Het beroepsonderwijs moet bedrijfsmatiger werken Helft roc’s kampt met tekorten Het beroepsonderwijs heeft vijf vette jaren achter de rug waarin de instellingen jaarlijks miljoenen overhielden en hun reserves flink konden spekken. Maar in 2002 keerde het tij: de helft van de roc’s sloot dat boekjaar af met een tekort. Dat blijkt uit onderzoek dat het Onderwijsblad heeft uitgevoerd naar de financiële positie van de 42 regionale opleidingencentra. Om uit de rode cijfers te komen, snijden kwakkelende roc’s in hun personeelsbestand. “We moeten het onderwijs met minder mensen verzorgen, willen we uitkomen met onze centen.” Tekst Yvonne van de Meent Beeld Wim Stevenhagen/Typetank Leo Lenssen, collegevoorzitter van roc Asa, zorgde afgelopen najaar voor flink wat opschudding in het onderwijs. Vlak voor Prinsjesdag beweerde hij in een uitzending van het tvprogramma Buitenhof dat scholen voor voortgezet onderwijs, regionale opleidingencentra (roc’s), hogescholen en universiteiten samen twee miljard euro ongebruikt op de bank hebben staan. Het ontbreekt bestuurders in het onderwijs aan moed en innoverend vermogen en daardoor blijft er veel geld op de plank liggen. De grootste oppotters zijn volgens Lenssen te vinden in het voortgezet onderwijs, maar ook zijn eigen sector, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve) zit er warmpjes bij. Deze ontboezemingen werden Lenssen niet in dank afgenomen. Ze kostten hem zijn zetel in het bestuur van de Bve-raad, de brancheorganisatie van het beroepsonderwijs. De observaties van Lenssen lijken lijnrecht in tegenspraak met de berichten die de afgelopen maanden uit de bve-sector komen. Bij het Noorderpoortcollege in Groningen verdwijnen 110 van de 1400 arbeidsplaatsen en het Horizoncollege in Alkmaar schrapt 124 van de 1100 banen. Het Drenthecollege heeft een interimcollegelid ingehuurd die heeft besloten dat nog dit jaar zeventig van de achthonderd arbeidsplaatsen moeten verdwijnen. En het Albedacollege in Rotterdam heeft een interim-bestuurder aangesteld op financiën die ‘een herstructurering’ gaat doorvoeren. De vier instellingen moeten afslanken omdat ze al jaren kampen met tekorten en interen op hun reserves. Ze zijn echter niet representatief voor de sector, want de financiële positie van de gezamenlijke bve-instellingen is goed. De roc’s beschikken over flinke reserves en tot en met 2001 hield de sector als geheel elk jaar miljoenen over. Maar de situatie verslechtert. In 2002 sloot bijna de helft van de 42 roc’s het boekjaar af met een tekort. Dat blijkt uit jaarrekeningen en Cfi-rapporten die het Onderwijsblad heeft opgevraagd. Hoewel lang niet alle roc’s meewerkten en ook het Cfi niet alle gegevens openbaar maakt (zie kader ‘Roc’s houden jaarcijfers onder de pet’) zijn de ontwikkelingen toch goed te reconstrueren. Roc’s lopen niet meteen het risico failliet te gaan als ze een jaartje geld tekort komen. Als het om de vermogenspositie gaat, zitten bve-instellingen er warmpjes bij. In 2002 kwam de gemiddelde solvabiliteit (een maat voor het vermogen om schulden af te lossen) uit op 52 procent. Ter vergelijking: de rekenmeesters in het hbo gaan ervan uit dat een solvabiliteit van twintig procent voldoende is om de continuïteit van een hogeschool te garanderen. Tien hogescholen, waaronder grote als de hogeschool van Amsterdam en de hogeschool van Arnhem en Nijmegen zitten al jaren onder die grens, zonder failliet te gaan. In de bve-sector is er maar één instelling die onder de grens van twintig procent zit: roc Flevoland. Maar dat roc is in meerdere opzichten een buitenbeentje; de instelling groeit explosief en soupeert daardoor in een hoog tempo het eigen vermogen op. Daarnaast zijn er drie instellingen met een solvabiliteit tussen de twintig en dertig procent, de rest (negentig procent van de roc’s) zit boven de veilige Cfi-norm van dertig procent. De roc’s danken deze stevige vermogenspositie aan minister Ritzen die in 1997 de onderwijsgebouwen gratis en voor niets aan de instellingen gaf. Dat deed hij niet zonder reden. In 1996 onderzocht Moret Ernst & Young de financiële positie van de bve-sector. Daaruit bleek dat dertig procent van de instellingen die zouden fuseren tot roc’s, niet aan de minimale vermogensnorm van de onderzoekers voldeed. Door de overdracht van de panden kreeg de sector een vermogen van ongeveer 1 miljard gulden in de schoot geworpen en was het vermogenstekort in een klap opgelost. Dagobert Duck De jaren na de overdracht van de gebouwen, waren vette jaren voor de roc’s. Begin jaren negentig kampte het mbo met een gestage daling van het aantal leerlingen, maar sinds 1998 groeit de deelname weer met zo’n 2,5 procent per jaar. De subsidie die roc’s per deelnemer ontvangen is ook gestegen. Ze krijgen daardoor elk jaar meer geld van het ministerie van Onderwijs: tussen 1998 en 2002 is de rijksbijdrage met bijna dertig procent gestegen. De educatiegelden die roc’s via gemeenten ontvangen, groeiden zelfs met zestig procent. De instellingen hoefden niet te beknibbelen en dat is te zien aan de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tussen 1998 en 2002 groeide het personeelsbestand met bijna zeventien procent naar 37.500 fte (SBO Jaarboek 2003). Dankzij de groeiende budgetten konden roc’s hun financiële positie verder verbeteren. Neem de Mondriaan Onderwijsgroep, een van de drie grootste roc’s. De Haagse instelling had in 1998 een solvabiliteit van 58 procent. Tussen 1998 en 2001 hield het roc jaarlijks zo’n zes procent van de totale inkomsten over en kon de solvabiliteit toenemen tot 74 procent: de hoogste waarde van alle roc’s. Toch laat Mondriaan geen geld op de plank liggen, stelt Paul van Wegberg, beleidsmedewerker financiën. “Wij zitten echt niet als een Dagobert Duck op potten met geld. Er wordt bij ons flink geïnvesteerd in onderwijsvernieuwing en personeelsbeleid. Alle onderwijseenheden besteden jaarlijks twee procent van hun inkomsten aan onderwijsinnovatie en twee procent aan personeelsontwikkeling. Daarnaast zijn er ook nog innovatiefondsen op centraal niveau.” De miljoenen die Mondriaan de afgelopen jaren overhield zijn volgens Van Wegberg voornamelijk te danken aan de krapte op de arbeidsmarkt. “We hadden veel openstaande vacatures, daardoor vielen de personeelslasten steeds lager uit dan begroot.” Mondriaan heeft de vette jaren gebruikt om geld te reserveren voor zijn herhuisvestingsplannen en daardoor steeg de solvabiliteit. De komende jaren wordt er zestig miljoen euro geïnvesteerd in nieuwbouw en renovatie. “Dat kunnen we voor een deel uit eigen middelen betalen, maar we zullen ook geld moeten lenen”, stelt Van Wegberg. “Als die huisvestingsoperatie achter de rug is, ziet onze balans er heel anders uit.” Mondriaan is niet het enige roc met ambitieuze bouwplannen, bijna alle instellingen zijn het allegaartje dat ze van Ritzen cadeau hebben gekregen aan het vervangen. De afgelopen vijf jaar hebben de bve-instellingen al zo’n 1,4 miljard euro geïnvesteerd in nieuwbouw en inventaris, maar volgens Hans Schutte, bestuursvoorzitter van roc Nijmegen, is pas een kwart van alle huisvestingsplannen gerealiseerd. Het zal dus snel gedaan zijn met de nu nog riante vermogenspositie van de sector, voorspelt Schutte. Bovendien verandert niet alleen de balanspositie, instellingen moeten in hun exploitatie geld vrijmaken voor de jaarlijkse afschrijvingen en rentelasten. Roc Nijmegen gaat vanaf volgend jaar tachtig miljoen euro investeren in nieuwbouw. “Daarvoor moeten we jaarlijks 2,5 à 3 miljoen euro vrijspelen”, aldus Schutte. Huishoudboekje Geld vrijmaken voor rente en afschrijvingen zal niet voor alle roc’s even makkelijk zijn. Veel instellingen hebben al jaren moeite hun huishoudboekje op orde te krijgen en het aantal instellingen dat met tekorten kampt neemt toe. Tussen 1998 en 2001 boekten twaalf tot zestien roc’s jaarlijks een tekort, in 2002 belandden twintig van de 42 roc’s in de rode cijfers. Tien roc’s hebben de afgelopen jaren drie of vier keer een boekjaar met een tekort afgesloten. De tekorten worden bovendien groter. In 2001 hielden de roc’s samen nog 63 miljoen euro over, een jaar later kwamen ze gezamenlijk tien miljoen euro tekort. Uitkomen met je centen wordt voor roc’s steeds lastiger, want de vette jaren zijn definitief voorbij. Het beroepsonderwijs groeit nog steeds en zal naar verwachting de komende jaren blijven groeien, maar sinds 2002 daalt het bedrag dat roc’s per mbo-leerling ontvangen. Dat is te wijten aan de bevriezing van de huisvestingsvergoeding. In het verleden compenseerde het ministerie de prijsstijgingen, maar de laatste drie jaar moeten de roc’s zelf geld zien te vinden voor de hogere verwarmingskosten, elektriciteitsrekeningen en gemeentelijke heffingen. “In totaal gaat het om een korting van dertig miljoen euro per jaar”, stelt Arjan van der Hout, bestuurslid van de Bve-raad. Bovendien vrezen de instellingen de marktwerking die in de sector educatie wordt ingevoerd. De gemeenten moeten de educatiegelden die ze van het rijk krijgen (in 2002 was dat 380 miljoen euro) besteden bij de roc’s. Vanaf volgend jaar vervalt die ‘gedwongen winkelnering’ en kunnen gemeenten inburgeringstrajecten en taalcursussen ook bij andere (commerciële) instellingen inkopen. Roc’s zijn bang dat ze een flink deel van het educatiebudget kwijtraken aan instellingen die met goedkopere docenten kunnen werken. Roc’s moeten dus lean en mean worden om de concurrentie op de educatiemarkt aan te kunnen en om meer mbo-leerlingen op te kunnen leiden met minder geld. En ze moeten geld vrijmaken om hun huisvestingsplannen te betalen. Voor veel roc’s zit er niets anders op dan het personeelsbestand in te krimpen. Instellingen die hun exploitatie op orde hebben, kunnen hun personeelslasten geleidelijk terugbrengen door vacatures niet of heel selectief op te vullen. Maar de roc’s die de afgelopen jaren op te grote voet leefden en hun reserves al hebben aangesproken, moeten stevigere maatregelen nemen. Inhaalslag Neem het Noorderpoortcollege, dat onderwijs verzorgt op 45 locaties in Groningen, Friesland en Drenthe. Sinds de fusie in 1998 heeft het roc maar één keer een klein, positief resultaat geboekt. De andere jaren eindigde Noorderpoort in de rode cijfers. De solvabiliteit liep daardoor terug van zestig naar 35 procent en ook de liquiditeit liep snel terug. Collegevoorzitter Rob Schuur geeft na enig aandringen toe dat hij moeilijk grip kreeg op de uitgaven. “Geen van de veertien fusiepartners had een financiële administratie die als basis kon dienen voor een gemeenschappelijk systeem. We moesten alles van de grond af aan opbouwen. Daardoor wist ik het eerste jaar na de fusie niet eens hoeveel personeel er in dienst was. Het tweede jaar wist ik nog niet wat het personeel kostte. Het jaar daarna kwamen er bij de nevenstichtingen van de fusiepartners allerlei lijken uit de kast.” In 2003 waren de financiën eindelijk op orde en werd het boekjaar afgesloten met een overschot van ruim vier miljoen euro. Dat geld wordt besteed aan een pre-fpu-regeling voor alle 59-plussers van het Noorderpoort (170 werknemers, 110 fte), want nu de administratie op orde is, blijkt er te veel personeel in dienst te zijn. “We moeten het onderwijs gewoon met minder mensen verzorgen willen we uitkomen met onze centen. Daarnaast gaan we ook het aantal locaties terugbrengen. We zien het als onze maatschappelijke opdracht om onderwijs in de woonplaatsen van de deelnemers aan te bieden. Maar onderwijs om de hoek van de deur kunnen we niet meer financieren, dus daar stoppen we mee.” Het Horizoncollege zit in hetzelfde schuitje: aanhoudende exploitatietekorten en te veel locaties. “We hadden twaalf onderwijslocaties in Alkmaar, Hoorn en Heerhugowaard en dat brengen we terug naar drie”, vertelt collegevoorzitter John van den Langenberg. “We hopen dat dat op de lange termijn voordeliger is.” Maar daarnaast moet het personeelsbestand met tien procent krimpen. “76 Procent van onze uitgaven zijn personeelskosten. Daarmee zitten we vijf procent boven het landelijke gemiddelde”, stelt de collegevoorzitter. Het Horizoncollege neemt tot 2007 de tijd om 124 fte kwijt te raken. De komende twee jaar blijft het roc nog met tekorten kampen (“dat betalen we uit de reserves”), maar in 2006 moeten kosten en baten weer met elkaar in evenwicht zijn. Als dat niet het geval is, komen er in 2007 hardere maatregelen, waarbij gedwongen ontslagen niet uitgesloten worden. Van den Langenberg geeft toe dat het Horizoncollege bezig is met een inhaalslag. “Sommige roc’s hebben tijdens het fusieproces in 1997 meteen gereorganiseerd en die hebben nu hun huishoudboekje op orde. Wij moeten dat deel van ons huiswerk nog doen.” Van den Langenberg werkt sinds 2,5 jaar bij het Horizoncollege en heeft de fusie niet meegemaakt, maar hij weet dat er sprake was van ‘een gedwongen huwelijk’. “Er is veel tijd en energie besteed aan het fusieproces en minder aan de bedrijfsvoering. Daardoor is er te veel personeel in dienst gehouden.” Vacaturestop Het Drenthecollege heeft meer haast: nog dit jaar verdwijnen zeventig van achthonderd banen. In september vorig jaar is Eddy Muis aangetrokken als interim-lid van het college van bestuur om financieel orde op zaken te stellen. Tot die tijd suste het roc zichzelf in slaap door te stellen dat de oplopende tekorten werden veroorzaakt door de groei van het aantal deelnemers. Muis constateert echter dat er een ‘structurele misbalans is tussen inkomsten en uitgaven’. De reserves van het Drenthecollege slinken snel: het roc kan zich de tekorten dus niet langer permitteren. Muis sluit gedwongen ontslagen niet uit, maar denkt dat de pre-fpu-regeling voor 58-plussers die eind februari met de vakbonden werd overeengekomen, voldoende soelaas biedt. Muis is niet de enige interim-manager die is aangetrokken om een roc te saneren. Bij het Albedacollege in Rotterdam heeft Jan van Galen een jaar de tijd kregen om de financiën op orde te krijgen. Het Albedacollege kampt met aanhoudende tekorten doordat het aantal deelnemers met tien procent per jaar groeit. Van Galen, die eerder ziekenhuizen heeft gesaneerd, wil de groei niet langer voorfinancieren uit de reserves. “Ik ben conservatief en vind dat de uitgaven altijd moeten sporen met de inkomsten.” Voor 2004 heeft hij een sluitende begroting opgesteld en die kan worden gerealiseerd zonder personeel te lozen. Een vacaturestop lijkt voorlopig voldoende. “Wij hebben de vakbonden een werkgelegenheidsgarantie gegeven”, aldus Van Galen. Maar de productiviteit van het zittend personeel moet wel verhoogd worden. Een herschikking van de werkzaamheden waarbij niet-onderwijzend personeel onderwijstaken krijgt, moet ervoor zorgen dat de groeiende groep leerlingen van het Albeda wordt bediend. “Met dit soort herstructureringen heb ik voor ziekenhuizen veel geld verdiend, ik denk dat bij het Albedacollege de productiviteit ook omhoog kan krijgen”, stelt Van Galen zonder een spoor van twijfel. Het tijdperk van verzakelijking, efficiencyvergroting en productiviteitsverhoging heeft het beroepsonderwijs bereikt. “Na de fusies in 1997 heeft er een heel beperkte saneringsslag plaatsgevonden. De afgelopen jaren zijn de instellingen met de integratie bezig geweest. Pas de laatste tijd is er meer aandacht voor bedrijfsmatig werken”, stelt Arjan van der Hout (Bve-raad). “We moeten ons zakelijker gaan opstellen”, zegt Rob Schuur (Noorderpoortcollege).“We moeten met minder mensen hetzelfde onderwijsproduct leveren”, stelt John van den Langenberg (Horizoncollege) “Het aantal locaties gaat terug en we lopen het risico dat ook de groepen weer groter moeten worden”, denkt Paul van Wegberg (Mondriaan). Kortom, meer doen met minder geld is de mantra die de komende jaren in de bvesector zal klinken. Kaders Roc’s houden jaarcijfers onder de pet De afgelopen drie jaar ontvingen de roc’s gezamenlijk ruim elf miljoen euro om de publieke verantwoording te verbeteren. De instellingen hebben sinds 1996 meer beleidsvrijheid gekregen. De overheid bemoeit zich niet meer met de gang van zaken binnen de instellingen, maar wil wel graag weten of ze waar voor hun geld bieden. Bij zelfstandigheid hoort een heldere rapportage over de besteding van de middelen die de overheid beschikbaar stelt. Omdat het daaraan schortte, kregen de instellingen extra geld. Maar het afleggen van publieke verantwoording zit de bveinstellingen, ondanks de stimuleringsgelden, nog niet helemaal in het bloed. Eind 2003 vroeg het Onderwijsblad alle roc’s de jaarrekeningen over 2001 en 2002 op te sturen. Slechts veertien van de 42 roc’s (35 procent), voldeden zonder morren aan dit verzoek. Twee roc’s stuurden een jaarverslag met summiere financiële gegevens. Van zeventien instellingen heeft de redactie tot op heden niets gehoord: geen briefje, geen telefoontje, geen e-mailtje, niets. Negen instellingen hebben beleefd laten weten dat ze hun jaarcijfers niet uit handen geven. ‘Het lezen en juist interpreteren van jaarrekeningen is een ingewikkelde zaak en daarmee specialistenwerk. Op basis van ‘toevallige’ groepering van cijfers is bijna elke conclusie te onderbouwen’, schrijft het college van bestuur van het Da Vincicollege in Dordrecht. ‘Ondanks de openbaarheid van de stukken zijn wij, om voornoemde reden, terughoudend in het actief verspreiden ervan.’ Net als andere weigeraars verwijst het Da Vincicollege naar het Cfi, het bedrijfsonderdeel van het ministerie van Onderwijs dat de bekostiging uitvoert en de (financiële) gegevens verzamelt die daarvoor nodig zijn. Maar ook het Cfi is niet al te scheutig met het verstrekken van cijfers. Het rapport waarin de cijfers uit de jaarrekeningen per instelling op één A-viertje zijn samengeperst, wordt na een maand aandringen door de voorlichtingsdienst van het ministerie opgestuurd. Maar het Cfi publiceert niet alleen kale cijfers; het beoordeelt ook de financiële positie van individuele instellingen. Dat rapport wil het ministerie echter niet vrijgeven. Het Onderwijsblad heeft een beroep op de wet Openbaarheid van bestuur gedaan om de financiële analyses toch te pakken te krijgen. (YM) ‘Cfi zet scholen aan tot oppotten’ “Het ministerie is als de dood dat er een onderwijsinstelling failliet gaat”, meent Leo Lenssen, collegevoorzitter van roc Asa. Volgens hem gebruikt het Cfi bij het beoordelen van de financiële positie van scholen daarom belachelijk hoge normen. De solvabiliteit moet volgens het Cfi dertig procent zijn, de rentabiliteit minimaal één procent en de liquiditeitsratio moet groter zijn dan 1,2. Bovendien: hoe hoger de score hoe beter. Lenssen: “Als de liquiditeit van 2,0 naar 3,0 stijgt, staat er in zo’n Cfi-rapport: ‘De liquiditeit ontwikkelt zich in de goede richting’. Maar een liquiditeit van 3,0 betekent dat een instelling heel veel geld dat bedoeld is voor het onderwijs op de bank laat staan. Het Cfi zet scholen dus aan tot oppotten.” Roc Asa gebruikt heel andere normen om de eigen financiële positie te beoordelen, vertelt Lenssens collega Jan van Setten. “We gaan ervan uit dat een eigen vermogen dat 22 procent van de totale inkomsten bedraagt, voldoende is om financiële risico’s op te vangen. Een onderwijsinstelling loopt namelijk weinig risico. Wij weten anderhalf jaar van tevoren hoeveel geld we krijgen. Dat weet geen enkel bedrijf.” Van Setten vindt een liquiditeit van 0,5 ook meer dan genoeg. “Een roc krijgt elke maand geld van het ministerie van onderwijs. Je hebt dus altijd geld in kas voor de lopende uitgaven.” Voor de rentabiliteit heeft Roc Asa geen vaste norm. “Als we groeien, begroten we een negatief resultaat zolang ons vermogen toereikend is. Als het vermogen onder onze eigen norm dreigt te komen, gaan we bezuinigen op de uitgaven”, aldus Van Setten. Als de Cfi-normen naar beneden gaan komen er miljoenen vrij voor het onderwijs, denkt Lenssen. Het ministerie onderzoekt op aandringen van de Tweede Kamer of er naast minimumnormen ook normen moeten komen voor een te gunstige financiële situatie. Het onderzoek is in oktober vorig jaar in gang gezet, maar heeft nog geen nieuwe anti-oppotnormen opgeleverd. De voorlichtingsdienst van het ministerie kan ook niet aangeven wanneer de normen klaar zijn. (YM) De groeipijn van roc Flevoland Almere is een snelgroeiende gemeente met een jonge bevolking. De vraag naar onderwijs stijgt daardoor sneller dan de onderwijsinstellingen kunnen groeien. Roc Flevoland is met 5300 deelnemers een van de kleinste roc’s, maar breidt in rap tempo het onderwijsaanbod uit en mede daardoor groeit het aantal deelnemers jaarlijks met vijftien procent. Het roc dreigt echter het slachtoffer te worden van zijn eigen succes; de financiële positie holt achteruit. Sinds 1998 is elk boekjaar met een tekort afgesloten. Door de aanhoudende tekorten is de solvabiliteit in die vijf jaar gedaald van 34 procent naar zeventien procent. Deze paradoxale situatie heeft te maken met de wat in het jargon de t-2-financiering heet. Bve-instellingen worden bekostigd op basis van het aantal leerlingen dat twee jaar eerder stond in geschreven. Dat is fijn als het aantal deelnemers daalt. Instellingen hebben dan twee jaar de tijd om hun uitgavenpatroon aan te passen. Maar bij groei gaat de kost voor de baat uit. Een gematigde groei van drie of vier procent is best op te vangen, vindt Gerrit Vreugdenhil, de financiële man in het college van bestuur van roc Flevoland. Maar de jaarlijkse groei van vijftien procent, breekt Flevoland op. “Als we niets doen, komen we elk jaar twee miljoen euro tekort en dan zijn we in 2005 helemaal door ons vermogen heen.” Het is daarom van tweeën één: of staatssecretaris Nijs zorgt voor een groeibudget óf roc Flevoland gaat wachtlijsten instellen. Het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, het ziekenhuis en de jeugdzorg in Flevoland kampen met dezelfde groeipijnen als het roc, en voor die instellingen is extra geld gevonden. Dus waarom niet voor het roc? In 2000 erkende minister Hermans al de specifieke problemen en stelde een bedrag van 1,8 miljoen euro beschikbaar. Met dat geld kan roc Flevoland de rente op de leningen betalen die nodig zijn om de groei te financieren. Maar het rentearrangement loopt volgend jaar af. Eind maart moet er een structurele oplossing zijn, anders gaan de poorten van roc Flevoland gedeeltelijk dicht. “Leerlingen die we dit jaar toelaten, zitten hier nog drie of vier jaar. Als we in 2006 geen extra geld krijgen, moet we nu al onze groei beperken”, stelt Vreugdenhil. Dan worden er in Almere maximaal vijfhonderd mbo’ers toegelaten. Twee- tot driehonderd (gedeeltelijk leerplichtige) zestien- en zeventienjarigen zullen dan moeten uitwijken naar roc’s buiten de provincie. (YM) {Het volgende kader ‘Wat heet gezond’ hoort bij infografic 1} Wat heet gezond? De rentabiliteit geeft aan of een school uitkomt met zijn centen. Wie meer uitgeeft dan er binnenkomt heeft aan het eind van het jaar een negatief resultaat, wat wordt weergegeven in miljoenen euro’s. De verhouding tussen het resultaat en de totale inkomsten is de rentabiliteit. De solvabiliteit is een maat voor het vermogen om langetermijnschulden af te lossen en wordt berekend door het eigen vermogen (zoals de waarde van de gebouwen die bezit zijn) te delen door het totale vermogen. De liquiditeit geeft aan of er genoeg geld aanwezig is om de uitstaande rekeningen te betalen. Het geld dat in kas is en het geld dat op korte termijn binnenkomt worden bij elkaar opgeteld en gedeeld door alle schulden op korte termijn. Een instelling is gezond als inkomsten en uitgaven met elkaar in evenwicht zijn (rentabiliteit groter dan nul) en er genoeg geld is om de openstaande rekeningen te betalen (liquiditeit groter dan 1). Wat een gezonde solvabiliteit is voor een gesubsidieerde instelling is moeilijker te zeggen. Ziekenhuizen zijn al tevreden met een solvabiliteit van tien procent, maar het Cfi vindt de vermogenstoestand pas gezond als de solvabiliteit dertig procent is. De gegevens over de financiële situatie van de 42 onderzochte roc’s zijn te vinden op www.aob.nl.