Onderzoek naar dé ideale kweekkabeljauw Het hele jaar rond, één kwaliteit Wetenschappers denken een nóg betere kabeljauw te kunnen produceren dan Moeder Natuur. In het onderzoekscentrum van Nofima in het Noorse Tromsø werkt een internationaal team aan de ideale kweekkabeljauw die ongetwijfeld uiteindelijk ook op Nederlandse borden belandt. Door eric fokke K weekkabeljauw is een relatief jong product, dat al enige tijd in enkele Nederlandse winkels verkrijgbaar is. De productie moet nog groeien, maar daar wordt aan gewerkt. Een paar honderd kilometer boven de poolcirkel, in Tromsø, wordt het Noorse nationale kweekprogramma voor kabeljauw voortgezet, dat in 2002 van start ging. Wetenschappers kruisen daar diverse kabeljauwstammen tot de optimale kweekvis wordt bereikt. “We hebben hier de tweede generatie. De ideale kabeljauw wordt bereikt bij de achtste of tiende generatie”, zegt Velmurugu Puvanendran, terwijl hij zich in een grote hal buigt over een rond vat met visjes ter grootte van dennennaalden. Over drie, vier jaar zijn deze kabeljauwtjes geslachtsrijp en kunnen ze voor een nieuwe generatie zorgen. Waarom niet gewoon een net in zee uitgooien? Puvanendran: “Omdat wij denken een betere vis te kunnen maken dan die in het wild rondzwemt. Onder gecontroleerde condities kun je een betere kwaliteit vis krijgen.” Joop Luten, de bij Nofima betrokken Nederlandse hoogleraar Seafood, vult aan. “Er is door ons onderzoek gedaan in samenwerking met Imares Wageningen UR naar de beleving van kweekkabeljauw door de Nederlandse consument. Zonder enige informatie over de productiemethode van de kabeljauw, vangst in het wild of kweek, vinden ze de gekweekte vis niet minder dan de wilde, soms zelfs beter. Het gaat om kleine verschillen. Als je consumenten vooraf informeert over de productiemethode van kabeljauw kiezen ze vaak voor wild, omdat ze gewoonweg denken dat die beter is. We hebben vanuit Nofima ook kweekkabeljauw laten testen door chef-koks in Frankrijk en Engeland. Die waren enthousiast over het product. Wilde vis heeft zijn beperkingen, de kwaliteit is vaak afhankelijk van een seizoen.” Door onder meer eitjes aan hoge druk bloot te stellen, ontstaan vissen die zich niet kunnen voortplanten. “In de paaiperiode kan een vis tot 25 tot 30 procent, sommige zelfs 50 procent van zijn gewicht verliezen. Daar zit geen viskweker op te wachten. Door kabeljauw gecontroleerd te produceren kun je het hele jaar door een constante en goede kwaliteit leveren.” Vis in bedrijf VIB201006-Vis in bedrijf def.ind8 8 13-10-2010 17:08:38 vissoort belicht families waar wij nu mee werken, zijn kruisingen van de Noord-Atlantische kabeljauw, of skrei, en kustkabeljauw uit populaties in het noorden en zuiden van Noorwegen. Per stam verschilt de weerbaarheid tegen ziektes en de groeiontwikkeling en zelfs het moment waarop ze paairijp zijn. Je probeert het beste van de diverse ondersoorten in één vis te krijgen.” Risico In Noorwegen leeft de angst dat kweekkabeljauw, net als kweekzalm, zich met wilde soortgenoten zal kruisen. Dat risico is met kabeljauw nog groter dan met zalm, omdat het voor deze soort normaal is zich in zout water, waar de zeekooien zich bevinden, voort te planten. Vanuit die kooien kunnen ze hun eitjes en zaad in open water verspreiden. Het is een probleem dat ook Puvanendran bekend is, maar waar hij verder niets mee doet. “Ieder zijn vak.” Stamouders De stamouders van de kweekvis moeten van goeden huize komen, dus is het belangrijk eerst goede vissen te krijgen die later miljoenen jongen kunnen produceren die de zeekooien gaan bevolken. “Tot 2003 lieten we de kabeljauw massaal paaien”, zegt Puvanendran, “maar daar zijn we mee gestopt. Negentig procent van de jonge kabeljauw bleek van slechts een paar ouders te komen. Door de hiërarchie in een bassin nemen slechts enkele vissen deel aan het paairitueel en dat zijn niet altijd de exemplaren waar wij jongen van willen. Daarna hebben we ze paarsgewijs laten voorplanten, maar dat ging te langzaam. Tegenwoordig strippen we de vissen, tappen we eieren en zaad bij ze af, en laten één man de eitjes van twee vrouwtjes bevruchten. Zo hebben we meer zicht op welke exemplaren succesvolle jongen opleveren.” Succesvolle jongen zijn in het geval van kabeljauw de exemplaren die goed groeien en niet snel ziek worden. Puvanendran: “Dat wordt deels bepaald door de genetica. We hebben nu per generatie 15 procent betere groei. Daar komt natuurlijk eens een eind aan, maar voorlopig gaat het de goede kant op. We testen de kabeljauw ook op hun weerstand tegen ziektes als vibriosis. De Als de kabeljauwtjes groter zijn, na 180 dagen zo’n 25 gram, worden enkele onder laboratoriumomstandigheden blootgesteld aan ziektes om hun weerbaarheid te toetsen of worden andere tests gedaan. De meeste kabeljauw krijgen een merk ingebracht en gaat dan naar de zeekooien buiten in de fjord om te zien hoe ze zich verder ontwikkelen. Na een jaar of drie is de kabeljauw geslachtsrijp en gaat een deel naar de tanks waar de vissen zich bevinden die zich mogen voortplanten. Na vier tot vijf jaar is de kabeljauw met vijf tot zeven kilo klaar voor consumptie. De onderzoeker besluit: “Noorwegen is nog niet zo heel lang bezig met het kweken van kabeljauw en sommige zijn er al weer mee gestopt. Maar de export groeit. Met zalm liep het in het begin ook niet zo’n vaart en moet je zien waar die industrie nu is. Ik denk dat binnen twintig jaar kweekkabeljauw heel normaal is en net zo’n grote bedrijvigheid is als die van kweekzalm.” n Ieder jaar meer kweek De export van Noorse kweekkabeljauw groeit gestaag en hard. Vorig jaar werd zo’n 7.800 ton geproduceerd. Dat is overigens nog niets vergeleken bij kweekzalm. Daarvan exporteerde Noorwegen in 2009 362.000 ton. Grootste afnemer van hele kweekkabeljauwen is Denemarken met 65 procent, Nederland is vijfde met 5 procent. FishPartners, onderdeel van Kennemervis Groep, heeft vorig jaar veel kweekkabeljauw geïmporteerd. “Deze vis gaat als haasje of filet vooral naar Duitsland, België en Frankrijk. We hebben weken van 10 tot 12 ton geïmporteerde kweekkabeljauw, maar ook wel van 30 ton”, zegt Dirk Peter Koelewijn. Hij verwacht dat kweekkabeljauw niet zo’n succes zal worden als kweekzalm. “Zolang er genoeg wilde vis is, kiezen mensen toch daar voor. Kweekkabeljauw is een super mooi en super vers product en veel langer houdbaar dan wilde kabeljauw, maar de smaak is voor echte visliefhebbers te neutraal. Anderzijds: de quota worden aangetrokken en de controle op de visserij wordt strenger. Noorwegen had dit jaar ook vrij snel het quota wilde kabeljauw bij elkaar gevist en er is nu minder aanbod van wilde vis. Zet die trend door, dan maakt kweekkabeljauw toch een kans.” Vis in bedrijf VIB201006-Vis in bedrijf def.ind9 9 13-10-2010 17:08:40