overledene wordt gelegd.
Dat men bij het dodenrijk niet alleen dacht aan het lichaam in het graf blijkt bijvoorbeeld uit
de woorden van Jakob als hij denkt dat zijn zoon Jozef niet meer leeft: “rouw dragend zal ik
tot mijn zoon in het dodenrijk neerdalen” (Gen. 37:35) of uit de woorden van David nadat hij
hoorde dat zijn zoon gestorven was “Ik zal wel tot hem gaan, maar hij keert tot mij niet terug”
(2 Sam. 12:23). In deze tekstplaatsen lezen we dus over het geloof in een ontmoeting na het
sterven in het dodenrijk. Maar we lezen ook over oordeel in het dodenrijk “Want een vuur is
in mijn toorn ontstoken, het brandt tot in de diepten van het dodenrijk” (Deut. 32:22).
Samengevat: in het dodenrijk vinden we dus:
1. Oud testamentische gelovigen: zie b.v. Gen. 37:35
2. Kinderen: zie b.v. 2 Sam. 12:23
3. Goddelozen: zie b.v. Ps. 9:18
RdJ Toestand van de zielen na het sterven
1
Alle gestorvenen leven dus in de zin van voortbestaan in het dodenrijk (Luk. 20:38). In het
spraakgebruik wordt de dood wel eens zielenslaap genoemd, dit leert de Bijbel niet, we
zouden kunnen spreken van een lichaamsslaap, de zielen zijn niet in slaap!
Bij het sterven gaan de mensen dus over van het zichtbare rijk naar het onzichtbare rijk: het
dodenrijk. In dit dodenrijk zijn alle overleden mensen, het dodenrijk (hades) is dus niet
hetzelfde als de hel (gehenna). In de hel komen enkel ongelovigen na het oordeel, op dit
moment is er niemand in de hel.
Waar de hades precies is, is niet aan ons geopenbaard wel wordt het soms beschreven als
“onder de aarde”, en de hemel als “boven de aarde” (vergl. Fp. 2:10).
Over de hades vertelt de Here Jezus ons in Lukas 16.
De rijke man en de arme Lazarus
Luk. 16:19-31 vertelt ons iets over de hades vóór het kruis van Golgotha. Dit gedeelte is
geen gelijkenis, het is een feitelijk verslag verteld door de Here Jezus; dit kunnen we
opmaken uit het gebruik van de naam Lazarus, hij was een bestaand persoon. In de
gelijkenissen gebruikt de Here Jezus geen namen van bestaande personen.
Zowel de rijke man als de arme Lazarus stierven. Lazarus werd door engelen gedragen (zijn
ziel) in de schoot van Abraham en de rijke werd begraven (zijn lichaam) en sloeg in de hades
zijn ogen op. De uitdrukking: “de schoot van Abraham” betekende voor de joden een plaats
van gelukzaligheid. Johannes was in de schoot van de Here Jezus (Joh. 13:23), het is een
plaats van gemeenschap en het is ook een ereplaats. Er is gemeenschap voor Lazarus maar
eenzaamheid voor de rijke man, we lezen namelijk niet dat de laatste anderen in zijn
nabijheid had. Ongetwijfeld zijn er meerderen in de toestand van de pijn maar zonder
gemeenschap en vertroosting is er enkel eenzaamheid.
Zo zien we dus in de hades twee onderscheiden groepen gescheiden door een grote
onoverbrugbare kloof waar aan de ene kant gelukzaligheid en troost is en aan de andere
kant smart en pijn. We zien nog een aantal dingen in dit gedeelte:
1. Er is herkenning: de rijke man herkent Lazarus en Abraham. De vraag is of hij op
aarde ooit Lazarus gekend of gezien heeft of Abraham heeft gekend. Hier in de
hades herkent hij beiden. Herkenning van personen is dus hier niet afhankelijk van
het hebben van een lichaam en is in het dodenrijk dus ook niet afhankelijk van het
gekend hebben op aarde. Het feit dat wij op aarde elkaar enkel herkennen in het
lichaam is een gevolg van de zondeval.
2. Er zijn gevoelens: geluk en vertroosting en smart en pijn. Er wordt zelfs gesproken
over ogen, een vinger en een tong. In de hades is geen aards lichaam, dat zou
verbranden in de vlam, toch worden deze gevoelens ervaren.
3. Er is besef van het eerdere aardse leven: de rijke man weet van zijn rijkdom van
voorheen evenals Abraham dat weet. Hij weet dat op aarde nog vijf broers leven die
op dezelfde plaats van pijn aankoersen als hijzelf. Dit is een bittere constatering van
spijt en een (te laat) besef van zijn toestand. “Daar zal het geween zijn en het
tandengeknars, wanneer u Abraham, Izaäk en Jakob zult zien en al de profeten in het
koninkrijk van God, maar uzelf buitengeworpen.” Luk. 13:28.
4. Er is geen contact met de aarde, de rijke man wil zijn broers bereiken maar kan zelf
niet meer met de aarde in contact komen, hiervoor is het stoffelijke lichaam nodig dat
in het graf ligt.
RdJ Toestand van de zielen na het sterven
2
De rijke man zegt “als iemand van de doden naar hen toe gaat, zullen zij zich bekeren”
Luk. 16:30. Hoe treffend is deze opmerking, de Here Jezus is uit de doden opgestaan en
daarom geloven wij in Hem. Wat een geweldige betekenis heeft dus de opstanding van de
Here Jezus voor ons: Hij is de eersteling, wij zullen volgen. (1Kor 15:20).
De wereld redeneert dit wonder weg daarom is er voor hen geen ander antwoord dan
“Mozes en de profeten” m.a.w. het Woord van God. Hoeveel andere wonderen er ook zijn,
als zij het grootste wonder van lijden, sterven en opstanding van de Zoon van God niet
geloven, dan geloven zij nooit. Voor hen geldt: “Geloof in de Heer Jezus en u zult behouden
worden” (Hand. 16:31).
Het dodenrijk na de opname van de Here Jezus
Toen de Here Jezus aan het kruis hing zei Hij tegen de boosdoener “Voorwaar, Ik zeg u:
vandaag zult u met Mij in het paradijs zijn.” Luk. 23:43. De plaats waar de gelovige
ontslapenen zijn wordt door de Here Jezus het paradijs genoemd. Het paradijs bevindt zich
dan in het dodenrijk, de hades, de plaats waarvan we zojuist van hebben gelezen dat ook
Abraham en Lazarus zijn.
Het aardse paradijs was afgesloten door Cherubs met een flikkerend zwaard (Gen. 3:24)
maar de Here Jezus opent het hemels paradijs voor wie Zijn naam aanroept (Rom. 10:13).
Toen de Here Jezus gestorven was, is Hij in de hades geweest (Hand. 2:31). Hij is niet aan
de hades overgelaten m.a.w. Hij is daar niet gebleven maar Hij is daar wel geweest.
De hades heeft poorten (Jes. 38:10, Matt. 16:18) en de Here Jezus heeft de sleutels daarvan
(Op. 1:18). Hij kon dus in- en uitgaan.
In de hades heeft de Here Jezus gepredikt tot de “geesten in gevangenschap” (1 Pt. 3:19).
Dit is een uitdrukking die vragen kan oproepen, het vervolg van het gedeelte uit 1Pt. gaat
namelijk over ongehoorzamen. We kunnen de hades zien als een plaats waar zielen in
gelukzaligheid bewaard en zielen in smart (de ongehoorzamen) bewaard worden voor de
toekomstige bestemming. Wat een prediking tegen de ongehoorzamen die hoorden van de
gehoorzaamheid van de Here Jezus tot de dood. Voor hen gold echter wat Hizkia al in zijn
danklied zei: “Want het dodenrijk looft U niet, de dood prijst U niet; Wie in de groeve zijn
neergedaald, hopen niet op uw trouw.” (Jes. 38: 18). De Here Jezus is niet in de hades
gebleven, na veertig dagen prediking op aarde is Hij opgevaren naar de hoge en heeft de
gevangenschap gevangen genomen (Ef. 4:8). De Here Jezus heeft het paradijs uit het
dodenrijk meegenomen naar de hemel waar het paradijs nu is en waar de Here Jezus zelf is.
In het dodenrijk, de hades, zijn nu alleen nog de ongelovigen.
De apostel Paulus zegt het in Fp. 1:23 dat hij na het heengaan met Christus is. Als wij dus
zeggen dat ontslapen gelovigen bij de Here Jezus zijn in de hemel dan is dat dus juist, dit
geldt zowel voor de gelovigen uit de tijd van het Oude Testament als gelovigen die in deze
tijd leven: allen die door Jezus ontslapen (1 Thess. 4:14, v.b. Mozes Heb. 11:26). De plaats
in de hemel waar deze gelovigen zijn heet het paradijs.
RdJ Toestand van de zielen na het sterven
3
De derde hemel
In 2 Kor. 12:2-4 lezen we dat het paradijs ook de derde hemel wordt genoemd. Paulus werd
daarin opgenomen en hoorde onuitsprekelijke woorden die een mens niet mag uitspreken.
Het waren de gesprekken tussen ontslapen gelovigen en de Here Jezus. In de volksmond
wordt ook wel gesproken van de “zevende hemel”; in de Bijbel vinden we die niet. De
uitdrukking “de zevende hemel” komt van de Grieken die geloofden in zeven hemelen.
De derde hemel is in ieder geval de plaats waar de ontslapen gelovigen zijn omdat deze in 2
Kor. Ook het paradijs wordt genoemd.
Paulus zegt over die opname: “of het was in het lichaam, weet ik niet, of buiten het lichaam,
weet ik niet” (2 Kor. 12:2). Paulus weet het niet, toch was voor hem was de belevenis zo echt
dat het wel leek of het in het lichaam was, net als de gevoelens van Lazarus en de rijke man
die geen lichaam hadden.
Als het over de hemel gaat spreekt de Bijbel over:
1. De hemelen (meervoud) in Kol. 1:16, Hb. 4:14, Ef. 6:9
Dit betekent dat er meerdere “gebieden” in de onzichtbare wereld zijn
2. De hemelse gewesten (meervoud) in Ef. 1:3, 1:20, 3:10, 6:12
In deze hemelse gewesten zijn ook boze geesten zie b.v. Ef. 6:12, Job 1:6-12. Satan
wordt zelfs overste genoemd van dat gewest dat dichtbij de aarde ligt (Ef. 2:2).
Volgens Op. 12:7-9 wordt Satan in de toekomst uit de hemel geworpen.
Sommige uitleggers zeggen dat de eerste hemel de zichtbare hemel is: “En God noemde het
uitspansel hemel” Gen 1:8. De tweede hemel is dan de hemelse gewesten waar strijd
plaatsvindt en ook de boze geesten toegang toe hebben en de derde hemel is dan de
woonplaats van God en de ontslapen gelovigen.
Dit is een begrijpbare uitleg. Laten we echter nooit vergeten dat ook de hemel geschapen is
en dat God boven de hemel uitgaat: “boven de hemelen is zijn heerlijkheid” Ps. 113:4
De eeuwige toestand
De gelovigen bevinden zich nu in de hemel, het paradijs, en zullen als de Here Jezus komt
hun verheerlijkte lichaam ontvangen (1 Thess. 4:16). Dan is de drie-eenheid van de mens:
geest, ziel en lichaam weer compleet (1 Thess. 5:23).
Dit is de opstanding ten leven (Joh. 5:29)
De ongelovigen blijven in de hades totdat het oordeel komt en ook zij opstaan. Zij worden
geoordeeld en geworpen in de poel van vuur, dat is de hel (Op. 20:15). Deze wordt ook wel
genoemd: eeuwige straf (Matt. 25:46). Dit is de opstanding ten oordeel (Joh. 5:29).
“Gelukkig en heilig is hij die aan de eerste opstanding deel heeft” (Op. 20:6).
RdJ Toestand van de zielen na het sterven
4
Download