Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) PRODUCTEN GROENBEHEER FICHE ZADEN, EENJARIGEN EN VASTE PLANTEN //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// Inhoud INHOUD ......................................................................................................................................... 1 1. TOEPASSINGSGEBIED ............................................................................................................... 2 2. OVERWEGINGEN VOORAF ....................................................................................................... 2 3. BEGRIPPENKADER ................................................................................................................... 2 4. WETTELIJK KADER .................................................................................................................... 3 5. TECHNISCHE BEKWAAMHEID ................................................................................................... 3 5.1. NTMB-zorgsysteem ....................................................................................................................... 3 6. TECHNISCHE VEREISTEN ........................................................................................................... 4 6.1. 6.2. 6.3. 6.4. 6.5. Geen invasieve plantenexoot ........................................................................................................ 4 Autochtoon zaad- en plantgoed [voor struiken en bomen] ............................................................. 5 Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen ............................................................ 6 NTMB-zorgsysteem ....................................................................................................................... 6 Standaardbestek 250 .................................................................................................................... 7 7. GUNNINGSCRITERIA ................................................................................................................ 7 7.1. Keuze duurzame plantensoort ....................................................................................................... 7 7.2. Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen ............................................................ 7 7.3. Duurzame plantenpotten .............................................................................................................. 8 8. UITVOERINGSVOORWAARDEN ................................................................................................ 9 8.1. Biologisch afbreekbaarheid van plantenpotten .............................................................................. 9 9. NUTTIGE INFORMATIE ............................................................................................................. 9 9.1. Autochtoon plantmateriaal ........................................................................................................... 9 9.2. Gecertificeerde zaaizaden ........................................................................................................... 10 10. OPMERKINGEN M.B.T. DE FICHE?........................................................................................... 10 //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// pagina 1 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) 1. Toepassingsgebied Gebruik deze fiche wanneer je duurzame zaden, eenjarige planten of vaste planten wil aankopen volgens de procedures voor overheidsopdrachten (levering van producten). Deze fiche vormt een aanvulling op een ‘algemene fiche producten groenbeheer’ en bouwt hierop voort. Gebruik daarom beide productfiches samen. 2. Overwegingen vooraf Om de juiste plant, boom, heester … te kunnen kiezen is het belangrijk eerst de locatie te bekijken: Groeiomstandigheden De bodem op de locatie heeft een bepaalde textuur, humusgehalte, voedingsgehalte, zuurtegraad, waterhuishouding (droog / vochtig / nat), temperatuurbereik (zon / halfschaduw / schaduw / helling: expositie), vlak / hellend terrein … Kies je beplanting in functie van deze kenmerken. Zo is ook het onderhoud van de beplanting gemakkelijker. Bestemming van het gebied Hoe streng de eisen rond plantenkenmerken zijn (en het belang van autochtone planten1), hangt af van de bestemming van het gebied. De eisen zijn bv. strenger in natuurgebied dan in stedelijk gebied. In dichtbevolkte gebieden, bv. een stadscentrum, kan je nagaan in hoeverre de bevolking allergisch reageert op een plant. Berken zijn traditioneel sterke pollenverspreiders, wat in het voorjaar bij veel mensen allergische reacties teweeg kan brengen; Je bepaalt best ook voor jezelf wat de maximale levertermijn voor zaden of planten is. Voor bepaalde eisen is een grotere levertermijn, je moet dus op tijd aan je aanbesteding beginnen. Zo kan je planten met het label ‘plant van hier’ alleen in grote hoeveelheden krijgen als je ze 1 à 2 jaar op voorhand bestelt. De planten worden namelijk in functie van je bestelling gekweekt. Als je veel planten op korte termijn nodig hebt, neem je dergelijk criterium dan ook beter niet op. Ga tot slot ook na welke aspecten doorslaggevend zijn bij de keuze voor een zaad of plant. Is het behoud van biodiversiteit of genetische kwaliteit belangrijk, is net eerder functionaliteit, de culturele waarde of esthetiek belangrijk …? Ook dit bepaalt mee welke plant voor jou ideaal is. 3. Begrippenkader Inheemse en autochtone plant Een plantensoort is inheems in Vlaanderen, als Vlaanderen in het natuurlijk verspreidingsgebied van de soort ligt. Als die plant bovendien van oorsprong inheems is, spreken we van een autochtone plant. Of in iets technischer woorden: een plant is autochtoon in een bepaalde streek in Vlaanderen, als hij een nakomeling is van planten die zich sinds hun spontane vestiging na de laatste ijstijd altijd natuurlijk hebben verjongd, of als hij een nakomeling is van planten die kunstmatig werden vermeerderd met alleen lokaal materiaal. Een zomereik afkomstig uit de Balkan is dus niet autochtoon in de Vlaamse Ardennen, hoewel de soort zomereik inheems is in Vlaanderen.2 Uitheemse plant (= plantenexoot) Een uitheemse soort is een soort die door toedoen van de mens is ingevoerd in een gebied buiten haar natuurlijke areaal.3 1 Zie Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal 2 Bron: http://www.natuurenbos.be/nl-BE/natuurbeleid/soortenbeleid/bescherming/autochtone_bomen_en_struiken 3 Bron: VOSEC vzw (Vlaams Overleg Sociale Economie) pagina 2 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Invasieve exoten Invasieve plantenexoten zijn uitheemse planten die gaan woekeren en zich sterk uitbreiden en de inheemse plantengroei verhinderen.4 4. Wettelijk kader De Verordening (EU) nr. 1143/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten vormt een eerste uitgebreide juridisch kader voor de aanpak van invasieve exoten (dieren, planten, schimmels en microorganismen) op het niveau van de EU. Deze verordening verbied het om zorgwekkende invasieve uitheemse soorten in de EU binnen te brengen, te houden, te kweken, te verkopen en vrij te laten in de natuur. De Verordening verwijst naar een ‘Unielijst’ van voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten. Deze lijst wordt momenteel nog opgesteld, daardoor zal pas in 2016 duidelijk zijn op welke soorten (incl. planten) het verbod van toepassing is.5 De Belgische wetgeving op dit vlak is nog fragmentarisch. Daarom zet de sector momenteel in op de promotie van de ‘Gedragscode invasieve planten in België’. Heel wat overheidsdiensten werkten mee aan deze gedragscode en ondersteunen deze. Het bestaan en de werking van de Gedragscode komt niet het in het gedrang door de Europese Unielijst (zie hoger). De Europese Verordening over invasieve exoten bouwt verder op de bestaande instrumenten en maatregelen in de verschillende lidstaten. Wel wordt op de samengestelde Unielijst gewacht voor de herziening van de Gedragscode, die gepland is voor 2016. De richtlijn 2009/128/EG6 of de IPM-richtlijn verplicht het toepassen van IPM (Integrated Pest Management) in de land- en tuinbouw, inclusief de sierteelt. De richtlijn verplicht geïntegreerde teelt. De Europese Commissie vraagt op deze manier aan de telers om na te denken hoe hun gewassen op een gezonde manier kunnen groeien, waarbij de landbouwecosystemen zo weinig mogelijk worden verstoord. Geïntegreerde teelt moedigt natuurlijke plaagbestrijding aan, en zorgt zo voor een verlaging van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De richtlijn beschrijft geïntegreerde bestrijding als “de zorgvuldige afweging van alle beschikbare gewasbeschermingsmethoden, gevolgd door de integratie van passende maatregelen die de ontwikkeling van populaties van schadelijke organismen tegengaan, het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en andere vormen van interventie tot economisch en ecologisch verantwoorde niveaus beperkt houden en het risico voor de gezondheid van de mens en voor het milieu tot een minimum beperken.” Voor het gebruik van meststoffen is er de Europese nitraatrichtlijn7. In Vlaanderen werd deze richtlijn vertaald in het mestdecreet en de bijhorende bemestingsnormen voor land- en tuinbouw. 5. Technische bekwaamheid 5.1. NTMB-zorgsysteem Het NTMB-zorgsysteem8 is ontwikkeld voor producenten en leveranciers van natuurtechnische milieubouwmaterialen (NTMB-materialen). Deze materialen worden onderverdeeld in levend materiaal (bijvoorbeeld plantgoed), hout en afgeleide producten (bijvoorbeeld naaldhout), 4 Bron: Nationale plantentuin Meer informatie over de werkzaamheden rond de verordening over invasieve exoten en een handige Nederlandstalige publiekssamenvatting vind je op http://ec.europa.eu/environment/nature/invasivealien/index_en.htm 6 Richtlijn 2009/128/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van een kader voor communautaire actie ter verwezenlijking van een duurzaam gebruik van pesticiden 7 Richtlijn 91/676/EEG van de Raad van 12 december 1991 inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen 8 www.lne.be/themas/milieu-en-infrastructuur/NTMB-zorgsysteem 5 pagina 3 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) natuurtechnische geotextielen (bijvoorbeeld biodegradeerbare textielen) en natuurtechnische composieten (bijvoorbeeld voorbeplante kokosrol). Het NTMB-zorgsysteem is dus onder meer relevant voor producenten en leveranciers voor geotextielen. Het NTMB-zorgsysteem is een systeemcertificaat. Het gaat o.a. na of de producenten en leveranciers de keten goed bewaken en waarheidsgetrouwe verklaringen (kunnen) afleggen over hun producten. Het NTMBzorgsysteem heeft voor elk materiaal immers ook technische criteria waaraan het materiaal moet voldoen. Dat aan die criteria is voldaan, moet blijken uit het conformiteitsattest dat de producent zelf opstelt. Door bij de technische bekwaamheid al eisen op te nemen over het NTMB-zorgsysteem (of een ander, gelijkwaardig systeem), verzeker je je van productverklaringen die uit een goed werkend, en dus geloofwaardig systeem voortvloeien. In de brochure ‘‘NTMB opnemen in bestekken’ van het Dept. LNE9 vind je hoe je het NTMB-zorgsysteem kan opnemen in bestekken. 6. Technische vereisten 6.1. Geen invasieve plantenexoot Om de introductie van invasieve planten te reduceren, mogen de planten die je aankoopt in geen geval invasieve exoten zijn. In België worden invasieve planten geëvalueerd door wetenschappers van het Belgisch Biodiversiteitsplatform voor invasieve planten. Zij delen de invasieve planten in op een zwarte lijst, bewakingslijst en alarmlijst. De zwarte lijst bevat soorten die de natuur zwaar belasten. Die soorten zijn over het algemeen erg problematisch in België en in andere Europese landen, en hun negatieve impact is duidelijk gedocumenteerd in de wetenschappelijke literatuur. In de bewakingslijst staan soorten met een beperkte of onbekende impact op de natuur. In sommige gevallen volstaan de beschikbare wetenschappelijke gegevens nog niet om de exacte impact van deze soorten te evalueren. De alarmlijst bevat invasieve exoten die nog niet in de vrije natuur aanwezig zijn in België. Je vindt deze lijsten op http://ias.biodiversity.be. Onder de tab ‘species list’ kan je filteren op lijst. Op basis van de lijst invasieve planten in België, werd in overleg met de groensector een ‘Gedragscode invasieve planten in België’ ontwikkeld10. In deze Gedragscode zijn de invasieve planten ingedeeld in een consensuslijst (bijlage I) en een communicatielijst (bijlage II). De consensuslijst omvat alle invasieve soorten (inclusief cultivars en variëteiten) waarover met de groensector tijdens de rondetafelgesprekken een unaniem akkoord bereikte om de verkoop / aanplant stop te zetten. De communicatielijst bevat de soorten (waaronder cultivars, variëteiten of hybriden) waarvan de impact in België gering is of die enkel in zeer specifieke natuurlijke milieus invasief worden. Het AlterIAS-project liep af in 2013. De communicatie over invasieve planten wordt echter verder gezet in een After LIFE-communicatieprogramma (2014-2018). In dat kader werden afspraken gemaakt om de gedragscode om de drie jaar te actualiseren.11 In veel gevallen maak je als aankoper zelf de keuze voor een bepaald zaad, plant … Als je de plantenkeuze overlaat aan de leverancier, kan je hem wel vragen geen invasieve plantenexoten te kiezen. Je kan sowieso verwijzen naar de consensuslijst. Het is dan niet toegelaten om planten van de consensuslijst (www.alterias.be/images/stories/downloads/Nederlands/consensuslijst_gedragscode.pdf) in het kader van de ‘Gedragscode invasieve planten in België’ te leveren. 9 http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/natuurtechnische-milieubouw-opnemen-in-bestekken-via-sb250-versie-3-1 Zie http://www.alterias.be/ 11 Bron: http://www.alterias.be/images/stories/downloads/Newsletter/5_nl_nieuwsbrief_alterias_5_final_nl.pdf 10 pagina 4 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Het loont ook om als aankoper de communicatielijst te bekijken. De soorten op deze lijst zijn bv. alleen in specifieke situaties invasief. Zit je in zo’n situatie, is het wel aangewezen ook de specifieke soort uit de communicatielijst niet toe te laten. 6.2. Autochtoon zaad- en plantgoed [voor struiken en bomen] Om de natuurlijke biodiversiteit niet in het gedrang te brengen, kan je kiezen voor autochtoon zaad- en plantgoed. Dat is belangrijk in gebieden met een hoge (genetisch) ecologische waarde, zoals beschermde natuurgebieden maar ook langs waterlopen, natuurlijke taluds en wegbermen. Let wel! Uiteraard is het aanbod (hoeveelheid) en het aantal aanbieders beperkter. Er zijn momenteel twee manieren om autochtoon plantgoed te verkrijgen: Het officiële overheidscircuit, dat gecontroleerd wordt door de afdeling productkwaliteitsbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij (ALV). Zij controleren de zaadoogst en leveren de basiscertificaten af. Dat zijn officiële documenten waarnaar de 'leveranciersdocumenten' verderop in de keten verwijzen. Het leveranciersdocument is gestandaardiseerd over de sector en zal verwijzen naar nr. basiscertificaat 'y', afgeleverd tijdens de zaadoogst door de controleurs van het ALV. Het ‘Plant van Hier’-label, in handen van de Regionale Landschappen. Dit circuit verschilt van het officiële overheidscircuit in die zin dat er ook geoogst wordt op 'niet officieel erkende' oogstlocaties die echter wel als toplocaties zijn opgenomen in de inventaris voor autochtone bomen en struiken van het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB). Dit gebeurt in samenspraak met het ANB. Ook de planten van het officiële overheidscircuit mogen verkocht worden onder dit label indien het bedrijf ‘Plant van Hier’-gecertificeerd is. Het betreft namelijk een beschermd label waarbij alle gebruikers zich moeten registreren. Voor eenjarigen en vaste planten is geen circuit voor autochtoon zaad- en plantgoed bekend, deze eis is dus alleen van toepassing voor struiken en bomen. Als je kiest voor autochtone struiken en bomen van inheemse oorsprong, kan je dat alsvolgt opnemen: Het zaadmengsel of plantgoed dat geleverd wordt moet autochtoon zijn. De inschrijvers moeten een overzicht van alle voorgestelde soorten verstrekken. Bewijsmiddelen: Leveranciersdocumenten met verwijzing naar basiscertificaat (=herkomstcertificaten) Leveranciersdocumenten met vermelding van het ‘Plant van Hier’-label Voor de productie van autochtone bomen en struiken werden herkomstgebieden afgebakend. Voor eenjarigen, grassen en kruiden is dat nog niet het geval. Er is dus ook geen gecertificeerd systeem om de herkomst te garanderen. Voor bloemenzaadmengels deed het INBO wel verder onderzoek naar zaadmengsels als mogelijkheid om de biodiversiteit te verhogen12. Het INBO lijst in het eindrapport bij dit onderzoek ook de leveranciers van zaadmengsels op, geeft aan of zij inheemse of niet-inheemse zaadmengsels of een mix aanbieden en of zij vermelden van welke regio de zaadmengsels afkomstig zijn. Het INBO geeft in haar conclusies aan dat de regionale of lokale herkomst van zaadmengsels in bepaalde situaties wel meer wenselijk is: “Naarmate de ruimtelijke bestemming permanenter is en meer in interactie staat met wilde planten en dieren zijn inheemse zaadmengsels, afkomstig van regionale of zelfs lokale oorsprong wenselijker. Hierop wordt door verschillende leveranciers expliciet ingespeeld, met duidelijke informatie omtrent ruimtelijke inplanning.” 12 Afwegingskader voor het gebruik van bloemenzaadmengsels ten bate van bestuivers en biodiversiteit (2013), INBO: https://www.inbo.be/nl/publicatie/afwegingskader-voor-het-gebruik-van-bloemenzaadmengsels-ten-bate-van-bestuivers pagina 5 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) 6.3. Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen Door het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen, wordt het milieu belast. Daarom legt de Europese Commissie in haar IPM-richtlijn vanaf 2014 al verplichtingen op i.v.m. geïntegreerde teelt. In Vlaanderen leidde deze richtlijn tot de IPM-checklist sierteelt13 en registratielijst voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. De checklist is bedoeld om na te gaan of de producent voldoende inspanningen levert m.b.t. geïntegreerde teelt. Voor het gebruik van meststoffen is er de Europese nitraatrichtlijn . In Vlaanderen werd deze richtlijn vertaald in het mestdecreet en de bijhorende bemestingsnormen voor land- en tuinbouw. In het kader van deze regelgeving moet het meststofverbruik geregistreerd worden. Het MPS ABC-certificaat14 geeft weer hoe duurzaam een bedrijf is. Een bedrijf registreert daarvoor haar verbruik van gewasbeschermingsmiddelen, meststoffen, energie en water en geeft aan hoe ze met afval omgaat. Voor elk van deze categorieën kunnen de bedrijven punten verdienen. De som van deze punten geeft weer hoe goed het bedrijf scoort op vlak van duurzaamheid. De scores en cijfers per categorie worden overzichtelijk weergegeven in een bijlage bij het certificaat, het kwalificatieoverzicht, waarvan een voorbeeld van dit document als bijlage 1 bij deze fiche is opgenomen. Het MPS ABC-certificaat vormt zo een mogelijke basis om het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen te beoordelen. Het MPS-systeem kan op dit moment in de sierteelt al, algemeen op bedrijfsniveau, vrijwillig toegepast worden. Milieu Project Sierteelt (MPS) is een internationaal certificatiesysteem dat in meer dan 40 landen gehanteerd wordt. De bedrijven worden beoordeeld door een onafhankelijke organisatie. De inschrijver toont aan dat zijn verbruik van actieve stoffen (gewasbeschermingsmiddelen) (in kg per ha per jaar) en meststoffen (in kg N per ha per jaar en kg P per ha per jaar) niet hoger ligt dan het maximale verbruik dat kan teruggevonden worden op [link – VMS engageert zich om deze lijsten openbaar te maken op haar website om transparantie te garanderen – grenzen zijn voorlopig in Excel als bijlage terug te vinden], met name voor: hij bij de kweek / teelt van [het product]. Bewijsmiddelen: MPS ABC-certificaat, inclusief het kwalificatieoverzicht (punten per thema voor scoreberekening) Eigen berekening van het verbruik, gebaseerd op de registratie in het kader van respectievelijk de IPMregelgeving en de meststoffenregelgeving – de aanbestedende overheid behoudt zich het recht voor om, voorafgaand aan de gunning, de registraties waarop de berekening is gebaseerd in te kijken om te verifiëren of de berekening waarheidsgetrouw werd uitgevoerd 6.4. NTMB-zorgsysteem Zowel voor geotextielen als voor levende materialen (planten als bodembedekker) voorziet het NTMBzorgsysteem in bindende technische criteria. De producenten maken voor elk materiaal een conformiteitsattest op dat aangeeft dat het materiaal aan de bindende technische criteria voldoet. Het is daarom een belangrijk bewijsmiddel voor de producent en leverancier. Aangezien de criteria erg uiteenlopend zijn voor de verschillende materialen, zou het in het kader van deze fiche te ver gaan om alle mogelijke passende vormen van bewijs op te sommen. De geleverde producten voldoen aan de bindende technische criteria uit het lastenboek van het ‘NTMBzorgsysteem van producenten en leveranciers van natuurtechnische oeverbeschermingsmaterialen’15: [Neem relevante bindende technische criteria op] 13 http://www.pcsierteelt.be/hosting/pcs/pcs_site.nsf/0/48C2FC982664398CC1257B59002689A3/$file/IPMchecklistSierteelt.pdf Je vindt meer informatie over het MPS ABC-label op http://www.my-mps.com/certificaten-producent/mps-abc. Behalve het certificatieschema en een lijst met gecertificeerde bedrijven, vind je er ook een brochure terug die het MPS ABC-label op bevattelijke wijze uit de doeken doet. 15 http://www.vlaanderen.be/nl/publicaties/detail/lastenboek-ntmb-zorgsysteem-voor-producenten-en-leveranciers-van-natuurtechnischeoeverbeschermingsmaterialen 14 pagina 6 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Bewijsmiddelen: Conformiteitsattest opgemaakt volgens bepalingen uit het NTMB-zorgsysteem Andere passende vormen van bewijs 6.5. Standaardbestek 250 Het Standaardbestek 25016 (of typebestek 250) voor de wegenbouw bevat standaardeisen voor het opstellen van bestekken voor werken in verband met wegenbouw, rioleringen en groenaanleg. Hoofdstuk 3 behandelt ‘materialen’. Het hoofdstuk gaat o.a. dieper in op de samenstelling, levering, monsterneming en aanvaarding voor zaden en minimumvereisten voor houtachtige gewassen, kruidachtige gewassen, water- en oeverplanten. Het is voor dit type opdrachten dan ook nuttig om in je bestek te verwijzen naar het standaardbestek, hetzij in zijn geheel, hetzij specifiek naar hoofdstuk 3. 7. Gunningscriteria 7.1. Keuze duurzame plantensoort Als je als aankoper zelf geen keuze voor een bepaalde plantensoort maakt, kan je aan de inschrijver vragen om zijn opvatting op het gebied van duurzaam zaad- of plantgoed uit te werken, bv. in zijn plan van aanpak. Voor onderstaande clausule wordt er wel van uitgegaan dat de inschrijver ook zijn plantenkeuze al in zijn offerte moet opnemen. De inschrijver zal in een plan van aanpak toelichten hoe duurzaamheid in rekening werd gebracht bij de keuze van het te leveren zaadgoed of plantgoed. Aspecten die bijvoorbeeld aan bod kunnen komen zijn onderhoudsarme soortkeuze, rekening houdend met lokale biodiversiteit, verpakkingskeuze. Hoe meer aspecten in rekening worden gebracht, hoe meer dit positief geëvalueerd wordt. Biologisch telen of kweken is één manier om meer duurzaam te werken. Het wettelijk kader daarvoor is echter vooral uitgewerkt voor biologische voeding.17 In Nederland zijn er enkele telers die hetzelfde kader hanteren, o.a. voor de sierteelt. Door het ontbreken van een kader, hebben zij hier geen certificaat van. In België zijn nog geen voorbeelden bekend van telers die het Europese kader voor biologische productie hanteren voor eenjarigen, vaste planten, struiken of bomen. Daarom is ‘biologische teelt’ niet in het criterium opgenomen. 7.2. Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen De mate waarin minder gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen gebruikt kunnen worden, is sterk teelten plantafhankelijk. Toch is er een gradatie van duurzaamheid mogelijk. Je kan kweek- en teeltmethoden waarbij minder gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen gebruikt worden, belonen d.m.v. de gunningscriteria. 16 http://www.wegenenverkeer.be/standaard-bestek-250/category/standaardbestek-250.html Verordening (EG) Nr. 834/2007 van de Raad van 28 juni 2007 inzake de biologische productie en de etikettering van biologische producten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2092/91 17 pagina 7 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Er worden meer punten toegekend aan de inschrijver die aantoont dat hij bij de kweek / teelt van [het product] minder verbruikt dan het maximale verbruik van gewasbeschermingsmiddelen, fosfor en stikstof dat kan teruggevonden worden op [link - VMS engageert zich om deze lijsten openbaar te maken op haar website om transparantie te garanderen – grenzen zijn voorlopig in Excel als bijlage terug te vinden]. De inschrijver die het best scoort op dit criterium krijgt het maximum van de punten. De punten voor de andere inschrijvers worden volgens volgende formule bepaald: [in te vullen door de aankoper – bv. op basis van het verschil tussen hoogste en feitelijke aanbieding]. Bewijsmiddelen: Zie ‘6.3 Gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen’ 7.3. Duurzame plantenpotten Bij de levering van planten wordt er heel wat ander materiaal meegeleverd, zoals plantenpotten, etiketten, steunstokken en folies. Waar je de levering van overbodig materiaal kan vermijden, is dat duurzaam. Zo is het niet altijd nodig dat planten in (wegwerp)plantenpotten zitten. Als plantenpotten toch nodig zijn, kan je wel aansturen op duurzame alternatieven. O.a. voor plantenpotten zijn er ondertussen heel wat meer duurzame alternatieven op de markt. Plantenpotten uit biologisch afbreekbaar materiaal Plantenpotten uit biologisch afbreekbaar materiaal zijn al goed ingeburgerd op de markt, al hangt hun toepassing ook af van je aankoop. Plastic plantenpotten die biologisch afbreekbaar zijn, herken je vaak aan het OK Compost en OK Compost Homelabel18. Het OK Compostlabel garandeert dat producten afgebroken kunnen worden in industriële composteer-installaties (bij temperaturen van 55 tot 60°C). Dit label gebruikt de norm EN 13432:2000 als referentiepunt voor het certificatieprogramma. Het OK Compost Home label garandeert dat de producten ook op lagere temperaturen composteren, zodat je ze in een compostvat of compostbak kan verwerken. Niet alle plantenpotten bestaan uit plastic. Voor overige materialen gaat er m.b.t. biologische afbreekbaarheid om dat de materialen kunnen worden afgebroken door de natuurlijke activiteit van micro-organismen, zoals bacteriën en schimmels, tot water, CO2, anorganische verbindingen en biomassa die kan dienen als voeding voor de bodem. Ook hiervoor kunnen de verpakkingen beoordeeld worden d.m.v. de eisen uit de norm EN 13432:2000. Plantenpotten uit gerecycleerd materiaal Vooral voor plantenpotten uit kunststof en karton vind je regelmatig claims over het gebruik van gerecycleerde materialen terug. Voor papier bestaan verschillende labels die het % gerecycleerde vezels in kaart brengen. Voor plastic bestaat er voorlopig maar één label dat het % gerecycleerde grondstoffen op productniveau vaststelt, het QA-CER-label19. Het label kwam tot stand i.s.m. met Flanders’ PlasticVision V.Z.W. en Centexbel. BQA is voorlopig de Belgische certificatie-instelling voor het label. Dit vrijwillig label zit nog in een opstartfase. Eind 2014 ontving het eerste bedrijf zijn QA-CER-label.20 Voorlopig zijn er geen producenten met plantenpotten die het label hebben. Plantenpotten uit snel hernieuwbaar materiaal Met snel hernieuwbaar wordt bedoeld een plantaardig of dierlijk materiaal, dat in minder dan tien jaar op duurzame wijze opnieuw door de natuur kan worden geleverd. Voor plantenpotten gaat het bv. om potten uit of gietranden uit maïszetmeel of aardappelzetmeel. Geperste turfpotten vallen niet onder snel hernieuwbare materialen, omdat de turfvoorraden niet binnen tien jaar hervuld kunnen worden. Omdat plantenpotten uit heel wat materialen kunnen bestaan, is het onmogelijk een eenduidige lijst van bewijsmiddelen mee te geven voor dit criterium. De toelichting hierboven geeft je al wel nuttige informatie die kan helpen bij de beoordeling van de offertes. 18 Zie http://www.okcompost.be/ voor meer informatie over deze labels. http://www.qa-cer.be/ 20 Informatie d.d. 11 november 2014 – Flanders’ PlasticVision V.Z.W. verwacht dat een tweede producent in het voorjaar van 2015 het QA-CER-label verwerft. De certificaten zullen op de website http://www.qa-cer.be/ aangekondigd worden. 19 pagina 8 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) Naarmate een groter percentage van de plantenpotten waarin het plantmateriaal wordt geleverd, bestaat uit materiaal dat: biologisch afbreekbaar [vul eventueel aal of je verwijst naar biologische afbreekbaarheid volgens de norm EN 13432:2000 of net compostering bij lagere temperaturen wil]; gerecycleerd of; gemaakt is uit snel hernieuwbare grondstoffen (hernieuwbaar in minder dan 10 jaar); wordt de inschrijving hoger gewaardeerd. Deze plantenpotten worden afgeleverd met productbeschrijving afkomstig van de fabrikant van de potten, waaruit blijkt uit welk materiaal de potten bestaan en hoe dat materiaal voldoet aan één of meer van bovenstaande eigenschappen. 8. Uitvoeringsvoorwaarden 8.1. Biologisch afbreekbaarheid van plantenpotten Er zijn al heel wat biologisch afbreekbare plantenpotten op de markt. In heel wat gevallen zou je dit dus, in plaats van als gunningscriterium (zie ‘Duurzame plantenpotten’), als uitvoeringsvoorwaarde kunnen opnemen. Ga in je marktverkenning of marktraadpleging wel eerst de mogelijkheden na, zodat je zeker bent dat je een uitvoeringsvoorwaarde stelt die uitvoerbaar is. Als de planten in potten geleverd worden, moeten deze potten biologisch afbreekbaar zijn volgens de norm EN 13432:2000 ‘Eisen voor verpakking terugwinbaar door compostering en biodegradatie’. Bewijsmiddelen: OK Compostlabel of OK Composthomelabel Type I milieulabel21 dat garandeert dat het product volgens de norm EN 13432:2000 is ingedeeld als biologisch afbreekbaar en composteerbaar Testrapport dat aantoont dat het product volgens de norm EN 13432:2000 is ingedeeld als biologisch afbreekbaar en composteerbaar 9. Nuttige informatie 9.1. Autochtoon plantmateriaal 9.1.1. Zaadtuinen (INBO) Door alle geleverde inspanningen is er steeds meer autochtoon zaad- en plantmateriaal voorhanden, maar voorlopig overschrijdt de vraag nog steeds het aanbod. Daarom legt het INBO autochtone zaadtuinen aan waarin grotere hoeveelheden zaden zullen geoogst worden. Via het Contactpunt Bosbouwkundig Teeltmateriaal22 vind je ook een lijst van kwekers van autochtoon plantgoed. 9.1.2. Inventaris autochtone bomen en struiken (ANB) ANB stelde een gebiedsdekkende inventaris van de autochtone bomen en struiken in Vlaanderen op.23 21 Type I milieulabels zijn vrijwillige, onafhankelijk gecontroleerde labels gebaseerd op een duidelijke set van criteria. Meer informatie over de verschillende type milieulabels: http://www.unep.org/resourceefficiency/Consumption/StandardsandLabels/Eco-labelling/tabid/101342/Default.aspx 22 https://www.inbo.be/nl/contactpunt-bosbouwkundig-teeltmateriaal pagina 9 van 10 Producten groenbeheer – Fiche zaden, eenjarigen en vaste planten (versie 10/02/2015) 9.2. Gecertificeerde zaaizaden24 De Vlaamse overheid draagt er zorg voor dat de verbruiker van landbouw- en tuinbouwzaden hoogwaardige zaaizaden kan gebruiken. Een bedrijf moet geregistreerd en erkend zijn om zaaizaden te produceren en/of in de handel te brengen. Daarvoor moet de producent van zaaizaden een aantal verplichte controles (veldkeuringen, partijkeuringen en laboratoriumonderzoek) laten uitvoeren. Het Laboratorium voor Zaadontleding van het ALV gaat de technologische kwaliteit van het zaad na. De gebruiker van gecontroleerd en gecertificeerd uitgangsmateriaal kan erop rekenen dat: a) het materiaal geproduceerd is volgens zulke omstandigheden dat er vrijwel geen of een minimaal risico bestaat voor mechanische en genetische verontreiniging (rasidentiteit en raszuiverheid) en; b) dat het materiaal voldoet aan minimale kwaliteitsnormen. 10. Opmerkingen m.b.t. de fiche? Het is voor de Vlaamse overheid belangrijk dat deze fiche gebruikersvriendelijk is voor alle aankopers. Hoe meer aankopers hun ervaringen m.b.t. het gebruik van (de criteria uit) deze fiche delen, hoe beter we de fiche kunnen maken. Aarzel dus niet om je opmerkingen door te geven. Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Team Interne Milieuzorg E-mail: [email protected] Tel.: 02 553 80 17 23 24 http://www.natuurenbos.be/nl-be/natuurbeleid/soortenbeleid/bescherming/autochtone_bomen_en_struiken Bron: http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1279 pagina 10 van 10