Katharina Kunter, 500 jaar Protestantisme. De geschiedenis van de Reformatie, Kampen: Kok, 2016, 240 pp., €35,00. Dit uit het Duits vertaalde werk biedt een prachtig overzicht over de geschiedenis van de Reformatie en is daarom een aanrader voor ieder die zich rond het herdenkingsjaar 2017 wil oriënteren op de ontwikkelingen voor, tijdens en na de protestantse Reformatie. Het boek is toegankelijk geschreven, verlucht met vele verhelderende landkaarten, historische afbeeldingen en hedendaagse foto’s, en al met al aantrekkelijk vormgegeven. In zes hoofdstukken wordt de geschiedenis van het protestantisme, niet alleen in Europa maar ook daarbuiten, in al haar veelzijdigheid – kerkelijk, politiek, theologisch, maatschappelijk – en verscheidenheid getekend. Het eerste hoofdstuk bespreekt de wortels van de Reformatie in het laat-middeleeuwse christendom. Het tweede gaat in op de Duitse Reformatie met uiteraard veel aandacht voor Maarten Luther. Daarna volgt een hoofdstuk over de ontwikkelingen in Zwitserland (Zwingli, Calvijn), Scandinavië, Nederland, Frankrijk, Oost- en Midden-Europa, Engeland en Schotland, maar ook over de reactie op de Reformatie in Italië en Spanje. Het derde hoofdstuk bespreekt de periode van de zogeheten confessionalisering: de fase in de zeventiende en achttiende eeuw waarin de verschillende protestantse stromingen steeds meer een eigen gezicht kregen doordat ze zich behalve van Rome ook steeds nadrukkelijker van elkaar afbakenden. Ook het Puritanisme en de Opwekkingsbeweging in de oude en nieuwe wereld krijgen in dit verband aandacht. Hoofdstuk 4 is gewijd aan de zogeheten ‘lange’ negentiende eeuw (de periode tussen de Franse Revolutie van 1789 en het begin van de Eerste Wereldoorlog in 1914), waarin op tal van fronten de modernisering toesloeg. In Frankrijk betekende dat overigens winst voor het Protestantisme, omdat daar de eeuwenlange achterstelling ervan eindelijk opgeheven werd. Geleidelijk aan begint overal de scheiding van kerk en staat vorm te krijgen; maar de 19e eeuw is ook de periode waarin de protestantse zending vleugels krijgt. Het zesde hoofdstuk bespreekt de twintigste eeuw, met aandacht voor de oecumenische beweging, de opstelling van de kerken ten tijde van de holocaust, de theologische ontwikkelingen in het denken over God, en de wisselende houding van de kerken ten opzichte van de mensenrechten in het Oostblok en Zuid-Afrika. Het hoofdstuk eindigt met de Duitse Wende van 1989 en toespraak waarmee Jacques Delors in 1990 de kerken opriep bij te dragen aan de ‘ziel’ van de Europese Unie. Daarna wordt in een ‘vooruitblik’ de verschuiving van het protestantisme naar het zuidelijk halfrond beschreven. In zo’n vlot geschreven boek boordevol informatie gaat natuurlijk wel eens iets mis – zowel bij de schrijfster als bij de vertaalster. Zo heet een oudste natuurlijk geen arbiter maar een presbyter (p.94), trouwde Jane Grey niet in 1533 (toen was ze nog niet geboren) maar in 1553 (p.91), en doet het wat wonderlijk aan te lezen dat Calvijn al vroeg lid was van een Frans genootschap dat in het geheim ‘calvinistische werken’ las (p.73). Onjuist en clichématig is ook dat Calvijns veelzijdige theologie grotendeels tot diens predestinatieleer teruggebracht wordt (p.60). Verder is het boek bewust vanuit een hedendaags perspectief geschreven, met bijvoorbeeld veel aandacht voor de plaats van vrouwen – waardoor overigens boeiende minder bekende kanten van het protestantisme naar voren komen. De auteur laat niet na te wijzen op hedendaagse toonaangevende vrouwelijke regeringsleiders die uit de protestantse kring afkomstig zijn (Margareth Thatcher, Angela Merkel, Hillary Clinton etc.). De invloed van het protestantisme op de Europese cultuur blijkt al met al nog steeds groot, en je krijgt als lezer dan ook het gevoel dat je je er bepaald niet voor hoeft te schamen protestants te zijn. Meer politiek-maatschappelijke passages worden intussen steeds afgewisseld met aandacht voor kerk en theologie. Tal van afzonderlijke personen en gebeurtenissen worden daarbij in speciale kadertjes beschreven. Al met al komen de contouren van de wereldwijde beweging die het protestantisme is helder in beeld. Hoewel de huidige kerkverlating in het Westen niet verzwegen wordt, eindigt het boek niet pessimistisch. De tijd van het protestantisme lijkt immers nog niet voorbij. De auteur wijst in dit verband op de groei die het protestantisme wereldwijd doormaakt, op megakerken in de VS en ook op emerging churches in West-Europa. Wat meer treurnis over de enorme versplintering van het protestantisme en zijn vele repeterende breuken had wat mij betreft niet misstaan. Maar als historica onthoudt Kunter zich zoveel mogelijk van oordelen. Haar boek sluit af met een informatieve ‘tijdlijn’ en lijstjes met recente literatuur voor wie over het een of ander meer wil weten. Jammer is dat een naamregister ontbreekt. G. van den Brink