kader

advertisement
Het beroepsonderwijs moet bedrijfsmatiger werken
Helft roc’s kampt met tekorten
Het beroepsonderwijs heeft vijf vette jaren achter de rug
waarin de instellingen jaarlijks miljoenen overhielden en hun
reserves flink konden spekken. Maar in 2002 keerde het tij: de
helft van de roc’s sloot dat boekjaar af met een tekort. Dat
blijkt uit onderzoek dat het Onderwijsblad heeft uitgevoerd
naar de financiële positie van de 42 regionale
opleidingencentra. Om uit de rode cijfers te komen, snijden
kwakkelende roc’s in hun personeelsbestand. “We moeten het
onderwijs met minder mensen verzorgen, willen we uitkomen met
onze centen.”
Tekst Yvonne van de Meent Beeld Wim Stevenhagen/Typetank
Leo Lenssen, collegevoorzitter van roc Asa, zorgde afgelopen
najaar voor flink wat opschudding in het onderwijs. Vlak voor
Prinsjesdag beweerde hij in een uitzending van het tvprogramma Buitenhof dat scholen voor voortgezet onderwijs,
regionale opleidingencentra (roc’s), hogescholen en
universiteiten samen twee miljard euro ongebruikt op de bank
hebben staan. Het ontbreekt bestuurders in het onderwijs aan
moed en innoverend vermogen en daardoor blijft er veel geld op
de plank liggen. De grootste oppotters zijn volgens Lenssen te
vinden in het voortgezet onderwijs, maar ook zijn eigen
sector, het beroepsonderwijs en de volwasseneneducatie (bve)
zit er warmpjes bij. Deze ontboezemingen werden Lenssen niet
in dank afgenomen. Ze kostten hem zijn zetel in het bestuur
van de Bve-raad, de brancheorganisatie van het
beroepsonderwijs.
De observaties van Lenssen lijken lijnrecht in tegenspraak met
de berichten die de afgelopen maanden uit de bve-sector komen.
Bij het Noorderpoortcollege in Groningen verdwijnen 110 van de
1400 arbeidsplaatsen en het Horizoncollege in Alkmaar schrapt
124 van de 1100 banen. Het Drenthecollege heeft een interimcollegelid ingehuurd die heeft besloten dat nog dit jaar
zeventig van de achthonderd arbeidsplaatsen moeten verdwijnen.
En het Albedacollege in Rotterdam heeft een interim-bestuurder
aangesteld op financiën die ‘een herstructurering’ gaat
doorvoeren.
De vier instellingen moeten afslanken omdat ze al jaren kampen
met tekorten en interen op hun reserves. Ze zijn echter niet
representatief voor de sector, want de financiële positie van
de gezamenlijke bve-instellingen is goed. De roc’s beschikken
over flinke reserves en tot en met 2001 hield de sector als
geheel elk jaar miljoenen over. Maar de situatie verslechtert.
In 2002 sloot bijna de helft van de 42 roc’s het boekjaar af
met een tekort. Dat blijkt uit jaarrekeningen en Cfi-rapporten
die het Onderwijsblad heeft opgevraagd. Hoewel lang niet alle
roc’s meewerkten en ook het Cfi niet alle gegevens openbaar
maakt (zie kader ‘Roc’s houden jaarcijfers onder de pet’) zijn
de ontwikkelingen toch goed te reconstrueren.
Roc’s lopen niet meteen het risico failliet te gaan als ze een
jaartje geld tekort komen. Als het om de vermogenspositie
gaat, zitten bve-instellingen er warmpjes bij. In 2002 kwam de
gemiddelde solvabiliteit (een maat voor het vermogen om
schulden af te lossen) uit op 52 procent. Ter vergelijking: de
rekenmeesters in het hbo gaan ervan uit dat een solvabiliteit
van twintig procent voldoende is om de continuïteit van een
hogeschool te garanderen. Tien hogescholen, waaronder grote
als de hogeschool van Amsterdam en de hogeschool van Arnhem en
Nijmegen zitten al jaren onder die grens, zonder failliet te
gaan. In de bve-sector is er maar één instelling die onder de
grens van twintig procent zit: roc Flevoland. Maar dat roc is
in meerdere opzichten een buitenbeentje; de instelling groeit
explosief en soupeert daardoor in een hoog tempo het eigen
vermogen op. Daarnaast zijn er drie instellingen met een
solvabiliteit tussen de twintig en dertig procent, de rest
(negentig procent van de roc’s) zit boven de veilige Cfi-norm
van dertig procent.
De roc’s danken deze stevige vermogenspositie aan minister
Ritzen die in 1997 de onderwijsgebouwen gratis en voor niets
aan de instellingen gaf. Dat deed hij niet zonder reden. In
1996 onderzocht Moret Ernst & Young de financiële positie van
de bve-sector. Daaruit bleek dat dertig procent van de
instellingen die zouden fuseren tot roc’s, niet aan de
minimale vermogensnorm van de onderzoekers voldeed. Door de
overdracht van de panden kreeg de sector een vermogen van
ongeveer 1 miljard gulden in de schoot geworpen en was het
vermogenstekort in een klap opgelost.
Dagobert Duck
De jaren na de overdracht van de gebouwen, waren vette jaren
voor de roc’s. Begin jaren negentig kampte het mbo met een
gestage daling van het aantal leerlingen, maar sinds 1998
groeit de deelname weer met zo’n 2,5 procent per jaar. De
subsidie die roc’s per deelnemer ontvangen is ook gestegen. Ze
krijgen daardoor elk jaar meer geld van het ministerie van
Onderwijs: tussen 1998 en 2002 is de rijksbijdrage met bijna
dertig procent gestegen. De educatiegelden die roc’s via
gemeenten ontvangen, groeiden zelfs met zestig procent. De
instellingen hoefden niet te beknibbelen en dat is te zien aan
de ontwikkeling van de werkgelegenheid. Tussen 1998 en 2002
groeide het personeelsbestand met bijna zeventien procent naar
37.500 fte (SBO Jaarboek 2003).
Dankzij de groeiende budgetten konden roc’s hun financiële
positie verder verbeteren. Neem de Mondriaan Onderwijsgroep,
een van de drie grootste roc’s. De Haagse instelling had in
1998 een solvabiliteit van 58 procent. Tussen 1998 en 2001
hield het roc jaarlijks zo’n zes procent van de totale
inkomsten over en kon de solvabiliteit toenemen tot 74
procent: de hoogste waarde van alle roc’s.
Toch laat Mondriaan geen geld op de plank liggen, stelt Paul
van Wegberg, beleidsmedewerker financiën. “Wij zitten echt
niet als een Dagobert Duck op potten met geld. Er wordt bij
ons flink geïnvesteerd in onderwijsvernieuwing en
personeelsbeleid. Alle onderwijseenheden besteden jaarlijks
twee procent van hun inkomsten aan onderwijsinnovatie en twee
procent aan personeelsontwikkeling. Daarnaast zijn er ook nog
innovatiefondsen op centraal niveau.” De miljoenen die
Mondriaan de afgelopen jaren overhield zijn volgens Van
Wegberg voornamelijk te danken aan de krapte op de
arbeidsmarkt. “We hadden veel openstaande vacatures, daardoor
vielen de personeelslasten steeds lager uit dan begroot.”
Mondriaan heeft de vette jaren gebruikt om geld te reserveren
voor zijn herhuisvestingsplannen en daardoor steeg de
solvabiliteit. De komende jaren wordt er zestig miljoen euro
geïnvesteerd in nieuwbouw en renovatie. “Dat kunnen we voor
een deel uit eigen middelen betalen, maar we zullen ook geld
moeten lenen”, stelt Van Wegberg. “Als die
huisvestingsoperatie achter de rug is, ziet onze balans er
heel anders uit.”
Mondriaan is niet het enige roc met ambitieuze bouwplannen,
bijna alle instellingen zijn het allegaartje dat ze van Ritzen
cadeau hebben gekregen aan het vervangen. De afgelopen vijf
jaar hebben de bve-instellingen al zo’n 1,4 miljard euro
geïnvesteerd in nieuwbouw en inventaris, maar volgens Hans
Schutte, bestuursvoorzitter van roc Nijmegen, is pas een kwart
van alle huisvestingsplannen gerealiseerd. Het zal dus snel
gedaan zijn met de nu nog riante vermogenspositie van de
sector, voorspelt Schutte. Bovendien verandert niet alleen de
balanspositie, instellingen moeten in hun exploitatie geld
vrijmaken voor de jaarlijkse afschrijvingen en rentelasten.
Roc Nijmegen gaat vanaf volgend jaar tachtig miljoen euro
investeren in nieuwbouw. “Daarvoor moeten we jaarlijks 2,5 à 3
miljoen euro vrijspelen”, aldus Schutte.
Huishoudboekje
Geld vrijmaken voor rente en afschrijvingen zal niet voor alle
roc’s even makkelijk zijn. Veel instellingen hebben al jaren
moeite hun huishoudboekje op orde te krijgen en het aantal
instellingen dat met tekorten kampt neemt toe. Tussen 1998 en
2001 boekten twaalf tot zestien roc’s jaarlijks een tekort, in
2002 belandden twintig van de 42 roc’s in de rode cijfers.
Tien roc’s hebben de afgelopen jaren drie of vier keer een
boekjaar met een tekort afgesloten. De tekorten worden
bovendien groter. In 2001 hielden de roc’s samen nog 63
miljoen euro over, een jaar later kwamen ze gezamenlijk tien
miljoen euro tekort.
Uitkomen met je centen wordt voor roc’s steeds lastiger, want
de vette jaren zijn definitief voorbij. Het beroepsonderwijs
groeit nog steeds en zal naar verwachting de komende jaren
blijven groeien, maar sinds 2002 daalt het bedrag dat roc’s
per mbo-leerling ontvangen. Dat is te wijten aan de bevriezing
van de huisvestingsvergoeding. In het verleden compenseerde
het ministerie de prijsstijgingen, maar de laatste drie jaar
moeten de roc’s zelf geld zien te vinden voor de hogere
verwarmingskosten, elektriciteitsrekeningen en gemeentelijke
heffingen. “In totaal gaat het om een korting van dertig
miljoen euro per jaar”, stelt Arjan van der Hout, bestuurslid
van de Bve-raad.
Bovendien vrezen de instellingen de marktwerking die in de
sector educatie wordt ingevoerd. De gemeenten moeten de
educatiegelden die ze van het rijk krijgen (in 2002 was dat
380 miljoen euro) besteden bij de roc’s. Vanaf volgend jaar
vervalt die ‘gedwongen winkelnering’ en kunnen gemeenten
inburgeringstrajecten en taalcursussen ook bij andere
(commerciële) instellingen inkopen. Roc’s zijn bang dat ze een
flink deel van het educatiebudget kwijtraken aan instellingen
die met goedkopere docenten kunnen werken.
Roc’s moeten dus lean en mean worden om de concurrentie op de
educatiemarkt aan te kunnen en om meer mbo-leerlingen op te
kunnen leiden met minder geld. En ze moeten geld vrijmaken om
hun huisvestingsplannen te betalen. Voor veel roc’s zit er
niets anders op dan het personeelsbestand in te krimpen.
Instellingen die hun exploitatie op orde hebben, kunnen hun
personeelslasten geleidelijk terugbrengen door vacatures niet
of heel selectief op te vullen. Maar de roc’s die de afgelopen
jaren op te grote voet leefden en hun reserves al hebben
aangesproken, moeten stevigere maatregelen nemen.
Inhaalslag
Neem het Noorderpoortcollege, dat onderwijs verzorgt op 45
locaties in Groningen, Friesland en Drenthe. Sinds de fusie in
1998 heeft het roc maar één keer een klein, positief resultaat
geboekt. De andere jaren eindigde Noorderpoort in de rode
cijfers. De solvabiliteit liep daardoor terug van zestig naar
35 procent en ook de liquiditeit liep snel terug.
Collegevoorzitter Rob Schuur geeft na enig aandringen toe dat
hij moeilijk grip kreeg op de uitgaven. “Geen van de veertien
fusiepartners had een financiële administratie die als basis
kon dienen voor een gemeenschappelijk systeem. We moesten
alles van de grond af aan opbouwen. Daardoor wist ik het
eerste jaar na de fusie niet eens hoeveel personeel er in
dienst was. Het tweede jaar wist ik nog niet wat het personeel
kostte. Het jaar daarna kwamen er bij de nevenstichtingen van
de fusiepartners allerlei lijken uit de kast.”
In 2003 waren de financiën eindelijk op orde en werd het
boekjaar afgesloten met een overschot van ruim vier miljoen
euro. Dat geld wordt besteed aan een pre-fpu-regeling voor
alle 59-plussers van het Noorderpoort (170 werknemers, 110
fte), want nu de administratie op orde is, blijkt er te veel
personeel in dienst te zijn. “We moeten het onderwijs gewoon
met minder mensen verzorgen willen we uitkomen met onze
centen. Daarnaast gaan we ook het aantal locaties
terugbrengen. We zien het als onze maatschappelijke opdracht
om onderwijs in de woonplaatsen van de deelnemers aan te
bieden. Maar onderwijs om de hoek van de deur kunnen we niet
meer financieren, dus daar stoppen we mee.”
Het Horizoncollege zit in hetzelfde schuitje: aanhoudende
exploitatietekorten en te veel locaties. “We hadden twaalf
onderwijslocaties in Alkmaar, Hoorn en Heerhugowaard en dat
brengen we terug naar drie”, vertelt collegevoorzitter John
van den Langenberg. “We hopen dat dat op de lange termijn
voordeliger is.” Maar daarnaast moet het personeelsbestand met
tien procent krimpen. “76 Procent van onze uitgaven zijn
personeelskosten. Daarmee zitten we vijf procent boven het
landelijke gemiddelde”, stelt de collegevoorzitter. Het
Horizoncollege neemt tot 2007 de tijd om 124 fte kwijt te
raken. De komende twee jaar blijft het roc nog met tekorten
kampen (“dat betalen we uit de reserves”), maar in 2006 moeten
kosten en baten weer met elkaar in evenwicht zijn. Als dat
niet het geval is, komen er in 2007 hardere maatregelen,
waarbij gedwongen ontslagen niet uitgesloten worden.
Van den Langenberg geeft toe dat het Horizoncollege bezig is
met een inhaalslag. “Sommige roc’s hebben tijdens het
fusieproces in 1997 meteen gereorganiseerd en die hebben nu
hun huishoudboekje op orde. Wij moeten dat deel van ons
huiswerk nog doen.” Van den Langenberg werkt sinds 2,5 jaar
bij het Horizoncollege en heeft de fusie niet meegemaakt, maar
hij weet dat er sprake was van ‘een gedwongen huwelijk’. “Er
is veel tijd en energie besteed aan het fusieproces en minder
aan de bedrijfsvoering. Daardoor is er te veel personeel in
dienst gehouden.”
Vacaturestop
Het Drenthecollege heeft meer haast: nog dit jaar verdwijnen
zeventig van achthonderd banen. In september vorig jaar is
Eddy Muis aangetrokken als interim-lid van het college van
bestuur om financieel orde op zaken te stellen. Tot die tijd
suste het roc zichzelf in slaap door te stellen dat de
oplopende tekorten werden veroorzaakt door de groei van het
aantal deelnemers. Muis constateert echter dat er een
‘structurele misbalans is tussen inkomsten en uitgaven’. De
reserves van het Drenthecollege slinken snel: het roc kan zich
de tekorten dus niet langer permitteren. Muis sluit gedwongen
ontslagen niet uit, maar denkt dat de pre-fpu-regeling voor
58-plussers die eind februari met de vakbonden werd
overeengekomen, voldoende soelaas biedt.
Muis is niet de enige interim-manager die is aangetrokken om
een roc te saneren. Bij het Albedacollege in Rotterdam heeft
Jan van Galen een jaar de tijd kregen om de financiën op orde
te krijgen. Het Albedacollege kampt met aanhoudende tekorten
doordat het aantal deelnemers met tien procent per jaar
groeit. Van Galen, die eerder ziekenhuizen heeft gesaneerd,
wil de groei niet langer voorfinancieren uit de reserves. “Ik
ben conservatief en vind dat de uitgaven altijd moeten sporen
met de inkomsten.” Voor 2004 heeft hij een sluitende begroting
opgesteld en die kan worden gerealiseerd zonder personeel te
lozen. Een vacaturestop lijkt voorlopig voldoende. “Wij hebben
de vakbonden een werkgelegenheidsgarantie gegeven”, aldus Van
Galen. Maar de productiviteit van het zittend personeel moet
wel verhoogd worden. Een herschikking van de werkzaamheden
waarbij niet-onderwijzend personeel onderwijstaken krijgt,
moet ervoor zorgen dat de groeiende groep leerlingen van het
Albeda wordt bediend. “Met dit soort herstructureringen heb ik
voor ziekenhuizen veel geld verdiend, ik denk dat bij het
Albedacollege de productiviteit ook omhoog kan krijgen”, stelt
Van Galen zonder een spoor van twijfel.
Het tijdperk van verzakelijking, efficiencyvergroting en
productiviteitsverhoging heeft het beroepsonderwijs bereikt.
“Na de fusies in 1997 heeft er een heel beperkte saneringsslag
plaatsgevonden. De afgelopen jaren zijn de instellingen met de
integratie bezig geweest. Pas de laatste tijd is er meer
aandacht voor bedrijfsmatig werken”, stelt Arjan van der Hout
(Bve-raad). “We moeten ons zakelijker gaan opstellen”, zegt
Rob Schuur (Noorderpoortcollege).“We moeten met minder mensen
hetzelfde onderwijsproduct leveren”, stelt John van den
Langenberg (Horizoncollege) “Het aantal locaties gaat terug en
we lopen het risico dat ook de groepen weer groter moeten
worden”, denkt Paul van Wegberg (Mondriaan). Kortom, meer doen
met minder geld is de mantra die de komende jaren in de bvesector zal klinken.
Kaders
Roc’s houden jaarcijfers onder de pet
De afgelopen drie jaar ontvingen de roc’s gezamenlijk ruim elf
miljoen euro om de publieke verantwoording te verbeteren. De
instellingen hebben sinds 1996 meer beleidsvrijheid gekregen.
De overheid bemoeit zich niet meer met de gang van zaken
binnen de instellingen, maar wil wel graag weten of ze waar
voor hun geld bieden. Bij zelfstandigheid hoort een heldere
rapportage over de besteding van de middelen die de overheid
beschikbaar stelt. Omdat het daaraan schortte, kregen de
instellingen extra geld.
Maar het afleggen van publieke verantwoording zit de bveinstellingen, ondanks de stimuleringsgelden, nog niet helemaal
in het bloed. Eind 2003 vroeg het Onderwijsblad alle roc’s de
jaarrekeningen over 2001 en 2002 op te sturen. Slechts
veertien van de 42 roc’s (35 procent), voldeden zonder morren
aan dit verzoek. Twee roc’s stuurden een jaarverslag met
summiere financiële gegevens. Van zeventien instellingen heeft
de redactie tot op heden niets gehoord: geen briefje, geen
telefoontje, geen e-mailtje, niets.
Negen instellingen hebben beleefd laten weten dat ze hun
jaarcijfers niet uit handen geven. ‘Het lezen en juist
interpreteren van jaarrekeningen is een ingewikkelde zaak en
daarmee specialistenwerk. Op basis van ‘toevallige’ groepering
van cijfers is bijna elke conclusie te onderbouwen’, schrijft
het college van bestuur van het Da Vincicollege in Dordrecht.
‘Ondanks de openbaarheid van de stukken zijn wij, om
voornoemde reden, terughoudend in het actief verspreiden
ervan.’ Net als andere weigeraars verwijst het Da Vincicollege
naar het Cfi, het bedrijfsonderdeel van het ministerie van
Onderwijs dat de bekostiging uitvoert en de (financiële)
gegevens verzamelt die daarvoor nodig zijn. Maar ook het Cfi
is niet al te scheutig met het verstrekken van cijfers. Het
rapport waarin de cijfers uit de jaarrekeningen per instelling
op één A-viertje zijn samengeperst, wordt na een maand
aandringen door de voorlichtingsdienst van het ministerie
opgestuurd. Maar het Cfi publiceert niet alleen kale cijfers;
het beoordeelt ook de financiële positie van individuele
instellingen. Dat rapport wil het ministerie echter niet
vrijgeven. Het Onderwijsblad heeft een beroep op de wet
Openbaarheid van bestuur gedaan om de financiële analyses toch
te pakken te krijgen. (YM)
‘Cfi zet scholen aan tot oppotten’
“Het ministerie is als de dood dat er een onderwijsinstelling
failliet gaat”, meent Leo Lenssen, collegevoorzitter van roc
Asa. Volgens hem gebruikt het Cfi bij het beoordelen van de
financiële positie van scholen daarom belachelijk hoge normen.
De solvabiliteit moet volgens het Cfi dertig procent zijn, de
rentabiliteit minimaal één procent en de liquiditeitsratio
moet groter zijn dan 1,2. Bovendien: hoe hoger de score hoe
beter. Lenssen: “Als de liquiditeit van 2,0 naar 3,0 stijgt,
staat er in zo’n Cfi-rapport: ‘De liquiditeit ontwikkelt zich
in de goede richting’. Maar een liquiditeit van 3,0 betekent
dat een instelling heel veel geld dat bedoeld is voor het
onderwijs op de bank laat staan. Het Cfi zet scholen dus aan
tot oppotten.”
Roc Asa gebruikt heel andere normen om de eigen financiële
positie te beoordelen, vertelt Lenssens collega Jan van
Setten. “We gaan ervan uit dat een eigen vermogen dat 22
procent van de totale inkomsten bedraagt, voldoende is om
financiële risico’s op te vangen. Een onderwijsinstelling
loopt namelijk weinig risico. Wij weten anderhalf jaar van
tevoren hoeveel geld we krijgen. Dat weet geen enkel bedrijf.”
Van Setten vindt een liquiditeit van 0,5 ook meer dan genoeg.
“Een roc krijgt elke maand geld van het ministerie van
onderwijs. Je hebt dus altijd geld in kas voor de lopende
uitgaven.” Voor de rentabiliteit heeft Roc Asa geen vaste
norm. “Als we groeien, begroten we een negatief resultaat
zolang ons vermogen toereikend is. Als het vermogen onder onze
eigen norm dreigt te komen, gaan we bezuinigen op de
uitgaven”, aldus Van Setten.
Als de Cfi-normen naar beneden gaan komen er miljoenen vrij
voor het onderwijs, denkt Lenssen. Het ministerie onderzoekt
op aandringen van de Tweede Kamer of er naast minimumnormen
ook normen moeten komen voor een te gunstige financiële
situatie. Het onderzoek is in oktober vorig jaar in gang
gezet, maar heeft nog geen nieuwe anti-oppotnormen opgeleverd.
De voorlichtingsdienst van het ministerie kan ook niet
aangeven wanneer de normen klaar zijn. (YM)
De groeipijn van roc Flevoland
Almere is een snelgroeiende gemeente met een jonge bevolking.
De vraag naar onderwijs stijgt daardoor sneller dan de
onderwijsinstellingen kunnen groeien. Roc Flevoland is met
5300 deelnemers een van de kleinste roc’s, maar breidt in rap
tempo het onderwijsaanbod uit en mede daardoor groeit het
aantal deelnemers jaarlijks met vijftien procent. Het roc
dreigt echter het slachtoffer te worden van zijn eigen succes;
de financiële positie holt achteruit. Sinds 1998 is elk
boekjaar met een tekort afgesloten. Door de aanhoudende
tekorten is de solvabiliteit in die vijf jaar gedaald van 34
procent naar zeventien procent.
Deze paradoxale situatie heeft te maken met de wat in het
jargon de t-2-financiering heet. Bve-instellingen worden
bekostigd op basis van het aantal leerlingen dat twee jaar
eerder stond in geschreven. Dat is fijn als het aantal
deelnemers daalt. Instellingen hebben dan twee jaar de tijd om
hun uitgavenpatroon aan te passen. Maar bij groei gaat de kost
voor de baat uit. Een gematigde groei van drie of vier procent
is best op te vangen, vindt Gerrit Vreugdenhil, de financiële
man in het college van bestuur van roc Flevoland. Maar de
jaarlijkse groei van vijftien procent, breekt Flevoland op.
“Als we niets doen, komen we elk jaar twee miljoen euro tekort
en dan zijn we in 2005 helemaal door ons vermogen heen.”
Het is daarom van tweeën één: of staatssecretaris Nijs zorgt
voor een groeibudget óf roc Flevoland gaat wachtlijsten
instellen. Het basisonderwijs en voortgezet onderwijs, het
ziekenhuis en de jeugdzorg in Flevoland kampen met dezelfde
groeipijnen als het roc, en voor die instellingen is extra
geld gevonden. Dus waarom niet voor het roc? In 2000 erkende
minister Hermans al de specifieke problemen en stelde een
bedrag van 1,8 miljoen euro beschikbaar. Met dat geld kan roc
Flevoland de rente op de leningen betalen die nodig zijn om de
groei te financieren. Maar het rentearrangement loopt volgend
jaar af. Eind maart moet er een structurele oplossing zijn,
anders gaan de poorten van roc Flevoland gedeeltelijk dicht.
“Leerlingen die we dit jaar toelaten, zitten hier nog drie of
vier jaar. Als we in 2006 geen extra geld krijgen, moet we nu
al onze groei beperken”, stelt Vreugdenhil. Dan worden er in
Almere maximaal vijfhonderd mbo’ers toegelaten. Twee- tot
driehonderd (gedeeltelijk leerplichtige) zestien- en
zeventienjarigen zullen dan moeten uitwijken naar roc’s
buiten de provincie. (YM)
{Het volgende kader ‘Wat heet gezond’ hoort bij infografic 1}
Wat heet gezond?
De rentabiliteit geeft aan of een school uitkomt met zijn
centen. Wie meer uitgeeft dan er binnenkomt heeft aan het eind
van het jaar een negatief resultaat, wat wordt weergegeven in
miljoenen euro’s. De verhouding tussen het resultaat en de
totale inkomsten is de rentabiliteit.
De solvabiliteit is een maat voor het vermogen om
langetermijnschulden af te lossen en wordt berekend door het
eigen vermogen (zoals de waarde van de gebouwen die bezit
zijn) te delen door het totale vermogen.
De liquiditeit geeft aan of er genoeg geld aanwezig is om de
uitstaande rekeningen te betalen. Het geld dat in kas is en
het geld dat op korte termijn binnenkomt worden bij elkaar
opgeteld en gedeeld door alle schulden op korte termijn.
Een instelling is gezond als inkomsten en uitgaven met elkaar
in evenwicht zijn (rentabiliteit groter dan nul) en er genoeg
geld is om de openstaande rekeningen te betalen (liquiditeit
groter dan 1). Wat een gezonde solvabiliteit is voor een
gesubsidieerde instelling is moeilijker te zeggen.
Ziekenhuizen zijn al tevreden met een solvabiliteit van tien
procent, maar het Cfi vindt de vermogenstoestand pas gezond
als de solvabiliteit dertig procent is. De gegevens over de
financiële situatie van de 42 onderzochte roc’s zijn te vinden
op www.aob.nl.
Download