professie en praktijk DOOR HANNEKE HOFMANS 1 D E M O D E L L E R I N G VA N O N T S L AG VO O R IAS 19 BEREKENINGEN Diensttijd betere schatter dan leeftijd Vanaf 1 januari 2005 worden de International Accounting Standards ingevoerd voor alle beursgenoteerde ondernemingen in Europa. Eén van deze voorschriften, IAS 19, heeft betrekking op alle personeelsbeloningen, waaronder de pensioenuitkeringen. IAS 19 schrijft voor dat een onderneming, die verantwoordelijk is voor de pensioenuitkeringen van het pensioenfonds, de daarbij horende pensioenverplichtingen in de jaarrekening moet opnemen. In IAS 19 worden de pensioenverplichtingen de Defined Benefit Obligation genoemd. Deze DBO moet worden gewaardeerd aan de hand van de Projected Unit Credit Methode. Kenmerkend voor de PUC methode is dat bij de bepaling van de pensioenverplichtingen rekening moet worden gehouden met toekomstige ontwikkelingen, zoals salarisstijgingen, maar bijvoorbeeld ook ontslagkansen. In IAS 19 wordt gesproken over het vaststellen van de verschillende bij de berekeningen benodigde actuariële grondslagen, waaronder ontslagkansen. Er wordt gesteld dat de aannames voor de actuariële grondslagen realistisch en onderling consistent moeten zijn. De aannames moeten een inschatting naar beste weten zijn en dienen noch onvoorzichtig, noch overoptimistisch vastgesteld te zijn. Dit geldt ook voor de ontslagkansen. Ontslagkanstabellen zijn vaak alleen afhankelijk van de leeftijd van de werknemer. Het is de vraag of dat realistisch is. Andere factoren, zoals geslacht, diensttijd, of salaris zouden ook een belangrijke invloed op de hoogte van de ontslagkansen kunnen hebben. Wettelijk is vastgelegd dat bij ontslag om bedrijfseconomische redenen het anciënniteitbeginsel moet worden toegepast. Dit houdt in dat bij gedwongen ontslagen door bijvoorbeeld een slechte financiële positie van de onderneming rekening moet worden gehouden met de diensttijd van de werknemers. De laatst binnengekomen werknemer binnen een bepaalde functie waar de ontslagen moeten worden toegepast komt het eerst in aanmerking voor ontslag (het last in, first out – principe). Om te voorkomen dat door toepassing van het anciënniteitbeginsel een onevenwichtige leeftijdsverdeling van de werknemers resulteert, is het bij gedwongen ontslagen van meer dan tien werknemers toegestaan rekening te houden met de leeftijdsopbouw van de werknemers. Het anciënniteitbeginsel mag dan worden toegepast per leeftijdscategorie. Dit wordt ook wel het afspiegelingsbeginsel genoemd. 1 Hanneke Hofmans rondde haar studie Actuariële Wetenschappen af bij Mercer Human Resource Consulting 22 DE ACTUARIS SEPTEMBER 2004 Bij gedwongen ontslag zijn diensttijd en leeftijd dus twee factoren die een grote invloed uitoefenen op de ontslagkansen. Daarnaast zijn er wellicht andere factoren die van invloed zijn op de hoogte van de ontslagkansen. Om deze en voorgaande reden is een onderzoek naar de modellering van ontslag voor IAS 19 berekeningen relevant. DE MODELLERING VAN ONTSLAGKANSEN Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van een dataset met de gegevens van éénentwintig middelgrote ondernemingspensioenfondsen voor de jaren 2001, 2002 en 2003. De dataset bevat gegevens van ondernemingspensioenfondsen met tussen de 300 en 1200 actieve deelnemers. De modellering van ontslagkansen is gebaseerd op regressie-analyse. Omdat er in dit geval sprake is van een binaire afhankelijke variabele (het wel of niet uitdiensttreden) kan geen gebruik worden gemaakt van een gewoon lineair regressiemodel. De modellering is daarom uitgevoerd aan de hand van de logistische regressie-analyse van het Logit-model. HET LOGIT-MODEL Het Logit-model gaat ervan uit dat de storingstermen de logistische verdeling hebben. Hiertoe wordt een hulpvariabele Z gedefinieerd: 4 Zi = 0 – j . Xij j=1 Deze variabele Z moet getransformeerd worden tot een kans die tussen nul en één ligt. Hiervoor wordt de functie F (Z) gebruikt. Voor de ontslagkans P geldt dan: 1 Pi = F(Zi) = ________ –Z 1+e i professie en praktijk GRAFIEK 1 ONTSLAGKANSEN NAAR LEEFTIJD 17,5 % Allereerst is een regressiemodel geschat met vier verklarende variabelen, namelijk het geslacht, de leeftijd, de diensttijd en het salaris van de deelnemer. Uit dit regressiemodel blijkt dat mannen lagere ontslagkansen hebben dan vrouwen. Hoe hoger de leeftijd van de deelnemer hoe lager de ontslagkans. Een toename van de diensttijd van een deelnemer resulteert in een lagere ontslagkans. De variabele salaris heeft een kleine tot geen invloed op de ontslagkansen. 15,0 % 12,5 % 10,0 % 7,5 % 5,0 % LEEFTIJD VERSUS DIENSTTIJD Ter vergelijking met veel huidige ontslagkanstabellen is een model geschat met alleen de leeftijd van de deelnemer als verklarende variabele. De ontslagkansen die uit dat model volgen blijken vrij hoog te zijn in vergelijking met gebruikelijke ontslagkanstabellen. Dit wordt mede veroorzaakt door de economisch minder welvarende onderzoeksjaren 2001, 2002 en 2003. Tevens resulteren ontslagkansen groter dan nul voor leeftijden boven de zestig. Doorgaans worden deze ontslagkansen gelijk aan nul verondersteld. Deze kansen groter dan nul worden veroorzaakt door het gebruik van de regressievergelijking en de dikke staarten van de logistische verdeling. 2,5 % 0,0 % 25 30 35 40 45 50 55 60 65 > leeftijd GRAFIEK 2 ONTSLAGKANSEN NAAR DIENSTTIJD 15,0 % 12,5 % 10,0 % 7,5 % 5,0 % 2,5 % 0,0 % 0 > diensttijd 5 10 15 20 25 30 35 40 De variabele diensttijd blijkt voor alle drie de onderzoeksjaren de enige goede significante verklarende variabele voor de ontslagkans te zijn. De verklarende kracht van een model met alleen de variabele diensttijd als verklarende variabele is nagenoeg gelijk aan de verklarende kracht van een model inclusief alle vier de variabelen. Wanneer een model wordt geschat met alleen de variabele leeftijd neemt de verklarende kracht van het model echter met ongeveer 40% af. Naar aanleiding van de gebruikte dataset en de modellering volgens het Logit-model kan geconcludeerd worden dat ontslagkanstabellen beter gebaseerd kunnen worden op de diensttijd van de deelnemer. Het verloop van de ontslagkanstabel op basis van diensttijd is vergelijkbaar met het verloop van de ontslagkanstabel op basis van leeftijd. Voor jonge deelnemers met een lange diensttijd bij de huidige werkgever DE ACTUARIS SEPTEMBER 2004 23 professie en praktijk of oude deelnemers met een korte diensttijd bij de huidige werkgever verschillen de ontslagkansen uit beide tabellen echter sterk. Een voorbeelddeelnemer van vijfendertig jaar met een diensttijd van tien jaar bij de huidige werkgever zou op basis van zijn leeftijd een relatief hoge ontslagkans van 7,5% hebben. Op basis van zijn diensttijd van tien jaar resulteert echter een lagere ontslagkans van 5%. Voor het bepalen van de DBO van een volledig ondernemingspensioenfonds moeten ook premievrije en gepensioneerde deelnemers worden betrokken in de berekeningen. Ontslagkansen worden niet toegepast op deze overige deelnemers. Wanneer dus wordt gekeken naar de invloed van veranderingen in ontslagkansen op de DBO voor een volledig pensioenfonds, zal het effect kleiner zijn. D E E C O N O M I S C H E S I T U AT I E Bij de berekeningen van de Defined Benefit Obligation volgens de Projected Unit Credit Methode wordt echter geen rekening gehouden met het toetreden van nieuwe deelnemers. Indien nieuwe toetredingen wel worden meegenomen in de berekeningen voor de pensioenverplichtingen, zoals bijvoorbeeld bij een ALM-studie, zullen de effecten van verhogingen in de ontslagkansen groter zijn. Dit onderzoek naar de modellering van ontslagkansen is gebaseerd op een economisch minder welvarende periode. De gebruikte onderzoeksjaren waren namelijk 2001, 2002 en 2003. Er is dus gebruik gemaakt van een beperkte periode met specifieke economische omstandigheden die mogelijk van invloed zijn geweest op de hoogte van de ontslagkansen. Een andere onderzoeksperiode zou andere ontslagkansen op kunnen leveren. Het is echter niet gewenst dat ontslagkansen worden aangepast aan de huidige economische situatie. De ontslagkanstabel zal dan gaan schommelen met de cyclus van de economie. Omdat ontslagkansen worden toegepast op lange termijnen moeten deze enigszins stabiel zijn. Ontslagkansen zouden dus moeten worden geschat met behulp van gegevens van een langere periode om zo voldoende van de economische omstandigheden te abstraheren. DE INVLOED OP DE DBO Wat is het effect van de onderzoeksuitkomsten op de DBO van de onderneming? Voor één actieve deelnemer kan de impact van een verandering in de ontslagkansen erg groot zijn. Het gebruik van de ontslagkanstabel op basis van diensttijd in plaats van de ontslagkanstabel op basis van leeftijd zorgt voor eerder genoemde voorbeelddeelnemer voor een toename van de DBO met ongeveer 10%. De invloed van veranderingen in ontslagkansen op de totale DBO voor de actieve deelnemers van een ondernemingspensioenfonds is niet zo groot. Gebruik maken van een bijvoorbeeld driemaal zo hoge ontslagkanstabel zorgt voor een afname van de DBO voor actieve deelnemers tussen de 1% en 5%. Het gebruik van de ontslagkanstabel op basis van diensttijd in plaats van die op basis van leeftijd resulteert slechts in een toename van de DBO van actieve deelnemers tussen de 0% en 1%. 24 DE ACTUARIS SEPTEMBER 2004 Goed modelleren van ontslagkansen levert in veel gevallen maar weinig op. Toch moeten ontslagkanstabellen op realistische wijze worden vastgesteld. Dit wordt doorgaans niet gedaan. Op basis van dit onderzoek is geconcludeerd dat de diensttijd van de deelnemer een betere schatter is voor ontslagkansen dan de leeftijd. In de praktijk zal het hanteren van een ontslagkanstabel op basis van diensttijd niet altijd makkelijk zijn. Bij middelloonregelingen bijvoorbeeld, is de diensttijd van de deelnemers niet altijd bekend.