H16

advertisement
16. De vermogensmarkt
1. Hoe werkt ie?
Abstracte markt: hierop wordt het totaal van vraag en aanbod naar geld op elkaar afgestemd.
Rente is de ‘prijs van geld’. Onderscheid: Kapitaalmarkt en Geldmarkt.
2. Kapitaalmarkt.
 Kapitaalmarkt: vraag/aanbod van geld voor periode langer dan 2 jaar. Handel in
 Aandelen (Eigen vermogen; risicodragend, dwz koers hangt af van hoe het met het
bedrijf gaat) verhandeld op effectenbeurs; vraag (en dus koers) hangt o.a. af van winst
en winstverwachting van het bedrijf dat de aandelen uitgeeft)
 obligaties (vreemd vermogen; stukje van een lening; vaste rentevergoeding dus geen
risicodragend vermogen;)
 Hypothecaire leningen: (onderpand: onroerend goed; geldgevers zijn vaak banken en
verzekeringsmaatschappijen; geldleners (hypotheekgevers (want hypotheek= recht op
onroerend goed) gezinnen en bedrijven; geldgevers worden ook wel hypotheeknemers
genoemd).
NB.: Onderscheid:
o Onderhandse markt: geldgever en geldnemer staan in direct contact met elkaar
en onderhandelen over meest gunstige voorwaarden voor geldnemer; niet via
openbare markt. Grote institutionele beleggers (Pensioenfondsen,
verzekeringsmaatschappijen) sluiten ook vaak onderhandse transacties af met
bijv. overheid. Ook persoonlijke leningen en afbetalingskredieten worden hier
vaak afgesloten.
o Openbare markt: voorwaarden waaronder gehandeld wordt staan vast; geen
direct contact tussen geldgever en geldnemer; er is een tussenpersoon dus. Vb.
effectenbeurs; inschrijvingen op staatsleningen.
 Langlopende spaartegoeden (meer dan twee jaar vast dus).
Vraag op de Kapitaalmarkt door: Overheid, bedrijven, banken en gezinnen
Aanbod op de Kapitaalmarkt door: Institutionele beleggers, bedrijven, banken en gezinnen
3. Geldmarkt
 Geldmarkt: vraag/aanbod van geld voor periode korter dan 2 jaar. Handel in
 Rekening courantkredieten, kortlopende spaartegoeden, leverancierskrediet (op
rekening kopen), afnemerskrediet (vooruit betalen), termijndeposito’s.
Bij gevaar van overbesteding: ECB verhoogt rente aan banken om krediet duurder te maken;
banken vragen hogere rente aan klanten; klanten (publiek) leent minder; minder bestedingen.
Het gevaar van overbesteding bestaat bijvoorbeeld bij een ruime geldmarkt.
Ruime geldmarkt: als banken zeer liquide zijn, dwz veel geld hebben om uit te lenen  DNB
zal maatregelen nemen, i.o.v. ECB, om liquiditeit te verminderen (bijv. moeten ze dan
verplicht geld wegzetten bij DNB);
Krappe geldmarkt: als banken liquiditeitsproblemen hebben (te weinig geld hebben om uit te
lenen). Als de ECB bang is voor onderbesteding zal zij maatregelen nemen om banken van
meer middelen te voorzien, om lenen aantrekkelijker te maken.
ALGEMEEN GELDT:
 RUIME MARKT BETEKENT RELATIEF VEEL AANBOD (DUS LAGE PRIJS;
OP GELDMARKT: RENTE, OP ARBEIDSMARKT: LOON ENZ.)
 KRAPPE MARKT BETEKENT RELATIEF VEEL VRAAG (DUS HOGE PRIJS).
Vraag op de Geldmarkt door:
Overheid, banken, bedrijven en gezinnen
Aanbod op de Geldmarkt door: banken, bedrijven en gezinnen.
4. Rente
Rente (interest) is een vergoeding voor de uitlener, kostenpost voor de lener. Waarom rente?
 Geldgever stelt eigen besteding uit
 Risico van niet-terugbetalen
 Kosten verbonden aan het uitlenen (administratie, beveiliging, personeel enz.)
 Winst voor de geldgever
 Inflatie
 Looptijd van de lening (naarmate de lening een langere looptijd heeft, zal de
rente hoger zijn door de grotere onzekerheid die ermee samenhangt)
 Al dan niet onderpand (bij een onderpand kan de rente lager zijn, omdat het
risico van bijv. niet-terugbetalen gedekt wordt door het onderpand.
Algemeen kun je stellen dat de gemiddelde rente in een land hoger wordt naarmate:
 De markt relatief krapper wordt (de vraag groter wordt t.o.v. het
aanbod)
 De inflatie/inflatieverwachting groter wordt
Verder kan bijv. de wisselkoers een rol spelen. Buitenlandse beleggers kijken natuurlijk naar
de rentestand in een land. Hoe hoger hoe beter. Maar als de wisselkoers van de munt van een
land lager wordt en je je eigen munt daarin moet wisselen, wil je die daling van de
wisselkoers vergoed zien in een hogere rente. De centrale bank van een land kan daar
rekening mee houden en bij een dalende wisselkoers de rente verhogen om zo buitenlandse
beleggers te vriend te houden.
Even vooruitlopend op hoofdstuk 17:
Reële rente is ‘de rente’ (het percentage dat je krijgt zegt maar, de nominale rente)
gecorrigeerd voor inflatie.
In formule:
Reëele rente = (index nominale rente/cpi)* 100 -100
Vb. stel je krijgt 5% rente op je spaarrekening en de inflatie is 3%
De reëele rente, dat is wat je met je spaarrekening direct méér kunt kopen, wordt dan:
(105/103)*100 – 100 = 1,94%
Download