Practicum. De hier gemaakte opmerkingen over het practicum zijn niet bedoeld voor leerkrachten die beroepsgerichte vakken, tekenen of handvaardigheid geven. Voor deze groep is de beschrijving te summier en veelal ook niet nodig. We denken dan ook meer aan leerkrachten die af en toe een praktikumopdracht geven, zoals bijv.: een 1. practicum moderne talen, veelal gekoppeld aan een bepaalde methode; 2. practicum moedertaal onderwijs, het hanteren van deze taal als communicatiemiddel; 3. practicum natuurkunde of kennis der natuur. Hierbij wordt de leerstof (gedeeltelijk) opgenomen in een aantal leerlingproeven; 4. practicum wiskunde, bijv. het praktisch verwerken van een wiskundig probleem; 5. practicum biologie, waarin de leerlingen door middel van concrete situaties tot meer inzicht in de verschijnselen en wetmatigheden van de levende natuur kunnen komen; 6. practicum aardrijkskunde-geschiedenis-maatschappijleer, dat veelal gekoppeld is aan projectonderwijs. Omschrijving Een practicum is een 'methodische' werkvorm, waarbij alle leerlingen, hetzij afzonderlijk, hetzij is groepjes van twee tot vier leerlingen, een praktische activiteit uitvoeren: het beschrijven van een concreet aanwezig object of verschijnsel, het doen van een proef. Het practicum vindt meestal plaats in de klas, voor sommige onderwerpen kanhet ook buiten de klas gebeuren, (denk bijv. aan het zgn. 'veldbiologische onderzoek').Een practicum kan een tiental minuten duren (practicumfase), maar kan ook een volledig lesuur in beslag nemen. De doelen van het practicum zijn verschillend, maar komen toch veelal neer op: • de leerlingen leren om zelfstandig opdrachten uit te voeren; • de leerlingen ontwikkelen zich niet alleen in cognitieve, maar ook in psychomotorische zin; • de (sociale) interactie tussen leerlingen wordt bevorderd; • de leerlingen doen concrete ervaringen op; • de leerlingen leren de theorie beter begrijpen; • het probleemoplossend handelen wordt bevorderd. We zullen hier een korte beschrijving geven van de verschillende te onderscheiden practica. In de eerste plaats kunnen we noemen het illustrerende practicum. Het gaat er bij dit practicum niet zo zeer om dat de leerlingen iets 'nieuws' leren, maar dat waarnemingen of proeven worden gedaan om datgene wat reeds geleerd is bevestigd te zien. Bijvoorbeeld, de leerlingen zijn bezig geweest met het begrip zuurstof. De leerkracht heeft verteld dat uitgeademde lucht minder zuurstof bevat dan ingeademde. De leerlingen krijgen nu de gelegenheid om dit middels het doen van een proef te verifiëren. In de tweede plaats kunnen we het ontdekkende practicum noemen. Een bepaald begrip of verschijnsel is nog niet aan de orde geweest. Het practicum dient nu om de leerlingen hierover iets te laten ontdekken. Bijv., 'de bouw van een blad'. De leerlingen krijgen een preparaat van een blad onder een microscoop en aan de hand van vragen proberen ze inzicht te krijgen in de bouw en de samenstelling van het blad. Deze vragen kunnen bijv.betrekking hebben op nerven, op cellen, op lagen die te onderscheiden zijn, e. d. Na afloop wordt een stuk theorie over de bouw van het blad 'vastgesteld'.Vervolgens kunnen we het zgn. inoefenende practicum noemen. Dit practicum, dat ook wel handvaardigheidpracticum wordt genoemd, heeft de bedoeling om bepaalde (manuele) vaardigheden in te oefenen ofte onderhouden (het ontwikkelen van een stuk routine).Voorbeelden van vaardigheden zijn: • het leren pipetteren, een bedrading (leren) aanleggen, het omgaan met een microscoop, loep, e.d.; • het maken van een (microscopisch) preparaat; • het hanteren van oplossingen, branders, glaswerk, e. d. • het weergeven van observaties in schema's, grafieken, verslagen, tabellen, tekeningen, enz. Tijdens deze practica komt nauwelijks theorie aan de orde, het gaat (enkel en alleen) om de praktijk. Men kan deze practica dan ook zien als een basis voor het uitvoeren van ontdekkende en illustrerende practica. Als laatste kunnen we noemen het onderzoekende of experimentele practicum. Bij dit practicum gaat het erom dat de leerlingen zelf bepaalde (biologische,natuurwetenschappelijke) verschijnselen gaan onderzoeken. Leerlingen worden voor een probleem geplaatst, ze moeten allerlei denkactiviteiten en vaardigheden uitvoeren en doen op deze wijze 'nieuwe' kennis op. Bijvoorbeeld, tijdens een klassengesprek komt naar voren dat zaden niet 'zomaar' ontkiemen. Er worden vermoedens geformuleerd over eventuele voorwaarden. Verschillende groepen maken proefopstellingen klaar om deze vermoedens (hypothesen) te onderzoeken.Uit deze onderzoeken komen bepaalde voorwaarden naar voren, zoals bijv.licht, warmte, vocht, maar ook het gegeven dat deze niet voor alle zaden gelden(zo heeft bijv. tuinkers niet persé licht nodig om te ontkiemen). Het onderzoekend practicum verloopt dus als volgt: - de probleemstelling wordt geformuleerd, - de hypothese(n) wordt/worden opgesteld, - de proef wordt ontworpen en uitgevoerd, - de resultaten worden weergegeven, geïnterpreteerd en conclusies worden getrokken. Proces. Aangezien het practicum erg vakgebonden is wat betreft de proceskant, beperken we ons tot een aantal opmerkingen die voor elke leerkracht van nut (kunnen) zijn bij het werken met practica. Werkwijze De leerkracht legt het doel en de werkwijze van het practicum uit. De instructie moet zó duidelijk zijn dat de leerlingen vrijwel zelfstandig kunnen werken. De laatste 10 minuten van de les worden gebruikt om het onderdeel waarmee de leerlingen bezig zijn af te maken en het lokaal op te ruimen. De opdrachten kunnen met toetsopdrachten afgewisseld worden, waarbij de verwerkte problematiek meer theoretisch aan de orde komt. Opmerking: als de leerlingen meerdere lessen aan een opdracht werken, kan een werkschema goede diensten bewijzen. Op dit door de leerkracht bijgehouden werkschema kan elke leerling zien aan welk onderdeel hij toe is. Het maken van practicumopdrachten. Bij het maken van practicumopdrachten speelt een aantal overwegingen een rol. De opdrachten: - moeten zo zijn, dat er binnen een aanvaardbare tijd acceptabele resultaten uitkomen; - moeten voor de leerlingen aantrekkelijk zijn; - moeten zo zijn, dat de leerlingen na uitvoering het inzicht, dat men hen met behulp van de opdracht heeft willen bijbrengen, ook inderdaad hebben verkregen; - dienen niet te strak geprogrammeerd te zijn; - dienen zo te zijn dat de leerlingen ze goed kunnen begrijpen en zelfstandig kunnen verwerken. Voorwaarden voor gebruik Groepsgrootte. Het practicum moet zo ingericht zijn dat een zo groot mogelijke deelname van de leerlingen bereikt wordt. De groepsgrootte is afhankelijk van de opdracht, de mate van hulp van de leerkracht en de zelfstandigheid van de leerlingen. Over het algemeen kan men stellen dat de groep niet groter mag zijn dan 12 leerlingen. De andere leerlingen kunnen dan met andere onderdelen van het vak bezig zijn. Tijdsduur. Deze is afhankelijk van de opdracht. Minimaal l lesuur en maximaal 3 lesuren. Leerkrachttijd Zie onder proces en uitvoering. Hulpmiddelen De benodigde hulpmiddelen zijn uiteraard afhankelijk van de opdracht. De voor het practicum benodigde hulpmiddelen moeten in voldoende mate aanwezig zijn zodat de leerlingen niet op elkaar hoeven te wachten. Verder is een vaste opstelling van instrumenten en gereedschappen gewenst. Uitvoering Een voorwaarde voor het werken met practica is een goede organisatie door de leerkracht, waarbij o. a. te denken valt aan het ordelijk en overzichtelijk klaar leggen van de te gebruiken hulpmiddelen en het geven van 'huisregels' aan de leerlingen voor het werken in een practicumlokaal. Met andere woorden: • het doel van het practicum moet vóór het practicum bepaald worden; • vaak is het zinvol om als docent een 'nieuw' experiment eerst zelf uit te voeren; • controleer (regelmatig) of alle benodigde materialen en apparatuur in voldoende mate aanwezig zijn. Dit is m.n. met betrekking tot chemicaliën van belang; • met apparatuur dient zorgvuldig te worden omgegaan; • waarnemingen, metingen, registraties dienen zo nauwkeurig mogelijk plaats te vinden; • beoordeling van leerlingen is belangrijk en dient in eerste instantie betrekking te hebben op de manier waarop een experiment is uitgevoerd en daarna op de juistheid van de resultaten. Leerlingenaktiviteit De leerlingen worden zowel bij het instructie- als het leerproces betrokken. De leerlingen activiteit is derhalve groot te noemen. Sterke kanten. Het practicum biedt de leerlingen mogelijkheden tot: - zelfwerkzaamheid. Ze moeten onder eigen verantwoordelijkheid een opdracht verwerken; - het combineren van denken en doen; - manueel bezig zijn. Voor een aantal leerlingen kan dit vanuit hun leerstijl gezien erg belangrijk zijn. - differentiatie naar niveau en tempo. Zwakke kanten. Om deze werkvorm te kunnen gebruiken moeten leerlingen enigszins ordelijk en zelfstandig kunnen werken.