Mens vs AI: intelligentie, denkwijzen en levend zijn Paper voor ‘ICT en Samenleving 2’ Renze Droog∗ 26 juni 2013 Samenvatting: Deze paper vergelijkt mens en AI - een machine met kunstmatige intelligentie - op de gebieden intelligentie, denkwijzen en levend zijn. Hoewel veel mensen van mening zijn dat mens en machine veel van elkaar verschillen, zal de toekomst waarschijnlijk uitwijzen dat we minder van elkaar verschillen dan we denken. Deze paper geeft ook aan dat machines ons kunnen inhalen qua slimheid, waardoor de mens moet kijken naar de toekomst van de mens. Op welke gebieden zal de mens altijd beter blijven dan een machine? Die gebieden zullen verder ontwikkeld moeten worden in het voordeel van de mens, zodat de mens niet weggeconcurreerd wordt door machine. 1 Introductie 1.1 Overzicht Deze paper vergelijkt mens en machine met kunstmatige intelligentie (AI) in de deelgebieden intelligentie, denkwijzen en levend zijn. Deze sectie zal een inleiding geven die mijn interesse in dit onderwerp doet verduidelijken, met daarnaast definities voor mens en AI. De drie secties daarna zullen de overeenkomsten en verschillen tussen mens en machine met kunstmatige intelligentie behandelen op de volgende drie onderwerpen: intelligentie (sectie 2), denkwijzen (sectie 3) en levend zijn (sectie 4). Daarna wordt de toekomst van de mens (sectie 5) besproken in verhouding met machines die mogelijk slimmer worden dan mensen. Als laatste zullen de conclusies (sectie 6) behandelt worden. 1.2 Inleiding Anderhalf jaar geleden heb ik het vak “Kunstmatige Intelligentie”gevolgd in mijn bachelor. In het eerste college van dat vak werd gediscussieerd over de vraag wat het verschil is tussen menselijke intelligentie en kunstmatige intelligentie (AI). Destijds heb ik daar een blog met mijn mening over geschreven [3], waarin ik aangaf dat ik het niet eens was met de verschillen die in het college werden gepresenteerd. Hoewel een mens er anders uitziet dan een robot of programma met kunstmatige intelligentie en hoewel ze op een andere manier geboren c.q. gemaakt zijn, met andere woorden: ter wereld zijn gebracht, is mijn mening dat de verschillen veel kleiner zijn dan dat de meeste mensen denken, als er al verschillen zijn. In deze paper zal ik aan de hand van een literatuuronderzoek bekijken wat de precieze verschillen zijn en of mijn mening inderdaad dichter in de buurt van de waarheid komt dan de mening van de meeste andere mensen. ∗ [email protected] 1 1.3 Wat is een mens en wat is AI? Om de terminologie in deze paper zo consequent en duidelijk mogelijk te maken, is het belangrijk om eerst concreet aan te geven wat een mens is en wat AI is. In het Wolters Handwoordenboek Nederlands [8] luidt de definitie van ‘mens’ als volgt: “het hoogst begaafde wezen op aarde, een mens is sterfelijk”. Voor ‘homo sapiens’ luidt hij: “de mens voornamelijk of uitsluitend gezien als economisch, spelend, politiek, psychologisch of maatschappelijk wezen of, gedwongen dan wel vrijwillig, (voornamelijk) als zodanig levend en denkend”. Bij de eerste definitie is het belangrijk om verder te kijken: sterfelijk houd in “tot sterven voorbeschikt”, waarbij sterven omgeschreven wordt als de fase tussen leven en dood zijn. De dood wordt omgeschreven als “levenloosheid”. De definitie van ‘homo sapiens’ geeft dankzij de toevoeging “[..] als zodanig levend of denkend” de mogelijkheid tot het creëren van een robot die een homo sapiens is. Hoewel een robot wellicht in staat is om te leven, is hij dankzij de evolutietheorie niet in staat tot het zijn van een homo sapiens. Daarom moet een ‘homo sapiens’ in deze paper ook voldoen aan de eis dat hij zeer sterk lijkt op de gemiddelde ‘homo sapiens’, uitgegroeid uit de mensaap en daarvoor uit de aap. Het is niet voldoende om hetzelfde uiterlijk te hebben. De werking binnenin de ‘homo sapiens’ moet ook sterk lijken op de gemiddelde ‘homo sapiens’, waar onder andere de werking van het hart en bloedstelsel, de werking van zenuwen, en de werking van de hersenen onder vallen. Door de hersenen na te bootsen met ingewikkelde elektronische schakelingen en een groot neuraal netwerk voldoe je dus nog niet aan de definitie van een ‘homo sapiens’. Bij de definitie van een ‘mens’, waarin wordt aangegeven dat een mens het hoogst begaafde wezen op aarde is, is de valkuil dat er ooit een computer of iets soortgelijks wordt ontwikkeld die begaafder is dan de huidige mens cq. een homo sapiens. Om die verwarring tegen te gaan, zal ik dat gedeelte van de definitie niet zo letterlijk nemen als het woordenboek omschrijft en enkel uitgaan dat een mens cq. een homo sapiens sterfelijk moet zijn. De definitie die ik in deze paper zal gebruiken, luidt als volgt: Definitie 1.1, mens: De mens is op dit moment het hoogste begaafde wezen op aarde en is sterfelijk. Hij wordt voornamelijk of uitsluitend gezien als economisch, spelend, politiek, psychologisch of maatschappelijk wezen of, gedwongen dan wel vrijwillig, (voornamelijk) als zodanig levend en denkend. De term kunstmatige intelligentie - oftewel AI - werd voor het eerst gebruikt op 31 augustus 1955 door J. McCarthy et al. [9]. Hij deed destijds een voorstel om een zomeronderzoeksproject uit te voeren naar kunstmatige intelligentie. Hij zag bijna 60 jaar geleden al in dat het in principe mogelijk is om elk aspect van leren en elk aspect van intelligentie zó precies te omschrijven dat een machine gemaakt kan worden die het kan simuleren. Zodra een machine in staat is om intelligentie te simuleren, wordt het beschouwd als een machine met kunstmatige intelligentie. Onder een machine wordt in dit geval een elektronisch netwerk verstaan dat opgebouwd is uit hardware en/of software en op een bepaalde manier input kan omzetten naar mogelijke output. Een machine hoeft niet per se voor alles een output te geven: het is niet noodzakelijk om op een ander mens te reageren zodra zij naar de wc gaan bijvoorbeeld. De uiteindelijk definitie die ik in deze paper zal gebruik, luidt als volgt: 2 Definitie 1.2, machine met kunstmatige intelligentie (AI): Een elektronisch netwerk opgebouwd uit hardware en/of software die op een bepaalde manier input kan omzetten naar output waarbij de omzetting zeer sterk lijkt op een mens. Wanneer ik een machine beschouw als een machine met kunstmatige intelligentie, gaat het er dus om dat de omzetting van input naar output zeer sterk lijkt op een mens. Hiermee speel ik in op de zinsnede ‘als zodanig levend en denken’ uit definitie 1.1 over een mens. 2 Intelligentie Wanneer een wezen of machine intelligent is, moet hij in staat zijn om bepaalde problemen op te lossen op een slimme manier. Intelligentie komt in gradaties en is zeer sterk afhankelijk van de omgeving: de mens werd duizenden jaren geleden al intelligent genoemd, maar op dit moment zijn wij intelligenter dan destijds. Bovendien kan een aap als een zeer intelligente aap worden beschouwd op het moment dat de aap intelligenter is dan zijn soortgenoten. Dat hij daarmee nog niet in de buurt komt van de intelligentie van een mens, doet er niet toe. Gottfredson, L. S. [5] definitieërt intelligentie als volgt: Definitie 2.1, intelligentie: A very general mental capability that, among other things, involves the ability to reason, plan, solve problems, think abstractly, comprehend complex ideas, learn quickly and learn from experience. It is not merely book learning, a narrow academic skill, or test-taking smarts. Rather, it reflects a broader and deeper capability for comprehending our surroundings - ”catching on”, ”making sense”of things, or ”figuring out”what to do. In deze definitie staat centraal dat het niet compleet duidelijk is hoe mensen denken. We weten van bepaalde processen in de hersenen hoe ze werken, maar we kunnen nog niet op een exacte manier omschrijven hoe wij denken. Zonder die omschrijving is het ook lastig te zeggen wanneer een machine met kunstmatige intelligentie slim is. Daarom wordt in de volgende subsectie het begrip IQ geı̈ntroduceerd. 2.1 IQ Het meten van intelligentie gebeurd aan de hand van de Intelligentie Quotiënt, oftewel IQ. Dit is een score gebaseerd op een aantal verschillende gestandaardiseerde tests die bedacht zijn om intelligentie te meten. Alvorens een bedachte IQ test in de praktijk gebruikt kan worden, moet hij eerst binnen een gecontroleerde testgroep uitgevoerd worden om de scores van bepaalde leeftijdsgroepen vast te stellen. Voor elke leeftijdsgroep wordt de gemiddelde score vastgesteld op 100 met een standaardafwijking van 15. Op de volgende afbeelding van Kemp, J. [7] is te zien welke percentages horen bij deze indeling en in de daaropvolgende tabel 1 geeft aan hoe Resing, W. C. M., Blok, J. B. [12] verschillende groepen aan verschillende classificaties koppelen. 3 Tabel 1: IQ > 130 120 - 129 110 - 119 90 - 109 80 - 89 70 - 79 < 70 Indeling van IQ waarden Classificatie Hoogbegaafd Begaafd Bovengemiddeld Gemiddeld Benedengemiddeld Zwakbegaafd Verstandelijke beperking Hoewel er een aantal aanmerkingen zijn te doen op IQ testen, zoals dat met training een score van ongeveer 10% hoger gehaald wordt en dat bij ziekte of gestoord worden een score van ongeveer 10% lager gehaald wordt, is het de meest objectieve manier om vast te stellen wat de intelligentie van iets of iemand is. 2.2 Mens vs AI: intelligentie Ik zie iemand als ‘slim’ of ‘intelligent’ zodra hij een bovengemiddelde classificatie heeft, wat zo is bij een IQ van 110 of hoger. Percentueel gezien heeft 25,25% een IQ van 110 of hoger en is in mijn ogen dus ‘slim’. Voor een machine met kunstmatige intelligentie geldt daarom hetzelfde, als gerekend wordt in de leeftijdsgroep voor volwassen mensen: een machine met een IQ van 110 of hoger in de desbetreffende leeftijdsgroep is ‘slim’ en voldoet aan definitie 2.1 over intelligentie. Om deze stap te maken is het echter belangrijk dat de IQ test niet gemaakt wordt op een manier dat deze definitie niet compleet voldoet. Computers kunnen op een makkelijkere manier dan mensen grote hoeveelheden aan data opslaan, waardoor ze in theorie complete bibliotheken met informatie in hun geheugen hebben staan die ze kunnen gebruiken bij een IQ test. De IQ test moet daarom zoveel mogelijk vermijden vragen te stellen die makkelijk beantwoord kunnen worden als je beschikt over complete bibliotheken met feitenkennis. De IQ test moet voor het grootste gedeelte bestaan uit inzichtvragen. Voor deze vragen is namelijk inzicht nodig en dat is niet op te slaan in een grote geheugenbank, maar moet geleerd worden. Het leren staat in de definitie over intelligentie ook centraal. Hoewel de definitie spreekt over het feit dat intelligentie niet alleen een ‘test-making skill’ is, wordt het in deze sectie wel op die manier behandelt. Het is daarom belangrijk 4 om niet alleen te kijken naar pure intelligentie om iemand ‘slim’ te noemen, maar ook naar de manier waarop iemand denkt, wat in de volgende sectie behandelt wordt. Tussen mens en AI zit qua intelligentie niet veel verschil. Als er duizenden verschillende machines gemaakt zouden worden die allemaal een IQ test snappen en zouden kunnen maken zonder alles te moeten gokken, zou er eenzelfde curve uit de resultaten van de IQ test komen als bij mensen het geval is. Wellicht hebben de machines met kunstmatige intelligentie gemiddeld meer of minder vragen goed dan mensen, maar door een nieuwe groep te maken buiten de leeftijdsgroepen van mensen om, zorgt de definitie van de resultaten van een IQ test (gemiddelde 100, standaardafwijking 15) uiteindelijk voor gelijkwaardige resultaten. De verschillen tussen mens en machine veranderen daarmee uiteraard niet. Zoals ik al eerder noemde, zou ik een machine met kunstmatige intelligentie slim willen noemen als ze op een IQ test voor mensen een score van 110 of hoger halen. Wat ik hier met ‘slim’ bedoel, is daardoor ‘slim’ op de schaal van mensen. Het is zeker mogelijk om een machine met kunstmatige intelligentie te maken die een IQ heeft van 110 of hoger. Voorbeelden die dit bewijzen zijn Watson en Deep Blue, al hebben zij zeer specifieke kennis op een ander vakgebied dan IQ en zullen ze op dit moment niet in staat zijn om een IQ test met een score van 110 of hoger af te ronden. Watson heeft het spel Jeopardy! - waarbij het de bedoeling is om aan de hand van een antwoord de vraag te raden - gewonnen van de beste Jeopardy! spelers. Deep Blue heeft de wereldkampioen schaken Kasparov verslagen. Door een machine met kunstmatige intelligentie te maken die een IQ van 110 of hoger heeft, creëer je een ‘slimme’ machine. In intelligentie hoeft dus zeker geen verschil te zitten tussen mens en AI. Wellicht zit er een verschil in hoe goed we zijn op verschillende gebieden, want machines met kunstmatige intelligentie zullen altijd beter zijn op feitenkennis doordat zij meer dingen kunnen onthouden. Mensen zijn wellicht in andere zaken beter, zoals creatieve taken. 3 Denkwijzen De denkwijzen van een mens onderscheid ik in twee categorieën: het onderbewustzijn en het bewustzijn. Over het eerste valt het meeste te vertellen, aangezien de algemene kennis van de gemiddelde mens daarover vaak incompleet is. Bovendien is het het interessantste aspect aan onze denkwijzen als we kijken naar een machine met kunstmatige intelligentie. Door te accepteren hoe ons onderbewustzijn waarschijnlijk werkt, kan je inzien dat een machine met kunstmatige intelligentie veel dichterbij een mens staat dan de meeste mensen denken. 3.1 Onderbewustzijn Hoewel de denkwijzen van de mens nog niet duidelijk zijn, zijn er al wel een aantal aspecten over hoe wij denken duidelijk. Van Kerkhoven, M. [16] geeft in een kort overzichtsartikel voor Sync aan dat (bewust) nadenken niet altijd tot de beste beslissing leidt. Hij verwijst hierin naar Van den Noort, M. et al. [15] en Dijksterhuis, A., Nordgren, L. F. [4], die hebben geschreven over het onderbewustzijn van een mens. Het bestaan van het onderbewustzijn is door Dijksterhuis en Nordgren bewezen via subliminale perceptie. Zij hebben aangetoond dat het mogelijk is om via verborgen boodschappen, die 5 alleen opgevangen zouden kunnen worden door ons onderbewustzijn, het zelfvertrouwen van proefpersonen te verbeteren. Daarnaast stellen zij dat ons onderbewustzijn vele malen krachtiger is dan ons bewustzijn. Zij spreken van een factor 100.000 of meer, maar hebben dit nog niet bewezen. Dijksterhuis en Nordgren hebben in hetzelfde onderzoek bewezen dat het onderbewustzijn betere beslissingen maakt dan wanneer we bewust nadenken. Proefpersonen moesten een keuze maken tussen een aantal kandidaten voor een studentenhuis, maar kregen niet allemaal even veel tijd om achteraf na te denken. De eerste groep proefpersonen moest een beslissing nemen zodra het filmpje met informatie afgelopen was. De tweede groep mocht eerst vijf minuten zelf nadenken. De derde groep kreeg iets anders te doen in die vijf minuten tijd. Uit het onderzoek kwam dat de derde groep de beste beslissingen namen, omdat zij hun onderbewustzijn hebben laten beslissen, die hard aan het werk was tijdens de vijf minuten. Van den Noort et al. hebben aangetoond dat een impulsieve actie soms de beste actie is. Dit lijkt tegenstrijdig met het onderzoek van Dijksterhuis en Nordgren, maar het is heel goed mogelijk dat impulsiviteit vanuit ons onderbewustzijn geregeld wordt. Als wij een seconde kunnen nadenken, denken we misschien dat we nog lang geen beslissing hebben kunnen nemen, maar als ons onderbewustzijn inderdaad veel krachtiger is dan ons bewustzijn, zou ons onderbewustzijn dat wel moeten kunnen in die ene seconde. Het is wel belangrijk een aantal kritische noten te plaatsen bij ons onderbewustzijn, omdat de bewijzen van een krachtig onderbewustzijn nog niet volledig rond zijn. Het is bijvoorbeeld nog niet duidelijk hoe ons onderbewustzijn communiceert met ons bewustzijn. Sommige mensen zeggen dat de communicatie via dromen verloopt, maar de onderzoeken van Dijksterhuis en Nordgren en Van den Noort spreken dit tegen. Dat betekent dat het ofwel niet via onze dromen verloopt, ofwel er twee (of nog meer) manieren van communicatie zijn. De tweede manier zou kunnen zijn dat het ‘gewoon’ zomaar gebeurd: opeens verandert de informatie van ons onderbewustzijn naar ons bewustzijn. Soms heb je het gevoel als mens dat je opeens iets weet, of zoals tekenfilms het uitbeelden: het lampje boven je hoofd. Het zou daarom zomaar eens het geval kunnen zijn dat het ‘gewoon’ zomaar gebeurd, maar onderzoek moet dat eerst aantonen. Hoe informatie daadwerkelijk overgezet wordt van ons onderbewustzijn naar ons bewustzijn ligt voor de rest buiten het bereik van deze paper. 3.2 Bewustzijn Als een mens bewust nadenkt over een keuze, gaan zij de voordelen en nadelen af en proberen ze die tegen elkaar weg te strepen, om te zien wat er uiteindelijk overblijft. Als er meer voordelen overblijven dan dat er nadelen zijn, zullen we afwegen of het de moeite waard is voor de voordelen die overblijven. In het afstreepproces gaat het er niet om dat één voordeel tegen één nadeel wegvalt, maar dat ze allemaal een bepaalde ‘waarde’ hebben en dat die waardes tegen elkaar wegvallen. Wanneer een kikker per ongeluk in huis is gekomen bij een persoon met angst voor kikkers, is het voor die persoon beter om iemand anders te vragen de kikker weg te halen, hoewel de angstige persoon dan iemand anders moet vragen (nadeel) én de andere persoon moet binnenkomen bij de angstige persoon, wat voor sommige mensen ook als nadeel gezien wordt. Het bewustzijn gaat niet veel verder dan deze afweging. Hoewel mensen geneigd zijn 6 om terug te denken aan gebeurtenissen uit het verleden, zoals een mooie vakantie, uiten mensen het niet als ze daaraan terugdenken. Machines met kunstmatige intelligentie hebben dus ook niet dat aspect van denken nodig, zolang ze maar wel over dergelijke gebeurtenissen kunnen praten in een gesprek. Het sociale aspect van een machine met kunstmatige intelligentie ligt echter buiten de bereik van deze paper. 3.3 Mens vs AI: denkwijzen De denkwijze van AI wordt vaak gescheiden in vier categorieën waarin een machine met kunstmatige intelligentie kan vallen: menselijk denken, menselijk handelen, rationeel denken en rationeel handelen. Een perfecte machine met kunstmatige intelligentie zou in mijn ogen in twee van deze categorieën moeten vallen: via rationeel denken proberen menselijk te handelen. Wij kunnen door het schrijven van zeer complexe programma’s zorgen dat een machine met kunstmatige intelligentie via rationeel denken probeert menselijk te handelen. In een (bijna) perfect scenario zou zo’n machine zeer lastig te onderscheiden zijn van een normaal mens als het gaat om de denkwijzen. De wijze waarop ik zo’n complex programma voor mij zie, is als volgt: de kracht van het menselijke onderbewustzijn zit in de complete computer. Het onderbewustzijn zit verstopt in zeer ingewikkelde zogenoemde ‘neurale netwerken’, die de denkwijzen van het menselijk brein proberen na te doen. Het nadoen van het menselijk brein geldt in dit geval op twee niveaus: de bedoeling van een neuraal netwerk is lijken op een menselijk brein door connecties (synapsen in het menselijk brein) tussen knopen (zenuwcellen in het menselijk brein). Daarnaast moet een neuraal netwerk van zo’n complex programma ook nog eens de menselijk hersenen nadoen als het gaat om de omzetting van input naar output. Deze omzetting kan gezien worden als een rationele beslissing: dezelfde input zorgt voor dezelfde output, wat in de informatica deterministisch wordt genoemd. Het menselijke handelen komt echter in een latere stap kijken, door gerandomiseerd af en toe iets anders te doen. Mensen zijn namelijk geneigd om soms iets minder gunstige beslissingen te nemen, maar biologen zijn er nog niet achter hoe dit proces precies werkt. Door bijvoorbeeld in 10% van de gevallen de een-na-gunstigste beslissing te nemen, zal het lijken dat zo’n machine menselijk handelt. Of een maat als 10% een goede maat is, moet uiteraard getest worden wanneer zo’n machine zou bestaan. Het is goed mogelijk dat door het maken van zo’n machine de biologie erachter komt voor wat voor verschillen cultuur zorgt. In strengere culturen, zoals China waar kinderen zeer streng worden opgevoed, is het goed mogelijk dat rationaliteit veel belangrijker is dan in vrijere cultuur, zoals in de westerse wereld. Daarnaast is het misschien juist niet menselijk om altijd de een-na-gunstigste beslissing te nemen, en zou de machine bijvoorbeeld in 5% van de gevallen een (veel) minder gunstige beslissing moeten nemen. Hoe de precieze werking van dit gerandomiseerde proces eruit moet zien, ligt echter buiten het bereik van deze paper. Mensen waarnemen iets, analyseren het en kiezen de reactie uit die het beste past bij het waargenomen iets. Hoe mensen precies bepalen wat het beste is, is nog niet geheel duidelijk. Zoals Dijksterhuis en Nordgren hebben aangetoond, gebeurd in ieder geval een gedeelte in ons onderbewustzijn. Het is goed mogelijk dat de rest van de beslissingen genomen wordt op basis van aangeleerde reacties. De verschillen tussen mensen zouden kunnen zijn ontstaan doordat iedereen op een andere manier leert te reageren op situaties. 7 Elke cultuur is verschillend. Daarnaast zijn alle mensen verschillend en aangezien iedereen in principe twee ouders heeft die een kind opvoed, zorgt dat ook voor verschillen in de opvoeding. Een test om te kijken of een computer zich menselijk gedraagt, is de Turing Test verzonnen door Turing, A. [13]. In deze test stelt een mens vragen via een computer aan iets in een kamer waar de ondervrager geen zicht op heeft. Dat iets in die kamer is ofwel een computer, ofwel een mens. De ondervrager moet erachter komen welke van de twee het is. Kritiek op deze test is dat hij wellicht bewijst dat een machine zich menselijk gedraagt, maar dat dat niet betekent dat er ook daadwerkelijk begrip is. Het is echter onduidelijk wanneer je kan spreken over begrip, want geen enkel mens begrijpt alles wat zij zeggen of doen, laat staan alles wat er in de wereld is. Begrip houd in mijn ogen niets meer in dan goed kunnen reageren op situaties, wat een machine doet als hij slaagt voor de Turing Test. Sinds 2008 bestaat er een Computer Game Bot Turing Test bedacht door Hingston, P. [6]. Bij deze test draait het erom dat een bot in een games zich moet kunnen gedragen als mens. In games is het zeer belangrijk om bots te hebben die zich gedragen als mensen, omdat mensen het niet fijn vinden tegen bots te spelen die typisch gedrag hebben voor bots. Zoals dat ze steeds dezelfde fouten maken, altijd in één keer raak schieten, altijd twee seconde doen over het eerste kogel afvuren, enzovoort. In 2012 zijn twee bots geslaagd voor de test door vier van de vijf juryleden te misleiden en te laten denken dat ze mensen waren. Dat is dus een bewijs dat machines met kunstmatige intelligentie zeker in staat zijn om zich menselijk te gedragen. Dat machines rationeel zijn opgebouwd, komt zoals ik al heb gezegd doordat computers normaal gesproken dezelfde output genereren voor dezelfde input. Een test die bedacht werd door Searle, J. [17] is de Chinese Kamer. Bij deze test wordt iemand zonder kennis van Chinees opgesloten in een kamer. In die kamer bevindt zich een boek, een pen en vellen papier. Sommige van die vellen papier zijn beschreven met Chinees schrift. Via een opening in de muur worden voedsel, inkt en nieuwe vellen papier aangeleverd. In het boek staan instructies in de moedertaal van de proefpersoon die uitleggen hoe hij moet reageren op een binnenkomend vel papier. De kamer als geheel kan gezien worden als computer: de proefpersoon is dan de processor, het boek een programma en de stapels papier het geheugen. Searle stelt dat hoewel een proefpersoon de juiste taken kan uitvoeren door de binnenkomende vellen op de juiste manier te interpreteren, de proefpersoon nog geen begrip hoeft te hebben van Chinees. Hoewel dat klopt, is er een makkelijk tegenargument te bedenken: het gaat er in een computer niet om dat de processor (de proefpersoon in de test) snapt wat er gebeurd, maar dat de computer als geheel de juiste resultaten oplevert. Concluderend kan je zeggen dat de denkwijzen tussen mens en AI zeker niet verschillend hoeven te zijn, zolang wij een machine kunstmatige intelligentie geven die aansluit op de denkwijzen van mensen. Met neurale netwerken en gerandomiseerd minder gunstige keuzes te maken is het in mijn ogen heel goed mogelijk dat in de toekomst een machine bestaat die niet te onderscheiden is van een mens op het gebied van denkwijzen. 8 4 Levend zijn Zoals definitie 1.1 aangeeft, is een mens sterfelijk. Hoewel de techniek en de geneeskunde in de toekomst misschien zover ontwikkelen dat een mens onsterfelijk is, zal ik dat buiten deze paper houden. Iets of iemand is sterfelijk wanneer het, hij of zij vatbaar is voor de dood. Vatbaar voor de dood houd in dat het, hij of zij dood kan gaan. De dood is de toestand na het leven. Met andere woorden: door aan te geven dat een mens sterfelijk is, geef je gelijk ook aan dat hij levend kan zijn. Een mens kan dus echter ook doodgaan, waarna hij natuurlijk niet meer leeft. Een machine met kunstmatige intelligentie die een mens nadoet, zou ook levend moeten kunnen zijn om een mens zo goed mogelijk na te doen. 4.1 Wat is levend zijn? In de voorstelling “Zoeken naar leven!” in NEMO, het grootste science center van Nederland, stellen zij dat iets levend is als het voor zichzelf kan zorgen [11]. Ook stellen zij dat leven grondstoffen nodig heeft waarmee ze kunnen groeien en kinderen krijgen. NEMO stelt: “Wetenschappers werken al heel lang aan een goede definitie voor leven. Dat is heel lastig. Welke definitie je ook bedenkt, er zijn altijd uitzonderingsgevallen. En soms is het een kwestie van smaak. Een robot die beweegt, zelf zijn batterijen oplaadt, informatie uit zijn omgeving verwerkt en zichzelf nabouwt, noem je dat ook leven?” Een uitzonderingsgeval als leven kinderen moet kunnen krijgen, zijn dieren die zich niet kunnen voortplanten, wat soms het geval is wanneer twee verschillende diersoorten nakomelingen krijgen. Een muilezel is het kind van een ezelin en een paardenhengst, maar kan zelf geen kinderen krijgen. Het is echter wel een dier en dieren leven. Bij de eisen die NEMO stelt aan leven, zitten echter een aantal haken en ogen: een baby kan niet voor zichzelf zorgen en zou door te stellen dat iets levend is als het voor zichzelf kan zorgen, niet levend zijn. Bovendien zijn er veel gehandicapten die zonder hulp niet kunnen overleven. Daarom is het stellen van die eis om iets levend te laten zijn is, te rigoureus. Een iets matigere instelling is door te zeggen dat het mogelijk moet zijn voor iets dat levend is om voor zichzelf te zorgen als er niets mis is. Met een gehandicapt persoon is iets mis, waardoor hij niet buiten de definitie valt. Er moet echter ook aangemerkt worden dat een mens niet voor zichzelf kan zorgen in de ruimte, dus puur zeggen dat iets voor zichzelf moet kunnen zorgen zonder aan te geven in wat voor omgeving, is ook te kort door de bocht. De omgeving in de definitie die NEMO impliciet laat, gaat over de omgeving waarin de opgegroeide levensvorm normaal gesproken leeft. Voor mensen is dat op het land op aarde, voor vissen in de zee, in rivieren of in meren op aarde. De Jaeger, G. [2] stelt in zijn cursus over de “Beginselen van de celbiologie en genetica”dat leven als volgt gedefinieerd dient te worden: Definitie 4.1, leven: Leven is een open fysico-chemisch systeem dat door middel van uitwisseling van energie en materie met de omgeving en door een inwendig metabolisme in staat is om zich in stand te houden, te groeien, zich voort te planten en zich aan te passen aan veranderingen in de omgeving, zowel op korte (fysiologische en morfologische adaptatie) als op lange termijn (evolutie). 9 Deze biologische kijk tegenover leven geeft machines met kunstmatige intelligentie bijna geen kans om levend te zijn. De Jaeger geeft in zijn cursus echter ook aan dat niet alles wat levend is voldoet aan de complete definitie. Davison, P. G. [1] zegt dat leven moet voldoen aan zeven eigenschappen: 1. Homeostase: het vermogen om door middel van communicatie de functie van individuele delen van het levende aan te passen naar de behoefte van het gehele levende. 2. Organisatie: opgebouwd zijn uit één of meer cellen, waarbij een groep van cellen bepaalde functies uitvoeren die verband houden met de vorm van de groep van cellen. 3. Stofwisseling: het geheel van biochemische processen die plaatsvinden in cellen waarbij energie wordt opgenomen of tot stand komt. 4. Groei: het levende moet toenemen in grootte. 5. Aanpassen: er moet evolutie mogelijk zijn over de loop van generaties. 6. Reactie op prikkels: op prikkels van buitenaf, die waargenomen worden met sensoren, moet gereageerd kunnen worden. 7. Voortplanting: het levende moet in staat zijn om nieuwe levenden van dezelfde soort ter wereld te brengen. Ook hier geldt dat machines met kunstmatige intelligentie lastig kunnen voldoen aan deze eigenschappen. Davison geeft net als De Jaeger aan dat niet niet alles wat levend is voldoet aan alle eigenschappen. Hij geeft als meetlat dat iets dat levend is moet voldoen aan alle of in ieder geval de meeste van de zeven eigenschappen. 4.2 Kan een machine met kunstmatige intelligentie levend zijn? Om de vraag te beantwoorden of een machine met kunstmatige intelligentie levend kan zijn, is het een goed begin om alle aspecten uit de vorige subsectie over leven af te gaan. Als we kijken naar waar een machine met kunstmatige intelligentie tekort komt, kunnen we op basis daarvan beslissen of zo’n machine levend kan zijn of niet. Een machine met kunstmatige intelligentie kan voor zichzelf zorgen als het gaat om een beweegbare robot met accu’s of energieopwekkers, zoals een zonnecel of windturbine. Een computer heeft alleen elektriciteit nodig om zijn voortbestaan veilig te stellen. Elektriciteit is gelijk ook de grondstof die ze nodig hebben waarmee ze kunnen groeien. Voor een machine met kunstmatige intelligentie moet die groei echter niet al te letterlijk genomen worden, doordat ze al volgroeid zijn in fysieke zin wanneer ze voor het eerst aangezet worden. De groei in letterlijke zin kan worden vergeleken met een mensenbaby in de buik van een moeder: vanuit twee cellen wordt de baby opgebouwd totdat de baby geboren wordt. Een machine met kunstmatige intelligentie wordt opgebouwd vanuit het niets door mensen: er wordt hardware in elkaar gezet, er worden sensoren geplaatst, er wordt software ontwikkeld, alles wordt op elkaar aangesloten, enzovoort. Dat proces heeft veel weg van hoe een mensenbaby zich in de buik van een moeder ontwikkeld. Als er een machine met kunstmatige intelligentie bestaat die slim is en als zo’n machine de vaardigheden bezit, kan hij zichzelf reproduceren en eventuele fouten uit hemzelf 10 proberen te repareren in zijn kinderen. Voor kinderen zijn wel andere grondstoffen benodigd dan alleen elektriciteit, want in een machine met kunstmatige intelligentie zit hardware, sensoren, software en elektrische bedrading. Als die grondstoffen beschikbaar zijn voor een machine met kunstmatige intelligentie, zal hij in staat moeten kunnen zijn om kinderen te krijgen en dus zichzelf voort te planten. In zekere zin kan je een machine met kunstmatige intelligentie zien als een kind van de mens die zeer sterk geëvolueerd is. Met evolueren wordt niet bedoelt dat hij beter is, maar alleen dat hij anders is. Hoewel een machine met kunstmatige intelligentie op een volledig andere manier ter wereld komt als een mensenkind, is het nog steeds zo dat een mens ervoor heeft gezorgd dat een machine met kunstmatige intelligentie kan bestaan. Zeker als zo’n machine gebouwd wordt om te lijken op een mens kan je zeggen dat hij in zekere zin geëvolueerd is uit een mens. De stap om voorouders te geven aan een machine met kunstmatige intelligentie is ook belangrijk in het beantwoorden van de vraag of zo’n machine levend kan zijn. Hoewel het niet letterlijk genoemd is in één van de definities, wordt het wel genoemd in definities van anderen: leven moet geëvolueerd zijn uit iets dat op deze aarde is ontstaan. Dan zou buitenaards leven buiten de definitie vallen, maar door het “buitenaards” te noemen, doe je dat eigenlijk al in de naam. In definitie 4.1 van De Jaeger draait het ten eerste om een open fysico-chemisch systeem. Hoewel een machine gebruik maakt van elektrotechniek, informatica en in zekere zin natuurkunde, is het geen chemisch systeem. De Jaeger benoemt ook de uitwisseling van energie en materie met de omgeving: een machine met kunstmatige wisselt energie uit met de omgeving doordat hij energie nodig heeft om aan te staan en hij geeft energie terug door te bewegen. Materie wisselt hij uit met de omgeving door zijn robotarmen en -benen. Een machine heeft geen inwendig metabolisme in de vorm van biochemische processen, maar wel iets dat daarop lijkt, namelijk de computer binnenin die elektriciteit gebruikt om te functioneren en data op te slaan, te verwijderen of op te halen. Een machine is zeker in staat zichzelf in stand te houden en in zekere zin te groeien door zijn neurale netwerk uit te breiden of aan te passen bij nieuwe situaties. Voortplanting is mogelijk in de vorm van het maken van een nieuwe machine met kunstmatige intelligentie. Een machine met kunstmatige intelligentie kan ook zich zeker aanpassen aan de omgeving door het neurale netwerk uit te breiden of aan te passen. Evolutie is eveneens mogelijk door zijn kinderen anders in te richten. Een machine met kunstmatige intelligentie die zover ontwikkeld is dat hij zich kan voortplanten, bewegen en niet afhankelijk is van het stroomnet, voldoet aan vijf van de zeven eigenschappen van Davison. Zo’n machine is in staat om te communiceren met functie van individuele delen: hij kan bijvoorbeeld zijn robotarmen of -benen bewegen naar de behoefte van zichzelf. Ook kan hij het neurale netwerk aanpassen indien nodig. Hoewel hij niet is opgebouwd uit cellen, zijn er wel elektronische schakelingen die bepaalde functies uitvoeren en software technisch gezien processen die bepaalde functies uitvoeren. Over de stofwisseling staat wat in de vorige paragraaf is aangegeven: er zijn geen biochemische processen in een machine, maar wel iets dat daarop lijkt. Ook een machine kan groeien, al is het niet in letterlijke zin vanaf het moment dat hij geassembleerd is en software geı̈nstalleerd heeft gekregen. Evolueren kan een machine met kunstmatige intelligentie ook, net zoals reageren op prikkels en zichzelf voortplanten. Alleen aan de tweede en derde eigenschap voldoet hij niet, maar doordat hij aan vijf van de zeven eigenschappen voldoet en doordat Davison heeft gezegd dat iets dat levend is aan de meeste 11 eigenschappen moet voldoen, kan je beargumenteren dat een machine met kunstmatige intelligentie levend kan zijn. In mijn ogen gaat dat echter net te ver. Een typische eigenschap van iets dat levend is, zijn cellen en de achterliggende biochemische werking van die cellen. Die eigenschap is zo belangrijk in mijn ogen dat je niet kan zeggen dat een machine met kunstmatige intelligentie levend is volgens de definities van NEMO, De Jaeger en Davison. Een machine met kunstmatige intelligentie komt echter wel dicht in de buurt. Als een machine met kunstmatige intelligentie levend zou kunnen zijn, kan je wel beargumenteren dat hij dood kan gaan, wat ook een eis is aan het zoveel mogelijk lijken op een mens. Er komt immers een tijd dat de computer kapot gaat en hoewel onderdelen vervangen kunnen worden, zal de computer uiteindelijk ‘dood zijn’ wanneer hij voor de laatste keer aan is geweest. 5 Wat is de toekomst van de mens? De intelligentie van een machine met kunstmatige intelligentie zal in de toekomst met een aan de zekerheid grenzende waarschijnlijkheid groter worden dan mensen. Ik durf zelfs te stellen dat hun intelligentie veel groter wordt. Computers worden volgens de wet van Moore [10] grofweg elke twee jaar twee keer zo snel. In de afgelopen 40 jaar is dat inderdaad het geval geweest. Door die enorme snelheidsverbeteringen kan de complexiteit van een neuraal netwerk in een machine met kunstmatige intelligentie zo complex worden dat hij de complexiteit van onze hersenen inhaalt. Ongeveer vanaf dat moment bestaat de mogelijkheid dat machines met kunstmatige intelligentie slimmer zijn dan mensen op alle gebieden en dat zal alleen maar groeien. Onder die gebieden valt niet alleen het maken van een IQ test, maar ook alle andere aspecten van slimheid, wat onder andere inhoudt: het bedrijven van politiek, de kennis van psychologie en het kunnen redeneren over wiskundige problemen. De toekomst van de mens ligt dus niet in intelligentie. Ook onze denkwijzen geven geen voordeel, want zoals in sectie 3 gezegd is, kunnen machines met kunstmatige intelligentie hetzelfde denken als wij. Van de Haterd, B. [14] geeft in zijn artikel aan dat mensen niet geheel nutteloos zullen worden. Hoewel computers beter zijn in processen waar een vast antwoord op bestaat en hoewel zij op een betere manier deterministische problemen kunnen oplossen problemen waarin dezelfde input dezelfde output geeft - zijn mensen beter in problemen oplossen waar geen (vast) antwoord op is. De kracht van mensen ligt in experimenteren en creativiteit. Van de Haterd geeft echter ook aan dat ons onderwijssysteem daar niet op gemaakt is, want daar wordt het afgeleerd om te experimenteren. We worden aangeleerd hoe we bepaalde problemen steeds op dezelfde wijze moeten oplossen, in plaats van dat we onze creativiteit gebruiken om andere manieren te bedenken om dezelfde problemen op te lossen. Bovendien is samenwerken een grote kracht van mensen, want vrijwel alle grote uitvindingen en ontdekkingen zijn gedaan door het samenwerken van meerdere mensen. Samenwerken moet daarom zoveel mogelijk gestimuleerd worden op basisscholen, middelbare scholen, in het middelbaar beroepsonderwijs en in het hoger onderwijs, zodat wij in de toekomst via samenwerken kunnen concurreren met machines met kunstmatige intelligentie. Een grote vraag blijft of we wel moeten willen dat machines slimmer worden dan 12 wij zijn. In mijn ogen is daar maar één antwoord op: ja. Machines met kunstmatige intelligentie zijn nog altijd door mensen gecreëerd, waardoor er grenzen zijn aan wat zij kunnen, want wij moeten zorgen dat de machines ertoe in staat zijn. Hoewel de eerste generaties machines met kunstmatige intelligentie die slimmer is dan mensen natuurlijk nieuwe generaties kan ontwikkelen die slimmer zijn dan zijzelf, zit daar denk ik wel een grens aan. De vraag of NP gelijk is aan P is nog niet opgelost door een mens en het ziet er ook niet naar uit dat dat ooit opgelost gaat worden. Ik vermoed dat dergelijke problemen ook niet opgelost gaan worden door machines met kunstmatige intelligentie. De voordelen die slimme computers opleveren zijn oneindig. Hoewel Google niet onder de noemer van één slimme computer valt, is het wel een medium wat bewijst hoe handig computers zijn. Ze kunnen ons ook helpen door automatisch etenswaren te bestellen als ze bijna op zijn, door voor ons te koken en door pakketjes aan te nemen als wij niet thuis zijn, om maar een paar voorbeelden te noemen. De mogelijkheden van slimme computers zijn oneindig groot. Mensen kunnen zich meer richten op hun kwaliteiten (creativiteit, experimenteren en samenwerken) wanneer machines met kunstmatige intelligentie meer taken van ons overnemen. Bovendien houden mensen dan in hun privé leven meer tijd over om van het leven te genieten. 6 Conclusies De mens heeft geen hoger doel van functioneren in de natuur als alle andere dieren: overleven. Door onze intelligentie en het ontstaan van wetenschap zijn wij zo erg gevorderd met onze kennis over onszelf dat wij zeer uniek zijn voor deze planeet. Wij stellen vragen zoals: “wat zijn wij? Wie zijn wij? Waarom gebeurd iets? Wat zijn de gevolgen van een gebeurtenis? Hoe werkt het weer? Hoe kunnen we het weer voorspellen?”Al die vragen worden niet gesteld door andere levende wezens of dingen op deze wereld. Het filosofische aspect aan de mens is mooi en zal niet snel in een ander dier, ding of machine gevonden kunnen worden. Op eenzelfde manier als dat deze paper aangeeft dat een machine met kunstmatige intelligentie inderdaad intelligent kan zijn met dezelfde denkwijzen als een mens, kan worden aangegeven dat een machine met kunstmatige intelligentie dit ook zou moeten kunnen voor emoties en sociaal zijn. Emoties voelen voor ons misschien anders dan beslissingen, maar uiteindelijk komen emoties ergens vandaan. Bepaalde gebeurtenissen, bepaalde informatie en bepaalde gedachtes leiden naar een emotietoestand. Een machine met kunstmatige intelligentie zou dit ook moeten kunnen, als het maar zo precies mogelijk omschreven wordt. Ditzelfde geldt voor sociaal zijn: een mens noemt zichzelf sociaal door interessevragen te stellen aan andere mensen en door soms juist niet door te vragen. Wanneer een mens een vraag juist wel en juist niet stelt, is ook aan te leren aan een machine met kunstmatige intelligentie. In deze paper is een aantal keer verwezen naar machines met kunstmatige intelligentie die robotarmen en -benen hebben. Hoe een machine met zulke robotarmen en -benen zou kunnen functioneren, ligt buiten het bereik van deze paper, een korte schets over dit probleem niet. Via sensoren kunnen ze detecteren hoe ruimtes in elkaar zitten, waarna ze via algoritmes kunnen uitvogelen hoe ze van A naar B kunnen komen. De daadwerkelijke bewegingen kunnen gebaseerd worden op hoe mensen zelf lopen. Armen werken op een- 13 zelfde manier, net zoals het lichaam dat ook mee moet bewegen bij bepaalde bewegingen. Zoals in de laatste sectie is aangegeven, ligt de kans van mensen op het gebied van creativiteit, experimenteren en samenwerken. Hoe de toekomst er precies uitziet, is lastig te voorspellen, maar ik vermoed dat de wereld vol zal zitten van technologie die ervoor zorgt dat mensen meer tijd over hebben voor hun privé leven waardoor ze gelukkiger in het leven staan. Hoewel de mens geen hoger doel heeft dan functioneren in de natuur door te overleven, is gelukkig zijn wel een goed persoonlijk doel om te hebben. Geluk voel je niet alleen, maar straal je ook uit en het helpt je in je dagelijkse werkzaamheden. Gelukkige mensen kunnen zich beter concentreren en leveren betere werkresultaten op. Deze paper heeft verdiepend gekeken naar drie belangrijke aspecten aan een mens: intelligentie, denkwijzen en levend zijn. Op de eerste twee aspecten kan volmondig worden gezegd dat mens en AI niet veel van elkaar verschillen. Aan de andere kant kan een machine met kunstmatige intelligentie niet levend zijn doordat een machine geen cellen heeft en geen gebruik maakt van biochemische processen. Referenties [1] Davison, P. G., “How to define life” (2008), The University of North Alabam [2] De Jaeger, G., “Beginselen van de celbiologie en genetica” (2010), Universiteit van Gent [3] Droog, R., “(Kunstmatige) Intelligentie” (2012), online versie [4] Dijksterhuis, A., Nordgren, L. F., “A Theory of Unconscious Thought” (2002), “Perspectives on Psychological Science”, Vol. 1, No. 2 (juni 2006), p. 95-109 [5] Gottfredson, L. S., “Foreword to ‘Intelligence and Social Policy’” (1997), Special Issue of Intelligence: “Intelligence and Social Policy”, Vol. 24, No. 1 (november 1997), p. 1-12 [6] Hingston, P., “A Turing Test for Game Bots” (2009), IEEE Transactions on Computational Intelligence and AI in Games, Vol. 1, No. 3 (september 2009) [7] Kemp, J., “Standard Deviation Diagram” (2005), online versie [8] Koenen, M. J. et al., “Wolters Handwoordenboek Nederlands” (1992) [9] McCarthy, J. et al., “A proposol for the Darthmouth Summer Research Project on Artificial Intelligence” (1955) [10] Moore, G. E., “Cramming more components onto integrated circuits” (1965), Elektronics Magazine, Vol. 38, No. 8 (april 1965), p. 4-7 [11] NEMO, “Zoeken naar leven!” (2013) [12] Resing, W. C. M., Blok, J. B., “De classificatie van intelligentiescores: voorstel voor een eenduidig systeemm” (2002), “De Psycholoog”, Vol. 37 (mei 2002), p. 244249 14 [13] Turing, A., “Computing Machinery and Intelligence” (1950), Mind, Vol. 59, p. 433-460 [14] Van de Haterd, B., “Waar de computer het nooit zal winnen” (2007), online versie [15] Van den Noort, M. et al., “Human Machine Interaction: The Special Role for Human Unconscious Emotional Information Processing” (2002), “Lecture Notes in Computer Science”, Vol. 3784 (2005), p. 598-605 [16] Van Kerkhoven, M., “Nadenken leidt lang niet altijd tot de beste beslissing” (2007), online versie [17] Searle, J., “Minds, Brains, and Programs” (1980), The Behavioral and Brain Sciences, Vol. 3 (1980) 15