1 Komt het Frans niet van het Latijn? Wim Spapens, Ulvenhout Komen het Frans en de andere Romaanse talen (Italiaans, Spaans, Roemeens enz.) van het Latijn? Ja, zo is ons altijd geleerd. Nee, durft men tegenwoordig te zeggen, maar dat wordt in kringen van romanisten beschouwd als ‘vloeken in de kerk’. Deze problematiek heeft nu ook SEMafoor bereikt. In het februarinummer van dit jaar schrijft Ruud van Veen (blz. 30): “Als het er op aan komt durven ook taalkundigen de Romaanse talen niet direct met het Latijn in verband te brengen. Er zit altijd wel iets tussen. Laten we dat ‘iets ertussen’ maar Romaans noemen.” Een paar regels daarvoor lezen we: “Het valt immers op dat de moderne Romaanse talen eigenlijk veel meer op elkaar lijken dan op het Latijn, waaruit ze voortgekomen zouden zijn.” Le français ne vient pas du latin 1 van Yves Cortez en het artikel Pourquoi la langue française n’est pas une langue latine 2 van Frédéric Malmartel zouden als bronnen voor deze citaten kunnen dienen. Het Frans komt niet van het Latijn. Die uitspraak van Cortez klinkt als een donderslag bij heldere hemel. De lezers van SEMafoor vallen er echter niet van achterover als een ‘heilig huisje’ wordt gesloopt: zaken die in het verleden als zeker werden beschouwd, bleken bij nader onderzoek niet bestand tegen kritische, nuchtere vragen. Zo vielen Bonifatius, Willibrordus en Nijmegen al eerder van hun sokkel3. Cortez baseert zijn mening op de ‘inertie linguistique’/’taalkundige traagheid’ waardoor de grote verschillen tussen het Latijn en de Romaanse talen niet verklaard kunnen worden. Dat de Romaanse talen meer op elkaar lijken dan op het Latijn (Cortez, blz. 55), vind ik geen sterk argument: ‘koning’ is in het Catalaans, Frans, Italiaans, Portugees, Spaans respectievelijk rei, roi, re, rei, rey, maar die gelijkenis neemt niet weg dat die woorden afstammen van het Latijnse rex/regis. Het Roemeense rege heeft zich fonetisch minder ver van die ‘bron’ verwijderd. Ook volgens Malmartel zit de vork anders in de steel dan men lang heeft gedacht. In zijn bovengenoemd artikel betoogt hij dat, tussen de komst van de Indo-Europeanen circa 2000 v.Chr. en van de Galliërs zesde eeuw v.Chr., er al een taal geweest moet zijn in wat wij nu Frankrijk noemen. Zoals bekend zijn alle Europese talen (uitgezonderd Baskisch, Etruskisch, Fins, Hongaars) gebaseerd op de Indo-Europese oertaal. Hoe verschillend ze ook zijn (Germaans, Indo-Iraans, Romaans, Slavisch), toch hebben ze zoveel overeenkomsten dat ze één taalfamilie vormen, de Indo-Europese. Die oertaal, in dit geval het Oerromaans4, ontwikkelde zich tot de Romaanse talen. De Galliërs vermengden zich in het Oerfrankrijk met de toen al vele miljoenen5 bewoners tellende bevolking en zijn die taal, die toen al ongeveer 1400 jaar evolutie achter de rug had, gaan gebruiken. Dat zou onder andere blijken uit het zeer geringe aantal Gallische woorden dat in het Frans en zijn dialecten terug te vinden is. Alleen in Bretagne is hun taal bewaard gebleven. Toen Julius Caesar Gallië veroverde, hadden de toenmalige bewoners dan ook, zo zegt Malmartel, geen moeite met de taal van de bezetter: zij spraken immers een zustertaal. Dat het gesproken volkslatijn van de Romeinen de 1 Yves Cortez, Le français ne vient pas du latin, Paris, 2007 Pourquoi la langue française n’est pas une langue latine, Google: origine_langue_française 3 Zie diverse artikelen daarover in SEMafoor en M. Boidin, Bonifatius of De Schone Schijn van Dokkum, 2011. 4 Door de benaming ‘proto-latin’ spreekt Malmartel zichzelf tegen. 5 F. Braudel, L’identité de la France, 1986, blz. 61: “J'aurais tendance à croire (…) aux 5 millions de la population préhistorique, vers – 1800.” 2 2 taal van het bezette land vier eeuwen lang sterk beïnvloed heeft, wordt door niemand betwijfeld. In dit scenario komt het Frans niet van het Latijn, evenmin als het Nederlands van het Duits. Beide talen hebben wel dezelfde voorouder. Het ‘taalkundig gat’ tussen de komst van de Indo-Europeanen en de Galliërs wordt zo door Malmartel opgevuld. De Poolse taalkundige Witold Manczak meldt dat kardinaal Pietro Bembo (1470-1547) lang geleden ook al gezegd heeft dat het Italiaans niet afstamt van het Vulgair Latijn. Zelf beschouwt hij de afstamming van de Romaanse talen van het Vulgair Latijn als een mythe.6 Behalve zichzelf noemt hij een hele reeks voorstanders van de voortzetting van het Latijn in de Romaanse talen: F. Diez, C. Battisti, G. Rohlfs, W. Meyer-Lübke, W. Ball. Daarna citeert hij een nog groter aantal linguïsten die, zoals hijzelf, grote vraagtekens zetten bij het Vulgair Latijn: P. Bembo, P.-N. Bonamy, G. Pighi, J. Herman, J. Hofmann, E. Coserius: “Coserius considère que la linguistique romane «se ha aclarado, sobre todo en los últimos decenios, con el abandono del latín vulgar como lengua unitaria y homogénea y su sustitución por el concepto de una unidad latina relativa y que sólo sirve como base metodológica.” Enzovoort, zegt hij om te besluiten met het noemen van R. Hall (1950) en E. Pulgram (1964), die een andere gemeenschappelijke Romaanse taal veronderstellen dan het Latijn: “Et ainsi de suite. Enfin, la question se complique encore davantage par le fait que certains linguistes, dont R. A. Hall et E. Pulgram, croient que les langues romanes proviennent d'une langue romane commune qui diffère à la fois du latin classique et du latin vulgaire.” Het bestaan van een andere ‘moedertaal’ dan het Latijn is door taalkundigen als L. Hjelmslev in 1940 en J. Perrot in 1953 ook al geconstateerd, zegt Cortez (blz.12): “Ils découvrent l’un et l’autre une languemère tres différente du latin, mais ils n’osent pas s’éloigner du dogme et affirmer qu’en fait d’autre latin il s’agit tout bonnement d’une autre langue.” Yves Cortez baseert zijn stelling op het feit dat de Romaanse talen te zeer van het Latijn verschillen en op de ‘inertie linguistique’: die verschillen kunnen niet in de relatief korte tijd van de Romeinse bezetting ontstaan zijn. Verschillen met het Latijn: -geen naamvallen7 -bepaalde en onbepaalde lidwoorden -geen onzijdig (behalve het Roemeens) -twee hulpwerkwoorden (zijn/hebben) -dezelfde vorming van de voltooid tegenwoordige tijd -dezelfde bijwoordvorming op -ment/-mente 8 -geen ‘verba deponentia’ (passieve vorm, actieve betekenis: luctor et emergo!) -het ontbreken van dezelfde Latijnse woorden: In tabellen laat Cortez de parallellie zien tussen het vocabulaire van de Romaanse talen en het ontbreken daarvan met het ‘klassiek’ Latijn. Van de door hem genoemde categorieën geef ik hieronder telkens slechts één enkel voorbeeld9: 6 Witold Manczak, La langue romane commune: latin vulgaire ou latin classique? in Revue Romane, Bind 9 (1974), blz. 18: “Bembo combattait l’opinion selon laquelle l’italien était une continuation du latin vulgaire.” 7 Maar: B. Vidos, Handboek tot de Romaanse taalkunde, 1956, blz. 184: “De mogelijkheid om naast de buigingsvormen (patri) omschrijvingen met praeposities te gebruiken (ad patrem) was ook altijd aanwezig.” 8 Maar: het Latijn kende iets dergelijks ook al: Venlo heeft als devies het Latijnse festina lente, cauta fac omnia mente/haast je langzaam, maar doe alles behoedzaam. 9 Etymologische woordenboeken leiden volgens Cortez ten onrechte genoemde woorden af uit het Latijn; volgens hem komen ze uit het Ouditaliaans. 3 categorie lichaamsdelen ‘Umwelt’ gezin kleding dieren tijd vergadering algemeen getallen bijv. naamw. werkwoorden alledaags lidwoorden Frans foie jardin épouse chemise cheval journée assemblée chose quatre fin souffrir adieu le Italiaans fegato giardino sposa camicia cavallo giorno assemblea cosa quattro fino sofrire addio il Spaans figado jardin esposa camisa caballo jordana asamlea cosa cuatro fino sufrir adio el Roem. ficat gradina sotsie camasa cal zi întâlnire caz patru10 fin suferi adio -ul Latijn iecur hortus uxor subucula equus dies contio res quattuor exilis dolere vale ille -een futurum gevormd door een infinitief + persoonsvormen van habere11. -dezelfde, niet-Latijnse, syntaxis: enkele voorbeelden in zijn boek (blz. 67-69, 96-100) illustreren dit. Wikipedia (Langues romanes)12 zegt echter dat de lexicale en grammaticale overeenkomsten tussen het Latijn en een dertigtal Romaanse talen/streektalen juist evident is. Enkele voorbeelden : Latin (Illa) claudit semper fenestram antequam cenat. Corse Ella chjudi sempre u purtellu primma di cenà. Espagnol (Ella) siempre cierra la ventana antes de cenar. Français Elle ferme toujours la fenêtre avant de dîner/souper. Italien (Lei) chiude sempre la finestra prima di cenare. Occitan Barra totjorn la fenèstra abans de sopar. Portugais (Ela) fecha sempre a janela antes de jantar. Roumain Ea închide totdeauna fereastra înainte de cina. Vénitien Ela la sera sempre la fenestra prima de cenar. ‘Inertie linguistique’/’taalkundige traagheid Het Latijn kan in de tijd van de Romeinse bezetting volgens Cortez (blz. 71, 72) niet veranderd zijn in de Romaanse talen. Je moet rekening houden met het principe van de ‘inertie linguistique’: talen veranderen heel langzaam. Die ‘taalkundige traagheid’ vind je ook in het Arabisch, Cypriotisch, Turks enz.: “La structure de l’arabe est encore toute semblable (…) à celle d’il y a trois mille ans.” (blz. 79, 80, 109). Iedere ontwikkelde Italiaan kan Dante nog lezen, zegt hij. Ook het lezen van Oudfrans (Chanson de Roland, 1050) en Oudengels (The Canterbury Tales, 1390) levert naar zijn mening geen onoverkomelijke problemen op. Latijnse teksten daarentegen wel. De Romeinse veroveraars spraken volgens hem dan ook een andere taal dan Latijn, namelijk Ouditaliaans (blz. 28). Oudfranse teksten zoals Le serment de Strasbourg uit 842, door mij besproken in SEMafoor van mei 2004, staan volgens Cortez dichter bij dat ‘italien ancien’(blz. 83) dan bij het Latijn. 10 Vergelijk: Lat. quadratus = Roem. patrat (ook met een p!), maar Lat. quantum = Roem. cuantic Maar: dat was in het gesproken Latijn ook al zo: Cicero, Seneca, Lucretius gebruikten soms ook het analytische dicere habeo > fr. dirai in plaats van het synthetische dicam volgens B. Vidos, o.c., blz. 185. 12 B. Vidos, o.c., blz. 172: “Zo gaan dus de sporen van de Romaanse volgorde tot het oudste tijdperk van het Latijn terug.” 11 4 De Nijmeegse hoogleraar B. Vidos (1901-1987) zegt in zijn Handboek tot de Romaanse taalkunde13 dat de Romaanse talen niet het klassieke, het Cultuurlatijn, maar wel het gesproken, het Volkslatijn voortzetten.” Voor dat gesproken Latijn noemt hij benamingen als ‘Vulgairlatijn of z.g. Vulgairlatijn’, ‘roman initial’, ‘roman commun’, ‘Urromanisch’, ‘Vorromanisch’, ‘Gemeinromanisch’, ‘latino preromanzo’, ‘latino tardo’, ‘preromanzo’. “Vulgairlatijn als taal bestaat niet”, zegt hij, “er bestaan alleen Latijnse teksten waar vulgarismen voorkomen, m.a.w. waar het gesproken Latijn te voorschijn komt.” L. F. Sas14 spreekt van Merovingisch Latijn en onderscheidt voor het niet-klassieke Latijn tussen 200 v.Chr. en 800 n.Chr. negentien benamingen die bovendien dikwijls verschillend gedefinieerd zijn. Daarmee is eigenlijk al gezegd dat Cortez gelijk kan hebben: het Frans, zo zegt hij, is een voortzetting van het Ouditaliaans. Evenmin als het Vulgair Latijn is dat Ouditaliaans echter goed gedocumenteerd en precies afgebakend. Dat is volgens Cortez meestal het geval als het om gesproken taal gaat: Arabisch, het Frans van Québec, Chinees, Afrikaanse talen (blz. 112, 113). Door het ontbreken van voldoende documenten gaat het hier om een ‘grijs gebied’ in de Romaanse taalkunde. De door Cortez, Malmartel en Ruud van Veen veronderstelde ‘voorouder’ van het Frans zou dus best een van de negentien hierboven genoemde versies van het niet-klassieke Latijn kunnen zijn zoals het preromanzo, genoemd door Vidos. Zeggen dat het Frans niet van het Latijn komt, doet denken aan een soortgelijke uitspraak: de mens stamt niet af van de aap maar ze hebben wel dezelfde voorouder. In ieder geval is er een onweerlegbare verwantschap tussen het Frans en het Latijn. Ulvenhout, maart 2012 In het tijdschrift Semafoor, augustus 2012 13 B. Vidos, o.c., blz. 170, 171 Witold Manczak, o.c., blz.14: “L. F. Sas (…) a pu compter, jusqu'en 1937, environ dix-neuf termes souvent définis différemment pour désigner le latin non classique employé entre 200 avant notre ère et 800 de notre ère.” 14