REFERENTIEDOCUMENT `Talen in de Kwalificatieprofielen` BIJLAGE

advertisement
REFERENTIEDOCUMENT
‘Talen in de
Kwalificatieprofielen’
Moderne Vreemde Talen en Nederlands
Herziene versie 2.0 – februari 2007
BIJLAGE
Colofon
Titel
Referentiedocument ‘Talen in de Kwalificatieprofielen’
Auteur
Marianne Driessen (eindredactie), Ellie Liemberg, Els Leenders, Hilde den Exter, Ella
van Kleunen.
Versie
V 2.0
Datum
28 februari 2007
Projectnummer
11055.05
CINOP
Postbus 1585
5200 BP ’s-Hertogenbosch
Tel: 073-6800800
Fax: 073-6123425
www.cinop.nl
© CINOP/MBO-raad 2007
Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd of openbaar gemaakt door middel van druk,
fotokopie, op welke andere wijze dan ook, zonder vooraf schriftelijke toestemming van de uitgever.
Inhoudsopgave
Bij de herziene versie ………………………..…………………………………………………….3
1 Inleiding ......................................................................................................... 4
2 Taalcompetentieprofielen ............................................................................... 6
2.1
Wat is een taalcompetentieprofiel?..............................................................6
3 Nederlands voor het beroep............................................................................ 9
3.1
Inleiding .................................................................................................9
3.2
Belang van een taalcompetentieprofiel Nederlands ...................................... 10
3.3
Format voor een taalcompetentieprofiel Nederlands voor het beroep.............. 11
3.4
Voorbeeld van een taalcompetentieprofiel Nederlands voor het
3.5
Procedure taalcompetentieprofiel Nederlands voor het beroep....................... 13
beroep ......... 11
4 Moderne vreemde talen voor het beroep ...................................................... 14
4.1
Inleiding ............................................................................................... 14
4.2
Belang van taalcompetentieprofielen voor de moderne vreemde talen ............ 14
4.3
Format voor een Taalcompetentieprofiel in de kwalificatieprofielen................. 15
4.4
Voorbeeld van een Taalcompetentieprofiel ................................................. 15
4.5
Toelichting bij het format en het voorbeeld ................................................ 17
4.6
Procedure taalcompetentieprofiel mvt........................................................ 18
4.7
Welke talen zijn van belang? .................................................................... 18
4.8
Voorbeeldprocedures KC Handel en ECABO ................................................ 18
4.9
Welke taalniveaus voor de vreemde talen zijn vanuit de BCP’s gezien,
realistisch?..................................................................................................... 19
5 Nederlands voor Leren, Loopbaan en Burgerschap ....................................... 21
5.1
Inleiding ............................................................................................... 21
5.2
Minimale uitstroomniveaus Nederlands ...................................................... 21
5.3
IJkpunten en overwegingen bij het vaststellen van deze niveaus ................... 23
6 MVT voor Leren, Loopbaan en Burgerschap .................................................. 24
6.1
Voorlopig uitstel ..................................................................................... 24
7 Literatuur ..................................................................................................... 25
8 Bijlagen ........................................................................................................ 26
8.1
Bijlage 1: Leden van de projectgroep ........................................................ 26
8.2
Bijlage 2: Globale schalen uit het Europees Referentiekader ......................... 39
I
Bij de herziene versie
Voor u ligt een herziene versie van het Referentiedocument ‘Talen in de Kwalificatieprofielen –
Nederlands en de Moderne Vreemde Talen’ (versie 1, oktober 2004), ontwikkeld in opdracht van
en in samenwerking met de MBO-raad. Een herziening was nodig omdat:
•
de vorige versie van het Referentiedocument uit ging van een eis voor tenminste één
moderne vreemde taal (mvt) in het Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap, én
van het principe van ‘schering en inslag’. Hiermee werd bedoeld dat bij het bepalen van de
eisen aan taalvaardigheid de eisen vanuit burgerschap meegenomen moesten worden.
•
er inmiddels een nieuw format is voor de kwalificatieprofielen waarin de
taalcompetentieprofielen moeten worden opgenomen in deel B (het verplichte deel)
•
er door het Procesmanagement is besloten om voor Nederlands een verplicht minimaal
uitstroomniveau (per niveau) vast te stellen in het ‘Brondocument Leren, Loopbaan en
Burgerschap’. Hiermee wordt voorkomen dat deelnemers worden gekwalificeerd met een te
laag niveau van taalvaardigheid voor een succesvolle doorstroom naar een volgend niveau,
een vervolgopleiding en/of de maatschappij.
•
er door het Procesmanagement is besloten om een minimaal uitstroomniveau voor een
moderne vreemde taal (mogelijk Engels of een vrije keuze) uit te stellen tot het veld nader
is geraadpleegd.
In deze herziene versie (versie 2) van het Referentiedocument:
•
worden voor Nederlands de minimumeisen voor schooltaalvaardigheid en doorstroom
(binnen het mbo en naar het hbo) en uitstroom naar de maatschappij (burgerschap)
beschreven. Dit onderdeel is nieuw. Een beschrijving van minimumeisen voor een moderne
vreemde taal is uitgesteld.
•
wordt een werkwijze aangegeven om, vanuit de beroepscompetentieprofielen (BCP’s), en
met behulp van de Raamwerken MVT en NT2, te komen tot competentieprofielen voor
beroepsgerichte taalvaardigheid Nederlands en Moderne Vreemde Talen. Dit kan betekenen
dat er soms een hoger niveau wordt geëist voor bepaalde vaardigheden dan in het
Nederlands minimaal vereist is. Ook kan het betekenen dat de contexten en accenten
anders komen te liggen voor beroepgerichte taalvaardigheid. Om deze redenen blijft het
nodig om voor de beroepsgerichte taalvaardigheid een taalcompetentieprofiel op te stellen
voor het Nederlands, hoewel hiervoor de minimale niveaus al beschreven zijn. Dit
onderdeel is overeenkomstig de vorige versie van het Referentiedocument, maar is
ingekort en geactualiseerd.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
3
1
Inleiding
De MBO Raad heeft met het gereedkomen van het document Raamwerk NT2 in 2002 (voor
deelnemers voor wie het Nederlands een tweede taal is) aan de minister verzocht om het
Raamwerk NT2 en het eerder gepubliceerde Raamwerk MVT te verankeren in de WEB.
Immers, het Europese Referentiekader voor de talen waarop de Nederlandse Raamwerken
gebaseerd zijn, wordt de internationale standaard voor taalvaardigheid. Het Europese
taalportfolio en het Europese Referentiekader (in Nederland afgekort tot ERK.
Oorspronkelijke titel: Common European Framework of Reference for Languages: Learning,
teaching, assessment) zijn door de onderwijsministers van de Europese Unie geadopteerd
(Polen, oktober 2000) en de Europese taalniveaus worden in alle landen van de Unie in het
onderwijs ingevoerd.
De Europese Commissie hecht groot belang aan de ontwikkeling van taalvaardigheid van
alle burgers in de landen van de Europese Unie. In de tekst van het Actieplan Talen 2004 –
2006 van de Europese Commissie wordt dat als volgt verwoord:
“In het kader van de in maart 2000 gelanceerde strategie van Lissabon voor economische,
sociale en milieuvernieuwing ontwikkelt de Unie momenteel een op kennis gebaseerde
maatschappij als essentieel onderdeel van het streven om vóór het eind van het decennium
de meest concurrerende kenniseconomie ter wereld te worden. Het leren van andere talen
helpt deze doelstelling te verwezenlijken door de cognitieve vaardigheden en de kennis van
de moedertaal aan te scherpen (inclusief lezen en schrijven).
De Commissie probeert in deze context ook de ondernemingszin en de zakelijke
vaardigheden van de EU-burgers te ontwikkelen (bijvoorbeeld via het Europees handvest
voor kleine bedrijven en het groenboek over ondernemerschap). Deze doelstelling kan
gemakkelijker worden verwezenlijkt als het leren van talen in de Europese Unie wordt
bevorderd, zodat de Europese burgers en bedrijven over de nodige interculturele en
taalkennis beschikken om efficiënt op de wereldmarkt te functioneren. Ook tal van andere
Europese beleidsmaatregelen zouden baat vinden bij burgers met een betere taalkennis.
Kortom, andere talen verstaan en spreken moet een onderdeel vormen van de basiskennis
van alle Europese burgers.”
In de documenten die de grondslag vormen voor de nieuwe competentiegerichte
kwalificatiestructuur voor het beroepsonderwijs moet duidelijk worden welk niveau van
taalvaardigheid, gerelateerd aan de Europese competentiestandaard voor talen, verwacht
wordt van leerlingen die een kwalificatie in het mbo behalen.
In de beroepscompetentieprofielen (BCP's) is de beschrijving van de vereiste
taalvaardigheden meestal echter minimaal en impliciet aanwezig. Er is geen verwijzing naar
een taalbeheersingsniveau. Meestal wordt volstaan met een zinnetje als ‘in het Nederlands
en in een vreemde taal' .
Inmiddels zijn MBO Raad en COLO overtuigd geraakt van nut en noodzaak van de Europese
standaard van taalcompetentiebeschrijvingen. Daarom heeft het Procesmanagement
opdracht gegeven om een Referentiedocument te ontwikkelen dat door de KBB’s gebruikt
kan worden bij de beschrijving van de niveaus van taalvaardigheid in het Nederlands en in
de moderne vreemde talen in de nieuwe kwalificatieprofielen. Tevens is daarbij aangegeven
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
4
dat het Referentiedocument ook de minimale uitstroomniveaus moet beschrijven voor
Nederlands om een soepele doorstroom te bevorderen binnen het mbo en van het mbo
naar het hbo en uitstroom naar de maatschappij. Deze laatste toevoeging is een wijziging
ten opzichte van de vorige versie van het Referentiedocument. Een toevoeging met de
beschrijving van minimale uitstroomniveaus voor een moderne vreemde taal wordt in de
loop van 2007 verwacht.
Het Referentiedocument beschrijft hoe niveaus van taalvaardigheid kunnen worden
beschreven in een zogenaamd taalcompetentieprofiel, conform het format van het ERK (en
de Nederlandse afgeleide varianten daarvan: het Raamwerk MVT en het Raamwerk NT2).
Het Referentiedocument Talen in de kwalificatieprofielen (versie 2) beschrijft:
1.
Hoe er vanuit de eisen aan het beroep niveaus voor taalvaardigheid voor Nederlands en de
moderne vreemde talen (een, twee of meer) een taalcompetentieprofiel kan worden
opgesteld. Een format laat zien hoe taalcompetenties beschreven kunnen worden en een
procedure beschrijft hoe tot de invulling van een dergelijk format te komen.
2.
Taalcompetentieprofielen die de verplichte te behalen uitstroomniveaus beschrijven voor
Nederlands, vanuit het oogpunt van schooltaalvaardigheid, doorstroom (leren en loopbaan)
en burgerschap.
Het Referentiedocument is opgesteld door een projectgroep van MBO Raad en COLO (en
diverse experts van KBB’s en ROC’s), met ondersteuning vanuit CINOP en SLO.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
5
2
Taalcompetentieprofielen
De moderne werknemer op mbo-niveau moet communicatief competent zijn. Hij/zij moet
met collega's, leidinggevenden, leveranciers en klanten of andere externe contacten
kunnen communiceren. In die communicatie gaat het om helderheid en duidelijkheid, om
het treffen van de juiste toon, om zorgvuldigheid en correctheid in het taalgebruik.
De coherentie en transparantie van taalvaardigheidseisen voor alle lagen en sectoren in de
beroepswereld zou in grote mate bevorderd worden door koppeling aan een algemeen
erkende niveaustandaard. Een dergelijke standaard is sinds enkele jaren voorhanden in de
vorm van het Europese Referentiekader (meestal afgekort als ERK). Daarin wordt in een
matrix van zes niveaus en vijf vaardigheden, functionele taalvaardigheid als een zich
voortdurend ontwikkelde talige competentie beschreven. In Nederland zijn er voor het bveveld twee uitwerkingen van dit ERK gemaakt: het Raamwerk MVT (voor de moderne
vreemde talen) en het Raamwerk NT2 (voor Nederlands als tweede taal).
2.1
Wat is een taalcompetentieprofiel?
Een taalcompetentieprofiel is een transparante beschrijving van niveaus van
taalvaardigheid conform het format van het ERK.
Het ERK onderscheidt 3 hoofdniveaus:
A
de beginnende, afhankelijke taalgebruiker
B
de gevorderde, onafhankelijke taalgebruiker
C
de vaardige taalgebruiker
Elk hoofdniveau is weer onderverdeeld in twee subniveaus waardoor er 6 niveaus van
taalvaardigheid ontstaan:
A
Beginnend
taalgebruiker
A1
A2
B
Onafhankelijk
C
Vaardig
taalgebruiker
taalgebruiker
B1
B2
C1
C2
De zes taalniveaus zijn uitgewerkt in niveauomschrijvingen, 'descriptoren', zowel per
niveau als per vaardigheid. In onderstaand kader de algemene descriptor voor niveau A1:
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
6
Niveau A1
Kan vertrouwde dagelijkse uitdrukkingen en basiszinnen gericht op de bevrediging van concrete
behoeften begrijpen en gebruiken. Kan zichzelf aan anderen voorstellen en kan vragen stellen en
beantwoorden over persoonlijke gegevens zoals waar hij/zij woont, mensen die hij/zij kent en
dingen die hij/zij bezit. Kan op een simpele wijze reageren, aangenomen dat de andere persoon
langzaam en duidelijk praat en bereid is om te helpen.
Bron: Raamwerk NT2
(zie Bijlage 2 voor de Globale descriptoren van het ERK)
Het C2-niveau is een dergelijke hoog niveau dat het voor onze doelgroep niet relevant is. We gaan
dus uit van 5 niveaus.
De niveaus worden beschreven voor 5 deelvaardigheden. Hierdoor ontstaat er een profiel met 5
niveaus en 5 deelvaardigheden.
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Schrijven
voeren
C1
B2
B1
A2
A1
Omdat de competenties (de ‘kan-beschrijvingen’) al beschreven zijn in de documenten Raamwerk
MVT en NT2 kan worden volstaan met het aangeven van een niveau per vaardigheid. Een
taalcompetentieprofiel toont op deze manier voorbeeldmatig welke talige competenties op welke
niveaus worden nagestreefd. De ‘kan-beschrijvingen’ moeten echter níet worden opgevat als af te
vinken eindtermen, maar als voorbeelden bij een meetlat van taalvaardigheid: hieraan kan het
niveau van taalvaardigheid van de deelnemer worden afgemeten. Didactische aspecten van het
talenonderwijs zijn hier niet aan de orde. Die komen aanbod bij de feitelijke vormgeving van het
talenonderwijs, een zaak van de onderwijsinstellingen.
Het taalcompetentieprofiel, indien vastgelegd in een (taal)portfolio als bewijs van behaald niveau,
is een communicatiemiddel tussen arbeidsmarkt en onderwijs en tussen opleidingen onderling. Het
taalcompetentieprofiel biedt een overzicht aan taalcompetenties van een (startend)
beroepsbeoefenaar en kan aan een kwalificatieprofiel worden toegevoegd waardoor in één
oogopslag duidelijk is welk niveau van taalbeheersing wordt verlangd. Werken met het
taalcompetentieprofiel maakt toevoegen van gedetailleerde bepalingen met betrekking tot het
niveau van taalbeheersing aan competentieformuleringen (in beheersingscriteria) overbodig.
Voorbeelden van deze formuleren zijn te vinden in de documenten Raamwerk MVT en Raamwerk
NT2 en natuurlijk in het oorspronkelijke ERK.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
7
Het taalcompetentieprofiel leidt tot een versterking van de kwalificatieprofielen doordat er gebruik
gemaakt wordt van een eenduidige, in heel Europa geaccepteerde, systematiek van het
beschrijven van talige competentie.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
8
3
Nederlands voor het beroep
3.1
Inleiding
Communicatieve competentie in het Nederlands is een belangrijke vaardigheid voor de werknemer
op mbo-niveau. Dat geldt niet alleen voor de van oudsher sterk talige beroepen in de
dienstverlening, de verzorging, de handel. Ook van de werknemer in technische beroepen wordt
verwacht dat hij of zij met collega’s en leidinggevenden het dagelijkse werk bespreekt en conflicten
oplost, deelneemt aan werkoverleg, met klanten en leveranciers communiceert, werkrapporten
schrijft, bijblijft op het vakgebied door tijdschriften en websites te raadplegen.
Daarnaast is Nederlands de instructietaal in het onderwijs (zowel mondeling als schriftelijk) en ook
de taal waarin de deelnemer zijn/haar competenties moet tonen: in presentaties, verslagen en
rapporten. Omdat Nederlands ook onze ‘standaardtaal’ en ‘nationale taal’ is in ons land (en in
Vlaanderen en in Suriname) worden er aan de taalvaardigheid in het Nederlands vaak bijzondere
(en hoge) eisen gesteld. Een goede beheersing van het Nederlands is een belangrijke succesfactor
bij het volgen van onderwijs. Om die redenen is een taalcompetentieprofiel Nederlands verplicht
in álle kwalificatieprofielen.
Met Nederlands bedoelen we de moedertaal, voor leerlingen die van huis uit Nederlands spreken,
of de omgevingstaal – de taal van school en werk en van de openbare ruimte- voor leerlingen die
een andere moedertaal hebben en thuis en in de familie- en vriendenkring geheel of gedeeltelijk
een andere taal spreken.
Er is geen scherpe scheiding aan te geven tussen het Nederlands als eerste of moedertaal (NT1) en
het Nederlands als tweede taal (NT2); er is eerder sprake van een glijdende schaal. Aan de ene
kant van die schaal staan leerlingen met Nederlands als moedertaal, aan de andere kant leerlingen
die op latere leeftijd naar Nederland zijn gekomen en het Nederlands als een nieuwe taal hebben
moeten leren. Daartussen bevindt zich de grote groep van leerlingen die in twee of meer talen
leven. Deze leerlingen zullen over het algemeen veel extra inspanning moeten leveren om de voor
het beroep benodigde taalvaardigheid te verwerven.
Probleem bij Nederlands is dat op dit moment geen instrumentarium beschikbaar is om functionele
taalvaardigheid in de moedertaal/omgevingstaal in een algemeen erkende competentiestandaard te
beschrijven, zoals het CEF voor de vreemde talen. Deskundigen menen echter dat de analyse van
functionele taalvaardigheid zoals die in de vorm van ‘can do-statements’ (korte, positief
geformuleerde uitspraken over wat iemand kan doen in een taal) ook bruikbaar zal zijn voor het
beschrijven van taalvaardigheid in de moedertaal. Men verwacht problemen bij het beschrijven van
de onderliggende linguïstische vaardigheden als grammatica, uitspraak, woordgebruik.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
9
De ontwikkelingsprocessen in moedertaalverwerving verlopen nu eenmaal anders dan bij een
vreemde taal die men leert op latere leeftijd, als het cognitieve apparaat al gevormd is en de eisen
die men aan de standaardtaal stelt zijn op een aantal aspecten ánders dan die men stelt aan een
vreemde taal.
De projectgroep stelt dan ook voor om voorlopig te werken met het Raamwerk NT2 voor de
beschrijving van taalcompetentieprofielen voor Nederlands. Ook het Raamwerk MVT kan dienst
doen bij het zoeken naar beroepsgerichte voorbeelden van taalgebruik. Inmiddels wordt er binnen
het project ‘Aanvalsplan Laaggeletterdheid’ gewerkt aan de ontwikkeling van een
Beschrijvingskader Nederlands dat recht doet aan de specifieke eisen en kenmerken van
taalvaardigheid in de standaardtaal/instructietaal. Ook dit beschrijvingskader zal gebaseerd zijn op
het CEF.
3.2
Belang van een taalcompetentieprofiel Nederlands
Het belang van het opstellen van taalcompetentieprofielen voor Nederlands gelegen in het feit dat
er heldere, eenduidige uitspraken gedaan worden over de gewenste en te bereiken taalvaardigheid,
gekoppeld aan een internationaal erkende competentiestandaard. Daarmee leveren ook
taalcompetentieprofielen voor Nederlands een bijdrage aan de versterking van de
kwalificatieprofielen, door de eenduidige manier waarop talige competenties beschreven worden.
Bij Nederlands moet er goed aandacht geschonken worden aan het feit dat deelnemers bij instroom
in het mbo al over een niveau van taalvaardigheid in het Nederlands beschikken, een niveau dat
over het algemeen veel hoger is dan het instroomniveau voor de vreemde talen. Dat beginniveau
zal in termen van functionele taalvaardigheid geanalyseerd moeten worden en vergeleken met het
niveau dat van de beginnende beroepsbeoefenaar verwacht wordt. Vergelijking van die twee
niveaus geeft aan wat aan taalvaardigheid Nederlands in het mbo-traject bijgeleerd moet worden.
Om inzichtelijk te maken hoe groot het verschil is tussen instroomniveau en het niveau waarover
de beginnende beroepsbeoefenaar moet beschikken, is een beschrijving van taaltaken en van de
mate van gemak en correctheid waarmee die uitgevoerd worden dan wel moeten worden,
gekoppeld aan een algemeen erkende standaard zoals het CEF, een voorwaarde.
Op welke wijze vervolgens gewerkt wordt aan de gewenste ontwikkeling van de talige competentie
in het Nederlands is een organisatorische en didactische kwestie die door de scholen zelf zal
moeten worden vormgegeven. In sommige gevallen zal de taalvaardigheid, door het gebruik van
het Nederlands en de feedback1 op dat gebruik, in de opleiding en in stages, zich min of meer
vanzelf ontwikkelen tot het gewenste niveau nodig voor het beginnen in het beroep. In de meeste
gevallen zal daarnaast gerichte training nodig zijn. Dit zal het geval zijn bij beroepen waarin hoge
eisen aan de taalvaardigheid Nederlands worden gesteld: denk aan secretariële opleidingen. Maar
het zal ook vaak het geval zijn bij leerlingen die een te laag niveau Nederlands hebben bij instroom
om via de 'natuurlijke' manier hun taalvaardigheid op het voor het beroep gewenste niveau te
krijgen.
Overigens is het voor het geven van feedback nodig dat docenten inzicht hebben in de vereiste kenmerken van
taalgebruik. Kennis van het beschrijvingskader voor NT1 is voor alle docenten, taal docenten en vakdocenten,
noodzakelijk.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
10
3.3
Format voor een taalcompetentieprofiel Nederlands voor het beroep
Een taalcompetentieprofiel voor Nederlands dient de volgende elementen te bevatten:
•
gewenst beheersingsniveau conform het CEF, vormgegeven in een tabel van 5
vaardigheden en 5 niveaus (niveau C2 kan buiten beschouwing worden gelaten;
eventueel kunnen subniveaus worden weergegeven).
•
desgewenst: focus op clusters van taaltaken (in het Raamwerk NT2
subvaardigheden genoemd, een onderverdeling van de vaardigheden Luisteren,
Lezen, Gesprekken voeren, Spreken, Schrijven)
•
verwijzing naar een beroepscontext en een leercontext
Dit taalcompetentieprofiel moet worden opgenomen in deel B van het Kwalificatiedossier.
3.4
Voorbeeld van een taalcompetentieprofiel Nederlands voor het
beroep
Dit voorbeeld is speciaal voor dit document geconstrueerd en alleen voorbeeldmatig
bedoeld. Het is gebaseerd op de beroepscompetentieprofielen Engineer Elektrotechniek en
Monteur Elektrotechniek (Kenteq).
Gewenst eindniveau Nederlands voor Engineer Elektrotechniek (voorbeeld)
Focus: op de diverse subvaardigheden uit het Raamwerk NT2
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
11
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Schrijven
1
voeren
C2
C1
2 Luisteren
2 Oriënterend
als lid van
lezen
een live
3 Lezen om
publiek
informatie op te
doen
4 Instructies
lezen
B2
1
1 Informele
1
Correspondentie
gesprekken
lezen
2 Bijeenkomsten
Monologen Correspondentie
3 Verslagen en
en vergaderingen
rapporten
3 Zaken regelen
4 Informatie
uitwisselen
B1
2
Aantekeningen,
berichten en
formulieren
A2
A1
Beroepscontext:
Zie de beroepscompetentieprofielen ‘Engineer Elektrotechniek, 'Monteur Elektrotechniek' (Kenteq)
Toelichting
Het competentiebegrip bij het leren en onderwijzen van talen, zoals omschreven in het CEF, biedt
de mogelijkheid om taalvaardigheid in het beroep enerzijds op een algemeen niveau te definiëren,
namelijk door de plaatsing van taalvaardigheidseisen in de matrix van de Europese taalniveaus.
Anderzijds legt het CEF grote nadruk op de context waarin taaltaken uitgevoerd worden, waarmee
de koppeling naar de beroepscontext gewaarborgd wordt.
Het taalcompetentieprofiel in deze voorbeelden is afgeleid uit de eisen die het beroep stelt, zoals
verwoord in de beroepscompetenties in het BCP. Bijvoorbeeld in het geval van Engineer
Elektrotechniek leiden de volgende beroepscompetenties:
8. Samen te werken met collega's, zodat een goede werksfeer ontstaat en er efficiënt wordt
gewerkt.
10. Te communiceren en samen te werken met collega's van andere disciplines, zodat het totale
werkproces optimaal verloopt.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
12
Tot het gewenste niveau: Gesprekken voeren B2, met als subvaardigheden:
1 informele gesprekken
2 bijeenkomsten en vergaderingen
3 zaken regelen
4 informatie uitwisselen.
3.5
Procedure taalcompetentieprofiel Nederlands voor het beroep
1.
Analyseer de kerntaken uit de beroepscompetentieprofielen op
aanwijzingen rond taalvaardigheid in het Nederlands. (Een mogelijke
andere werkwijze is concrete taaltaken in de praktijk van het beroep te
beschrijven en te analyseren.);
2.
Koppel de analyse of de praktijkbeschrijving aan de beschrijvingen van
taalgedrag en de niveau-indeling van het CEF, zoals uitgewerkt in het
Raamwerk NT2;
3.
Vertaal de taalcompetenties waarover de ervaren beroepsbeoefenaar
moet beschikken naar de wenselijke taalvaardigheid voor een
beginnende beroepsbeoefenaar;
4.
Beschrijf het resultaat in de vorm van een taalcompetentieprofiel
conform het CEF-format zoals dat in de vorige paragraaf is beschreven.
Het niveau C2 kan voor de taalcompetentieprofielen Nederlands buiten beschouwing
gelaten worden. Op C2 gaat om taaltaken en taalgedrag die gebaseerd zijn op een cognitief
hoog abstractieniveau zoals die bijvoorbeeld voorkomen in een wetenschappelijke context.
Voor een functie op mbo-niveau lijkt dit niet relevant.
Voor sommige beroepen is het wel mogelijk dat het niveau C1 voor kan komen voor
bepaalde vaardigheden. In het nieuwe beschrijvingskader Nederlands (dat nu nog in
ontwikkeling is) zullen voorbeelden en uitwerkingen van beroepsgericht C1 worden
gegeven.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
13
4
Moderne vreemde talen voor het beroep
4.1
Inleiding
De werknemer op mbo-niveau zal zich bewegen in een steeds internationaler wordende
wereld. Mobiliteit betekent niet alleen dat de werknemer zich buiten de landsgrenzen
beweegt, maar ook dat hij/zij in zijn/haar eigen werkomgeving met mensen van over de
grens zal communiceren. De Lissabon strategie van de Europese Unie benadrukt niet alleen
het economisch belang van de beheersing van meerdere vreemde talen voor Europa, maar
ook het belang vanuit het gezichtspunt van sociale cohesie.
Taalvaardigheid maakt dus een wezenlijk onderdeel uit van zowel de beroepscompetenties
als de meer algemene en ‘vak’overstijgende sociaal-communicatieve competenties. Om
helder te krijgen over welke talige competenties een beginnende beroepsbeoefenaar moet
beschikken, is het noodzakelijk de taalvaardigheid in vreemde talen binnen
beroepscompetenties expliciet te beschrijven. Allereerst moet er vastgesteld worden welke
vreemde talen voor dit toekomstige beroep nodig zijn. Daarna moet er op grond van
afzonderlijke BCP’s geconcretiseerd worden wat die taalvaardigheid voor verschillende
sectoren, beroepen, functioneringsniveaus inhoudt. Vervolgens moeten de geconcretiseerde
taalvaardigheidseisen per beroep opgenomen worden in de op te stellen
kwalificatieprofielen, zodat duidelijk wordt wat de arbeidsmarkt mag verwachten van de
taalvaardigheid van de mbo-gediplomeerde.
4.2
Belang van taalcompetentieprofielen voor de moderne vreemde talen
Eisen aan de taalvaardigheid van werknemers worden meestal uitgedrukt in zeer
algemene, nietszeggende termen als: moet kunnen communiceren in correct Frans;
beheersing van Engels en enig Duits is gewenst, of er worden schoolse, vergelijkende
termen gebruikt: een voldoende voor Duits, een 7 voor Engels. Wat iemand werkelijk kan
of moet kunnen doen in de vreemde taal wordt in geen van beide gevallen duidelijk. En als
niet duidelijk is wat iemand moet kunnen in een vreemde taal, is het voor het onderwijs
evenmin duidelijk tot welk niveau van talige competentie het leerlingen moet opleiden.
Het Europese Referentiekader biedt daarentegen een absolute en heldere norm voor
taalvaardigheid. Als gespreksvaardigheid op niveau B1 wordt gevraagd, toegespitst op
commerciële dienstverlening, weet iedereen dat een leerling die op dat niveau functioneert
in eenvoudige, maar redelijke vlotte taal een klant te woord kan staan, een product of
dienst kan toelichten, een verkoopgesprek kan voeren, en correct kan reageren op een
klacht. Absoluut, omdat het niet uitmaakt op welke school of in welk land de leerling zijn
opleiding heeft gevolgd: B1 is B1. Vanzelfsprekend moet de leerling ook beroepsmatig
weten hoe in zijn sector klanten te woord worden gestaan en op klachten dient te worden
gereageerd. Met gespreksvaardigheid op niveau B1 geven we aan dat de leerling over de
talige competentie beschikt om de beroepsmatige taak in een vreemde taal uit te voeren.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
14
Een taalcompetentieprofiel maakt door de koppeling aan de Europese standaard in een oogopslag
duidelijk wat een leerling, in functionele termen, moet kunnen doen in een vreemde taal. Het
profiel maakt het mogelijk om te differentiëren per vaardigheid: voor bepaalde beroepen zal een
hoger niveau van gespreksvaardigheid nodig zijn, in andere zal een groter beroep gedaan worden
op schrijfvaardigheid. Ook differentiatie tussen verschillende talen is mogelijk. In veel gevallen
zullen hogere eisen gesteld worden aan Engels dan aan een taal als Frans of Spaans.
4.3
Format voor een Taalcompetentieprofiel in de kwalificatieprofielen
Een taalcompetentieprofiel voor de moderne vreemde talen dient de volgende elementen
te bevatten:
•
Het benoemen van de taal of de keuzemogelijkheden tussen talen
•
Het gewenste beheersingsniveau in die taal, conform het CEF, vormgegeven in
een tabel van 5 vaardigheden en 5 niveaus (niveau C2 kan buiten beschouwing
worden gelaten; eventueel kunnen subniveaus worden weergegeven).
•
Desgewenst: een focus op clusters van taaltaken (in het Raamwerk MVT
subvaardigheden genoemd, een onderverdeling van de vaardigheden Luisteren,
Lezen, Gesprekken voeren, Spreken, Schrijven)
•
Een verwijzing naar de beroepscontext(en)
Dit taalcompetentieprofiel moet worden opgenomen in deel B van het Kwalificatiedossier.
4.4
Voorbeeld van een Taalcompetentieprofiel
Dit taalcompetentieprofiel is opgesteld op basis van een analyse van de talige taken die voorkomen
bij het beroep ‘exportmedewerker’ niveau 4 (Kenniscentrum Handel).
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
15
Gewenst eindniveau MVT 1 (verplichte keuze Engels, Frans of Duits)
Focus: op de diverse subvaardigheden uit het Raamwerk MVT
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
3 Bijeenkomsten
3 Correspondentie
1 Werkcontacten in
1 Monologen
3 Zakelijke
C2
C1
B2.2
B2.1
en vergaderingen 4 Rapporten,
verslagen,
artikelen
face-to-face
2 Presentaties
situaties
correspondentie
4 Verslagen,
6 Deelnemen aan
voorstellen,
bijeenkomsten,
contracten
vergaderingen
B1
2 Omgaan met
getallen
3 Onderhouden
sociaal contact
4 Telefoneren
5 Zaken regelen
op reis
A2
A1
Opmerking
Bij Gesprekken voeren zijn ook specificaties op een niveau gedefinieerd dat lager ligt dat
het hoogste te bereiken niveau. Dit is eigenlijk niet nodig: een hoger niveau impliceert
immers dat het complete onderliggende niveau eronder wordt beheerst. Op het
allerhoogste gedefinieerde niveau kan het wel verstandig zijn om accenten te leggen.
Gewenst eindniveau MVT 2 (taal naar keuze, bij voorkeur Engels, Frans of Duits)
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
16
Focus: op de diverse subvaardigheden uit het Raamwerk MVT
Luisteren
Lezen
Gesprekken voeren
Spreken
Schrijven
3 Bijeenkomsten
3 Correspondentie
1 Werkcontacten in
1 Monologen
3 Zakelijke
C2
C1
B2.2
B2.1
B1
en
vergaderingen
4 Rapporten,
verslagen,
artikelen
face-to- face
2 Presentaties
situaties
2 Omgaan met
getallen
correspondentie
4 Verslagen,
voorstellen,
contracten
3 Onderhouden
sociaal contact
4 Telefoneren
5 Zaken regelen op
reis
A2
A1
Beroepscontext:
Zie het beroepscompetentieprofiel ‘exportmedewerker’ (KC Handel)
4.5
Toelichting bij het format en het voorbeeld
Het competentiebegrip bij het leren en onderwijzen van talen, zoals omschreven in het CEF, biedt
de mogelijkheid om taalvaardigheid in het beroep enerzijds op een algemeen niveau te definiëren,
namelijk door de plaatsing van taalvaardigheidseisen in de matrix van de Europese taalniveaus.
Anderzijds legt het CEF grote nadruk op de context waarin taaltaken uitgevoerd worden, waarmee
de koppeling naar de beroepscontext gewaarborgd wordt.
In dit voorbeeld zijn de eisen voor een tweede moderne vreemde taal op een lager niveau
geformuleerd dan die voor de eerste moderne vreemde taal. In de praktijk blijkt vaak dat als twee
of meer talen vereist zijn, één taal dominant is. In die dominante taal wordt dan een grotere mate
van beheersing gevraagd. Maar er zijn ook beroepscontexten waarin twee, soms zelfs drie, talen
van even groot belang zijn. Een analyse van het beroepscompetentieprofiel zal moeten uitwijzen
welke talen op welke niveaus gewenst zijn. Voorkomen moet worden dat de taalvaardigheidseisen
voor de ene vreemde taal automatisch worden getransporteerd naar de andere vreemde taal.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
17
4.6
Procedure taalcompetentieprofiel mvt
1.
Ga uit van een analyse van de kerntaken van het beroep, zoals beschreven in de BCP’s.
2.
Bepaal welke talen in deze kwalificatie van belang zijn.
3.
Onderzoek de BCP’s per taal op benodigde taalcompetenties (communicatieve
competenties) door middel van het analyseren van concrete taaltaken in de
beroepspraktijk. Kies daarvoor de Onderzoeksprocedure of de Raadplegingsprocedure
(zie toelichting)
4.
Vertaal de taalcompetenties waarover de ervaren beroepsbeoefenaar moet beschikken
naar een wenselijk taalniveau voor een beginnende beroepsbeoefenaar.
5.
Beschrijf het resultaat in de vorm van een taalcompetentieprofiel conform het CEFformat.
4.7
Welke talen zijn van belang?
Betrek bij het bepalen van de talen de notie dat de mobiliteit van de Nederlandse
werknemer op de Europese arbeidsmarkt belangrijk is en nog belangrijker zal worden.
Tevens zal de Nederlandse werknemer in toenemende mate op zijn Nederlandse werkplek
te maken krijgen met anderstalige collega’s en klanten. Engels heeft hierin een eerste
positie als ‘lingua franca’ in Europa en de rest van de wereld. Voor Nederland bekleedt
Duits duidelijk een tweede positie omdat Duitsland de belangrijkste handelspartner van
Nederland is. Ook Frans en Spaans zijn talen die in de analyse moeten worden
meegenomen. Mogelijk kan ook een andere taal naar voren komen. Daarnaast kan
regionaal of beroepsspecifiek een andere taal dan Engels de eerste plaats innemen.
4.8
Voorbeeldprocedures KC Handel en ECABO
Door het KCHandel en door ECABO zijn pilot projecten uitgevoerd om op grond van BCP’s
taalprofielen op te stellen. Daarbij zijn twee verschillende procedures gevolgd die als
voorbeeld kunnen dienen.
Voorbeeldprocedure bij Handel (onderzoeksprocedure)
•
Medewerkers van KC Handel voerden een onderzoek uit in een aantal bedrijven in de
Internationale Handel en Groothandel naar welke talen en welke taaltaken voor een
aantal beroepscompetentieprofielen als reëel en relevant werden beschouwd in de
beroepsuitoefening.
•
Als instrument werd hierbij gebruik gemaakt van de door CINOP ontwikkelde
TalenAudit: een lijst van taaltaken gekoppeld aan de Europese taalniveaus.
•
Op grond van de resultaten van het onderzoek zijn taalprofielen opgesteld voor die
beroepscompetentieprofielen waarover het onderzoek voldoende resultaten opleverde.
•
Voor de resterende beroepscompetentieprofielen in de IH/GH en voor die in de
Detailhandel worden taalprofielen opgesteld op basis van extrapolatie uit de
onderzoeksgegevens en een oordeel op relevantie van taaltaken van personen die de
beroepspraktijk goed kennen.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
18
•
In de taalprofielen wordt voor een aantal verwante beroepscompetentieprofielen aangegeven
welke taal of talen geleerd moeten worden, tot op welk niveau, per vaardigheid, en op welke
soorten taaltaken het accent moet liggen. De taalprofielen zijn gekoppeld aan het Raamwerk
MVT voor het secundair beroepsonderwijs.
•
In de taalprofielen is weergegeven wat de startcompetentie qua taalvaardigheid moet zijn van
de beginnende beroepsbeoefenaar, dus de deelnemer die met een diploma op zak het MBO
verlaat.
Voorbeeldprocedure bij ECABO (raadplegingsprocedure)
•
In eerste instantie hebben medewerkers van ECABO mvt-competenties voor de BPC’s
secretaresse en directiesecretaresse/managementassistent afgeleid uit de beschrijvingen van
kerntaken en succescriteria in de beroepscompetentieprofielen.
•
Daarna zijn deze mvt-competenties gekoppeld aan het Raamwerk MVT.
•
Een werkgroep van deskundigen en ervaren docenten, met kennis van de beroepspraktijk van
de secretariële sector, heeft deze analyse verfijnd en bijgesteld. Dat gebeurde door vanuit de
kerntaken en de competenties een vertaling te maken naar concrete taaltaken die
(directie)secretaresses in een vreemde taal in de praktijk uitvoeren dan wel moeten kunnen
uitvoeren.
•
De taaltaken zijn vervolgens weer gerelateerd aan de (sub)vaardigheden en niveaus in het
Raamwerk MVT. Er is aangegeven op welke taaltaken het accent moet liggen.
•
Op grond daarvan zijn voor de BCP’s secretaresse en directiesecretaresse/
managementassistent taalprofielen opgesteld.
•
Hierbij is, net als bij Handel, uitgegaan van het omschrijven van een talige startcompetentie
voor de beginnende beroepsbeoefenaar.
In ‘Advies Europese Taalniveaus voor Directiesecretaresse / Managementassistent en Secretaresse’
(2004) en ‘Taalvaardig in de handel’ (2003) vindt u uitgebreide beschrijvingen van de werkwijze en
uitkomsten.
4.9
Welke taalniveaus voor de vreemde talen zijn vanuit de BCP’s gezien,
realistisch?
Analyse van de taaltaken in een aantal beroepssectoren en van de huidige eindtermen voor de
talen in het mbo (zie Raamwerk MVT), geeft een beeld van de niveaus waarop we de
taalcompetentie van de mbo-schoolverlater moeten plaatsen. Over het algemeen zullen leerlingen
die opleidingen op niveau 1/2 volgen, in een vreemde taal niet verder komen dan het A2-niveau.
Voor leerlingen op niveau 3/4 is het B1-niveau haalbaar, en gezien hun toekomstig functioneren
ook wenselijk. Voor leerlingen in een aantal sterk talige sectoren zal het nodig zijn om al als
schoolverlater in enkele vaardigheden een niveau te halen dat B1 overstijgt. Een volledig B2niveau zal gezien de eisen ten aanzien van correctheid en vloeiendheid die bij het B2-niveau horen,
over het algemeen niet mogelijk zijn. We hebben het hier over een tussenniveau: B1+ of B2.1.
In 2003 is door het NAB-MVT een onderzoek uitgevoerd naar het talenonderwijs in Nederland
(Vreemdetalenonderwijs in Nederland. Een situatieschets).
Uit dat onderzoek kwam onder andere naar voren dat een volledig B2-niveau eigenlijk op HBO
niveau geplaatst zou moeten worden en zelfs daar meestal niet gehaald wordt voor alle
vaardigheden. Deze gegevens onderbouwen een algemene positionering van de
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
19
taalvaardigheid van de mbo-schoolverlater in het A2/B1+ en het lage B2 gebied. Voor het
Engels kunnen en moeten vaak hogere eisen worden gesteld omdat deze taal als wereldtaal
in vele contexten op alle niveaus wordt gebruikt.
Ons advies ten aanzien van welke niveaus voor de vreemde talen in het mbo bereikt
moeten worden is:
•
Ga als algemene stelregel uit van A2 voor de niveaus 1/2 en B1/B2.1 voor de niveaus
3/4.
•
Maak het mogelijk dat leerlingen een tweede of derde taal op een lager niveau kunnen
afsluiten dan hun eerste vreemde taal.
•
Scherp dit algemene uitgangspunt aan in afzonderlijke taalprofielen per (groep van)
competentieprofiel(en).
•
Gebruik het CEF, en de uitwerking daarvan in het Raamwerk MVT, als niveaustandaard
voor de communicatie over talige competenties. Dit betekent dat zowel bij het stellen
van eisen met betrekking tot de te bereiken talige competentie, het formuleren van
leerdoelen, het programmeren van het onderwijs, en het examineren de Europese
taalniveaus als leidraad en referentiekader gebruikt worden.
•
Maak het voor leerlingen mogelijk om alles wat zij als beginnend beroepsbeoefenaar
aan meerwaarde op de arbeidsmarkt meebrengen met betrekking tot de talen (een
extra taal, een hoger niveau in een taal, een praktijkervaring in een anderstalige
omgeving) naast hun diploma te documenteren in een algemeen geaccepteerd
document. Europass en het Europese taalpaspoort kunnen hiervoor als instrumenten
ingevoerd worden. Hiermee worden duidelijk de Europese richtlijnen gevolgd.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
20
5
Nederlands voor Leren, Loopbaan en Burgerschap
5.1
Inleiding
Het Procesmanagement heeft aangegeven belang te hechten aan het vastleggen van
verplichte minimale uitstroomeisen Nederlands in het ‘Brondocument Leren, Loopbaan en
Burgerschap’. Hiermee wordt duidelijkheid geschapen naar zowel alle ROC’s, de
toeleverende scholen (vmbo) en de afnemende scholen (hbo) en het werkveld over wat
verwacht mag worden aan taalvaardigheid Nederlands van een gediplomeerde mbo-er.
De redenen hiervoor zijn dat het hoog tijd is om het dalende niveau van taalvaardigheid
een halt toe te roepen. De zorgen rondom het niveau van taalvaardigheid van mbodeelnemers (en trouwens ook andere leerlingen en studenten) zijn groot. Dit najaar 2006
nog kwamen diverse rapporten uit (het Inspectieonderzoek naar Nederlands in het mbo,
het onderzoeksverslag over Nederlands en Rekenen/wiskunde van de Onderwijsraad en het
LICA rapport over de doorstroom mbo-hbo) waarin expliciet wordt aangegeven dat het
niveau Nederlands van het merendeel van de deelnemers en gediplomeerden onvoldoende
is, zowel om het (vervolg)onderwijs te volgen als om succesvol te zijn op de arbeidsmarkt.
Dit bevestigt de resultaten van een eerder onderzoek Nederlands in het mbo door CINOP in
2004.
Daarom worden er, onafhankelijk van de taalcompetentieprofielen die worden opgesteld
vanuit de eisen van het beroep, ook taalcompetentieprofielen opgesteld voor leren,
loopbaan en burgerschap. Hierbij is vooral gekeken naar wat iemand nodig heeft en wat
van iemand verwacht mag worden in het maatschappelijk functioneren in het algemeen én
specifiek voor de vervolgopleiding(en) waartoe de kwalificatie recht op toegang geeft.
Taalvaardigheid heeft immers een sterke relatie met de cognitieve ontwikkeling en het
leren leren. Een onderscheid tussen taal voor leren, taal voor loopbaan en taal voor
burgerschap wordt onnodig en onwenselijk geacht omdat taal álle domeinen bestrijkt.
5.2
Minimale uitstroomniveaus Nederlands
Voorgesteld wordt om de volgende taalcompetentieprofielen voor Nederlands verplicht op
te nemen in het ‘Brondocument Leren, Loopbaan en Burgerschap’:
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
21
Minimaal te bereiken niveaus voor Nederlands op niveau 1
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Schrijven
voeren
C1
B2
B1
A2
A1
Minimaal te bereiken niveaus voor Nederlands op niveau 2
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Schrijven
voeren
C1
B2
B1
A2
A1
Minimaal te bereiken niveaus voor Nederlands op niveau 3
Luisteren
Lezen
Gesprekken
Spreken
Schrijven
voeren
C1
B2
B1
A2
A1
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
22
Minimaal te bereiken niveaus voor Nederlands op niveau 4
Luisteren Lezen
Gesprekken voeren Spreken
Schrijven
C1
B2
B1
A2
A1
5.3
IJkpunten en overwegingen bij het vaststellen van deze niveaus
•
Het voorkómen van uitstroom van laaggeletterden in onze samenleving vanuit het
reguliere onderwijs. Het gehele A-niveau beschrijft de taalvaardigheid van een
afhankelijke taalgebruiker. Wat lezen en schrijven betreft kunnen we dit bestempelen
als laaggeletterd.
•
Een startkwalificatie (niveau 2) moet dus een onafhankelijke, geletterde taalgebruiker
beschrijven en moet dus op B1 gepositioneerd worden voor alle vaardigheden. Niveau 1
mag daar, wat betreft de productieve vaardigheden, dus nog iets onder zitten. Wat
lezen en luisteren betreft moet dit op niveau 1 echter B1 zijn omdat iemand anders het
Nederlandse onderwijs gewoonweg niet kan volgen.
•
Het Inburgeringsexamen Binnenland voor immigranten eist een taalniveau op A2 voor
alle vaardigheden. Dit is een minimaal niveau van redzaamheid. Een gekwalificeerde
mbo-er moet daar boven uit stijgen.
•
Het Staatsexamen NT2 (I) ligt ongeveer op niveaus B1 en geeft recht tot toegang tot
het mbo. De uitstroom van de niveaus 3 en 4 moeten daar dan boven uit stijgen. Het
Staatsexamen NT2 (II) ligt ongeveer op niveau B2 en geeft recht tot toegang tot het
HBO. Daarom moet de uitstroom van niveau 4 ook minimaal B2 zijn.
•
Bij de doorstroom naar het hbo is taalvaardigheid Nederlands te vaak een struikelblok.
Voor Lezen en Luisteren zou een C1 niveau wenselijk zijn. C1 is echter een zeer groot
gebied dat ook reikt buiten het eigen vakgebied. Daarom is ervoor gekozen om C1 niet
als uitstroomniveau te eisen, maar bij B2 te blijven. Voor het eigen vakgebied kan het
echter zeker noodzakelijk zijn. Dit zou dan tot uitdrukking moeten komen in het niveau
dat is vastgelegd vanuit de eisen van het beroep.
•
In de tussenliggende niveaus is gekeken hoe een doorlopende leerlijn Nederlands kan
worden vormgegeven, waarbij er van uit is gegaan dat de ontwikkeling van de
receptieve vaardigheden (Lezen en Luisteren) voorloopt op (en voorwaardelijk is voor)
de ontwikkeling van de productieve vaardigheden bij tweede taal leerders (NT2)2. Het
in ontwikkeling zijnde nieuwe beschrijvingskader Nederlands zal handvatten bieden
voor het ontwerp van een dergelijke leerlijn.
2
Bij moedertaalsprekers lopen Luisteren en Spreken meestal voor op Lezen en Schrijven.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
23
6
MVT voor Leren, Loopbaan en Burgerschap
6.1
Voorlopig uitstel
Het Procesmanagement heeft aangegeven belang te hechten aan de eis voor ten minste
één moderne vreemde taal voor álle opleidingen in het mbo, gezien het grote belang
hiervan bij de doorstroom binnen het mbo zelf en van het mbo naar het hbo. Ook het
belang om als burger te beschikken over minimaal één vreemde taal, naast het Nederlands
telt hierbij mee.
Een beslissing over welke taal er verplicht zou moeten worden gesteld of het vrij laten van
de keuze aan de deelnemer, en de bijbehorende minimale uitstroomeisen, is uitgesteld tot
later in 2007.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
24
7
Literatuur
Bonset, H., Ebbers, D. en Malherbe, S. (2006) Nederlands in het vmbo. Een enquête onder
docenten. Enschede: SLO
Council of Europe (2001) Common European Framework of Reference for languages: Learning,
teaching, assessment. Cambridge: Cambridge University Press
Dalderop, K. , Liemberg, E. en Teunisse, F. (2002) Raamwerk NT2. De Bilt: Bve-raad
Edelenbos, P. en de Jong, J. (2004) Vreemdetalenonderwijs in Nederland, een situatieschets.
Enschede: NaB-MVT
Inspectie van het Onderwijs (2006) Nederlands in het mbo.
van Kleunen, E (red.) (2004) ‘Advies Europese Taalniveaus voor Directiesecretaresse /
Managementassistent en Secretaresse’ , Enschede: Stichting Leerplanontwikkeling
LICA (2006) Onderzoeksverslag Duurzaamheid en versterking doorstroom mbo-hbo - Pontons
tussen bewegende oevers.
Liemberg, E. (2001) Raamwerk Moderne Vreemde Talen. De Bilt: Bve-raad
Ministerie van OC&W (2004). Van A tot Z betrokken. Aanvalsplan Laaggeletterdheid 2006-2010
Neuvel, J., Bersee, T., den Exter, H. en Tijssen, M. (2004) Nederlands in het middelbaar
beroepsonderwijs. ’s-Hertogenbosch: CINOP
Noijons, J. en Kuijper, H. (2006) Koppeling van de centrale examens leesvaardigheid moderne
vreemde talen aan het Europees Referentiekader. Arnhem: Cito
Onderwijsraad (2006) Versteviging van kennis in het onderwijs. Den Haag: Onderwijsraad
Liemberg (2003), Taalvaardig in de handel. Ede: Kenniscentrum Handel
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
25
8
Bijlagen
8.1
Bijlage 1: Leden van de projectgroep
Organisatie
Naam
MBO Raad, Btg Handel
Mevrouw M. Huigen
Colo
De heer C. Wielemaker
MBO Raad, Btg -ESB
De heer J. Smit
ECABO
Mevrouw N. Klinkenberg
Servicebureau Btg Handel
De heer C. Corbet
MBO Raad, Btg Educatie
Mevrouw M. de Haan
KcHandel / ESS
Mevrouw N. Tiebosch
KcHandel
Mevrouw M. Paap
ROC Friesland College
Mevrouw G.W.M. WiersmaVerkooijen
Koning Willem I College
De heer R. de Haas
ROC Midden Nederland
Mevrouw R. Rutten
ROC van Amsterdam
Mevrouw A. Kappers
SLO
Mevrouw E. van Kleunen
SLO
Mevrouw E. Leenders
CINOP
Mevrouw H. den Exter
CINOP
Mevrouw E. Liemberg
CINOP
Mevrouw M. Driessen
Aanvullende adviezen voor de herziene versie zijn verleend door:
Marli Tijssen, CINOP (projectmanager Aanvalsplan Laaggeletterdheid)
Christel Kuipers, CINOP (projectleider van het deelproject ‘Beschrijvingskader Nederlands’
binnen het Aanvalsplan Laaggeletterdheid)
Toon van der Ven, CINOP (adviseur talen)
Trinette Hovens, Mondriaan College, namens het Platform Taalbeleid Nederlands
Ellie Liemberg, Liemberg Taaladvies
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
26
8.2
Bijlage 2: Globale schalen uit het Europees Referentiekader
C2
Begrijpen
Spreken
Schrijven
Luisteren
Lezen
Productie
Interactie
Ik kan moeiteloos gesproken
Ik kan moeiteloos vrijwel alle
Ik kan een duidelijke, goed-
Ik kan zonder moeite deelnemen
Ik kan een duidelijke en vloeiend
taal begrijpen, in welke vorm
vormen van de geschreven
lopende beschrijving of
aan welk gesprek of discussie
lopende tekst in een gepaste stijl
dan ook, hetzij in direct
taal lezen, inclusief abstracte, redenering presenteren in een
dan ook en ben zeer vertrouwd
schrijven. Ik kan complexe brieven,
contact, hetzij via radio of tv,
structureel of linguïstisch
stijl die past bij de context en
met idiomatische uitdrukkingen
verslagen of artikelen schrijven
zelfs wanneer in een snel
complexe teksten, zoals
in een doeltreffende logische
en spreektaal. Ik kan mezelf
waarin ik een zaak weergeef in een
moedertaaltempo gesproken
handleidingen, specialistische
structuur, zodat de toehoorder
vloeiend uitdrukken en de fijnere
doeltreffende, logische structuur,
wordt als ik tenminste enige
artikelen en literaire werken.
in staat is de belangrijke
betekenisnuances precies
zodat de lezer de belangrijke punten
tijd heb om vertrouwd te raken
punten op te merken en te
weergeven. Als ik een probleem
kan opmerken en onthouden. Ik kan
met het accent.
onthouden.
tegenkom, kan ik mezelf
samenvattingen van en kritieken op
hernemen en mijn betoog zo
professionele of literaire werken
herstructureren dat andere
schrijven.
C1
mensen het nauwelijks merken.
Ik kan een langer betoog
Ik kan lange en complexe
Ik kan duidelijke, gedetail-
Ik kan mezelf vloeiend en
Ik kan me in duidelijke, goed
begrijpen, zelfs wanneer dit
feitelijke en literaire teksten
leerde beschrijvingen geven
spontaan uitdrukken zonder
gestructureerde tekst uitdrukken en
niet duidelijk gestructureerd is
begrijpen, en het gebruik van
over complexe onderwerpen en merkbaar naar uitdrukkingen te
daarbij redelijk uitgebreid
en wanneer relaties slechts
verschillende stijlen
daarbij sub-thema's integreren, hoeven zoeken. Ik kan de taal
standpunten uiteenzetten. Ik kan in
impliciet zijn en niet expliciet
waarderen. Ik kan
specifieke standpunten
flexibel en effectief gebruiken
een brief, een opstel of een verslag
worden aangegeven. Ik kan
gespecialiseerde artikelen en
ontwikkelen en het geheel
voor sociale en professionele
schrijven over complexe
afronden met een passende
doeleinden. Ik kan ideeën en
onderwerpen en daarbij de voor mij
zonder al te veel inspanning tv- lange technische instructies
programma’s en films
begrijpen, zelfs wanneer deze conclusie.
meningen met precisie
belangrijke punten benadrukken. Ik
begrijpen.
geen betrekking hebben op
formuleren en mijn bijdrage
kan schrijven in een stijl die is
mijn terrein.
vaardig aan die van andere
aangepast aan de lezer die ik in
sprekers relateren.
gedachten heb.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
39
Ik kan artikelen en verslagen
Ik kan duidelijke, gedetail-
lezingen begrijpen en zelfs
lezen die betrekking hebben
leerde beschrijvingen presente- een vloeiend en spontaan
complexe redeneringen volgen,
op eigentijdse problemen,
ren over een breed scala van
gesprek, dat normale uitwisseling van onderwerpen die betrekking
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde
tekst schrijven over een breed scala
onderwerpen die betrekking
met moedertaalsprekers redelijk
hebben op mijn interesses. Ik kan
vertrouwd is. Ik kan de meeste
bepaalde houding of
hebben op mijn interesse-
mogelijk is. Ik kan binnen een
een opstel of verslag schrijven,
nieuws- en
standpunt innemen. Ik kan
gebied. Ik kan een standpunt
vertrouwde context actief
informatie doorgeven of redenen
over een actueel onderwerp
deelnemen aan een discussie en
aanvoeren ter ondersteuning vóór of
verklaren en de voordelen en
hierin mijn standpunten uit-
tégen een specifiek standpunt. Ik
grootste deel van films in
nadelen van diverse opties
leggen en ondersteunen.
kan brieven schrijven waarin ik het
standaarddialect begrijpen.
uiteenzetten.
wanneer het onderwerp redelijk waarbij de schrijvers een
B2
Ik kan zodanig deelnemen aan
Ik kan een langer betoog en
actualiteitenprogramma’s op de eigentijds literair proza
tv begrijpen. Ik kan het
begrijpen.
persoonlijk belang van
gebeurtenissen en ervaringen
B1
aangeef.
Ik kan de hoofdpunten
Ik kan teksten begrijpen die
Ik kan uitingen op een simpele
Ik kan de meeste situaties aan
Ik kan eenvoudige samenhangende
begrijpen wanneer in duidelijk
hoofdzakelijk bestaan uit
manier aan elkaar verbinden,
die zich kunnen voordoen tijdens
tekst schrijven over onderwerpen die
uitgesproken standaarddialect
hoogfrequente, alledaagse of
zodat ik ervaringen en ge-
een reis in een gebied waar de
vertrouwd of van persoonlijk belang
wordt gesproken over
aan mijn werk gerelateerde
beurtenissen, mijn dromen,
betreffende taal wordt
zijn. Ik kan persoonlijke brieven
vertrouwde zaken die ik
taal. Ik kan de beschrijving
verwachtingen en ambities kan
gesproken. Ik kan onvoorbereid
schrijven waarin ik mijn ervaringen
regelmatig tegenkom op mijn
van gebeurtenissen,
beschrijven. Ik kan in het kort
deelnemen aan een gesprek over en indrukken beschrijf.
werk, school, vrije tijd enz. Ik
gevoelens en wensen in
redenen en verklaringen geven
onderwerpen die vertrouwd zijn,
kan de hoofdpunten van veel
persoonlijke brieven
voor mijn meningen en
of mijn persoonlijke
radio- of tv-programma’s over
begrijpen.
plannen. Ik kan een verhaal
belangstelling hebben of die
actuele zaken of over
vertellen, of de plot van een
betrekking hebben op het
onderwerpen van persoonlijk of
boek of film weergeven en mijn dagelijks leven (bijvoorbeeld
beroepsmatig belang begrijpen,
reacties beschrijven.
langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
familie, hobby's, werk, reizen en
actuele gebeurtenissen).
wanneer er betrekkelijk
40
A2
Ik kan zinnen en de meest
Ik kan zeer korte eenvoudige
Ik kan een reeks uitdrukkingen
Ik kan communiceren over een-
Ik kan korte, eenvoudige notities en
frequente woorden begrijpen
teksten lezen. Ik kan
en zinnen gebruiken om in
voudige en alledaagse taken die
boodschappen opschrijven. Ik kan
die betrekking hebben op
specifieke voorspelbare
eenvoudige bewoordingen mijn
een eenvoudige en directe uit-
een zeer eenvoudige persoonlijke
gebieden die van direct
informatie vinden in
familie en andere mensen,
wisseling van informatie over
brief schrijven, bijvoorbeeld om
persoonlijk belang zijn
eenvoudige, alledaagse
leefomstandigheden, mijn
vertrouwde onderwerpen en
iemand voor iets te bedanken.
(bijvoorbeeld basisinformatie
teksten zoals advertenties,
opleiding en mijn huidige of
activiteiten betreffen. Ik kan zeer
over mezelf en mijn familie,
folders, menu's en
meest recente baan te
korte sociale gesprekken aan,
winkelen, plaatselijke
dienstregelingen en ik kan
beschrijven.
alhoewel ik gewoonlijk niet
omgeving, werk). Ik kan de
korte, eenvoudige,
voldoende begrijp om het
belangrijkste punten in korte,
persoonlijke brieven
gesprek zelfstandig gaande te
duidelijke eenvoudige
begrijpen.
houden.
boodschappen en aan-
A1
kondigingen volgen.
Ik kan een korte, eenvoudige
Ik kan vertrouwde woorden en
Ik kan vertrouwde namen,
Ik kan eenvoudige uitdruk-
basiszinnen begrijpen die
woorden en zeer eenvoudige
kingen en zinnen gebruiken om voudig gesprek, wanneer de ge-
mezelf, mijn familie en directe
zinnen begrijpen, bij-
mijn woonomgeving en de
sprekspartner bereid is om zaken voor het zenden van
concrete omgeving betreffen,
voorbeeld in mededelingen,
mensen die ik ken, te
in een langzamer spreektempo te vakantiegroeten. Ik kan op
wanneer de mensen langzaam
op posters en in catalogi.
beschrijven.
herhalen of opnieuw te
formulieren persoonlijke details
formuleren en mij helpt bij het
invullen, bijvoorbeeld mijn naam,
formuleren van wat ik probeer te
nationaliteit en adres noteren op een
zeggen. Ik kan eenvoudige
hotelinschrijvingsformulier.
en duidelijk spreken.
Ik kan deelnemen aan een een-
ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld
vragen stellen en beantwoorden
die een directe behoefte of zeer
vertrouwde onderwerpen
betreffen.
© The copyright of this Self-assessment grid (in all languages) belongs to the Council of Europe. Publishers should ask permission prior to using these
instruments, and they must mention the copyright
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
41
Referentiedocument ‘Talen in de kwalificatieprofielen’ , versie 2.0
42
Download