DE BLIK VAN EEN PLATENBONS door Bert Jansma Wie weet hoe een platenbons eruit ziet? Ouderwets woord, besef ik, dat platenbons. Want grammofoonplaten zijn allang geen gangbaar goed meer en worden alleen nog gemaakt voor dj’s om er uit te samplen of ermee te scratchen. Maar een platenbons, of tegenwoordig: een labelbaas, zou er in een cartoon uitgezien hebben als een kleine man met overgewicht, veel goud aan z’n vingers, knauwend op een dikke sigaar in z’n mondhoek. Het cliché-beeld van een man die alleen maar rijker wordt dankzij het harde werk van anderen. Het idee van De Profiteur. Filmproducent, impresario, platenbons, één pot nat. Natuurlijk is de werkelijkheid anders. Zelfs zóveel anders dat er platenbonsen en impresario’s bestaan voor wie je diep de pet mag afnemen. Dichtbij huis was wijlen Paul Acket er zo een. Niks geen dikke sigaar, o jawel, lang heeft hij met een sigarettepijpje in de mondhoek gelopen, maar dat is toch andere koek. Zonder hem was er geen North Sea jazz geweest. En iedereen weet dat dat niet zomaar was van: hupsakee, voor mekaar, we hebben een succesformule. Nee, de familie Acket heeft op een gegeven ogenblik zelfs het eigen huis ingezet als onderpand voor een lening om verder te kunnen. Maar Acket had visie, de Big Band onder de impresario’s. In Amerika was ook zo’n impresario, later directeur van een platenlabel, Norman Granz. Granz was de allereerste die in 1943 een ‘live’concert op de plaat zette. Het begin van zijn legendarische Jazz at the Philharmonic–serie, vanaf 1951 ook in Europa. Miljoenen hebben er de jazz door leren kennen. Granz leidde persoonlijk de carrière van Ella Fitzgerald in banen die naar het Absolute Sterrendom voerden. En hij was ‘t die wat jazz betreft voor het eerst de mogelijkheden van de elpee uitbuitte. Muzikanten waren nog steeds de drie minutenformule gewend, van de oude schellak platen. Granz liet ze zo lang spelen als ze vonden dat ’t móest. Vorige week overleed nog zo’n bons van achterde-schermen, Ahmet Ertegun. Waarschijnlijk heeft u nooit van hem gehoord. Maar wie de film ‘Ray’ heeft gezien, zag daar in elk geval een acteur die hem spéélde. Curtis Armstrong, heette die acteur, en hij zette Ertegun neer – klein, kaal, bril met donker montuur. Ertegun, de man die Ray Charles uit de betrekkelijke obscuriteit haalde en hem de kans gaf een Ster te worden. In een interview na de première van de film ‘Ray’, vertelde Ertegun hoe het allemaal gekomen was. “Ik hoorde in 1949 of 1950 Ray Charles ‘Baby, let me hold your hand’ zingen en ik riep meteen: ‘Dat is de beste zanger die we hebben’. Maar zijn booking agent zei: “We kunnen Charles maar niet groot op het affiche krijgen, kan jij een hit record met hem maken?”. Dat kan ik, zei Ertegun, maar niemand geloofde hem. Een paar jaar later stond Ray Charles gróót op de affiches en had hij met ‘I got a woman’ Amerika veroverd. Maar Ertegun deed meer. Hij richtte in 1947, 24 jaar oud, Atlantic Records op, samen met zijn broer Nesuhi en een vriend. Hij moest er tienduizend dollar voor lenen van de tandarts van zijn familie. Vijftig jaar later kon hij zeggen dat hij niet alleen Charles succes had gebracht, maar ook Bobby Darin, Otis Redding, Aretha Franklin, Wilson Picket, Percy Sledge, de Bee Gees en Led Zeppelin. En wat de jazz betreft musici als John Coltrane en Charles Mingus. Ahmet Ertegun, rare naam voor een Amerikaan, zult u denken. Dat vond Otis Redding ook, die noemde hem ook al vanwege dat vanwege diens tonsuur, ‘Omlet Ertegun’. Vreemd dus. Klopt. Want Ertegun was Turks. Zijn vader was de adviseur in rechtszaken van de sultan van het Ottomaanse rijk en afgevaardige naar de Volkerenbond aan het eind van de eerste wereldoorlog. Na onderhandelingen met de rebelse Turkse generaal Mustafa Kemal, later Ataturk, koos hij diens zijde. In 1925 zond Ataturk hem uit als ambassadeur voor zijn land. Parijs, Londen en uiteindelijk Washington. In 1944 stierf hij daar. Zoon Ahmet Ertegun ging middeleeuwse filosofie studeren in Georgetown University. “Maar”. vertelde hij “ik zat overdag uren in rhythm en blues record shops in het zwarte ghetto van Washington. En elke nacht zat ik in de clubs.” Toen hij negen was en zijn vader in Londen was gestationneerd, nam zijn oudere broer hem mee naar concerten van Cab Calloway en Duke Ellington in The Palladium. Hij had nog nooit ‘black musicians’ gezien, behalve zangeres Josephine Baker op een foto. En hij vond het geweldig, die muzikanten in witte rokkostuums, de glimmende instrumenten van de blazers en het échte, dynamische geluid van de ritmesecties. Want, zei hij later, drum en bas werden in die tijd zacht opgenomen. Anders zouden de groeven van de 78 toeren platen het niet houden. Het maakte Ertegun een muziekfan, en een jazzfan. Hij blééf het. Een Turkse Amerikaan, opgevoed als Moslim, die in zijn bedrijf met veel joodse Amerikanen samenwerkte en die de zwarte Amerikaanse cultuur meer dan honderd procent was toegedaan. “Ik ben al gelukkig als men zegt dat ik een beetje geholpen heb aan de erkenning van de grootheid van de Afro-Amerikaanse muziek”, zei Ertegun een jaar voor zijn overlijden. Dit is de muziek van zwart Amerika, zei hij. Niet van Afrika, niet uit het Caraibische. Jazz en soul zijn vormen van Black American Music. De jazz en de blues zijn Amerika’s grootste kunstvormen. En de grootste musicus van de afgelopen eeuw? Niet Stravinsky. Niet Caruso. Dat was Louis Armstrong”. Mooie taal van een Turk die tussendoor ook nog oprichter was van de New York Cosmos, de voetbalclub dus. Missers waren er ook. Voor een contract met Elvis Presley kwam hij destijds twintigduizend dollar tekort. En een contract met de Beatles ging de mist in door een fout van een van zijn advocaten. Maar The Roiling Stones had hij wél. En het was een concert van The Stones dat tot zijn dood leidde. Ahmet Ertegun was er ‘backstage’, met z’n stok, want hij had een slechte heup. En daar, op 29 oktober 2006, in het Beacon Theatre in Manhattan, vlak voor het Stonesconcert voor de 60ste verjaardag van Bill Clinton, víel Ahmet Ertegun. Een hersenbeschadiging. En sinds dat concert lag hij in coma, tot zijn dood op 14 december j.l. Norman Granz, een jood van Russische ouders die de Amerikaanse jazz hielp groot maken. Ahmet Ertegun een Turk die wég was van de zwarte Amerikaanse muziek. Je vraagt je af: zouden ze ooit een inburgeringscursus hebben gevolgd? Column voor Radio West (Jazz op West) december 2006.