Overweging 6e zondag van Pasen Handelingen 15:1-2.22-29 Johannes 14:23-29 Ooit zei een kind bij catechese: ‘oh, het gaat over Jezus, dan moeten we zeker weer lief zijn voor elkaar’. Als je het evangelie van Johannes leest, zou je dat inderdaad kunnen denken. Johannes boodschap cirkelt om de liefde, het is het thema wat al enige weken aan de orde is in de lezingen. En vandaag horen we: wie Jezus liefheeft, onderhoudt zijn woorden en zal door de Vader worden bemind. Dat zou je kunnen verstaan als een loutere oproep om goed te zijn voor elkaar. Maar wat de evangelist Johannes beschrijft gaat verder. Johannes bedoelt niet: als je nou maar Jezus liefhebt, als je nu maar goed bent voor elkaar, als je zijn woorden onderhoudt, dan zal de Vader je ook beminnen. Dat is een denken dat past in ons ‘voor wat hoort wat denken’. Het is niet zo dat we eerst Jezus moeten liefhebben als voorwaarde voor de liefde van de Vader. Zo mogen we deze woorden níet verstaan. Het is niet zo dat we het gebod tot liefde moeten opvolgen en dan misschien, ooit, wie weet wanneer, de liefde van de Vader zullen ontvangen. Dat is niet wat Johannes beschrijft. Wat bedoelt Johannes? Waar hij het over heeft is over de inwoning van God. Dat is voor ons haast een onwennige term geworden, de inwoning van God. Wat moet je met zo’n term? Is die te hoogdravend? Of te onbescheiden? Inwoning van God, waar hébben we het dan over? Toch is dat waar Jezus over spreekt: ‘dan zullen mijn Vader en ik intrek bij hem nemen’. Waar Johannes het over heeft is je door Jezus laten ráken. Open staan voor zijn woorden. Iemand liefhebben is uit jezelf treden., Gericht zijn op de ander. Aan zijn of haar lippen hangen. Proeven wat iemand bedoelt. Je zoekt het gelaat van de ander, je vindt vreugde in de ander. Zo naar Jezus luisteren, zo op hem gericht zijn is hem bij je naar binnen laten komen. En Jezus spreekt niet namens zichzelf. Daar wijst hij onophoudelijk op, hij spreekt namens God. Je leven afstemmen op Jezus, is je leven afstemmen op God. Is je laten gríjpen door God. Wat we in mystieke literatuur lezen is wat er gebeurt bij mensen die zich hebben laten grijpen door God. En wat er bij allemaal uitspringt is hoezeer God ernaar verlangt dat wij ons door hem laten raken. Zij beschrijven de diep indringende ervaring van wat er met mensen gebeurt als je beseft dat het God is die op ons wacht, die ernaar verlangt om ons met zijn liefde te omringen, ons in zijn liefde te dragen. 1 Inwoning van God. Misschien een onwennige term voor ons. Toch is het waar Johannes op doelt. Is het dat waar Jezus over spreekt. Inwoning van God is als de Gods Adem die door jou heengaat, die door jou heen ademt. Het is de Geest van God die ons wil bezielen, die in ons zucht en smeekt naar God, zo zegt Paulus. Het is de Geest die ons alles weer te binnen zal brengen, die ons wil helpen de juiste richting te bewaren, die ons bij de hand wil nemen. Het is de Geest van God, die ons in beweging wil zetten, die ons doorademt. Inwoning van God is vóelen dat je bemind wordt, niet om je prestaties, niet om de punten die je hebt gehaald, niet omwille van jouw goed zijn, maar omdat God liefde is en wij alleen maar open hoeven staan Dat is alles wat van ons gevraagd wordt. Open staan. Ons laten raken. Niet meer. Niet minder. Het kind zei ‘oh het gaat over Jezus, dan moeten we zeker weer lief zijn voor elkaar. En er is inderdaad een gevaar dat we Jezus’ boodschap vervlakken tot een opdracht tot liefde zonder meer. Maar dan halen we wel het hart eruit. Het hart van Jezus boodschap is die ongekende, peilloze, onmeetbare liefde van God die naar elk van ons uitgaat. Die in ieder van ons wil wonen. Die elk van ons bij onze eigen naam roept. Gods Geest, de geest waarom wij mogen smeken, de Geest die óns roept, dat is de intrek waarvan Jezus spreekt. En voelen dat je bemind wordt doet de liefde in jezelf stromen. Liefde die vanzelf uitgaat naar de ander. Ik wil mijn overweging besluiten met de volgende geschiedenis. Nog niet zo lang geleden ging ik voor in een uitvaart. De overledene had een waslijst aan grote ellende en diepe verdriet meegemaakt. Zijn ouders vroeg verloren, een nare jeugd gehad in kindertehuizen, zijn kameraden zien sneuvelen in de tweede wereldoorlog, in een jappenkamp gezeten, zijn broers vermoord in Indonesië, op jonge leeftijd zijn vrouw verloren, zodat hij achterbleef met vijf kleine kinderen. En tenslotte in zijn ouderdom gevangen in zijn lijf vanwege een slopende ziekte. Een lijst waarvan je je verbijsterd afvraagt hoe iemand het vol houdt? Het bijzondere aan deze man was dat hij altijd oog had voor andere mensen. Hij was de beminnelijkheid en de hartelijkheid zelve. Altijd was hij op zoek naar vrede. Geen spoor van verbittering of haat. Waar haalde hij de kracht vandaan? Zonder zijn geloof had hij het niet gered, zei hij. Hij had zijn leven op de liefde van God gebouwd. En dat had hij zo diep, en zo innerlijk overtuigd gedaan dat hij daarmee zelf het gezicht was geworden van die liefde. Liefde als kracht, niet omdat het moet, niet omdat je nu eenmaal vooruit moet, maar als een adem die door jou heen gaat, die jou zó eigen is geworden dat je niet anders kúnt dan liefhebben. Zo stond deze man in het leven. Inwoning van God. Het klinkt misschien vreemd, maar we worden ertoe opgeroepen. het is onze diepste bestemming. Amen 2