Onderzoeken Voordat behandeling van een kwaadaardige ziekte van het hoofd-halsgebied kan beginnen is meestal een groot aantal onderzoeken noodzakelijk. Hieronder worden de meest voorkomende onderzoeken besproken. Achtereenvolgens komen aan bod: Klinisch onderzoek Biopsie CT-scan MRI Echografie Punctie van een halsklier Onderzoeken voor de narcose Onderzoek in narcose (kijkoperatie) Klinisch onderzoek De specialist zal om te beginnen een gericht onderzoek doen van het gehele gebied van mond, keel, neus en oren. Hij zal ook voelen of er sprake is van verdikkingen in de hals, die een aanwijzing kunnen zijn voor eventuele uitzaaiingen in de lymfeklieren. Tumoren op de lip en vóór in de mondholte kan de specialist vaak zonder hulpmiddelen direct bekijken en vaak ook bevoelen. Voor bestudering van een tumor die zich dieper in de mond of keelholte bevindt, zal de specialist een spiegel gebruiken. Deze is vergelijkbaar met een tandartsspiegeltje met een lang handvat. Een ander hulpmiddel om de keelholte en het strottenhoofd goed te bekijken is een flexibel slangetje, een zogeheten fiberscoop. Dit slangetje heeft twee kanalen: een kanaal voor het licht en een kanaal om door te kijken. De arts brengt de fiberscoop meestal via de neus in de keelholte. De patiënt krijgt soms een plaatselijke verdoving. Biopsie Om met zekerheid te kunnen vaststellen of een tumor goed- of kwaadaardig is, zal de specialist een stukje van de tumor nader willen laten onderzoeken in het laboratorium. Met een tangetje wordt een stukje van het weefsel dat er afwijkend uitziet, weggenomen. Dit noemt men een biopsie. Soms doet de arts de biopsie onder plaatselijke verdoving, met behulp van een spray of injectie. Een andere specialist, de patholoog, beoordeelt het stukje weggenomen weefsel onder de microscoop. Hij kan vaststellen of het weefsel tumorcellen bevat. CT-scan Een computer-tomograaf is een apparaat waarmee men millimeter voor millimeter zeer gedetailleerde foto's kan maken. Hierbij wordt gelijktijdig gebruikgemaakt van röntgenstraling en een computer. Het apparaat heeft een opening waar de patiënt, liggend op een beweegbare tafel, doorheen wordt geschoven. Terwijl de tafel telkens een stukje doorschuift, maakt men een serie foto's. In de meeste gevallen krijgt de patiënt contrastvloeistof toegediend. Op CT-scans die met contrast zijn gemaakt zijn bloedvaten en tumoren beter te onderscheiden van de andere weefsels. Het CT-onderzoek Zwangerschap Bij onderzoeken van de buik is het in verband met de stralenbelasting belangrijk te weten of een patiënt in verwachting is. Neem zonodig contact op met de behandelend arts. Voorbereiding Voor dit onderzoek moet een patiënt beperkt nuchter zijn: de patiënt mag tevoren gedurende 2 uur niet eten en drinken. Bij een CT-onderzoek mogen op het betreffende lichaamsdeel geen metalen voorwerpen zitten. Het kan dus zijn dat de patiënt sieraden moet afdoen, of kledingstukken met metalen onderdelen (ritsen, haakjes, knopen) moet uittrekken. Het onderzoek Tijdens een CT-onderzoek worden zowel röntgenstralen als een computer gebruikt. Tijdens het maken van de foto's ligt de patiënt op een onderzoektafel die in een "ring" van 70 cm hoog en 50 cm diep wordt geschoven. Als het nodig is voor het onderzoek houdt de radiodiagnostisch laborant contact via een microfoon. De patiënt kan ook met de laborant praten. Bij enkele onderzoeken wordt contrastvloeistof gebruikt. Dit is nodig om de betreffende organen zichtbaar te maken. Er wordt een infuus in de arm aangelegd. Dit is niet pijnlijker dan een bloedprik. Van de contrastvloeistof merkt de patiënt weinig, sommige mensen krijgen het een beetje warm. Dit trekt snel weer weg. Tijdens het inlopen van de contrastvloeistof wordt een serie foto's gemaakt. Op de röntgenafdeling wordt gebruikt gemaakt van de "modernste" jodiumhoudende röntgencontrastvloeistoffen (kopie bijsluiter te verkrijgen bij de röntgenadministratie). Bij het inspuiten van de röntgencontrastvloeistof kan de patiënt een warmtesensatie door het hele lichaam voelen, een droge mond krijgen en/of het gevoel krijgen te plassen. Dit zijn normale bijverschijnselen waarover de patiënt zich niet ongerust hoeft te maken en die meestal weer snel over gaan. Toch is er een klein risico op het optreden van een allergische reactie. Als de patiënt weet dat hij overgevoelig is voor jodiumhoudende röntgencontrastvloeistof is het belangrijk dit ruim van tevoren aan de arts door te geven, zodat er maatregelen kunnen worden genomen. Een eventueel optredende reactie kan zich uiten in jeuk, rode vlekjes op de huid of niezen. Zeer zelden treedt er een ernstigere reactie op met zwelling van de slijmvliezen, benauwdheid en/of bloeddrukdaling. Deze verschijnselen kunnen goed worden bestreden door snelle toediening van medicijnen. CT-scan van strottenhoofd/hals De patiënt ligt met hoofd en hals in de ring. Adem rustig door, maar tijdens de opnamen mag beslist niet worden geslikt! De foto's worden in rugligging gemaakt; er wordt contrastvloeistof gebruikt. Het gehele onderzoek duurt 5 minuten. MRI MRI staat voor Magnetic Resonance Imaging en is een methode om beelden te maken van het menselijk lichaam. Bij deze onderzoekstechniek maakt men gebruik van magneetvelden en radiogolven (geen röntgenstraling). Met behulp van de radiogolven en het magneetveld worden bepaalde signalen opgewekt in het lichaam. Een antenne ontvangt deze signalen en een computer vertaalt het in een beeld (zie afbeelding hiernaast). De arts kan op deze manier als het ware een 'dwarsdoorsnede' van het lichaam maken. Op een computerscherm zijn dan op de plaats van de 'doorsnede' alle inwendige weefsels te zien. De arts kan kiezen voor een CT-scan of een MRI, al naar gelang de plaats van de tumor en het doel van het onderzoek. Met behulp van de gemaakte foto's krijgen de artsen een goed overzicht van de plaats waar de tumor zich bevindt en van aangrenzende weefsels. Ook kan dit onderzoek worden gebruikt om te weten te komen of in lymfeklieren van de hals uitzaaiingen voorkomen. Zwangerschap Hoewel er geen schadelijke effecten van M.R.I. bekend zijn, doen wij het onderzoek liever niet bij zwangere patiënten. Neem zonodig contact op met de behandelend arts. Voorbereiding Het is over het algemeen niet nodig om nuchter te zijn of speciale voorbereidingen te treffen. Wel is het belangrijk dat alle metalen of magnetische voorwerpen buiten de onderzoekkamer blijven. Dit zijn voorwerpen als munten, haarspelden, sleutels, creditcards, kunstgebit en gebitsplaatjes. Deze kan de patiënt in de af te sluiten kleedruimte achterlaten. Ook in mascara kunnen metaaldeeltjes voorkomen. Wij vragen de patiënt dus geen mascara op te doen. Let op: Patiënten met een pacemaker kunnen niet onderzocht worden met de M.R.I. De pacemaker kan door het magneetveld ontregeld raken. Ook dragers van sommige metalen protheses, geïmplanteerde apparaten, vaatclips en dergelijke kunnen niet allemaal met M.R.I. onderzocht worden. Metaalbewerkers en lassers hebben soms kleine metaalsplinters in het oog. Deze splinters kunnen het oog beschadigen wanneer ze in het magneetveld bewegen. We maken eerst een röntgenfoto om dit uit te sluiten. Wanneer de patiënt metaalbewerker of lasser is, verwachten wij hem een half uur eerder, zodat in die tijd de röntgenfoto kan worden gemaakt. Het onderzoek Tijdens het onderzoek ligt de patiënt op een tafel. Een laborant(e) schuift deze tafel in het MRI-apparaat. Vervolgens worden de opnamen gemaakt. De patiënt hoort dan in het apparaat een kloppend geluid. Omdat dit onaangenaam kan zijn, krijgt de patiënt oordopjes om het geluid te beperken. Gedurende het onderzoek ligt de patiënt alleen. Het is eventueel mogelijk een begeleider mee te nemen in de onderzoekskamer. Het is belangrijk dat de patiënt zo rustig mogelijk blijft liggen. Tijdens het onderzoek kan via een in het apparaat ingebouwde microfoon worden gesproken met de laboranten. Alleen tijdens het maken van de opnamen staat de microfoon uit. Dit duurt ongeveer 10 minuten. De laboranten zien de patiënt de hele tijd op een monitor. Wanneer het nodig is kan de patiënt hen een teken geven. Indien de patiënt dat wil, kan hij naar de radio, een cassettebandje of een CD luisteren. De patiënt kan ook zijn eigen muziek meenemen. Contrastvloeistof Bij enkele onderzoeken wordt contrastvloeistof gebruikt. Dit is nodig om de betreffende organen zichtbaar te maken. Er wordt een infuus in de arm aangelegd. Dit is niet pijnlijker dan een bloedprik. Van de contrastvloeistof merkt de patiënt weinig, sommige mensen krijgen het en beetje warm. Dit trekt snel weer weg. Tijdens het inlopen van de contrastvloeistof wordt een serie foto's gemaakt. Op de röntgenafdeling wordt gebruikt gemaakt van de "modernste" jodiumhoudende röntgencontrastvloeistoffen (kopie bijsluiter te verkrijgen bij de röntgenadministratie). Bij het inspuiten van de röntgencontrastvloeistof kan de patiënt een warmtesensatie door het hele lichaam voelen, een droge mond krijgen en/of het gevoel krijgen te moeten plassen. Dit zijn normale bijverschijnselen die meestal weer snel over gaan. Toch is er een klein risico op het optreden van een allergische reactie. Als de patiënt weet dat hij overgevoelig is voor jodiumhoudende röntgencontrastvloeistof is het belangrijk dit ruim van tevoren aan de arts door te geven, zodat er maatregelen kunnen worden genomen. Een eventueel optredende reactie kan zich uiten in jeuk, rode vlekjes op de huid of niezen. Zeer zelden treedt er een ernstigere reactie op met zwelling van de slijmvliezen, benauwdheid en/of bloeddrukdaling. Deze verschijnselen kunnen goed worden bestreden door snelle toediening van medicijnen. Het gehele onderzoek duurt een half uur tot een uur. De uitslag De radioloog kan meestal niet meteen de uitslag aan de patiënt meedelen. De foto's worden namelijk later bestudeerd en met eventuele vorige onderzoeken vergeleken. Hierna maakt de radioloog een verslag voor de behandelend arts. Deze zal met de patiënt de uitslag bespreken. Meestal is de uitslag beschikbaar na ongeveer twee weken. Echografie Echografie is een onderzoek waarbij met behulp van (ultra-)geluidsgolven foto's kunnen worden gemaakt. De weerkaatsing (echo) van deze geluidsgolven is zichtbaar op een beeldscherm. Met dit onderzoek kan men onder meer eventuele uitzaaiingen in de hals opsporen. Tijdens het onderzoek ligt de patiënt op een onderzoeksbank. Op de huid wordt een gelei aangebracht. Vervolgens beweegt de arts een apparaat, vergelijkbaar met een microfoon, over de hals en kijkt op een beeldscherm. Ondertussen worden foto's gemaakt van de beelden. Het onderzoek duurt ongeveer 15 minuten. Als er voor uitzaaiingen verdachte lymfeklieren worden gezien, verricht de arts tijdens de echografie ook een punctie. Bij een punctie wordt met een naald vocht of weefsel opgezogen. Met behulp van echografie kan de juiste plaats voor de punctie worden bepaald. Punctie van een halsklier Soms heeft een patiënt naast klachten van een tumor in de mond of keelholte ook opgezette lymfeklieren in de hals. De opgezette klieren kunnen verband houden met de aanwezigheid van de tumor, maar kunnen ook het gevolg zijn van een 'gewone' ontsteking in de keel. Om meer duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van de zwelling zal de KNO-arts adviseren een punctie van de betreffende lymfeklier(en) te laten doen. Bij een punctie brengt de radioloog een beetje steriele gel aan op de huid. Met behulp van het echoapparaat zoekt de radioloog de juiste plaats en prikt met een dunne naald. Dit is niet pijnlijker dan een bloedprik in de arm. Op het beeldscherm is te zien of het naaldje goed zit. De radioloog zuigt vervolgens een beetje vocht of weefsel op. Dit gaat voor onderzoek naar een laboratorium. Daar beoordeelt de patholoog de opgezogen cellen onder de microscoop. Onderzoeken voor de narcose Wanneer de behandeling uit een operatie zal bestaan, onderzoekt men het bloed, de longen en het hart. Van de longen worden röntgenfoto's gemaakt. Daarmee kunnen tevens eventuele uitzaaiingen in de longen worden opgespoord. Bij patiënten die een longaandoening hebben (gehad) of van wie de arts vermoedt dat sprake is van een longaandoening, wordt een longfunctieonderzoek verricht. De patiënt ademt in en uit in een soort blaasbalg. Op die manier gaat men na hoeveel lucht door de longen wordt in- en uitgeademd. Ook wordt bekeken in welke mate de longen in staat zijn zuurstof uit de ingeademde lucht op te nemen. Tevens stelt men vast in welke mate de longen koolzuurgas aan de uitgeademde lucht afstaan. Het doel van dit onderzoek is om te beoordelen of de longen in een zodanige conditie zijn dat een operatie mogelijk is. De conditie van het hart onderzoekt men met behulp van een hartfilmpje, het ECG (elektro-cardiogram). Voor het bloedonderzoek wordt bij de patiënt wat bloed afgenomen. Daarmee voert men verschillende testen uit. Die zijn nodig om te bepalen hoe het is gesteld met de werking en conditie van de lever, nieren en andere organen. Onderzoek in narcose (kijkoperatie) De meeste patiënten worden kort in het ziekenhuis opgenomen om een onderzoek in narcose te ondergaan. Dit onderzoek is nodig om de tumor en het omliggende weefsel nog zorgvuldiger te kunnen inspecteren. De arts vergelijkt de bevindingen van de CTscan en MRI met de werkelijke situatie. Zonder narcose zou dit onderzoek niet mogelijk of te pijnlijk zijn. De arts gebruikt een kijkapparaat (scoop) om de mond, keelholte, het strottenhoofd, de luchtpijp en slokdarm te bekijken (panendoscopie). Vaak worden stukjes weefsel weggenomen, die de patholoog in het laboratorium onder de microscoop beoordeelt op eventueel aanwezige kankercellen. terug