DERMATOLOGIE H1: Onderzoek vd huid 1.Algemene principes Warm lokaal Goede belichting Gebruik vergrootglas Inspecteer het volledige huidoppervlak, haren, nagels, mucosa Palpeer de huid om textuur na te gaan Observeer o Distributie o Morfologie vd individuele letsels o configuratie anamnese: o voor o tijdens o na het onderzoek technische hulpmiddelen en onderzoeken 2.Specifieke termen voor het beschrijven van de huidafwijkingen 2.A.Efflorescenties 2.A.1.Primaire efflorescenties 1) niet boven huidniveau verheven macula (vlek) - niet verheven - niet geïnfiltreerd - gelokaliseerde verandering in kleur of textuur vd huid vb: gehyperpigmenteerde maculae gedepigmenteerde maculae erythemateuze macula (fixed drug eruption) 2) boven huidniveau verheven a)compacte bouw 1.papel - circumscripte verhevenheid - kleiner dan 0,5cm (papel) - een papel geneest zonder verlittekening - ontstaan: celvermeerdering in derm/epidemp vb: xanthomen mollusca contagiosa verruca vulgaris lichen planus: afgeplatte papel 2.nodulus (knobbel) = verhevenheid (>0,5cm) oppervlakkig, of diep in de huid gelegen, eventueel reikend tot in de subcutis Vb: basocellualir epithelioom erythema nodosum 3.plaque = vlak verheven haard Vb : psoriasis - ovale en ronde plaques die samensmelten (conflueren) - dieprode kleur plus zilverwite schilfering - zeer scherp begrensd tov omringende huid 4. kwaddel - vluchtige verhevenheid vd huid - berust op dermaal oedeem te wijten aan toegenomen doorlaatbaarheid vd dermale vaten - prototype: urticaria b) niet compacte bouw (holten) 1.vesikel (blaasje) - verhevenheid vd huid, gevuld met helder vocht - vesikel: <0,5cm vb: herpes simplex vesicels dermatitis herpetiformis 2.bulla (blaar) - verhevenheid vd huid, gevuld met helder vocht - bulla: >0,5cm vb: bulleus pemphigoid o strak gespannen subepidermale blaren o teken van Nikolsky negatief fragiele intra-epidermale blaren o teken van Nikolsky positief 3.pustula (pustel) - kleine holte gevuld met seropurulent materiaal - kan wijzen op infectie (vb folliculitis) kan ook steriel zijn (vb psoriasis pustulosa) vb: folliculitis acne vulgaris psoriasis pustulosa 2.A.2.Secundaire efflorescenties Ontstaan door verdere evolutie vd primaire efflorescenties - reactie van patiënt/huid op primaire lesie - restletsels - resultaat na behandeling 1.Krabeffecten/excoriaties - lokale verdwijning vd epidermiscellen, veroorzaakt door het krabben (bij sterk jeukende aandoeningen, vb Atopisch eczeem) - geneest afhankelijk vd diepte al dan niet memt littekenvorming 2.Squamae (schilfers) = ophoping vd hoornlaag ovv fragmenten die gemakkelijk loskomen en afpellen pityriasiforme schilfering = fijne schilfering Vb: tinea pedis, interdigitaal type psoriasiforme schilfering = grove schilfering Vb: psoriasis capitis lamellaire schilfering = in grote vellen loskomend 3.Korst (crusta) = opgedroogd wondvocht, serum/bloed/pus 4.Erosie, ulceratie erosie = lokale verdwijning vd oppervlakkige laag vd epidermis Vb: pemphigus vulgaris Acuut eczeem ulcus - defect van epidermis en dermis - vaak vertraagde genezing - bij genezing treedt littekenvorming op vb: veneus ulcus 5.Fissuur/rhagade = verbreking vd continuïteit vh epiderm, waarbij kloofvorming soms tot in het derm doorloopt Vb: thv de mondhoeken: perleche/angulaire stomatitis: chronische ontsteking vd mondhoek 6.Litteken - treedt op bij genezing van defect reikend tot in het derm - afwisselend patroon van rete ridges en dermale papillen (dus huidlijnen) verdwijnt op die plaats - kan atrofisch zijn: vb ‘spotted leg’ syndroom bij DM of hypertrofisch: vb keloiden na brandwonden 7.Atrofie - verdunning vd huid door versmalling v epiderm en/of derm - afwisselend patroon van rete lijsten en dermale papillen (dus ook huidlijnen) verdwijnt vb: atrofie blanche atrofisch litteken 8.sclerose = verharding vd huid 9.Hypertrofie of pachydermie pachydermie verdikking vd huid in chronisch lipoedeem (Turkse pofbroek) verdikking vd huid in chronisch lymfoedeem 9.Dyschromie = verandering van kleur (vooral hyperpigmentatie) Vb: postinflammatoir = na doorgemaakt eczeem op minocycline o blauw-grijze verkleuring vd huid o complexvorming tss minocycline en ijzer lentigines solare 10.Lichenificatie - chronische verdikking vd huid, welke gepaard gaat met vergroving vd huidlijnen - ontstaat bij chronisch wrijven en krabben - APO: verdikking epiderm met verlenging vd rete ridges 2.B.Distributie en lokalisatie (predilectieplaatsen) 2.B.1.Verspreiding: distributie Solitair Gegroepeerd Discreet gedissemineerd Diffuus gedissemineerd Generaliseerd Erythrodermie 2.B.2.Anatomisce localisaties, predilectieplaatsen zijn belangrijk voor de diagnose 1)face 1. acne 2. rosacea 3. impetigo 4. seborrhoeic dermatitis 5. contact dermatitis 6. lupus erythematosus 7. naevus 8. actinic keratosis 9. seborrhoeic wart 10. viral wart 11. keratoacanthoma 12. basal cell carcinoma 2)scalp 1. psoriasis 2. seborrhoeic dermatitis 3. tinea capitis 4. naevus 5. epidermal cyst 3)axilla 1. hidradenitis suppurativa 2. erythasma 3. tinea corporis 4. seborrhoeic dermatitis 5. skin tag 4)trunk 1. acne 2. psoriasis 3. pityriasis rosea 4. tinea versicolor 5. drug eruption 6. naevus 7. seborrhoeic wart 8. skin tag 9. keloid 10. neurofibroma 5)hands 1. contact dermatitis 2. atopic eczema 3. psoriasis 4. scabies 5. viral wart 6. actinic keratosis 7. keratoacanthoma 6)groin (lies) 1. tinea crusis 2. psoriasis 3. hidradenitis suppurativa 4. seborrhoeic dermatitis 5. skin tag 6. seborrhoeic wart 7)genitalia 1. herpes simplex 2. scabies 3. psoriasis 4. syphilis (chancre) 5. viral wart 6. molluscum contagiosum 8)limbs 1. atopic exczema 2. psoriasis 3. erythema multiforme 4. lichen planus 5. naevus 6. dermatifibroma 7. seborrhoeic wart 9)feet 1. 2. 3. 4. 5. 6. tinea pedis contact dermatitis psoriasis viral wart corn naevus 2.C.Afmeting, vorm en configuratie 2.C.1.Afmeting Men kan een oppervlakte meten of vergelijken met bekende grootte - 1euro - Erwtgroot - Boongroot - Linzengroot (miliair) - … 2.C.2.Rangschikking en vorm - Rond - Ovaal - Ringvormig/annulair - Polycyclisch/circinair - Lineair - Dendritisch - Serpigineus - Cocarde iris/herpes iris - Concentrisch - (herpetiform) gegroepeerd - corymbiform 2.C.3.Configuratie nummulair eczeem ronde tot ovale eczeemplaques nummulus = klein muntstukje erythema annulare centrifugum ringvormig geconfigureerde of annulaire letsels verrucae planae/platte wratjes lineair gerangschikt door inoculatie in gekwetse huid (krabletsel) herpes simplex herpetiform gegroepeede vesikels 3.Huid: technische hulpmiddelen en onderzoeken vergrootglas, draagglas voor diascopie fototoestel meetlat/-lint, cm-schaal wood lamp cultuur: o bacteriën o gisten o schimmels o virussen microspopisch onderzoek fragmenten huid, haren, nagels biopt en anatomopathologisch onderzoek H2: Goedaardig pigmentletsels en maligne melanoom 1.Goedaardige pigmentletsels 1.A.lentigo simplex = melanocytaire proliferatie egaal gepigmenteerd en scherp begrensd kleiner dan 6mm zowel op huid als mucosa 1.B.melanocytaire naevi = proliferatie van naevuscellen (veranderde melanocyten) 1.B.0.Indeling congenitale melanocytaire naevi verworven melanocytaire naevi o banale naevi junctionele naevus samengestelde naevus intradermale naevus naevus van spitz blauwe naevus dysplastische naevus halo naevus 1.B.1.congenitale melanocytaire naevi aanwezig bij de geboorte, of kort na de geboorte Symmetrisch Soms zeer ruw, verruceus oppervlak Klein < 1,5cm Middelgroot 1,5 – 20cm Groot >20cm Reuzecongenitale naevi “bathing trunk congenital naevus” Risico tot ontwikkeling van maligne melanoom is significant verhoogd 1.B.2.verworven melanocytaire naevi banale naevi Evolutie van banale verworven naevi niet bij de geboorte aanwezig verschijnen vanaf het 1e levensjaar aantal (10 tot 50) neemt toe tot +/- 40j individuele evolutie (doch niet obligaat): o junctionele naevus o compound naevus o dermale naevus verdwijnen vanaf 40à50j na 80j geen melanocutaire naevi meer aanwezig junctionele naevus egaal bruin gepigmenteerd huidlijnen lopen door glad oppervlak meestal vlak en kleiner dan 6mm proliferatie naevuscellen: in het derm en thv de dermo-epidermale junctie samengestelde naevus verheven gepigmenteerd letsel met papillomateus oppervlak proliferatie naevuscellen: in het derm en thv de derma-epidermale junctie dermale naevus papillomateuze tumor: lichtbruin tot huidskleurig clusters naevuscellen diep in het derm naevuscellen krijgen een meer spoelvormige configuratie intradermale naevus naevus van spitz meestal verworven vast aanvoelende, erythemateuze tot lichtbruine nodus vooral voorkomend in het gelaat bij kinderen gepigmenteerde variant: naevus van Reed blauwe naevus meestal licht verheven pigment letsel met typische grijsblauwe kleur meestal solitair verschillende jaren onveranderd aanwezig dysplastische naevus = klinisch atypische naevus >6mm Onregelmatige boord Asymmetrische vorm Niet-egale bruine pigmentatie halo naevus omgeven door halo van depigmentatie APO: o Naevuscellen omgeven door inflammatoir infiltraat o Thv halo zijn naevuscellen en melanocyten afwezig Verschillende evolutiestadia 2.Maligne melanoom 2.A.Inleiding 2.A.1.Epidemiologie incidentie neemt toe sinds midden jaren 1960 met 3-8% per jaar “overall mortality” neemt ook toe Individuele overleving is verbeterd, vooral te wijten aan vroegere diagnose Incidentie in UK: 10/100 000 /jaar Binnen de blanke bevolking neemt de incidentie toe naarmate men dichter bij de evenaar woont Geografische variabiliteit o Europa 5-10 o Afrika 0,1 o Z-Afrika 25 o Australië 50 o N Amerika 10 o Midden Amerika 25/100 000/j 2.A.2.Klinische risicofactoren sterk verhoogd risico a. positieve familiale voorgeschiedenis: melanoom in 3 of meer 1e graads familieleden (al dan niet in combinatie met atypisch naevus fenotype) matig verhoogd risico a. atypisch naevus fenotype met negatieve familiale voorgeschiedenis b. persoonlijke voorgeschiedenis van maligne melanoom zwak verhoogd risico a. laag fototype (fototype1) b. immuunsuppressie i. transplant patiënt ii. AIDS c. Voorgeschiedenus van zonverbranding Atypisch naevus fenotype “dysplastische naevussyndroom” Zeer talrijke naevi (>100) (onderling variërend in afmeting en pigmentatie) Dysplastische naevi/klinisch atypische naevi Naevi op dubbelbedekte lichaamsdelen (vb gluteusstreek) en scalp 2.B.Klinische presentatie - superficieel spreidend maligne melanoom - lentigo maligne melanoom - acraal lentigineus maligne melanoom - nodulair maligne melanoom = 4 belangrijkste klinisch pathologische varianten 2.B.1.superficieel spreidend maligne melanoom frequentste subtype bij blanken vooral in LT groep: 20-60j vaak op onderbenen (bij vrouwen) romp (bij mannen) variabele pigmentatie onregelmatige boord >6mm maculair/variabele pigmentatie 2.B.2.lentigo maligne melanoom (LMM) ontwikkelt uit een lentig maligna (in situ maligne melanoom) zonbeschadigde huid van oudere personen voorkeurslokalisatie: gelaat - grillig begrensde macula met variabele pigmentatie LM met centraal ontwikkeling van invasieve component 2.B.3.acraal lentigineus maligne melanoom 10% van alle maligne melanomen in UK (doch frequentste type bij aziatische en zwarte ras) Maligne melanoom vd handpalmen, voetzolen nagelbed, mucosa en paramucosa D/: meestal (te) laat/slechte prognose - subunguaal maligne melanoom o positief teken van Hutchinson: doorlopen van pigment in de periunguale huid maligne melanoom van handpalmen, voetzolen, nagelbed melanonychie (zwarte-nagel) dD: - naevus - subunguaal maligne melanoom o teken van Hutchinson o loskomen en destructie nagelplaat 2.B.4.nodulair maligne melanoom mannelijk overwicht vooral op romp klinische presentatie: a. snel groeiende (ulcerende) bruin-zwart gepigmenteerde nodule (zelden amelanotisch DD pyogeen granuloom) slechte prognose ook in mond amelanotisch maligne melanoom KO: weinig of geen pigment 2.C.Progressie en prognose 2.C.1.Progressie horizontaal Binnen epiderm vertikaal Invasie naar de diepte toe wordt beoordeeld aan de hand vd Breslow dikte Breslow dikte = afstand in mm vanaf het stratum granulosum tot de diepst gelegen melanoma cel 2.C.2.Prognose Volgens Breslow dikte (belangrijkste factor) - <0,75mm 5jaar overleving - 0,75-1,69mm - 1,7-3,5mm 90-95% 70-90% 40-85% 2.D.Diagnose Bij klinisch vermoeden ve maligne melanoom wordt een excisiebiopsie uitgevoerd met een vrije marge van 2mm De zekerheidsdiagnose ve maligne melanoom kan enkel gesteld worden via histologisch onderzoek. 2.D.1.Klinische diagnose: ABCD regel ABCD Asymmetry Border Color Diameter (Evolution) Asymmetry = 2helften passen niet op elkaar Border = onregelmatige en gekartelde boord Color = pigmentatie is niet uniform; Verschillende tinten bruin, doc hook grijs, blauw, zwart, wit en rood komen tesamen in een letsel voor Diameter = groter dan 6mm (Evolution) ABCD: weerspiegelt eerst radiaire en dan verticale groei Progressie: - eerst horizontaal, binnen het epiderm - nadien verticaal, naar de diepte toe (Breslow dikte) - nodulair mm: onmiddellijk verticaal, ABCD regel is hier NIET van toepassing 2.D.2.Bijkomende klinische en anamnestische kenmerken pijn, jeuk, brandend gevoel onregelmatig oppervlak, schilferend ulceratie, kortvorming of bloeding inflammatoire halo of depigmentatie halo 2.D.3.Differentieel diagnose 1)Goedaardige melanocytaire letsels a) melanocytaire naevus a. symmetrisch b. regelmatige boord c. egale kleur d. <6mm b) blauwe naevus c) lentigo simplex 2)Niet-melanocytaire letsels a)verruca seborrhoica melanoacanthoom a. = zeer donker gepigmenteerde verruca seborrhoica Verruceus oppervlak is typisch voor verruca seborrhoica b)gepigmenteerd basocellulair carcinoom glanzend van aspect doorlopen met teleangiectasieën c)vasculaire letsels: pyogeen granuloom ontstaat op plaatsen van trauma over verloop van enkele dagen tot weken 2.E.Behandeling primaire behandeling is heelkunde: a. Breslow 1mm of <: 1cm excisiemarge b. Breslow >1mm: 2-3cm excisiemarge opvolging voor detectie van recidief: a. lokaal b. lymfatisch i. regionale lymfeklier ii. in transit c. op afstand (via het bloed) 2.F.Preventie/opvoeding vermijdt zonverbrandingen rapporteer elke verandering in een pigmentvlek H3: Chronische wonden veneus ulcus arterieel ulcus diabetisch ulcus andere oorzaken van chronische wonden 1.Veneus ulcus 1.A.Etiopathogenese = Chronische Veneuze Insufficiëntie (CVI) 1.B.Bevorderende factoren 1. stamboom 2. zwangerschap 3. dieet 4. zittend 5. leeftijd 6. obesitas 7. zon 8. rechtstaand 1.C.Kliniek - ulcus - trofische stoornissen - complicaties - pijn 1.C.1.ulcus distale 1/3 vh onderbeen, vooral binnenenkel ondiep, vrij onregelmatig begrensd uitgebreid granulatieweefsel weinig spontane genezingstendend circulaire ulcera varicositeiten - corona phlebectatica - priamire en secundaire varices oedeem - aanvankelijk avondlijk en distaal 1/3 onderbeen - later vroeger in dag en meer uitgebreid 1.C.2.trofische stoornissen stase dermatitis/variceus eczeem i. dD contacteczeem ii. droog erythematosquameus erosief nattend stase purpura (angiodermite purpurique en pigmentée, APP) i. extravasatie erythrocyten ii. hemosidering iii. toename melaninepigmentatie iv. distale 1/3 onderbeen, soms voetrug atrofie blanche i. witte, sclero-atrofische gebieden ii. meestal in gebied van stase purpura (APP) hierin enkele tortueuse gedilateerde vaatjes = ischemische gebieden bij CVI iii. bij ulceratie: pijnlijke, moeilijk te helen ulcera lipodermatosclerose i. fibroserende oedemen ii. recidiverende flebitiden iii. recidiverende lymfangitis iv. sclerotische huidveranderingen v. oedeem boven sclerotisch gebied : ‘champagnefles’ vi. verlaagde weefsel pO2 vii. moeilijk te helen ‘calleuze ulcera’ 1.C.3.complicaties - infecties - contactallergie - calcinosis subcutanea postphlebetica - gewrichtsproblemen (ankylose enkel, knieën, heup) - maligne ontaarding a)infecties kolonisatie met 1 of meerdere kiemen is de regel echte surinfectie geeft symptomen zoals: i. overvloedige vocht- of etterafscheiding ii. omgevende ontstekingsreactie 1. warme, blinkende, rode omgevende huid, pijnlijk iii. eventueel koorts, cellulitis, lymfangitis vb: pseudomonas b)contactallergie komt frequent voor redenen: i. ii. iii. Symptomen: i. ii. iii. iv. Allergenen: i. groot aanbod van allergenen onder occlusie (windels) aanwezigheid van talrijke lymfocyten Aspect eczeem Pijn Vertraging genezing Strooireacties Vehicula 1. wolalcoholen 2. perubalsem ii. Actieve middelen 1. AB 2. antiseptica 3. corticosteroïden 4. ... iii. Emulgatoren iv. Rubbers 1. elastisch materiaal vb:contactallergie op hydrocolloidverband, comfeel c)calcinosis subcutanea postphlebetica zichtbaar op Rx d)gewrichtsproblemen (ankylose enkel, knieën, heup) door fibrose en antalgische houding e)maligne ontaarding (ZZ) 1.C.4.pijn relatief pijnloos pijn vooral bij: i. surinfectie ii. irritatie of contactallergie iii. geulcereerde atrophie blanche iv. verbandwissel vermindert bij hoogstand en/of afkoeling 1.D.Behandeling CVI compressietherapie i. aanmeten van therapeutische kousen ii. compressieverband hoogstand, sport en dieet sclerotherapie en varicectomie wondbehadeling is symptomatisch i. topica ii. dressings 2.Arterieel ulcus 2.A.Etiopathogenese onvoldoende arteriële bloedvoorziening en/of thrombose resulteert in: i. weefselischemie ii. necrose iii. ulceratie oorzaken: i. atherosclerose ii. cholesterol embolen iii. vasospastische aandoeningen iv. trauma v. koude proteïnen vi. hypothermie 2.B.Kliniek - arteriële insufficiëntie - trofische stoornissen - localisatie en aspect - pijn 2.B.1.Arteriële insufficiëntie afwezige of verminderde pulsaties: palpatie i. a dorsalis pedis ii. a tibialis posterior claudicatio koude voeten enkel/arm index (E/A I) 0,9 of meer is normaal <0,8 of >1,3 is abnormaa 2.B.2.Trofische stoornissen droge, dunne, schilferende huid verminderde haargroei, geen haren meer op teenruggen dikke dystrofische nagels, kalknagels bleke huidskleur, met velkkerige erythemateuze of cyanotische gebieden opvallende bleekheid bij het opheffen vh been vertraagde ‘capillary refill time’ (>3-4sec) 2.B.3.Localisatie en aspect thv acra (tenen, voeten, hielen), pretibiaal uitgeponste ulcera, met scherpe randen klein tot zeer groot diept tot op pezen of bot ulcusbodem is atoon, meestal bedekt met gelig of zwart beslag 2.B.4.Pijn pijn is meestal de hoofdklacht ontstaat plots of neemt progressief toe continu of intermittent neemt toe bij: opheffen been afkoeling (koude compressen) bij wandelen (tgv claudicatio) 2.C.Behandeling arteriële insufficiëntie definieëren arteriële letsels doppleronderzoek angiografie herstel vd arteriële circulatie, indien mogelijk angioplastie vasculaire reconstructie compressietherapie gecontraïndiceerd vanaf E/A I </= 0,5 rookstop diabetes uitsluiten en/of optimaliseren pijnbestrijding amputatie tijdig overwegen wondbehandeling is symptomatisch topica dressings 3.Diabetisch ulcus 3.A.Etiopathogenese distale symmetrische neuropathie = verlies beschermende pijnsensatie repetitief trauma voetmisvorming klauwstand hamertenen prominente metatarsaalkoppen perifeer vaatlijden atherosclerose onder de knie micro-angiopathie verstijving vd gewrichten (limited joint mobility) eelt op drukplaatsen (mogelijk fissurisatie vd eelt) Ulceraties op drukplaatsen Drukpunten: - grote teen lat onder - zool: achter tenen midden hiel - boven op PIP Ontstaan ve malum perforans 1. eelt (callus) vorming 2. onderhuidse bloeding/trauma 3. huiddefect 4. diep letsel: infectie, osteomyelitis Monofilament: = test protectieve gevoel 3.B.Kliniek 3.B.1.Lokalisatie en aspect ulcus op drukplaatsen uitgeponste, diepe ondermijnde hyperkeratoische calleuze boord ‘malum perforans” 3.B.2.Trofische veranderingen droge huid “spotted leg syndroom” Diabetische dermopathie Atrofische bruine maculae op de onderbenen Op basis van microangiopathie Atrofie vd mm interossei Hamertenen Hyperkeratose en callusvorming 3.B.3.Pijn meestal afwezig 3.C.Behandeling herstel vd arteriële circulatie, indien mogelijk infectie behandelen strikte controle suikerspiegel rookstop correctie verkeerde druk off-loading verwijdering vd callus en necrotisch weefsel debridement zwarte necrotische korst van diabetisch ulcus www.idf.org SAMENVATTING: veneus, aterieel, diabetisch ulcus veneus Arterieel lokatie Malleolar regions Pressure sites Distal points (toes) morfologie Pigmentation secondary Shiny atrophic skin with to hemosiderin hair loss Lipodermatosclerosis Verder Varicositeiten Weak/absent peripheral Neuropatisch/DM Pressure sites Thick callus Peripheral KOZ Leg/ankle edema +/- stasis dermatitis +/-Lymphedema pulses Prolonged cap refill >3-4s Pallor on leg elevation (45° for 1min) neuropathy with decreased sensation 4.Andere oorzaken van chronische wonden 1. infecties a. diepe mycosen b. TBC c. Syfilis 2. vasculitis 3. maligniteit a. spinocellulair carcinoom i. ongedifferentieerd SCC: slechte P/ b. kaposisarcoom c. maligne melanoom 4. ongekende oorzaak a. pyoderma gangrenosum i. klassieke 1. ulceraties hebben een ondermijnde grijsachtige boord 2. buiten een ondermijnde boord heeft dit PG letsel op de elleboog een purulente basis: pt had onderliggende CD (?) 3. lokalisatie onder de knie b. necrobiosis lipoidica H4: Bacteriële infecties van de huid 1.Inleiding Normale huidflora onschadelijke micro-organismen (gisten, bacteriën en mijten) beschermen tegen invasie door pathogenen door: bacteriële interferentie onschadelijke residente flora treedt in competitie met pathogene micro-organismen voor dezelfde bindingsplaats afsplitsen van vrije vetzuren van lipiden in sebum deze zijn bactericied voor pathogenen bacteriën Wie en waar? 1. aerobic cocci a. S aureus b. S saprophyticus c. S epidermis d. Micrococcus luteus e. M roses f. M vaians i. All body sites, especially intertriginous areas 2. aerobic coryneform a. Corynebacterium minutissimum b. C lipophilicus c. C xerosis d. C jeikeium e. Brevibacterium epidermidis i. Intertriginous areas (vb axillae, groin, toe webs) 3. anaerobic coryneform bacteria a. Propionibacterium acnes b. P granulosum c. P avidum i. Sebaceous glands and follicles 4. gram-negatieve bacteria a. acinobacter spp i. axillae ii. perineum iii. antecubital fossa 5. gist a. Pityrosporum ovale b. P orbiculare c. Malassezia furfur i. Skin rich in sebaceous glands (vb scalp) Residente flora en coagulase-positieve S aureus Menselijke huid heeft een natuurlijke resistentie tegen coagulase pos stafylococcen Perineum 20% Vestibulum nasi 35% Huid: ziekenhuispersoneel diabetici atopische dermatitis hemodialyse patiënten screenen op MRSA Oorzaken bacteriële infecties vd huid - door overgroei van residente flora - door S aureus en/of S pyogenes (pyococcen) - door andere micro-organismen (immuundeficiëntie, huiddefecten) 2.Bacteriële infecties vd huid door overgroei van residente flora erythrasma trichomycosis palmellina pitted keratolysis 2.A.Erythrasma C. Minutissimum liezen, oksels transpiratie huidletsel: - rood bruine huidverkleuring - fijne schilfering - Woodlicht fluorescentie : koraal-rode porphyrines: koraal-rode 2.B.Trichomycosis palmellina C. Tenus okselharen transpiratie Gebrekkige hygiëne huidletsels: - knobbelige verdikking haren - onaangename geuren porphyrines - verkleuring vd haren (geel, oranje, rood, zwart) 2.C.Pitted keratolysis Maceratie huid Corynebacterium spp Streptomyces spp voetzoelen: transpiratie afsluitend schoeisel huidafwijkingen - punctiforme erosies - drukplaatsen bromhydrosis “hot feet” 2.D.Behandeling uitlokkende factoren - hygiëne - hyperhidrosis zeep zure zeeo lokale antiseptica lokale AB (erythromycine, tetracycline) orale AB: erythrama 1g erythromycine/1week 3.Bacteriële infecties vd huid door S aureus en/of S pyogenes (pyococcen) primaire huidinfectie (pyodermie) secundaire huidinfectie - surinfectie - impetiginisatie huidafwijkingen bij systemische infecties epiderm huidaanhangsels diepere huidlagen Epidermis: Impetigo Streptogene impetigo impetigo folliculitis furunkel karbunkel ecthyma acute cellulitis erysipelas = kleinblarige impetigo verwekker: S pyogenes - snelle bijbesmetting met S aureus klinisch beeld: - vooral in het gelaat (rond mond) - klein blaasje nattende erosie honinggele korsten - door bijmening met bloed: krentenbaard complicaties: - acute glomerulonefritis (M-proteïne 12, soms 2 of 9) Stafylogene impetigo = grootblarige impetigo verwekker: S aureus (faaggroep II) - epidermolytisch toxine (exfoliatine) - Aantasting Desmogleine 1 Klinisch beeld: - Grote slappe blaren - (grote) erosies met flarden blaar - Grote slappe blaren die evolueren naar erosies met flarden vd blaren in de rand Neonati: - Impetigo bullosa neonatorum: gn bacteriële interferentie Behandeling 1. lokale antibiotica: beperkte uitbreiding a. fusidinezuur, Fucidin® b. (mupirocine, bactroban®) liefst reserveren voor MRSA-dragers 2. antibiotica per os: uitgebreide impetigo a. flucloxacilline of clindamycine, small-spectrum activiteit tegen streptococcen en staphylococcen b. cefalosporines, macroliden, bij resistentie Huidaanhangsels Stadia van stafylococcen infecties van de haarfollikels 1. ostiofolliculitis 2. folliculiti profunda: folliculitis et perifolliculitis 3. furunkel: folliculitis et perifolliculitis necroticans et abcedans 4. karbunkel Folliculitis = ontsteking vd haarfollikel en naaste omgeving primaire efflorescentie: - folliculair gebonden pustel met rode (wat geïndureerde) omgeving meestal veroorzaakt door S aureus Ostiofolliculitis = zeer oppervlakkige folliculitis “impetigo van Bockhardt” peripilaire zuivere epidermale pustel Vooral bij kineren Vooral op hoofd en extremiteiten Folliculitis profunda = diepere folliculitis meestal in de baarstreek “sycosis (barbae) simplex” Pseudofolliculiti barbae Door ingroeiende baardharen vooral bij krullende haren of kroesharen R/ scheerinstructies Furunkel = acute necrotiserende diepe ontsteking vd haarfollikel (S aureus coagulase +) “folliculitis et perifolliculitis abscedans et necroticans” Efflorescentie: Harde nodus fluctuerende nodus (abcedatie) met necrotische prop litteken Lokalisatie: - Gelaat (neus en omgeving, cave trombose sinus vavernosis) - Scalp - Nekstreek - Oksels - Perineum Kliniek: - Rode pijnlijke nodus met in het centrum een purulente blaar of necrotische prop Furunculose - = repetitief ontstaan van meerdere furunkels (S aureus) - Bevorderende factoren: - stafylokokken dragers (neus, perineum) - obesitas, frictie - DM, anemie, bactericide deficiënties Karbunkel Door coag + S aureus Conglomeraat van furunkels Zeer pijnlijk Vooral mannen, voorkeursplaats: nekstreek Vaak algemene S/ Hospitalisatie voor debrideren en IV AB Preventie aanpassing scheer- en epilatiegewoonten frictie mijden - obesitas - strakzittende kledij occlusieve crèmes en teerzalven mijden pleisters mijden Behandeling folliculitis: lokale antiseptica en antibiotica furunkel: in principe lokale therapie: lokale antiseptica en antibiotica TENZIJ 1. lokalisatie gelaatsdriehoek 2. ernstige algemene symptomen, koorts, lymfangitis, lymfadenitis 3. verminderde weerstand, DM 4. hartklepaandoening/prothese antibiotica systemisch: uitbreiding voorkomen Furunkelose: cfr furonkel (enkel AB indien nodig gezien predispositie tot resistentie) kiemdragers S aureus opzoeken: - neusholte - perineum reductie neusflora: R/ fusidinezuur, fucidin® (mupirocine, bactroban(R), enkel bij MRSA) Wassen (douchen) met antiseptische zeep R/ povidonjood (Iso-betaine dermique®) Karbunkel: hospitalisatie incisie en drainage systemische AB: R/ flucloxacilline (floxapen®) Diepere huidlagen Ecthyma bevorderende factoren: - slechte hygiëne of voedingstoestand - DM Verwekker: - S pyogenes (groep A) - S aureus Klinisch: - Vooral onderbenen - Diep uitgepo,ste ulcera met adherente crusta en rode hof R/ - Systemische AB (flucloxacilline) of volgens AB-gram en lokale antiseptica Acute cellulitis Verwekker : Klinisch: - streptococcen groep A staphylococcen andere bacteriën Rond ulcus - Kleine wonde - Chirurgische wonde - Roodheid, zwelling, pijn (ernst afh vd oorzaak) Wisselende algemene symptomen Erysipelas = oppervlakkige cellulitis vd huid door S pyogenes (groep A) Prodromen - Koorts - Rillingen Zich snel uitbreidende, scherp begrensde roodheid en zwelling vd huid: - Pijnlijk - Warm aanvoelend - Tongvormige uitlopers Zwelling regionale lymfeklieren Ingangspoort: - Ulcus cruris - Tinea pedis - Insectenbeet - … Zieke patiënt, heeft koorts, stijging CRP Speciale verloopsvormen door aspect: - E vesiculosa - E bullosa - E flegmonosa necrotiserende fasceitis door verloop - Recidiverende erysepelas secundair lymfoedeem Behandeling: cellulitis/erypelas Lokaal: - Aspect, ingangspoort Systemisch: antibiotica - Flucloxacilline (Floxapen®) - Bij peni-allergie: clindamycine (dalacin C®) Diabetici: - Clindamycine (dalacin C(R)), plus ofloxacine (Tarivid(R)) Recidiverende erysipelas: - Ingangspoort behandelen - Depot penicilline LA, benzathine-benzylpenicilline (Penidural(R)) - Compressietherapie Huidafwijkingen bij systemische bacteriële infecties Bacteriën via de bloedbaan naar de huid - Subacute bacteriële endocarditis - Pseudomonas sepsis - Meningococcen infecties Toxinen via de bloedbaan naar de huid - Toxische-shock-syndroom (TSS) of tampon ziekte: - - Thermostabiel TSST-1: toxine > S aureus Staphylococcal Scalded Skin Syndrome (SSSS): - Epidermolytisch toxine > S aureus (faaggroep II) - (epidermolysine, toxine gericht tegen desmogleïne I) - Spectrum: o Bulleus impetigo =lokaal effect epidermolytisch toxine o Staphylococcal Scalded Skin Syndroom (de ziekte van Ritter von Rittershain): =systemisch effect epidermolytisch toxine 4.Bacteriële infecties vd huid door andere micro-organismen immuundeficiëntie, huiddefecten H5: Oppervlakkige mycosen vd huid en de slijmvliezen 1.Inleiding dermatofyten (gekeratinizeerd weefsel) - huid - haren - nagels gisten - huid - slijmvliezen dermatofyten 1. Trichophyton spp a. Vb T Rubrum (humane schimmel) 2. Microsporum spp a. Vb M canis (animale schimmel) 3. Epidermophyton spp a. E floccosum Gisten 1. Candida spp 2. Malassezia (Pityrosporum) species: a. Pityriasis Versicolor, cfr les papulosquameuze aandoeningen 2.Dermatofyten Indeling dermatofyten volgens lokalisatie Niet behaarde huid - Tinea corporis - Tinea cruris - Tinea faciei Behaarde huid - Tinea barbae - Tinea capitis Sterk gekeratiniseerde huid - Tinea pedis - Tinea manuum Nagels - Onychomycose 2.A.Niet behaarde huid 2.A.1.Tinea corporis Dermatofyt vd niet behaarde huid, exclusief handen en voeten Meestal typische afwijkingen: - Erythematosquameuze haarden met perifere randactiviteit - Schilfering - Papels - Pustels - vesikels - En centrale genezingstendens Bij chronische afwijkingen of verkeerde therapie met lokale corticoïden minder typische kliniek (dD met eczeem, psoriasis) Sterk inflammatoire (animale schimmel) tot meer chronische afwijkingen (humane schimmel) Kleine familiale epidemies - Bron: vaak besmet huisdier M Canis Vb: Centrale genezing, perifere activiteit en confluentie: polycyclische letsels Vb: ingroei in de haarfollikels–inflammatoire animale tinea corporis door T verrucosum Vb: Tinea corporis (“incognito”) - Behandeld met topische corticoïden - Verlies typische kliniek Vb: Chronische tinea corporis door T rubrum - Minder typische kliniek 2.A.2.Tinea cruris mediale zijde vd dijen en de liesplooien vaak begeleidend tinea pedis en onychomycose meestal jonge mannen (watersport) vaak T rubrum: chronische infecties vb: kenmerken van tinea corporis maar daar maceratie minder schilfering vb: chronische tinea cruris met uitbreiding naar nates - randactiviteit en centrale genezingstendens 2.A.3.Tinea faciei meer inflammatoire vorm: - animale schimmel, vb M canis Chronische vorm: - Humane schimmel - Vb T rubrum - Minder typische kliniek 2.B.Behaarde huid 2.B.1.Tinea barbae vormen: 1. folliculitis-aspect 2. sycosis barbae (parasitaria): lijkend op een vijg 3. Kerion Celsi Vooral bij mannen: - Landbouwers - Veekooplui - Veeartsen - … Verwekker: - T mentagrophytes - T verrucosum Bron: - Animale schimmels vh grote vee zijn de belangrijkste infectievron voor inflammatoire tinea barbae en capitis Vb: kerion door T verrucosum bij een veevervoerder Vb: kerion incognitor door corticosteroïden 2.B.2.Tinea capitis Microsporie: - geen volledige kaalheid, wel “stoppelveld” - M canis (familiale epidemies), vroeger ook M audouinii (pandemieën) - Positieve fluorescentie - Bron: Jonge zwerfkatjes zijn een belangrijke infectiebron voor tinea capitis door M canis - Vb: met kaalheid (stoppelveld), roodheid en folliculaire pustels - Vb: met kaalheid (stoppelveld) en vooral schilfering Trichophytie: - Wel volledige kaalheid - T Tonsurans, T rubrum - Negatieve fluorescentie Kerion Celsi - Inflammatie +++ (karbonkeachtige afwijkingen) - T Mentagrophytes, T verrucosum - Bron: vee veeartsen, landbouwers (Favus) Opsporen van dragers bij T capitis: borstel afdruk in cultuurplaat 2.C.Sterk gekeratiniseerde huid 2.C.1.Tinea pedis - interdigitaal (simplex, complex) - dyshidrotisch (pustuleus) hielen meestal gespaard vesikels, pustels warm, vochtig klimaat werkt bevorderend soms ‘IDE’ reactie (eczeemreactie op afstand) - erythematosquameus (hyperkeratotisch) vooral T rubrum (chronische weinig inflammatoire afwijkingen) - fijne colorette schilfering tot diffuse aantasting vd volledige voetzool, met accentuatie vd huidlijnen, overlopend naar voetrand = mocassin voet vaak ook aantasting vd nagels vaak ook uitbreiding naar 1hand = two-feet-one-hand syndroom voetrug = tinea corporis, zeldzaam watersporten en gebruik van gemeenschappelijke douche zijn een belangrijke bron van infectie vb: tinea pedis interdigitalis simplex vb: tinea pedis interdigitalis complex: surinfectie door bacteriën streptococcen en stafylococcen pseudomonas 2.C.2.Tinea manuum - weinig inflammatie, vooral versterkte schilfering vd huidlijnen - meestal unilateraal en in combinatie met Tinea pedis, erythematosquameus type (twofeet-one-hand syndroom) 2.D.Nagels 2.D.1.Onychomycose DLSO: i. Distale en laterale subunguale onychomycose infectie via de laterale en distale vrije nagelrand SWO: i. Superficiële witte onychomycose infectie rechtstreeks via het oppervlak van nagelplaat PSO i. Proxymale subunguale onchomycose infectie via de proximale nagelwal ii. PSO door dermatofyten is zeldzaam 1. er moet steeds aan een onderliggende immuundeficiëntie (AIDS, …) gedacht worden TDO: i. Totale dystrofische onychomycose ii. Eindstadium vd vorige types TDS: i. Eindstadium in de evolutie vd vorige types ii. Mechanisch of chemisch verwijderen vd dikke dystrofische nagel kan genezing bevorderen dD Psoriasis van de nagels is zeker de moeilijkste differentiële diagnose ‘pitting’ Onycholysis Oilfleck fenomeen Diagnose Rechtstreeks microscopisch onderzoek (RMO) na in werken van KOH (10-30%): oplossing van keratine fungale hyphae Kweek op schimmel duurt meerdere weken (zo geen groei na 4weken: definitief negatieve cultuur) Identificatie vd dermatofyt, enkel via schimmelkweek - T mentagrophytes - T rubrum - Aspergillus Niger - T schoenieinii Behandeling lokaal - T pedis interdigitaal - T cruris - T corporis R/ Imidazolen (miconazole/Daktarin®) R/ Allyamines (terbinafine/Lamisil®) systemisch - onychomycose: steeds bevestigen met positieve cultuur - T corporis (uitgebreid) - Gekeratiniseerde gebieden (handpalmen en voetzolen) R/ Allymines: terbinafine/Lamisil® R/ Triazolen Fluconazole/Diflucan(R) Itraconazole/Sporanox(R) onychomycose Cave lateral edge involvement : De losse aanhechting vd laterale rand resulteert in een exclusieve aanvoer van antimycotica via de nagelmatrix, en NIET via het nagelbed. Tevens rekening houden met de lengte van invasie. Nagel debridement of partiële nagelresectie kan nodig zijn om de systemische therapie te ondersteunen. 2.Gisten 2.A.Candida spp Vb C albicans Huid Slijmvliezen i. Oropharyngeaal ii. genitaal Nagels (nagelplaat en paronychium) Inleiding Candida albicans = commensaal Bij pathologie waarom?? endogene factoren: i. DM ii. Immuunsuppressie iii. … exogene factoren: i. Lokaal 1. adipositas 2. maceratie 3. … ii. Systemisch 1. AB 2. CS 3. … 2.A.1.Huidcandidosis Grote plooien i. Intertrigineus ii. Anogenitaal iii. Luier Kleine plooien i. Perlèche (angulaire stomatitis) 1. Perlèche (par lècher) of scheurmond door te ‘lage beet’ 2. bij oudere prothesen door afvlakking vd mandibulaire en maxillaire processus alveolaris ii. Interdigitaal (Manus > pedis) Algemene kenmerken: i. Erytheem: nattend tot erosief ii. Melkachtige pustels in de rand iii. Satellietletsels Vb Luierdermatitis met intertrigineuze candidose Intertrigo, met ook aantasting van scrotum – satellietletsels Intertrigineuze candidose kenmerkt zich in het begin door kleine oppervlakkige melkachtige pustels Candidose interdigitaal, vooral bij horecapersoneel en handmisvormingen 2.A.2.Slijmvliescandidose Orale candidose Candida-infecties worden te veel met witte letsels geassocieerd Rode letsels kunnen ook voorkomen Zowel bij acute als chronische vormen van Candida Genitale candidose Orale candidose rode letsels i. Acute atrofische candida door breedspectrum antibiotica ii. Chronische atrofische candida door verkeerd prothesegebruik iii. Thumb-like impression, bij aids patient, kan ook door AB veroorzaakt worden Orale candidose witte letsels i. Acute pseudomembraneuze orale stomatitis: bij verwijderen van beslag treedt gemakkelijk bloeding op 1. bij neonatus 2. bij antibioticagebruik ii. acute witte letsels: perlèche en orale stomatitis door AB bij een patiënt die tevens steroïd-puffs voor astma gebruikte. Bij het verwijderen van beslag treedt gemakkelijk bloeding op. iii. Chronische hyperplastische candidose bij immuundeficiëntie iv. Chronische letsels: extreme hyperplastische glossitis, faryngitis en oesophagitis bij terminale AIDS patiënt Genitale candidose bij de man: balanoposthitis = candida infectie van glans penis en penisschaft i. Candida balanoposthitis: rode, soms erosieve afwijkingen, met soms een rest ve wit beslag ii. Meestal na contact met een geïnfecteerde partner of na AB-gebruik iii. Chronische infecties kunnen resulteren in een verworven phimosis bij voorbeschikte patiënten oa diabetes 2.A.3.Nagelcandidosis Nagelplaat De 4types onychomycosis (DLSO, SWO, PSO, TDS) kunnen door Candida veroorzaakt worden. Zelden primaire infectie. Meer specifieke afwijkingen zijn: Onycholysis (primair, secundair) Vb: primaire onychomycose door Candida bijna alle bevorderende factoren waren hier aanwezig: i. Horeca ii. Koude (crèmerie) iii. Raynaud iv. Acrocyanose v. Rookster +++ Nagelwal Chronisch paronychium i. Geen cuticulum ii. Nageldystrofie iii. Inflammatie nagelwal Therapie Algemeen preventieve maatregelen Handen goed afdrogen Lichaamsplooien droog houden Orale hygiëne verbeteren Eventueel stop systemische antibiotica Eventueel stop corticosteroïden (lokaal, oraal, systemisch) Lokale behandeling Imidazolen i. Myconazolen: 1. Daktarin orale gel® 2. Gynodaktarin® 3. Daktarin crème® 4. Daktozin pasta® Polyenen i. Nystatine: 1. Nylstat® Systemische behandeling Triazolen i. Itraconazole 1. Sporanox® ii. Fluconazole 1. Diflucan® 2.B.Malassezia (Pityrosporum) species H6: Humane herpesvirussen – humane papillomavirussen 1.Humane herpesvirussen Herpes simplex virus type 1 Herpes simplex virus type 2 Varicella zoster virus Epstein-Bar virus Cytomegalovirus Humaan Herpes virus type 6 Humaan Herpes virus type 7 Humaan Herpes viru type 8 of KSHV Inleiding Gemeenschappelijke eigenschap Primaire infectie blijven latent aanwezig - zenuwstelsel (HSV, VZV) - lymfoid weefsel (EBV, CMV, HHV6 en 7) reactivatie Herpes vesikel Infectie vh epiderm met het herpesvirus resulteert in intra-epidermale vesikelvorming door acantholyse Besmetting: geïnfecteerde secreties 1.A.HSV type1: i. Primaire infectie: 1. asymptomatisch (90-95%) 2. gingivostomatitis (1-5J) 3. pharyngitis (jonge volwassenen) ii. Reactivatie: herpes labiales (meestal) 1.A.1.Primaire infectie herpetische ginigivostomatitis incubatie 4à5dagen vesikels oppervlakkige ulceraties, erg pijnlijk algemene symptomen restitutio binnen de 2weken 1.A.2.Reactivatie Herpes labialis reactivatie virus i. UV ii. Infecties iii. Premenstrueel iv. … Prodromale symptomen i. Pijn ii. Jeuk iii. Tintelingen Kleine gegroepeerde vesikels op een erythemateuze basis Restitutio na ongeveer 7dagen 1.B.HSV type2: i. Primaire infectie: kan vanaf eerste sexueel contact 1. vaker asymptomatisch 2. balnopostitis 3. vulvovaginitis 4. proctitis ii. Reactivatie: Minder ernstig en korter verloop 1.B.1.Primaire infectie Herpetische balanopostitis Incubatie: 2-20dagen Prodromale fase: i. Pijn ii. Jeuk iii. dysurie regionale klieren erythemateuze macula vesikel pustel ulceratie restitutio na 2 tot 3 weken Herpetische vulvovaginitis 1.B.2.Reactivatie Herpetische balanopostitis gelijkaardige kliniek minder ernstig en korter verloop de letsels zijn soms zeer beperkt zodat de patiënt het niet merkt/ Deze situatie is vooral bij de vrouw bron van nieuwe infecties Maar de patiënt kan ook buiten periodes van zichtbare afwijkingen de infectie doorgeven (‘viral shedding’) Herpetische vulvovaginitis Gelijkaardige kliniek Minder ernstig en korter verloop Onderschatte (onbekende) problemen Psychisch impact Talrijke niet herkende opstoten Asymptomatische vrijzetting van HSV2 Zwangerschap (seronegatieve moeder, a terme, met seropositieve partner) Herpes simplex: Abnormale verloopsvormen en complicaties Herpetische keratoconjunctivitis Eczema herpeticum Herpes gladiatorum Herpetische witvinger Herpetische encefalitis Herpes neonatorum Herpes in immuungedeprimeerden Erythema exsudativum multiforme (EEM) 1.Herpetische keratoconjunctivitis unilaterale of belaterale keratoconjunctivitis met ooglidoedeem tranen, fotofobie en preauriculaire lymfeadenopathie complicaties: ulceratie cornea met verlittekening 2.Eczema herpeticum verspreide infectie (niet noodzakelijk primair) bij voorafbestaande huidaandoeningen (meestal atopisch eczeem) incubatie ongeveer 10dagen vesikels worden snel pustuleus of hemorragisch koorts, algemeen onwelzijn, regionale klierzwelling, faciaal oedeem 3.Herpes gladiatorum 4.Herpetische witvinger Door rechtstreeks contact met besmet secreet (vb secreet) Vooraal aangetroffen bij medisch en paramedisch personeel Primaire gingivostomatitis en duimzuigen 5.Herpetische encefalitis 6.Herpes neonatorum Risico hoog bij primaire infectie van de moeder op het moment van de geboorte Gelokaliseerde of gedissemineerde cutane letsels (ulceraties en erosies) Oculaire aantasting Multi-orgaan aantasting 7.Herpes in immuungedeprimeerden Ernstig en chronisch verloop Cutane afwijkingen vaak atypisch: i. Ulceraties ii. Pustulaire letsels iii. Verruceuze letsels 8.Erythema exsudativum multiforme (EEM) 2.C.Varicella zoster virus (VZV) Varicella i. Primaire infectie varicella zoster virus: 90% voor de leeftijd van 10jaar Herpes zoster i. Reactivatie VZV ii. Acute unilateraal gelokaliseerde vesiculeuze eruptie, beperkt tot een soms meerdere, aan elkaar grenzende dermatomen iii. 20% vd volwassenen (vooral bij >50j) iv. Komt meer voor bij immuungedeprimeerden Herpes zoster Kliniek Lokalisatie i. Thoracaal 53% ii. C2, 3, 4 20% iii. Nervus trigeminus 15% iv. Lumbosacraal 11% 3hoofdsymptomen: i. Vesikuleuze eruptie ii. Segmentaire rangschikking iii. Neuralgische pijnen 1. voor 2. tijdens 3. na eruptie Kliniek eerst pijn: kinderen (eruptie eerste symptoom) erythemateuze rash (maculopapuleus) vesikuleus pustuleus crusteus herstel na 2 tot 3weken ouderen: vaak zona oftalmica vesikels buiten getroffen dermatoom meer verwikkelingen Vb: beginnende maculopapuleuze letsels vesiculeuze letsels vesiculo-pustuleuze letsels Trigeminus zona oftalmica Herpes zoster in gebied bezenuwd door N oftalmicus (V1). Aanwezigheid van letsels op de neustop (positief teken van Hutchinson) wijst op n oftalmicus distributie en kan wijzen op oculaire aantasting (meestal conjunctivitis en keratitis) zona maxillaris en mandibularis Herpes zoster in gebied bezenuwd door n maxillaris (V2) en n mandibularis (V3). Orale aantasting kan voorkomen. Abnormale verloopsvormen en complicaties herpes zoster disseminatum: vooral in immuungecompromiteerde patiënten aantasting verschillende dermatomen hematogene verspreiding CAVE: systeemaantasting (encefalitis, hepatitis, pneumonitis), potentieel fataal necrotische zoster littekenvorming aantasting motorische zenuwvezels vb herpes zoster trigeminusgebied i. oculaire paralyse ii. facialisparalyse post-herpetische neuralgie pijn na wegtrekken van herpes zoster die meer dan 1maand persisteert vooral bij oudere patiënten (>60j) ernstige prodromale pijn ernstige verloop R/: - Adequate pijnstilling in de acute fase - Antivirale therapie: voldoende en zo snel mogelijk overschrijding vd middenlijn Anti-Herpes medicatie Symptomatische therapie Antiviraal Standaardtherapie: aciclovir (zovirax®) Indicaties: - - - HSV1 zeer gunstig: 5 X 200mg/d HSV2 zeer gunstig: 5 X 200mg/d HZV matig gevoelig: hoge dosering 5 X 800mg/d Beperkingen: Perorale absorptie = 15% hoge dosis per os IV toediening bij: Ernstige vormen immuungecompromiteerden t1/2 ACV trifosfaat (Zovirax®) <1u frequente toedieningen: po 5X/dag (5 X 200mg herpes simplex) (5 X 800mg zona) Nieuwere medicatie i. Famciclovir (Famvir®) ii. Valaciclovir (Zelitrex®) betere perorale absorptie orale therapie betere cellulaire t1/2 minder frequente dosering duurder 2.Humane papillomavirussen 2.A.Verrucae = wratten zeer frequent voorkomende goedaardige tumortjes door infectie van het epiderm (huid, mucosa) met humaan papilloma virus (HPV) infectie gebeurt door directe inoculatie i. huid tot huid contact ii. zwembaden iii. sexueel contact igv genitale wratten HPV: >70 types, sommigen oncogene eigenschappen 2.A.1.Cutaan Verrucae vulgares: HPV-2 (57,1?4) papillomatose bedekt met hyperkeratotisch stratum corneum koilocyten: viraal (HPV) geïnfecteerde cellen vooral jongeren overal, vooral handen één tot vele wratten meestal <1cm huidskleurig – geelachtig wratachtig (papillomateus) oppervlak grote wratten kunnen barsten en pijn veroorzaken speciale problemen: - subunguale wratten - periunguale wratten Verrucae planae: HPV-3 (10) klein, nauwelijks verheven meestal talrijk huidskleurig, gelig tot vrij donker gelaat > handen > ledematen inoculatie (Koebnerfenomeen) vrij therapieresistent dD: acne vulgaris Verrucae plantares: Corn warts: HPV-1 = doornwratten Corn = eksteroog Meestal voetzolen (soms handen) Lichaamsgewicht: diepe penetratie Keratotische scherp begrensd tumortjes Nauwelijks boven huidoppervlak “dochterwratten” Dikwijls pijnlijk dD: eelt Mozaïekwratten: HPV-2 plaques van ruwe papillomateuze huid individuele wratten aan de rand blijven zeer lang bestaan moeilijk te behandelen vrij pijnloos Wratten bij beenhouwers: In immuungecompromitteerden (transplant) HPV-2, 4 i. Soms HPV-5 (oncogeen) Verrucae filiformis meestal meerdere tot talrijke letsels langgerekt, smalle inplanting vooral mannen baard (door het scheren wordt de infectie verspreid!) HPV-7 2.A.2.Mucosaal Verrucae genitales: i. Condylomata acuminata HPV-6 (11) - koilocyten: viraal (HPV) geïnfecteerde cellen - nucleaire HPV-kleuring - vulva, vagina, penis, aars, soms elders - rozeroden ‘hanenkammen’achtige tumoren - soms bloemkoolvormig - genitale overdracht, soms manueel ii. Condylomata plana HPV-11 (6) Soms HPV-16,18 (oncogene virussen) - genitale overdracht, soms manueel - vulva, vagina, cervix en penis - vrij vlakke, witgrijze, scherp begrensde letsels - moeilijk zichtbaar: zichtbaarheid verhogen door applicatie van 1-3% azijnzuur, plus eventueel toluidineblauw - HPV 6, 10, 11, 16 en 18 - HPV 16 en 18 oncogene virussen: follow-up Orale verrucae: zowel verruca vulgaris als condylomata acuminata verruca vulgaris auto-inoculatie cutane verruca vulgaris (vb handen) condylomata acuminatum genitale wrat (auto-inoculatie of orogenitaal contact) Behandeling cutaan i. salicylzuur en andere keratolytica ii. cryotherapie iii. chirurgie: 1. laser 2. curretage iv. bleomycine: niet bij verrucae vingers en tenen anogenitaal i. cryotherapie ii. lasertherapie iii. coagulatie iv. podophyllotoxine v. imiquimod (Aldara(R)) 2.B.Mollusca contagiosa ‘parelwratten’ DNA Pox virus Frequentie is sterk gestegen sinds de pokkenvaccinatie is afgeschaft Kunnen in groot aantal voorkomen bij atopische dermatitis Bij AIDS soms ++++ R/ curettage of cryotherapie APO: accumulatie van viruspartikels in de cel