97 Huidmiddelen 8.1 Inleiding – 98 8.2 Toedieningsvormen – 98 8.2.1 8.2.2 8.2.3 Halfvaste preparaten – 98 Vloeibare preparaten – 101 Vaste preparaten – 101 8.3 Gebruik en bewaren – 101 8.3.1 8.3.2 8.3.3 8.3.4 Hoe dik en hoe vaak? – 101 Met of zonder verband – 102 Welke hoeveelheid is nodig? – 102 Hoe te bewaren – 102 8.4 Huidaandoeningen – 102 8.4.1 8.4.2 8.4.3 8.4.4 8.4.5 8.4.6 8.4.7 8.4.8 8.4.9 Eczeem – 103 Bacteriële huidinfecties – 105 Schimmelinfecties – 105 Psoriasis – 106 Jeugdpuistjes – 107 Rosacea – 108 Brandwonden – 108 Luieruitslag – 109 Doorliggen – 109 8.5 Huidaandoeningen en zelfzorg – 110 8.6 Medicatiebewakingsignalen bij de receptinvoer – 110 8.7 Afleverinformatie – 116 8.8 Websites – 118 8.9 Huidmiddelen – 118 8 98 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen Leerdoelen Aan het eind van dit hoofdstuk weet je: 5 welke eigenschappen de verschillende toedieningsvormen voor de huid (zie . Figuur 8.1) hebben; 5 de werking, het gebruik en de bijwerkingen van huidmiddelen bij acne, eczeem, psoriasis en huidinfecties; 5 wat de mogelijkheden en beperkingen zijn van huidmiddelen bij zelfzorg; 5 welke adviezen je kunt geven over zelfzorgmiddelen volgens de richtlijnen van de zelfzorgstandaarden van de KNMP. Inleiding 8.1 basis belangrijk 8 Huidmiddelen hebben een lange geschiedenis. Veel medicamenten zijn op basis van ervaring ontstaan. De laatste jaren is er meer bekend geworden over de werkzaamheid en de toepassing, waardoor er binnen de groep van huidmiddelen veel veranderd is. De basis waarin het geneesmiddel wordt verwerkt (vloeistof, crème of zalf), blijkt belangrijk te zijn voor de werking (. Figuur 8.2). Sommige huidaandoeningen kunnen alleen met een basiscrème of zalf behandeld worden, zonder dat daarin geneesmiddelen zijn verwerkt. De eigenschappen van de basis zijn dan belangrijk, zoals het afdekken van de huid, of juist de vochtopnemende eigenschappen. Ook bepaalt de basis of het geneesmiddel wel of niet in de huid wordt opgenomen. Geneesmiddelen kunnen in verschillende toedieningsvormen op de huid worden toegepast. De eigenschappen van deze toedieningsvormen bespreken we in dit hoofdstuk. De preparaten worden meestal gemaakt volgens de voorschriften uit het Formularium Nederlandse Apothekers (FNA). Huidmiddelen behoren tot de geneesmiddelen die nog vaak zelf bereid worden in de apotheek. Toedieningsvormen 8.2 afhankelijk van het doel Welke toedieningsvorm op de huid wordt gebruikt, is afhankelijk van het doel waarvoor het middel is voorgeschreven. Voor een droge huid gebruik je een andere toedieningsvorm dan voor een nattende huidaandoening. Bovendien bepaalt de toedieningsvorm ook de mate van opname van het geneesmiddel door de huid. Geneesmiddelen dringen bijvoorbeeld beter door in de huid vanuit een crème dan vanuit een strooipoeder. 8.2.1 z inwrijven Halfvaste preparaten Crèmes Crèmes bestaan uit een waterfase en een vetfase. Vette crèmes bevatten meer dan 20 procent vaseline. Crèmes kunnen gemakkelijk worden ingewreven in de huid, waardoor er geen verband nodig is om kleding te beschermen. Ze kunnen redelijk goed toegepast worden op behaarde huidgedeelten en ze zijn gemakkelijk afwasbaar. 8.2 • Toedieningsvormen . Figuur 8.1 z 99 8 Schematische doorsnede van de huid. Zalven Vette zalven zonder toevoeging van water zijn geschikt voor een droge, schilferende huid. De verdamping van water door de huid wordt tegengegaan, waardoor de huid soepel blijft. Het zijn halfvaste, vaak goed smeerbare preparaten, die meestal steviger zijn dan crèmes. Zalven zijn weer onder te verdelen in vette zalven (watervrij), emulgerende zalven en hydrofiele (goed wateropnemende) zalven. Emulgerende zalven kunnen water opnemen, waardoor ze op een vochtige huid goed hechten en gemakkelijk afwasbaar zijn. Hydrofiele zalven hebben een indrogend effect op de huid. soepele huid 100 8 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen huid vorm effect preparaten, bases natte huid zinkoxide in verschillende basispreparaten indrogend – zinkoxidesmeersel – zinkoxide-kalkwaterzalf (ZOK-zalf) water of oplossing in vochtige omslag indrogend – water of fysiologische – zoutoplossing crème neutraal – cetomacrogolcrème – lanettecrème I/II vette crème hydraterend – vaselinecetomacrogolcrème – vaselinelanettecrème zalf hydraterend – koelzalf – waterhoudende zalf droge huid vette zalf sterk hydraterend – cetomacrogolzalf – lanettezalf – vaseline natte behaarde hoofdhuid oplossing of gel indrogend – mengsels van water, – alcohol en propyleenglycol – carbomeerwatergel droge behaarde hoofdhuid vette zalf hydraterend – basis voor cetomacrogolzalf met 25% Cetiol V® – reuzel mondslijmvlies crème – cetomacrogolcrème – lanettecrème smeersel – cetomacrogolsmeersel – lanettesmeersel zalf hechtend – hypromellosezalf 20% . Figuur 8.2 Basispreparaten, hun toepassing en effect bij verschillende toestanden van de huid en huidtypen. Bron: Dermatica op recept 4de druk (2011), WINAp, KNMP z Gels Gels zijn vloeistoffen die verdikt zijn tot een halfvaste massa (bijvoorbeeld carbomeerwatergel). De massa is vaak dik genoeg om in een tube af te leveren. z Pasta’s Pasta’s zijn onder te verdelen in stijve pasta’s, die erg stevig en vast zijn en die minimaal 50 procent vaste stof bevatten (bijvoorbeeld zinkoxidepasta FNA) en weke pasta’s waarin naast de vaste stof vaak een vloeistof zit (bijvoorbeeld zinkoxidekalkwaterzalf (ZOK-zalf) FNA). 8.3 • Gebruik en bewaren 8.2.2 z 101 8 Vloeibare preparaten Oplossingen Huidmiddelen in de vorm van oplossingen worden meestal toegepast als depvloeistof of (alcoholische) vloeistoffen om de huid te reinigen. Als oplosmiddel wordt gebruikgemaakt van water, alcohol of propyleenglycol. z Schudsels Schudsels bestaan uit een combinatie van vaste stoffen (waaronder zinkoxide) en een vloeistof (zinkoxideschudsel FNA). Door verdamping van het water na aanbrengen op de huid hebben zij een verkoelende werking. z Smeersels Smeersels zijn vloeibare emulsies. Voorbeelden zijn lanettesmeersel of cetomacrogolsmeersel FNA. Smeersels zijn gemakkelijker te gebruiken op de behaarde hoofdhuid dan bijvoorbeeld crèmes. 8.2.3 z verkoeling behaarde huid Vaste preparaten Strooipoeders Strooipoeders bestaan voor het grootste gedeelte uit talk en worden op intacte huid gebruikt. Een voorbeeld is samengesteld aluinstrooipoeder FNA bij overmatig zweten. 8.3 Gebruik en bewaren 8.3.1 Hoe dik en hoe vaak? Hoe dik de crème of zalf aangebracht moet worden, hangt af van de verlangde werking. Wanneer in het preparaat een geneesmiddel is verwerkt dat de huid moet binnendringen (bijvoorbeeld een corticosteroïd of antischimmelmiddel), is een- tot tweemaal daags dun aanbrengen voldoende. Dik insmeren is in zo’n geval alleen verspilling. Is juist een afdekkende of verkoelende werking gewenst, dan zo dik insmeren als ‘een dikbesmeerde boterham’. De patiënt kan deze middelen meestal gebruiken zo lang hij dat prettig vindt of als de arts heeft voorgeschreven. Indifferente zalven of crèmes (zonder werkzame stof) mogen vaak onbeperkt worden gebruikt. In alle gevallen is het belangrijk een bijsluiter mee te geven aan de patiënt. Van vrijwel alle huidmiddelen zijn bijsluiters beschikbaar. Voor de magistrale bereidingen zijn bijsluiters te vinden op de KNMP Kennisbank. Daar zijn zowel de FNA-bijsluiters te vinden als bijsluiters voor gangbare producten die in de apotheek veel worden gemaakt, maar die niet tot de FNA-producten worden gerekend (de teksten van Bruring en Wolschrijn). talk doel bepaalt gebruik onbeperkt 102 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen hoeveelheid 5g 15 g 30 g 60 g 100 g huidgedeelte oogleden kleine gedeelten gelaat, met name bij sterke corticosteroïden, externe genitalia gelaat, behaarde hoofd, handen, voeten of een vergelijkbaar oppervlak armen of benen of een vergelijkbaar oppervlak grote delen van het lichaam zijn aangedaan . Figuur 8.3 Hoeveelheden crème, zalf of gel voor een eerste behandeling van twee weken. Bron: Dermatica op recept 4de druk (2011), WINAp, KNMP 8.3.2 Met of zonder verband Crèmes, gels, smeersels en schudsels worden meestal zonder verband gebruikt. Zalven en pasta’s vaak met verband. Het huidmiddel wordt dan op een hydrofiel gaas of katoenen lap gesmeerd (bijvoorbeeld de ruwe kant van het Engels pluksel), waarna dat op de aangedane plek wordt gelegd. Het gaasje of lapje wordt dan met een hydrofiel (elastisch) windsel op de plaats gehouden. 8 8.3.3 Welke hoeveelheid is nodig? De hoeveelheid die een patiënt nodig heeft voor een week, hangt af van de toedieningsvorm en het oppervlak dat ingesmeerd moet worden (. Figuur 8.3). 8.3.4 Hoe te bewaren Indien de samenstelling en consistentie van het huidmiddel het toelaten, wordt het middel bij voorkeur afgeleverd in een tube. Een tube beschermt tegen uitdroging en verontreiniging van buitenaf, omdat de patiënt er niet met zijn handen in zit. De bewaartermijn wordt daardoor langer dan voor middelen in een zalfpot. Huidmiddelen hoeven, uitzonderingsgevallen daargelaten, niet in de koelkast bewaard te worden. De gebruikstermijn varieert van een halfjaar tot een jaar. Voor magistraal bereide producten, waarvoor de gebruikstermijn nimmer is getest, wordt een maximale gebruikstermijn van een maand aangehouden. 8.4 geen systemische werking Huidaandoeningen Bij de toepassing van geneesmiddelen op de huid speelt de barrièrefunctie van de huid een belangrijke rol. De geneesmiddelen worden meestal lokaal (cutaan) toegepast, waardoor algemene bijwerkingen nauwelijks voorkomen. Wel moet eraan gedacht worden dat huidmiddelen vaak worden toegepast op beschadigde huid (wonden, ontstekingen), waardoor de beschermende functie minder is. Ook bij baby’s en kleine kinderen bestaat het gevaar dat geneesmiddelen door de huid heen in het bloed terechtkomen en zo algemene bijwerkingen geven. 8.4 • Huidaandoeningen 103 8 Een veelvoorkomende bijwerking van huidmiddelen is irritatie van de huid, wat eigenlijk een kleine beschadiging van de huid is. Verder komen overgevoeligheidsreacties nog weleens voor. De huidaandoeningen die wij in dit hoofdstuk behandelen, zijn aandoeningen waarvoor mensen een dokter raadplegen of waarvoor ze vragen op het gebied van zelfzorg hebben. 8.4.1 Eczeem Eczeem is de meest voorkomende chronische huidaandoening. Het is een huidontsteking met klachten van roodheid en jeuk. De klachten kunnen van tijd tot tijd sterk wisselen. Als de ontsteking acuut is, wordt de huid vuurrood. Vaak ontstaan er blaasjes die kapotgaan of kapot gekrabd worden. De plekken kunnen geïnfecteerd raken. De huid jeukt en is soms pijnlijk. Na deze acute periode wordt de roodheid minder. De plek wordt dan droog en schilferig. Uiteindelijk kan de huid er tussen deze periodes ‘normaal’ uitzien. Bij ernstig chronisch eczeem kan de huid blijvend veranderen door verdikking en vergroving van de huid. z Atopisch eczeem Er zijn verschillende oorzaken voor eczeem. Een van de meest voorkomende vormen van eczeem is atopisch eczeem. Kinderen die aanleg hebben voor allergie, hebben als baby vaak al last van een ‘natte’ vorm van eczeem in het gezicht en op de romp. Deze aandoening noemt men dauwworm. Bij het ouder worden verplaatst het eczeem zich naar andere plaatsen, zoals de knie- en elleboogholten (zie . Figuur 8.4). Deze vorm van eczeem jeukt heel erg. Het eczeem kan verergeren door stress, voedselallergie, inhalatie van gras- of boompollen of weersomstandigheden. Uiteindelijk kunnen deze kinderen ‘over het eczeem heen groeien’. Hun allergie verdwijnt echter nooit. Op den duur krijgen veel van deze kinderen last van andere vormen van allergie, zoals astma en/of hooikoorts. z jeuk dauwworm Contacteczeem Een andere vorm van eczeem wordt veroorzaakt door contactallergie. Dit is een overgevoeligheidsreactie op stoffen waarmee de huid in aanraking is geweest. Voorbeelden van stoffen die contactallergie kunnen geven, zijn nikkel, chroom, conserveermiddelen en parfums. Shampoos, zepen en schoonmaakmiddelen kunnen na langdurig contact ook een vorm van eczeem veroorzaken. Een bekend voorbeeld hiervan is eczeem door kleurstoffen en permanentvloeistof. Kappers en kapsters kunnen hierdoor gedwongen worden hun beroep op te geven. Er is ook een aantal geneesmiddelen bekend die bij uitwendig gebruik een allergische reactie veroorzaken. Voorbeelden daarvan zijn sommige lokaal-anesthetica, antibiotica als sulfonamiden en chlooramfenicol, een paar antihistaminica, maar ook bijvoorbeeld bepaalde corticosteroïden. Ook de vroeger gebruikte zalfbasis lanoline (wolvet) gaf nog weleens aanleiding tot een contactallergie. Al deze intoleranties kunnen in het medicatiebewakingsysteem worden ingebracht. Bij contacteczeem moet in de eerste plaats het contact met de stof waarvoor iemand overgevoelig is, vermeden worden. allergie 104 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen 8 . Figuur 8.4 Atopisch of constitutioneel eczeem heeft een voorkeur voor de elleboog- en knieholten. Bron: E.E. Fokke (1993). De huid, huidziekten en huidcorrecties (2e druk). Houten: Bohn, Stafleu van Loghum. z jeukstillend arboregels z klassenindeling dermatoloog Behandeling Als het eczeem ‘actief ’ is, moet het lokaal behandeld worden met corticosteroïden. Deze groep van corticosteroïden worden ook wel dermatocorticosteroïden genoemd. Deze stoffen werken vooral ontstekingsremmend en jeukstillend. Ook teerproducten zijn effectief bij eczeem, maar hebben het nadeel dat ze niet prettig ruiken. Als het eczeem rustig is, is het belangrijk de huid goed in te vetten. Een te droge huid moet voorkomen worden. Vette zalven of crèmes zonder werkzame stof zijn daarvoor geschikt. De verwerking van teerproducten moet vanwege de Arbowet onder speciale voorzorgsmaatregelen plaatsvinden en dit zal daarom in een ‘normale’ openbare apotheek niet worden gedaan. Preparaten De meest toegepaste middelen bij eczeem zijn de dermatocorticosteroïden. Deze zijn onder te verdelen in zwak, matig-sterk, sterk en zeer sterk werkzame middelen, ook wel klasse I tot en met IV genoemd. Eerste keuze is triamcinolonacetonide (klasse II, matig-sterk werkend). Een ander veelgebruikt middel uit klasse II is clobetason. Voor kinderen is hydrocortisonacetaat (klasse I) een middel van eerste keuze. Om de opname van de werkzame stof te verbeteren wordt soms ureum of salicylzuur toegevoegd. De huid wordt daardoor beter doorlaatbaar voor de werkzame stof. Geneesmiddelen met alleen ureum worden gebruikt bij een zeer droge huid. Sterk werkzame en zeer sterk werkzame dermatocorticosteroïden, zoals uit klasse III betamethason en desoximetason en uit klasse IV clobetasol, komen pas in aanmerking bij zeer ernstige of hardnekkige vormen van eczeem en dienen voorgeschreven te worden door de dermatoloog/huidarts. 8.4 • Huidaandoeningen Dermatocorticosteroïden (met name de sterk werkzame) worden doorgaans tweemaal per dag gebruikt, gedurende een aantal dagen achtereen. Daarna worden een paar stopdagen ingelast, waarna ze wederom een aantal dagen achtereen worden gebruikt. Bij continu gebruik op de huid heeft het middel na verloop van tijd geen effect meer. De middelen moeten kortdurend, maar consequent worden gebruikt en tussendoor worden afgewisseld met zalven of crèmes zonder werkzame stof. Een belangrijke bijwerking van dermatocorticosteroïden is dat de huid na langdurig gebruik dunner wordt. De huid wordt daardoor kwetsbaar voor verwondingen en infecties. Bij kinderen kunnen de dermatocorticosteroïden door de huid in het bloed terechtkomen en algemene bijwerkingen geven. 8.4.2 8 huidgewenning Bacteriële huidinfecties De huid vormt een goede barrière tegen het binnendringen van bacteriën, schimmels en virussen in het lichaam. Bij een beschadigde huid is die barrièrefunctie bijna verdwenen. De huid is in die situaties zeer gevoelig voor infecties. Eczeemplekken kunnen gemakkelijk geïnfecteerd raken. Datzelfde geldt bij verwondingen, zoals schaafwonden. Een bijzondere vorm van een huidinfectie door bacteriën is een steenpuist (furunkel). In die situaties is een talgkliertje ontstoken. Een steenpuist is heel pijnlijk, maar ook erg besmettelijk. Daarom is het belangrijk handdoeken en washandjes apart te houden van die van overige huisgenoten. Als steenpuisten vaak voorkomen, kan dat wijzen op een onderliggende ziekte als diabetes. z 105 steenpuist Middelen bij bacteriële huidinfecties, desinfectie van de huid Bij ernstige bacteriële infecties zal de arts kiezen voor een oraal antibacterieel middel, zoals flucloxacilline. Bij minder ernstige infecties kan een lokaal middel gebruikt worden, zoals fusidinezuur in een crème of zalf of mupirocine zalf. Steenpuisten worden meestal niet behandeld met een geneesmiddel. Soms wordt povidonjoodzalf voorgeschreven om de omringende huid te beschermen. 8.4.3 Schimmelinfecties Een aantal veelvoorkomende huidinfecties wordt veroorzaakt door een schimmel. Deze worden lokaal behandeld met antischimmelmiddelen (antimycotica). Zwemmerseczeem is geen eczeem, maar een schimmelinfectie die meestal begint tussen de tenen. De infectie kan ontstaan doordat de voeten niet goed droog worden gemaakt, waardoor de huid verweekt en gevoelig wordt voor schimmels. De huid wordt schilferig en gaat jeuken. Ter voorkoming van een voetschimmel is het belangrijk dat de huid goed droog gemaakt wordt na douchen, zwemmen of sporten. Houten vloeren/vlonders geven vaak aanleiding tot een schimmelinfectie. Een huidinfectie door schimmels moet meestal door een arts worden beoordeeld. Een voetschimmel of zwemmerseczeem komt echter zo wijdverbreid voor, dat deze klacht met zelfzorgmiddelen kan worden behandeld. Bij steeds terugkerende voetschimmelinfectie dienen ook de schoenen behandeld te worden met een strooipoeder waarin een antimycoticum is verwerkt. zwemmerseczeem 106 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen Als een voetschimmel niet (goed) behandeld wordt, kunnen op den duur ook de nagels aangedaan worden. Een schimmelinfectie van de nagels is lastig te behandelen. Bij ernstige of hardnekkige huidinfecties en infecties van de nagels wordt veelal gekozen voor een (langdurige) orale therapie. z lokale therapie ruim insmeren en doorgaan orale therapie 8 systemische therapie Middelen bij schimmelinfecties Voor schimmelinfecties zijn verschillende antimycotica beschikbaar. Op de huid worden terbinafine, clotrimazol, miconazol, ketoconazol of sulconazol het meest gebruikt. Clotrimazol, miconazol, sulconazol en terbinafine zijn ook voor zelfzorg beschikbaar. Bij schimmelinfecties dient niet alleen de aangedane huid behandeld te worden, maar ook de huid eromheen. De plek moet ruim ingesmeerd worden, waarbij met ‘ruim’ niet zozeer ‘dik’ insmeren wordt bedoeld, als wel ruim om de plek insmeren. Na het verdwijnen van de infectie moet bij de meeste van de middelen nog ten minste een week worden doorgesmeerd om de schimmelsporen te doden. Bij ernstige of hardnekkige huidinfecties en infecties van de nagels kan de arts kiezen voor een orale therapie met itraconazol of terbinafine. Itraconazol kan als stootkuur worden gegeven. Eén week een hoge dosering en dan drie weken ‘rust’. Dit wordt op deze manier nog tweemaal herhaald (pulstherapie). Terbinafine dient dagelijks te worden gebruikt gedurende een periode van ten minste drie maanden. Doorgaans duurt het meer dan negen maanden voordat de schimmelinfectie uit de nagels is verdwenen. De aangedane plekken moeten eruit groeien en teennagels groeien heel langzaam. Bij oraal gebruik van terbinafine kan in zeldzame gevallen ook een agranulocytose (sterke afname van de witte bloedcellen) optreden. Aan patiënten die langer dan een maand terbinafine oraal gebruiken, moet daarom worden geadviseerd contact op te nemen met een arts in het geval van mogelijke infectiesymptomen, zoals koorts, keelpijn en zweren in de mond. Systemische schimmelinfecties worden behandeld met systemische antimycotica als fluconazol of amfotericine. Fluconazol wordt ook eenmalig gebruikt bij vrouwen met een vaginale schimmelinfectie. Bij hardnekkige infecties wordt fluconazol eenmaal per maand na de menstruatie toegepast en dat gedurende minimaal drie maanden. 8.4.4 erfelijk Psoriasis is een chronische huidaandoening waarbij de huid overmatig schilfert. Op de huid zijn rode, schilferende plekken te zien, vooral aan de strekzijde van ellebogen en knieën, de behaarde hoofdhuid en de rug. De cellen van de huid delen veel te vaak, waardoor de huid gaat schilferen. De mate en ernst van de aandoening variëren per patiënt. Bij sommige patiënten zijn ook de nagels aangedaan en de gewrichten aangetast. De aandoening is waarschijnlijk erfelijk en kan worden uitgelokt door verwondingen en infecties, maar ook door een keelontsteking, psychische stress en geneesmiddelen (bètablokkers). Dat gebeurt echter alleen bij mensen die er gevoelig voor zijn. z lokaal Psoriasis Middelen bij psoriasis Psoriasis wordt meestal behandeld met lokaal toegediende, sterk werkzame dermatocorticosteroïden, eventueel onder occlusie. Bij occlusie wordt de huid afgedicht 8.4 • Huidaandoeningen met plastic. Het geneesmiddel dringt dan beter in de huid door. Verder worden teerproducten toegepast. Een belangrijke plaats neemt lichttherapie in. De patiënt krijgt een middel dat de huid gevoelig maakt voor licht, waarna hij wordt blootgesteld aan UV-A-licht. Door deze PUVA-therapie kan de huid zich herstellen. Psoriasispatienten zijn vrijwel allemaal onder behandeling van een dermatoloog. Bij psoriasis wordt vooral gebruikgemaakt van sterk werkzame dermatocorticosteroïden (klasse III en IV) in een zalf of in een crème. Naast de ontstekingswerende werking hebben de middelen in de klasse III en IV ook invloed op de celdeling in de hoornhuid. Andere huidmiddelen zijn calcitriol en calcipotriol. Deze middelen behoren tot de keratolytica. Het precieze werkingsmechanisme is niet bekend, maar het gaat de schilfering van de huid tegen. Deze middelen mogen niet in combinatie met salicylzuur bevattende middelen worden gebruikt. Salicylzuur inactiveert de werkzame bestanddelen in deze crèmes. Crèmes met ditranol worden als kuurbehandeling gebruikt (kortdurend aanbrengen in hoge concentraties) of dagelijks als onderhoud (lage concentratie). Voor de behaarde hoofdhuid wordt een shampoo met koolteer en menthol gebruikt. Ook een gel met een combinatie van betamethason en calcipotriol is hiervoor geregistreerd. Voor ernstige vormen van psoriasis zijn orale middelen als acitretine beschikbaar. Het nadeel van dit middel is dat het tijdens de zwangerschap schadelijk is voor het ongeboren kind. Tot twee jaar na gebruik is dit middel nog in het lichaam aantoonbaar. Vrouwen die dit middel gaan gebruiken, moeten heel goed ingelicht worden over deze bijwerking. 8.4.5 8 PUVA-therapie krachtige middelen orale therapie Jeugdpuistjes Jeugdpuistjes of acne vulgaris komen vooral voor bij jongeren van 12 tot 25 jaar. De puistjes komen meestal voor in het gezicht en op de rug. Jeugdpuistjes worden veroorzaakt door een verhoogde talgproductie in de talgklieren en verstopping van de talgklieren, wat leidt tot ontstekingen en bacteriële infecties. Puistjes, rode vlekken en mee-eters zijn het gevolg. Soms leiden die ontstekingen tot lelijke littekens. Ter voorkoming van jeugdpuistjes moet de huid in de eerste plaats goed schoongehouden worden. Goed wassen met water en zeepvrije wastabletten of -gels kan voorkomen dat de poriën van de talgklier verstopt raken. Soms wordt aanpassing van de voedingsgewoonten geadviseerd, bijvoorbeeld minder vet en minder chocolade eten. Of deze gerechten jeugdpuistjes echt verergeren, is nog steeds onzeker. Bij lichte vormen van jeugdpuistjes wordt de huid lokaal behandeld met middelen die de hoornlaag verweken (keratolytica), waardoor deze gemakkelijk loslaat. Zodoende wordt voorkomen dat de poriën verstopt raken. Bij ernstige huidinfecties kunnen orale antibacteriële middelen worden gebruikt. Soms worden antibacteriële middelen lokaal toegepast. Bij meisjes en vrouwen kan het gebruik van de anticonceptiepil jeugdpuistjes verminderen (zie 7 H. 7). Bij ernstige vormen van acne wordt de hulp ingeroepen van de dermatoloog. z 107 Middelen bij jeugdpuistjes (acne) Een gel met benzoylperoxide is het meest gebruikte preparaat. Een alternatief bij lichte vormen van jeugdpuistjes is salicylzuur in een lotion of in een crème. Deze stof voorkomt dat de poriën verstopt raken. Ook worden preparaten met adapaleen en verhoogde talgproductie huidreiniging 108 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen strikte voorwaarden tretrinoïne gebruikt. Lokale preparaten met antibacteriële middelen bevatten clindamycine of erytromycine, meestal in de vorm van een depvloeistof. In ernstige gevallen wordt een oraal antibacterieel middel voorgeschreven, zoals tetracycline of minocycline. Ernstige, therapieresistente vormen van acne worden door een dermatoloog behandeld met isotretinoïne. Het middel is echter sterk vruchtbeschadigend (teratogeen). De verstrekking van isotretinoïne aan vrouwen in de vruchtbare leeftijd is daarom aan strikte voorwaarden verbonden. Daarbij moet de patiënt bij de arts een verklaring tekenen dat zij zich van de risico’s bewust is (informed consent). De voorschrijvend arts voert zwangerschapstests uit een maand voor voorschrijven, direct voor start, tijdens gebruik elke 28 dagen en vijf weken na beëindiging. Het recept is geldig tot zeven dagen na het uitschrijven en er mag voor maximaal dertig dagen worden afgeleverd. 8.4.6 rosacea 8 Een veelvoorkomende huidaandoening bij vrouwen in de middelbare leeftijd is roodheid van het gelaat, die langdurig aanhoudt. De eerste klachten lijken op blozen, waarbij de roodheid lang aanhoudt. In volgende stadia kan de huid langdurig rood blijven en er ontstaan pukkeltjes en infecties. Ook de ogen kunnen aangetast worden. Deze huidaandoening wordt behandeld met metronidazolcrème of -gel. Bij ernstige infecties wordt een oraal antibacterieel middel gegeven, zoals claritromycine of tetracycline. Naast geneesmiddelen moet de patiënt geadviseerd worden om uit de zon te blijven en kruiden en hete dranken te vermijden. Die zetten immers de bloedvaten in de huid nog verder open. 8.4.7 onderscheid in graden infectiegevoelig koelen Rosacea Brandwonden Brandwonden ontstaan door plaatselijke, sterke oververhitting van het weefsel. Brandwonden worden onderscheiden in eerste-, tweede- en derdegraadsverbrandingen. Bij een eerstegraadsverbranding is de huid rood, voelt warm aan en kan gezwollen zijn. Bij een tweedegraadsverbranding zijn er blaren naast de roodheid. Bij een derdegraadsverbranding zijn er delen van de opperhuid verdwenen en ziet de huid er vuilwit, grijs of zwart uit. Vaak voelt de patiënt bij een derdegraadsverbranding bij aanraking geen pijn meer, omdat de dieper gelegen gedeelten met de zenuwuiteinden beschadigd zijn. Omdat de barrièrefunctie van de huid is aangetast, raakt de huid bij brandwonden gemakkelijk geïnfecteerd en die infectie kan zich snel over de rest van het lichaam uitbreiden. Voor alle brandwonden geldt dat als eerste maatregel het aangedane lichaamsdeel gekoeld moet worden. Langdurig (minimaal vijftien minuten) koelen met lauwwarm water. Bij een intacte huid kan een koelzalf worden meegegeven. Als de huid kapot is en bij grote brandwonden dien je altijd te verwijzen naar de huisarts. Bij tweedegraadsverbrandingen worden soms geïmpregneerde zalfgazen gebruikt om de huid af te dekken en zo beschadiging en infecties te voorkomen. Het is belangrijk 8.4 • Huidaandoeningen 109 8 dat bacteriële infecties bij (vuile) brandwonden worden voorkomen met een lokale bactericide zalf. Derdegraadsverbrandingen moeten in het ziekenhuis behandeld worden. Afhankelijk van de oppervlakte moet de patiënt worden opgenomen. Er zijn in Nederland twee gespecialiseerde brandwondencentra waar de patiënt met grote brandwonden kan worden behandeld. z Middelen bij brandwonden De arts schrijft bij tweedegraadsverbrandingen nog weleens geïmpregneerde zalfgazen voor om de huid af te dekken en zo beschadiging en infecties te voorkomen. Daarvoor kunnen paraffine(zalf)gazen met povidonjood worden gebruikt. Een koelzalf wordt in deze situatie ook wel gebruikt. De huid wordt enigszins gekoeld en dat voelt prettiger aan. Bacteriële infecties of dreigende infecties bij brandwonden worden veelal behandeld met zilversulfadiazinecrème. Zilversulfadiazine heeft een bactericide werking en kan behalve een infectie bestrijden ook nieuwe infecties voorkomen. Deze crème is enkel op recept in de apotheek verkrijgbaar. Bij oppervlakkige brandwonden of zonnebrand is deze zalf niet nodig. 8.4.8 Luieruitslag Bij kinderen die luiers dragen, zijn de billetjes soms ontstoken of geïnfecteerd. Bij lichte vormen is er sprake van irritatie (‘schrale’ billetjes), bij ernstige vormen is er vaak sprake van een schimmelinfectie. De oorzaak ligt in het contact van de tere huid met een natte luier. Urine en ontlasting irriteren de huid, waardoor roodheid en pijn ontstaan. Luieruitslag voorkomen is beter dan luieruitslag genezen. Regelmatig de luier verschonen is daarbij een voorwaarde. Na ontlasting onmiddellijk verschonen. De huid daarna wassen met lauwwarm water en weinig zeep en regelmatig insmeren met een dikke laag afdekkende zalf. In de meeste gevallen is dat voldoende. z schimmelinfectie Middelen bij luieruitslag Zinkolie FNA of zinkzalf FNA zijn middelen van eerste keuze. Zinkzalf is goed smeerbaar en niet zo vet als zinkolie. Zinkoxide heeft een afdekkende (dus beschermende) en verkoelende werking. Na elke luierwisseling dienen deze middelen (dik) te worden aangebracht. Als de huidirritatie te lang bestaat, kan er een schimmelinfectie ontstaan. De huid moet dan met een antimycoticum worden behandeld. Meestal wordt hiervoor miconazol of nystatine gebruikt. 8.4.9 afdekken Doorliggen Doorliggen van de huid (decubitus) wordt veroorzaakt door langdurig in een bepaalde houding zitten of liggen. Doorliggen komt vooral voor bij bedlegerige patiënten en mensen in een rolstoel. Door de lig- of zithouding drukken de beenderen permanent op een bepaalde plek en dat kan weefsels beschadigen. De huid gaat kapot en er vormen zich zweren die meestal moeizaam genezen, omdat veel patiënten in een slechte conditie zijn. Bij doorliggen geldt de gouden stelregel: voorkomen is beter dan genezen. De patiënt vaak laten verliggen of verzitten helpt al veel. Speciale moeilijk te genezen preventie belangrijk 110 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen matrassen, schapenvachten en schuimrubberstukken onder de ellebogen en hielen kunnen doorliggen voorkomen of vertragen. Massage met zalven of crèmes kan helpen om de huid soepel te houden en de doorbloeding te bevorderen. z Middelen bij doorliggen De huid kan worden gemasseerd met een indifferente crème, zoals cetomacrogolcrème FNA. De doorbloeding verbetert daardoor. Of de wond daardoor eerder geneest, is niet bekend. Voor wondbehandeling wordt gebruikgemaakt van verschillende verbandmiddelen die wondvocht absorberen, zoals hydrogel- en alginaatverband en schuimverband. 8.5 8 zelfzorgstandaard situatie van de patiënt Huidaandoeningen en zelfzorg In de voorgaande tekst zijn al enkele aandoeningen aan de orde gekomen die ook met zelfzorgmiddelen kunnen worden behandeld. In deze paragraaf bespreken we enkele veelvoorkomende kwalen en klachten. Daarbij gaan we in op de aandoeningen zelf en geven we informatie over de klachten, de behandeling en mogelijke andere adviezen (zie . Tabel 8.1). We sluiten daarbij aan bij de adviezen in de zelfzorgstandaarden van de KNMP en de patiëntinformatiebrieven en folders van het Nederlands Huisartsen Genootschap (NHG). Bij advisering over zelfzorg is het belangrijk te achterhalen: W: voor wie is het advies bedoeld? H: hoelang heeft de cliënt al last van de verschijnselen? A: welke actie heeft de cliënt al ondernomen? M: welke medicatie wordt gebruikt voor andere aandoeningen? Deze zogeheten WHAM-vragen moet je elke keer weer stellen om een goed advies te kunnen geven. Het is belangrijk om te weten of het advies voor een kind bestemd is of een volwassene. Als de klachten lang bestaan, is het soms beter eerst een arts te raadplegen. Als de ondernomen acties van de cliënt bekend zijn, is advies daarover onnodig. Uit geneesmiddelengebruik kun je afleiden of de cliënt misschien aandoeningen heeft die de klacht kunnen veroorzaken. 8.6 Medicatiebewakingsignalen bij de receptinvoer Algemeen geldt dat je elke contra-indicatie, interactie en intolerantie per situatie en per individuele gebruiker moet bekijken. Het is belangrijk dat je in dat geval de beschikbare handboeken zoals Commentaren Medicatiebewaking of de database WINAp Interacties op de KNMP Kennisbank raadpleegt en met de apotheker overlegt. Huidmiddelen hebben bijna altijd een lokale werking. Als er sprake is of kan zijn van een systemisch effect, zoals bij dermatocorticosteroïden en andere middelen onder occlusie, dan gelden alle contra-indicaties en interacties van de desbetreffende stoffen. 111 8.6 • Medicatiebewakingsignalen bij de receptinvoer . Tabel 8.1 8 Huidaandoeningen en zelfzorg. aandoening informatie klachten behandeling acne vulgaris Voor jeugdpuistjes is een folder en een zelfzorgstandaard beschikbaar van de KNMP. brandwonden Ontstaan door plaatselijke, sterke oververhitting van het weefsel. Alleen eerstegraads brandwonden komen voor zelfzorg in aanmerking. Roodheid van de huid, soms blaren. Hevige, stekende pijn. Bij derdegraadsverbrandingen: de huid is vuilwit, grijs of zwart. Voor alle brandwonden is de eerste maatregel: aangedaan lichaamsdeel langdurig (vijftien minuten) koelen met lauwwarm water. Bij een intacte huid kun je een koelzalf (Unguentum Leniens FNA) meegeven. Is de huid kapot of zijn er grote(re) brandwonden: altijd verwijzen naar de huisarts. hoofdluis Pediculus capitis is de meest voorkomende luizensoort bij de mens. Ze prikken een klein gaatje in de huid, spuiten er een stof in die het stollen van het bloed voorkomt, en zuigen het bloed op. Luizen zijn aantoonbaar door de eitjes (neten). Ze worden overgebracht via direct lichamelijk contact en kleding (mutsen, dassen en dergelijke). Verspreiding gaat razendsnel, dus goede hygiëne is belangrijk. Jeuk, zichtbare neten. Uitsluitend via zelfzorg met shampoos of lotions met geneesmiddelen, (dode) neten verwijderen met een speciale kam. Neem met de patiënt (ouders/verzorgers) het gebruiksadvies aan de hand van de bijsluiter goed door. Wijs op aanvullende maatregelen en geef de zelfzorgfolder over hoofdluis mee. Zeer belangrijk is het kammen met een netenkam (minstens 2 weken). Geneesmiddel van eerste keus vanwege gebruiksgemak: dimethicon. Aanbrengen en na tien minuten uitspoelen. Eén behandeling is vaak voldoende, zekerheidshalve een tweede behandeling op dag 8 aanbevelen. Na eerste behandeling gedurende twee weken kammen met een luizenkam of stofkam (meestal bijgevoegd in de verpakking). Andere middelen van eerste keus zijn preparaten met permetrine. Zij zijn geschikt voor het doden van luizen en neten. Zo nodig de behandeling na acht of negen dagen herhalen. Zelfzorg wijkt niet af van de adviezen die de arts geeft. Benzoylperoxidepreparaten in de sterkte van 5 en 10 procent zijn ook zonder recept verkrijgbaar. Commercieel verkrijgbare preparaten bevatten vaak alcohol. Deze stof irriteert vooral de huid en is niet aan te bevelen bij jeugdpuistjes. 112 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen . Tabel 8.1 Vervolg aandoening informatie klachten behandeling insectenbeten Sterk jeukende bulten van een actief bloedzoekend insect (mug, steekvlieg). Bulten van insecten die uit zelfverdediging steken (wespen, bijen, hommels). Pijn, jeuk, roodheid en zwelling. Overgevoeligheidsreacties, bij wespenen bijensteken, zoals misselijkheid, duizeligheid en huiduitslag. In dat geval verwijzen naar een arts. Deppen met azijn kan verlichting geven. Tripelennamine is niet zo effectief en kan overgevoeligheidsreacties teweegbrengen. Voor verlichting bij jeuk zijn preparaten met lokale anesthetica geschikt, evenals lidocaïne-mentholgel FNA. Insmeren met een insectenwerend middel zoals diëthyltoluamide (DEET) voorkomt insectenbeten. De concentratie diëthyltoluamide bepaalt de duur van de werking. Vermijd contact met slijmvliezen in neus, oog en mond, dat levert vooral bij kinderen problemen op. Alternatief: plantenextracten (minder effectief ) en citronella-olie die kortdurend en zeer beperkt effectief is. Indien ook zonnebrandcrème wordt gebruikt, dient eerst de zonnebrandcrème te worden aangebracht en 10 minuten later het insectenwerende middel. jeuk Pruritus is een kriebelig gevoel dat vaak aanleiding geeft tot krabben. Jeuk kan verschillende oorzaken hebben: insectenbeten, waterpokken, maar vaak is de oorzaak niet bekend. Er zijn ook ziekten, zoals suikerziekte en leveraandoeningen, waarbij jeuk een van de verschijnselen is. Kriebelig gevoel dat aanleiding geeft tot krabben. Jeuk als gevolg van een onderliggende ziekte wordt door de arts behandeld. Gebruik bij jeuk door insectenbeten, zonverbranding of waterpokken mentholgel FNA en in ernstige gevallen lidocaïne-mentholgel FNA. Je kunt ook strooipoeder met menthol gebruiken, maar dat is minder effectief dan de gels. De gel verkoelt, evenals de menthol; lidocaïne werkt pijnstillend. Bij kinderen onder de twee jaar liever geen mentholbevattende producten gebruiken. koortslip Oorzaak: een virusinfectie (herpes simplex). Komt voor bij koorts en andere situaties van verminderde weerstand. Zonder behandeling verdwijnen de klachten meestal na zeven tot tien dagen. De eerste dagen is het besmettelijk, vooral (zeer kleine) kinderen dan niet zoenen of knuffelen, omdat zij dan een ernstige herpesinfectie kunnen krijgen. Het virus draag je altijd bij je, echt genezen van de aandoening is niet mogelijk. Ruwe, schrale lippen met pijnlijke blaasjes. De blaasjes kunnen opengaan, en korstjes vormen. Preventie: zorgen voor goede weerstand (goede voeding, voldoende nachtrust, weinig stress), vooral bij schraal weer lippen invetten met een lippenbalsem met UV-filter. Bij koortsuitslag: afdekkende crème (zinksulfaatcrème of zinksulfaatgel) of indrogende pasta (zinkoxidepasta FNA) gebruiken. De middelen aciclovir of penciclovir zijn af te raden. Ze zijn onvoldoende werkzaam, kunnen hooguit de duur van de klachten met een dag verminderen mits ze in het allereerste stadium en minimaal zesmaal daags gebruikt worden. Voor de behandeling van een koortslip is een zelfzorgstandaard en folder van de KNMP beschikbaar. 8 113 8.6 • Medicatiebewakingsignalen bij de receptinvoer 8 . Tabel 8.1 Vervolg aandoening informatie klachten behandeling likdoorn of eksteroog Deze pijnlijke, begrensde verharding aan de voet bestaat uit een soort ‘pit’, een verhoornde spijker van epitheelcellen in de huid. Ze ontstaan meestal als gevolg van slecht passende en knellende schoenen. De druk van de verharding op de zenuwuiteinden in de huid veroorzaakt irritatie en pijn. Preventie: goed passend schoeisel en goede voetverzorging (vermindert ook de klachten van bestaande likdoorns). Verwijderen: met sterke keratolytische (hoornlaagverwekende) stoffen, zoals salicylzuur in concentraties van 20 tot 50 procent (salicylzuur collodium FNA of salicylzuur vaseline FNA). Likdoornpleisters van verschillende fabrikanten kun je zonder bezwaar adviseren. Een likdoornring is een pleister met een kussentje waardoor de druk op de likdoorn minder wordt, zodat de pijn vermindert. Verwijs naar pedicure of podotherapeut bij regelmatig optreden van likdoorns, om de likdoorn te laten verwijderen en de oorzaak te achterhalen. luieruitslag Lichte vormen: irritatie (schrale billetjes). Ernstige vormen: schimmelinfectie. Oorzaak: contact van de tere huid met een natte luier. Urine en ontlasting irriteren de huid, waardoor roodheid en pijn ontstaan. Roodheid, irritatie, schrale billetjes. Preventie: verschoon de luier regelmatig en na ontlasting onmiddellijk. Daarbij de huid wassen met lauwwarm water, weinig zeep en regelmatig insmeren met een dikke laag afdekkende zalf. Zinkolie FNA of zinkzalf FNA zijn middelen van eerste keuze. Bij ernstige klachten verwijzen naar de huisarts. Adviseer bij vragen over zelfzorg zinkzalf of zinkolie. Deze zalven dik aanbrengen en verder regelmatig de luier verwisselen. Bij hevige klachten de arts raadplegen. schaafwonden Ontstaan door valpartijen en komen veel voor bij kleine kinderen en sporters. Pijnlijke, licht bloedende, vaak vuile wond. Meestal niet erg diep. De wond reinigen met lauwwarm water, dan deppen met een desinfectans zoals povidonjoodoplossing of chloorhexidineoplossing. Er zijn ook speciale pleisters voor het afdekken van schaafwonden. De wond geneest daardoor sneller en ondervindt geen schade door invloeden van buitenaf. 114 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen . Tabel 8.1 Vervolg aandoening informatie klachten behandeling tekenbeet Is de teek geïnfecteerd met een bepaalde bacterie, dan kan de ziekte van Lyme voorkomen. Deze bacterie kan op den duur ernstige ziekteverschijnselen veroorzaken, zoals gewrichtsklachten. Vijftien tot dertig procent van de teken blijkt geïnfecteerd te zijn, afhankelijk van het gebied. De ziekte doorloopt verschillende stadia die in tijd vaak ver uiteenlopen. Hierdoor is de patiënt zich vaak niet (meer) bewust van zijn tekenbeet. Met name in Oost-Europa kan de teek drager zijn van een virus dat hersenvliesontsteking kan veroorzaken: frühsommermeningo-encefalitis (FSME). Na een beet van een geinfecteerde teek, verloopt de ziekte in diverse stadia. In het eerste stadium ontstaan binnen veertien tot twintig dagen koorts en griepachtige verschijnselen. Bovendien ontstaat rond de jeukende plek van de beet een rode, ringvormige huiduitslag. Preventie: beschermende kleding (vooral in bosgebieden). Verwijder een teek met een speciale tekenpincet. Houd in de gaten of er binnen veertien tot twintig dagen koorts en/of griepverschijnselen ontstaan en of er op de plek van de beet een ringvormige, rode krans ontstaat. Is dat het geval, raadpleeg de huisarts. Er zal een behandeling met een antibacterieel middel moeten volgen. tepelkloven Komt voor bij vrouwen die borstvoeding geven. Door het zuigen van de baby ontstaan er zeer pijnlijke kloofjes in de tepel. Meestal komt deze klacht voor als de vrouw net begonnen is met het geven van borstvoeding. Via deze kloofjes kunnen bacteriën de borst binnendringen, waardoor een borstontsteking kan ontstaan. Zeer pijnlijke kloofjes in de tepel, die vooral gevoeld worden als het kind begint te drinken. Preventie: voorafgaand aan de geboorte de tepels afharden door ze regelmatig af te spoelen met koud water. Na de geboorte de borstvoeding langzaam opbouwen: de eerste dagen niet te lang voeden, zodat de tepels geleidelijk kunnen wennen. Een medicamenteuze behandeling van tepelkloven is er eigenlijk niet. Insmeren met olie of vette crème (vaseline cetomacrogolcrème FNA) kan enige verlichting geven. In ernstige gevallen wordt lidocaïne-vaselinecrème FNA toegepast (voor de voeding weer afwassen!). 8 115 8.6 • Medicatiebewakingsignalen bij de receptinvoer 8 . Tabel 8.1 Vervolg aandoening informatie klachten behandeling verbranding door zonlicht Verbranding door zonlicht geeft meestal eerstegraadsverbranding, in ernstige gevallen blaarvorming (tweedegraads). Zonverbranding komt vooral voor bij mensen die niet gewend zijn aan zon en zich te lang blootstellen aan zonlicht of het licht van de zonnebank. De Nederlandse Kankerbestrijding spreekt van een verbrande huid als 8 tot 24 uur na het zonnen de huid net rood kleurt. Er is een duidelijke relatie tussen zonlicht en huidkanker. Er zijn vier huidtypen. Blonde en roodharige mensen zijn extra gevoelig voor zonlicht. Sommige geneesmiddelen verhogen de gevoeligheid van de huid voor zonlicht (bijvoorbeeld tetracyclines, fenothiazines, bepaalde bloedsuikerverlagende middelen). Roodheid van de huid, soms met blaren. Pijnlijk, warm en strak gevoel van de huid. In ernstige gevallen kunnen ook misselijkheid en koude rillingen voorkomen. Preventie: zonnebrandmiddel met een hoge beschermingsfactor. Vrijwel alle in de handel zijnde middelen tegen zonnebrand zijn daarvoor geschikt. De beschermingsfactor bepaalt hoelang welk huidtype in de zon kan blijven. ’s Zomers staat op teletekst de ‘zonkracht’, zodat je weet hoelang welk huidtype in de zon kan verblijven. Verder niet te lang in de felle zon zitten en de tijdsduur van zonnebaden langzaam opvoeren. Kleine kinderen altijd insmeren met een antizonnebrandmiddel met hoge beschermingsfactor. Bij zonverbranding: natte kompressen om de huid te verkoelen. Bij jeuk: zinkoxideschudsel FNA, al dan niet met menthol. Bij ernstige verbrandingen dient de patiënt de arts te raadplegen. voetschimmel Een schimmelinfectie die meestal begint tussen de tenen. De infectie kan ontstaan als de huid verweekt en gevoelig wordt voor schimmels. Via een klein wondje kan een infectie gemakkelijk ontstaan. De huid wordt schilferig en gaat jeuken. Preventie: de huid goed droog maken na douchen, zwemmen of sporten. Zelfzorg: zelfzorgstandaard en folder van de KNMP en folders en patiëntenbrieven van het NHG (zie . Figuur 8.5). Bij advies moet je weten of de cliënt al eerder klachten heeft gehad, wat hij al geprobeerd heeft en of hij medicijnen gebruikt. Wees alert bij diabetespatienten (verwijs altijd naar de huisarts), aangezien wonden bij hen vaak slecht genezen. Medicatie: dermale toepassingen van clotrimazol, miconazol, sulconazol en terbinafine. Niet alleen de aangedane huid behandelen, maar ruim om de plek insmeren. 116 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen . Tabel 8.1 Vervolg aandoening informatie klachten behandeling wratten Goedaardige gezwellen op de huid, veroorzaakt door een virusinfectie. Komen veelvuldig voor, waardoor de volksgeneeskunde middeltjes als rauwe aardappelen en het sap van de stinkende gouwe kent. Wratten verdwijnen echter meestal ook weer vanzelf. Gewone wratten: kleine, bloemkoolachtige gezwellen, alleen of in groepjes op vooral handen en voeten. Waterwratten: glanzende bobbeltjes met een putje die over het hele lichaam voorkomen. Zelfzorg: zelfzorgstandaard en folder van de KNMP. Na drie maanden consequente zelfzorg zonder bevredigend resultaat: verwijs naar de huisarts. Datzelfde geldt als de wrat van kleur of grootte verandert, of gaat bloeden. De huisarts snijdt wratten weg of bevriest ze met vloeibare stikstof. Lokale applicatie van geneesmiddelen met een sterke hoornlaagverwekende (keratolytische) werking (bijvoorbeeld salicylzuur in een concentratie van 15-40%, wrattencollodium FNA) kan ook. Een pleister met een gaatje op de wrat of vaseline voorkomt inwerking van het salicylzuur rondom de wrat. In de handverkoop bestaan er verschillende preparaten met salicylzuur in hoge concentratie. Deze middelen kun je zonder problemen adviseren. Waterwratten zijn te klein, en te groot in aantal, voor behandeling met salicylzuurcollodium. Wel kun je de inhoud uitdrukken met een comedonenlepel, waarna de wrat gedesinfecteerd moet worden met povidonjood. zweetvoeten Overmatige zweetsecretie is voor zowel de patiënt als de omgeving een vervelend probleem. Een oorzaak is meestal niet bekend. Overmatige zweetsecretie, irritante geur, kans op voetschimmel. Dagelijks voeten wassen en schone katoenen of wollen sokken aantrekken. Schoenen zeer regelmatig ‘luchten’: een- of tweemaal per dag van schoenen wisselen. Zogeheten geurvreters kunnen behulpzaam zijn om de geur te verminderen. Aluminiumzout in de vorm van aluminiumhydroxychloride (antizweetvloeistof FNA) is goed werkzaam tegen overmatige zweetsecretie. Het vormt een afsluitende gel in de zweetkanaaltjes. 8 8.7 Afleverinformatie Het gebruik van huidmiddelen wordt veelal als eenvoudig ervaren en dus vanzelfsprekend. Toch is er een aantal afleveradviezen die altijd gegeven moeten worden. z hygiëne Huidmiddelen met antibacteriële middelen In de meeste gevallen worden huidmiddelen met antibacteriële middelen voorgeschreven bij huidinfecties. Deze infecties zijn vaak besmettelijk. De patiënt (of verzorgers, want het betreft vaak kinderen) moet geadviseerd worden om een eigen handdoek te gebruiken en goed de handen te wassen voor het eten. Mensen die 8.7 • Afleverinformatie 117 8 NHG-PATIËNTENBRIEF Voetschimmel Versiedatum: april 2008 Deze patiëntenbrief is bedoeld als ondersteuning van het consult door de huisarts. De huisarts geeft de brief mee aan patiënten met de betreffende ziekte of aandoening. De tekst gaat ervan uit dat de patiënt al door de huisarts is gezien en dat de informatie uit de brief is besproken. De adviezen in de brief gelden alleen voor mensen bij wie de diagnose is gesteld. De informatie dient niet als vervanging van een consult door de huisarts. Bedenk bij het lezen dat uw gezondheidssituatie anders kan zijn dan in de teksten wordt beschreven. Wat is voetschimmel? Schimmels groeien in de huid, de nagels of de haren van mensen of dieren. Voetschimmel groeit vooral in de warme en vochtige huid tussen de tenen. Wat zijn de verschijnselen? De meest bekende vorm wordt ‘zwemmerseczeem’ genoemd. Daarbij ontstaan grijs-witte huidschilfertjes en kloofjes tussen de tenen. Soms jeukt het. In de vochtige schilfers kunnen bacteriën groeien, waardoor de voeten onaangenaam ruiken. Voetschimmel kan ook aan de voetzool of aan de rand van de voet optreden. Daarbij ontstaan rode schilferende plekken, soms met blaasjes en puistjes. Ook het eelt van de voeten kan dikker worden en er kunnen kloven in ontstaan. Soms kan er aan de zijkanten van uw vingers en in uw handpalmen wat vervelling met blaasjes ontstaan. Dit is geen schimmel, maar een overgevoeligheidsreactie op de schimmelinfectie van uw voeten. Hoe ontstaat een infectie met voetschimmel? Schimmels zijn overal aanwezig; iedereen komt ermee in aanraking. Vooral de vloeren van openbare zwembaden, douche- en sportruimtes zijn een bron van schimmels. Pas als de schimmel de huid binnendringt en zich uitbreidt, heb je een infectie. Meestal beschermt de huid tegen schimmelinfecties. Soms werkt die bescherming minder goed waardoor schimmels gemakkelijker de huid binnendringen, bijvoorbeeld: • als de huid geïrriteerd of beschadigd is; • als de huid verweekt is door vocht en warmte; • als de huid veel wordt gewassen met zeep (waardoor beschermende vetzuren op de huid worden verwijderd). Ouderen, mensen met verminderde weerstand (door bijvoorbeeld chemokuren of besmetting met aids) of mensen met diabetes mellitus zijn gevoeliger voorschimmelinfecties. Is voetschimmel besmettelijk? Voetschimmel is besmettelijk. De schimmel is meestal afkomstig van iemand in uw omgeving die een schimmelinfectie heeft. De schimmel zit in de huidschilfertjes. De huidschilfertjes laten los en kunnen zich zo verspreiden. Vooral de vloeren van openbare zwembaden, douche- en sportruimtes zijn een bron van schimmels. De meeste schimmels worden van mens op mens overgedragen. Sommige schimmelsoorten kunnen alleen van dieren op mensen worden overgedragen. Mensen kunnen deze schimmel niet aan elkaar doorgeven. Adviezen De volgende adviezen kunnen misschien helpen de groei van schimmels tegen te gaan en nieuwe schimmelinfecties te voorkomen: • Was uw voeten liefst zonder zeep. Als u toch een keer zeep gebruikt, spoel dan daarna uw voeten goed af, zodat er geen zeepresten achterblijven. • Droog uw voeten goed af, ook tussen de tenen. Tussen de tenen kunt u eventueel talkpoeder gebruiken. Houd uw voeten droog. • Draag schone katoenen of wollen sokken en goed ventilerende, niet te nauwe schoenen. Draag sandalen, linnen of leren schoenen. Draag liever gesloten schoenen van rubber of plastic. • Draag slippers in ruimtes waar veel mensen op blote voeten lopen, en vooral in doucheruimtes en zwembaden. Medicijnen De meeste voetschimmels zijn oppervlakkig en kunnen geen kwaad. U kunt ze behandelen door twee keer per dag een antischimmelcrème, -zalf of -poeder op de aangedane plekken aan te brengen. Breng de crème dun aan,zodat deze na het smeren niet meer zichtbaar is. Een dikke laag kan de huid irriteren. Smeer het middel tot ongeveer twee centimeter rondom de plekken. De schimmel heeft zich namelijk verder uitgebreid dan u kunt zien. Alleen voetschimmel die diep in de huid doordringt, wordt met pillen behandeld. Diepe voetschimmel komt zelden voor en gaat samen met fijne schilfering op de voetzool en meer eeltvorming en kloven in vooral de hiel. Maar antischimmelpillen kunnen zoveel bijwerkingen hebben, dat ze ook bij diepe schimmelinfecties niet altijd de voorkeur hebben. Bij de beslissing om eventueel antischimmelpillen in te nemen moet u een aantal dingen weten: • Antischimmelpillen zijn zware medicijnen. • Neem ze niet als u zwanger bent of zwanger wilt worden, of als u borstvoeding geeft. • Gedurende de kuur kan de anticonceptiepil minder betrouwbaar zijn. Gebruik dan als aanvullende bescherming een condoom. • Antischimmelpillen kunnen de werking van sommige medicijnen versterken (bijvoorbeeld van antidepressiva, bloedverdunners, bepaalde hartmedicijnen). • Bij antischimmelpillen mag u sommige cholesterolverlagende pillen niet slikken. • Met antischimmelpillen heeft u een kleine kans op leverproblemen, zoals geelzucht. Ernstige (diepe) huidschimmels kunnen soms komen door een huisdier. Het kan dan nodig zijn uw huisdier tegen de schimmel te behandelen. Bespreek dit met uw dierenarts. Hoe gaat het verder? Na twee tot vier weken kunt u verbetering zien. Eventuele puistjes en blaasjes hebben iets langer nodig om te genezen. De dikke huid van de voetzolen heeft een angere behandeling nodig dan de gladde huid. Blijf de crème gebruiken totdat de huid genezen is. Als de schimmelinfectie niet vermindert kom dan op het spreekuur. Dan bespreken of er een andere antischimmelcrème nodig is. Voetschimmel kan gemakkelijk terugkomen. Door de genoemde adviezen op te volgen kunt u proberen dit te voorkomen. Komt de schimmel toch weer terug, dan kunt u deze met dezelfde crème behandelen. Alleen bij diepe schimmelinfecties wordt soms voor een behandeling met pillen gekozen. Neem contact op als u door de bijwerkingen verschijnselen krijgt zoals misselijkheid, geelzucht, jeuk, donkerbruine urine of ontkleurde (geelwittige) ontlasting. Meestal moet u dan met de pillen stoppen. Heeft u nog vragen? Als u na het lezen van deze brief nog vragen heeft, dan kunt u daar bij een volgend contact op terugkomen. . Figuur 8.5 Patiëntenbrief NHG over voetschimmel. 118 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen een steenpuist hebben, moeten wegblijven uit de keuken, want via voedsel kan een infectie gemakkelijk doorgegeven worden. z zeven dagen doorgaan z tweemaal daags 8 Huidmiddelen met antimycotica Schimmelinfecties zijn hardnekkig. Bij het insmeren moet de patiënt geadviseerd worden ruim in te smeren, waarbij met ruim bedoeld wordt ‘ruim om de plek’ en niet ‘dik insmeren’. Schimmelinfecties hebben zich meestal onderhuids al uitgebreid, zonder dat het zichtbaar is. Met het antimycoticum moet tot een week na het verdwijnen van de verschijnselen worden doorgegaan. Huidmiddelen met dermatocorticosteroïden Dermatocorticosteroïden worden meestal tweemaal daags gebruikt. Sterk werkende middelen dan ook nog eens gedurende vier tot vijf dagen per week. Tussendoor dient de patiënt te smeren met een indifferente zalf of crème om de huid soepel te houden. Zo nu en dan smeren met dermatocorticosteroïden heeft geen zin. Zoals bij zo veel geneesmiddelen geldt: je behandelt het goed of je behandelt het niet. 8.8 8.9 Websites 7 www.huidfederatie.nl website van een organisatie die diverse patiëntengroeperingen bundelt op het gebied van huidziekten (organiseert onder meer lotgenotencontacten) 7 www.huidarts.com een door huidartsen samengestelde website met informatie over huidziekten (met onder meer plaatjes), het voorkomen ervan en de behandeling 7 www.huidziekten.nl website voor dermatologen en arts-assistenten in opleiding tot dermatoloog; daarnaast is een aantal patiëntenfolders opgenomen en een aantal links naar websites van patiëntenverenigingen Huidmiddelen basiscrèmes en -zalven cetomacrogolcrème FNA cetomacrogolzalf FNA lanettezalf FNA lanettecrème FNA vaselinecetomacrogolcrème FNA vaselinelanettecrème FNA middelen tegen eczeem (dermacorticosteroïden) betamethasondipropionaat Diprosone betamethasondipropionaat (in propyleenglycol) Diprolene 119 8.9 • Huidmiddelen betamethasonvaleraat Betnelan clobetasol Clarelux, Clobex, Dermovate clobetason Emovate desoximetason Ibaril, Topicorte diflucortolon Nerisona flumetason Locacorten fluticason Cutivate hydrocortisonacetaat hydrocortisonbutyraat Locoïd mometason Elocon triamcinolonacetonide overige middelen tegen eczeem middelen bij bacteriële huidinfecties, desinfectie van de huid middelen bij schimmelinfecties middelen bij psoriasis salicylzuur Formule W, Salicylzuur Collodium/crème/gel FNA pimecrolimus Elidel ureumzalf Calmurid tacrolimus Protopic flucloxacilline Floxapen fusidinezuur Fucidin povidonjood Betadine mupirocine Bactroban chloorhexidine Hibiscrub, Hibisol, Sterilon, Urogliss metronidazol Rozex itraconazol Trisporal terbinafine Lamisil clotrimazol Canesten ketoconazol Nizoral miconazol Daktarin, Dermacure sulconazol Myk 1 acitretine Neotigason calcipotriol/betamethason Dovobet, Xamiol calcitriol Silkis ditranol koolteerpreparaten koolteer/menthol Denorex 120 Hoofdstuk 8 • Huidmiddelen middelen bij jeugdpuistjes (acne) adapaleen Differin benzoylperoxide Benzac W clindamycine Dalacin cyproteron/ethinylestradiol Diane-35 erytromycine Eryacne, Inderm, Stiemycin, Zineryt isotretinoïne Roaccutane salicylzuur tetracycline minocycline middelen bij brandwonden paraffinezalfgazen Unitulle povidonjoodgazen Betadine unguentum leniens 8 koelzalf FNA zilversulfadiazine middelen bij doorliggen middelen bij luieruitslag Flammazine cetomacrogolcrème FNA alginaatverband Kaltostat hydrogel Allevyn, Aquacel, Duoderm zinkolie FNA zinkzalf FNA miconazol nystatine middelen tegen luizen dimeticon XTLuis malathion Prioderm permetrine Loxazol insectenwerende middelen diëthyltoluamide Autan, DEET middelen tegen jeuk lidocaïnementholgel Nestosyl (comb.) middelen tegen een koortslip aciclovir Herpolips, Zovirax penciclovir Fenistil Penciclovir zinksulfaat middelen tegen wratten salicylzuur salicylzuurcollodium FNA, Duofilm, Formule W middelen tegen zweetvoeten aluminiumhydroxychloride antizweetvloeistof FNA