fotokwis - KU Leuven

advertisement
Van kruispunt naar rondpunt
Nascholing rooms-katholieke
godsdienst
Een praktische inleiding in het hermeneutischcommunicatief model
Prof. dr. Didier Pollefeyt
Centrum Academische Lerarenopleiding
Faculteit Godgeleerdheid K.U.Leuven
PEDIC, Coupure Rechts 314 9000 Gent
Vrijdag 15 december 2006
Hermeneutisch-communicatief
godsdienstonderwijs
 Definitie
Hermeneutisch-communicatief godsdienstonderwijs
is godsdienstonderwijs waarin interpretatie(s) van de
werkelijkheid, meer bepaald interpretatie(s) van (a)
het eigen bestaan, (b) van de levensbeschouwelijke
(in het bijzonder christelijke) traditie(s) en (c) van
onze actuele leefwereld in dialoog met elkaar
gebracht worden binnen een leergroep met het oog
op het (verder) ontwikkelingen van een eigen
levensbeschouwelijke identiteit van de leerling.
Hermeneutisch-communicatief
godsdienstonderwijs
Vooronderstellingen:
1. GEKLEURD – GETEKEND
2. IMPLICIET – WERKZAAM
3. LOYAAL - VERBONDEN - WAAR
4. OPENHEID – GROEI
5. CONFESSIONEEL GEBONDEN
6. TROUW AAN DE WERKELIJKHEID
7. TUSSEN CHRISTENDOM EN CULTUUR
Didactisch opbouwwerk in 5 fasen
1° stap: ONTHULLEN (‘REVELEREN’): herkennen en formuleren van hermeneutische
knooppunten
- Wat klopt hier niet? Wat stemt mij hier tot nadenken?
- Wat is hier in het geding? Wat staat er op het spel?
- Waarom roept dit onderwerp zoveel emotie op?
- Welke maatschappelijke posities bestaan er met betrekking tot dit onderwerp?
- Waarom raakt het onderwerp mensen?
- Waarom is de benadering van dit onderwerp niet evident?
- Welke vooronderstellingen zijn hier aan het werk?
- Welke principes botsen hier met elkaar?
- Welke vragen kan ik stellen bij de antwoorden die rond dit onderwerp meestal
gegeven worden?
- Hoe speelt geloof hier een rol? Doet geloof terzake in deze thematiek?
- Welke positie voorzie ik hier bij de leerlingen?
- Wat wordt hier vaak verzwegen?
- Hoe speelt deze thematiek in de media, jongerencultuur, in common sense
opvatting van mensen?
- Wat is taboe bij dit onderwerp?
- Welke mensbeelden, wereldbeelden, Godsbeelden kunnen hier een rol spelen?
- Hoe zou ik mijn eigen positie formuleren als gelovige godsdienstleerkracht?
- Is hier waarheid in het spel?
- Hoe toont zich hier een diepere dimensie van de werkelijkheid?
Didactisch opbouwwerk
2° stap: IN BEWEGING ZETTEN (‘MOBILISEREN’):
aanspreken van de leergroep
Kenmerken van goede ingrediënten die hermeneutische knooppunten
kunnen blootleggen:
- meerzijdige interpreteerbaarheid
- spanning oproepen en spanning vasthouden
- herkenbaarheid maar niet cliché
- vernieuwend, nooit gezien, onuitgegeven, openbarend
- alle dimensies van de mens aansprekend
- open einde, niet moraliserend, de vrijheid niet aantastend
- sensibiliteit voor het transcendente
- getuigend van de eigen levensbeschouwelijke en/of religieuze positie
- aangepast aan de groeimogelijkheden van die groep leerlingen
- verwijzend naar beproefde tradities of tradities die men moet proeven
- in zich de confrontatie dragend met tradities die niet per se de mijne
zijn
- binnenbrengen van de ervaring van het vreemde
- draagt in zich de kracht van de existentiële reïntegratie en/of
reïnitiatie
Didactisch opbouwwerk
3° stap. IN GESPREK TREDEN (‘COMMUNICEREN’)
Communiceren is iets heel anders dan vrijblijvend en
oriëntatieloos 'babbelen'.
Communicatie:
- is doelgericht
- gaat naar de diepte en is gericht op ontmoeting en verdieping
- zoekt naar de waarheid en wil vooruitgang boeken
- laat zich modereren en sturen
- is verbaal en non-verbaal
- laat ruimte voor het verschil en is niet gericht op een snelle synthese
- is gericht op het ontwarren van hermeneutische knooppunten
- moet beschermd worden tegen geweld en geslotenheid
- geeft plaats aan de getuigenis, de onderbreking en de stilte
- laat de traditie ook zelf aan het woord, laat de traditie zichzelf
communiceren
- is ook in gesprek treden met de grote woorden van de tradities
- is ook onder het Woord gaan staan, is open komen voor de grote
Anderzijds
Didactisch opbouwwerk
4° stap: SAMENBRENGEN (‘CONSOLIDEREN’)
Soms verdampt in de klas de (zelfs goede) communicatie
zonder een zichtbaar spoor achter te laten.
Goede communicatie eindigt niet in leegte of chaos maar in
meer inzichtelijkheid en in eenheid-in-verscheidenheid. Deze
beweging van communicatie naar inzicht moet in het
hermeneutisch-communicatief model op een bepaald moment
'gecaptiveerd' worden.
De moderator moet op een bepaald moment de rol van expert
opnemen en de resultaten van het communicatie- en
reflectieproces van de leergroep op bevattelijke wijze aan de
groep voorleggen.
Didactisch opbouwwerk
Centrale vragen in het consolidatieproces zijn:
- welke divergentie of convergentie hebben wij in het gesprek ontdekt
- wat is de moeite waard om mee te nemen in het vervolgtraject van
deze leergroep
- wat stond hier op het spel
- waarrond hebben we geen uitklaring gekregen in het gesprek
- welk nieuw licht heeft het gesprek op de ingrediënten uit traditie,
cultuur en biografie geworpen?
- hoe verhoudt zich dit gesprek tot gesprekken in andere klassen
(leerkracht) of andere vakken (leerling)
- wat zal ik niet gauw vergeten uit dit gesprek
- waarom is deze of dit ingrediënt relevant
- hoe hangt deze stap in het leerproces samen met de vorige en
volgende stappen en hoe hangen de nieuwe inzichten samen met het
geheel van ons verstaan van levensbeschouwing en christelijke
traditie?
- kunnen we spreken van een groeiende coherentie van inzichten?
Didactisch opbouwwerk
5° stap: TERUGKOPPELEN (‘INTEGREREN’)
Het hermeneutisch-communicatief model is gericht op het versterken van
de levensbeschouwelijke bedachtzaamheid en de verder ontwikkelen
van het levensbeschouwelijk profiel van de leerling in gesprek met de
christelijke tradities. Leerlingen dienen daarom uitgenodigd te worden om
tot een maximale integratie te komen in hun eigen biografie van het
onderwijsleerproces. Het is de beweging van naïviteit naar narrativiteit
die hier gemaakt word. In confrontatie met alternatieve ingrediënten uit
traditie, cultuur en biografie staan de volgende vragen centraal:
- hoe spoort dit verhaal (deze tekst, dit beeldfragment, deze getuigenis, etc.) al
dan niet met mijn spontane levensbeschouwelijke aanvoelen?
- hoe zou je de levensbeschouwelijke relevantie van dit verhaal typeren? waarom
verdient dit verhaal (geen) waardering?
- kun je je voorstellen dat andere mensen vanuit een ander perspectief op dit
verhaal zouden reageren?
- hoe zou ik vandaag anders aankijken ten aanzien van dit verhaal dan een
aantal maanden geleden?
- wat heb ik te maken met dit verhaal?
- Brengt dit verhaal meer geloof, hoop en liefde in mijn leven, in dat van anderen
en in de gemeenschap?
Hermeneutisch-communicatief model
1.
2.
3.
4.
5.
Levensbeschouwelijke bedachtzaamheid: ontdekken van de
interpretatieve ruimte in zichzelf en anderen (openheid)
Levensbeschouwelijk voorverstaan van de werkelijkheid: ontdekken
dat de interpretatieve ruimte in zichzelf reeds is ingevuld
(passiviteit) voorbij het letterlijk (on)geloof en de eerste naïviteit
Levensbeschouwelijke pluraliteit in het omgaan met de
interpretatieve werkelijkheid: binnen- en buiten-christelijke pluraliteit
(paradigmastrijd: waarheid als macht)
Plausibiliteit van de christelijke traditie uitgedrukt in de particuliere
geloofssynthese van de godsdienstleerkracht (voorbij de
paradigmastrijd: kritiek op het constructivisme en waarheid als
kwetsbare kracht)
Leerlingen uitnodigen om hun eigen levensbeschouwelijke
synthese opnieuw communicatief her op te nemen in een tweede
naïviteit
TOEPASSINGEN
Impuls 1
Waarheid en hermeneutiek
De vergeten waarheid?
“Waarheid wordt niet gevonden in het gewoon hernemen van de
tradities uit het verleden of het luisteren naar iemand die meent de
waarheid als zijn eigendom te bezitten. De hedendaagse katholieke
godsdienstpedagogiek beoogt in een gezamenlijk panorama een
betrokkenheid op de traditie(s) en een bereidheid deze verder te
exploreren en te bevragen met het oog op het eigen leven, zowel bij de
godsdienstleerkracht als de leerlingen“.
Het lijkt alsof alleen in het verleden over waarheid gesproken
wordt en met het hermeneutisch-communicatief proces de
waarheid geëvaporeerd is 'ins Blaue hinein'. Spreekt de
hedendaagse katholieke godsdienstpedagoog nog over
waarheid, en zo ja op welke manier? Mogen we de christelijke
traditie nog een waarheidstraditie noemen binnen de huidige
godsdienstpegagogiek?
Cognitieve geloofsstijlen
(post-kritische geloofsschaal)
4.13 (2.13-1.99) – 2.30
Letterlijk
Letterlijk geloof
2.2 (3.5-2.18) – 2.50
Externe kritiek
Objectivisme
Geloof
Ongeloof
Post-kritisch geloof
Tweede naiviteit
Symbolisch
5.08 (3.40-4.73) – 3.0
Relativisme
Subjectivisme
4.6 (3.6-4.40) – 3.10
Post-critical belief scales (Hutsebaut)
4.13 (2.13-1.99)
2.2 (3.5-2.18)
Literal
Monoreligieus leren
ORTHODOXY
EXTERNAL
CRITIQUE
Objectivism
Belief
Unbelief
SECOND NAÏVETE
Hermeneutics
5.08 (3.40-4.73)
Interreligieus leren
RELATIVISM
Subjectivism
Symbolical
4.6 (3.6-4.40)
Multireligieus leren
Didactische vertaling
http://www.kuleuven.be/cwte/viewpic.php?LAN=N&TABLE=DOCS&ID=162 (dr. D. Lips)
Probleem en mysterie
PROBLEEM
Positieve wetenschap
Feiten
Wat? Hoe?
Eén antwoord
Feitenwaarheid
Actief (be-grijpen)
Traditie als juweel
(veritatis splendor)
Eerste naïviteit
MYSTERIE
Wijsbegeerte, godgeleerdheid,
esthetica
Geloof, hoop en liefde
Ware, goede, schone
Waarom?
Verschillende antwoorden
Interpretatieve waarheid
Passief (gegrepen worden)
Tradie als juwelenkist
(itiniris splendor)
Tweede naïviteit
Impuls 2
The Oath
Filmscenario
In een dodencel wordt een gevangene bewusteloos aangetroffen: hij
heeft geprobeerd zelfmoord te plegen. Een arts reanimeert de man en
wanneer hij weer op de been is, wordt hij weggeleid naar de elektrische
stoel. Dezelfde arts geeft het sein om de man vast te binden op de
stoel.
Deze film is gemaakt naar aanleiding van een waar gebeurd verhaal.
Op 12 augustus 1995 wordt in McAlester (Oklahoma) de gevangene
Mcgurl ter dood gebracht nadat hij net gereanimeerd is na een
zelfmoordpoging.
Starring: Frank Oglive , Serge-Henri Valcke
Directed by: Tjebbo Penning
Duration: 11 minutes
Genre: Drama , Experimental
Country: NL (1997)
The Oath
Hermeneutische knooppunten
 Formuleren van het hermeneutisch knooppunt:
vanuit de klasgroep
 vanuit de impulsen
 vanuit de achterliggende levensbeschouwelijke problematiek
 Hermeneutisch conflicten in deze casus perplexus:
 de beide handelingen van de arts zijn compatibel met elkaar
versus de beide handelingen van de arts zijn in tegenspraak met
elkaar
 de arts heeft niet de plicht om een suïcide tegen te gaan versus
de arts heeft niet het recht om bijstand te verlenen aan doodstraf
 het leven is heilig, dus zijn suïcide en doodstraf verboden versus
iedereen heeft het recht om over zijn eigen leven te beschikking
maar niet over het leven van anderen versus niemand beschikt
over zijn eigen leven maar de gemeenschap kan wel over het
leven beschikken voor een hoger goed
 de suïcide is een daad van lafheid om de verdiende straf te
ontlopen versus de suïcide is een begrijpelijke schrikreactie
versus de suïcide is een laatste act van vrijheid en een krachtig
protest tegen de doodstraf

Paradigmatische achtergronden
 Deontologische redenering versus
consequentalistische redenering
versus intentionalistische redenering
 Autonomie versus verantwoordelijkheidsethiek of
plichtsethiek
 Heiligheid van het leven (intrinsiek kwaad) versus
heiligheid van het doden (intrinsiek goed)
 Suïcide als immorele daad (vluchten van
verantwoordelijkheid) versus suïcde als
gedetermineerde daad (uitdrukking van angst en
depressie) versus suïcide als morele daad
(uitdrukking van morele vrijheid en expressieve daad)
Paradigma’s op de casus gelegd
Heiligheid
van het
leven
Autonome
moraal
Heteronome Proportiomoraal
nele moraal
Zelfdoding
van de
dader
niet
wel
niet
wel (niet)
Doodstraf
van de
dader
niet
niet
wel
wel (niet)
Christelijk hermeneutisch perspectief
 “Zelfmoord is in tegenspraak met de natuurlijke neiging van
de mens om zijn leven te willen bewaren en bestendigen.
Zichzelf doden is ernstig in tegenspraak met de ware eigenliefde.
Het is ook een zonde tegen de naastenliefde, want men
verbreekt ten onrechte de band van solidariteit met de
gezinsverbanden en met de nationale en menselijke
samenleving, tegenover wie wij verplichtingen hebben.
Zelfmoord is in strijd met de liefde tot de levende God” (KKK,
2281).
 Doodstraf: “Vandaag de dag, nu werkelijk, zijn, als gevolg van de
mogelijkheden die aan de overheid ter beschikking staan om
effectief de misdaad terug te dringen, en degene die ze heeft
begaan onschadelijk te maken zonder hem definitief de
mogelijkheid te ontnemen zich te beteren, de gevallen waarin het
absoluut noodzakelijk is de schuldige te doden zeer
zeldzaam geworden, als men al niet mag zeggen, dat ze
praktisch niet voorkomen” (KKK, 2267).
Dus: spanning tussen deontologische en proportionele redenering
Getuigen van de eigen christelijke positie
1.
Het gave karakter van het leven: de dood is nooit een goed op zich, de
dood is nooit op zich te verkiezen (de dood als ‘premorele onwaarde’: om
dit uit te drukken is de kerk principieel streng in haar oordeel over
zelfdoding).
1.
Gelovige achtergrond: de mens is geschapen naar het beeld van God
en verbonden met de hele schepping (het leven is op zich waardevol
omdat het van God komt)
2.
Algemeen-menselijke achtergrond:
1.
2.
3.
2.
3.
het wegkijken van de arts op het moment van de executie
de geboorte van een (eigen) kind
de eed van Hypocrates (the Oath)
De kerk erkent dat er soms proportionele redenen zijn om iemand toch te
doden, met name om een groter kwaad te vermijden: de dood is een
premorele onwaarde maar soms staan er hogere premorele waarden op
het spel waarvoor men moet kiezen en die de premorele onwaarde van de
dood tot onrechtstreeks gevolg hebben (bijvoorbeeld wanneer iemand niet
doden voor de samenleving een gevaar zou betekenen)
De kerk stelt tegelijk dat er vandaag (bijna steeds) strafmiddelen kunnen
gevonden worden om de premorele onwaarde van de dood te vermijden
en toch recht te doen aan de morele waarde van een veilige samenleving.
Christelijk hermeneutisch perspectief
4. Kleur bekennen:

De eerste daad van de arts is voor christenen moreel
aanvaardbaar en zelf verplicht

De tweede daad van de arts is voor christenen moreel niet
aanvaardbaar als er alternatieven zijn

De beide daden zijn moreel daarom niet consistent vanuit een
proportionele christelijke-morele redenering
5. Complexiteit laten zien: er steekt een spanning in het kerkelijk
standpunt (maar vaak ook in de maatschappij):

zelfmoord: deontologische redenering (individuele ethiek)

doodstraf: consequentalistische redenering (sociale ethiek)
6. Open vraag: zijn er in bepaalde gevallen ook geen proportionele
redenen om zelfdoding moreel te begrijpen?
Dieperliggende vraag: kan de liefde ooit volledig en voor altijd
verloren gaan?
Vragen en opdrachten leerkracht
• Waarin bestaat de ironie van dit verhaal?
• Welke ethische argumenten zijn er, om de handelwijze van de
gevangenisdokter te verantwoorden?
• Welke ethische argumenten zijn er, om de handelwijze van de
gevangenisdokter te veroordelen?
• Hoe zou je deze keuze benaderen vanuit een gevolgenethisch standpunt?
• Hoe zou je deze keuze benaderen vanuit een beginsel-ethisch
standpunt?
• Verklaar de titel van de film.
• Wat is voorlopig je eigen conclusie? Verantwoord?
‘Even when forced, I will not use my medical knowledge to violate the
laws oƒHumanity...’ -World Medical Association, Genève 1948
(Zelfs onder dwang zal ik mijn medische kennis niet gebruiken om de
wetten van menselijkheid met de voeten te treden)
Opmerking: hoe de resultaten van zo’n klasgesprek ‘captiveren’ in de vorm
van ‘leerstof’?
Impuls 3
Islam en relipop
Islam en muziek
Godsdienst
tussen islam en cultuur
Islam
Cultuur
hermeneutiek
inductie én deductie
2050/2050
2010/1990
correlatie
inductie
2005/1970
Islam=cultuur
deductie
2000/1950
Paradigma’s voor de verhouding religie en cultuur
 Relatie van evidente overlapping van religie
en cultuur
 Relatie van radicale oppositie
 Relatie van opgeven van religieuze identiteit
en wegvluchten in de cultuur
 Relatie van terug proberen te winnen van het
culturele veld
 Relatie van correlatie tussen religie en cultuur
 Hermeneutisch-kritische verhouding tussen
religie en cultuur
Terugkoppeling pardigma’s aan casus
 Rajae: universele verbondenheid door muziek
 Yasser: God moet je er niet bijhalen (‘respectloos’)
 Zaineb en Semra: gekwalificeerde appreciatie, niet




intrinsiek tegen (maar ‘te hitserig’ en ‘niet mooi’)
Ranit: joods-hermeneutische benadering
Annebrecht: religie is onderdeel van het leven en rol
van de vrijheid
Mamdach: hermeneutische vrijheid onderworpen aan
een aantal regels
Commentator: ‘over smaak valt niet te twisten’
(relativistische conclusie!)
Een eigen positie bepalen: impulsen
Voortekenen van instorting islam?
Nederlands Dagblad van 10 november 2005
ZWOLLE (RKnieuws.net) - De islam kan gaan instorten net als
het communisme, verwacht Victor Atallah. Hij ziet de eerste
voortekenen al. De meeste moslims in islamitische landen zijn
geseculariseerd, weet de predikant. En hun aantal neemt steeds
verder toe. "Dit secularisatieproces is niet te stoppen.’’
 Volgens hem zien veel christenen niet wat gaande is in de
islamitische wereld, omdat ze waanideeën hebben over de
intenties van moslims. "Wij leven in een bijzondere tijd. De islam
kan zijn eigen mensen niet vasthouden. Leiders kunnen niet
tegenhouden dat mensen voor zichzelf gaan denken.
Ayaan Hirsi Ali over moslima's met een naveltruitje en
een rappende Ali B.,
in De Standaard van 14 november 2005
MET de aanslagen van 11 september 2001 werd de
zoveelste fase ingeluid in de eeuwige strijd tussen ideeën.
Tegenover elkaar staan het idee van individuele vrijheid en
het idee van een kant-en-klaar collectief paradijs dat in feite
een dictatuur is. Na het nationaal-socialisme en het
communisme, is het nu de beurt aan de islam om voor
totalitaire verleider te spelen. Het idee van een islamitisch
kalifaat dat de hele wereld regeert, is altijd sterk aanwezig
geweest in de islam.
Allereerst dat de moslim totaal onderworpen is aan God. De
koran is niet, zoals de bijbel, door mensen geschreven, maar
door God zelf. Als moslims dat woord van God anders dan
letterlijk uitleggen, ontstaat een crisis in hun verhouding tot
God. Moslims moeten een ontwikkeling doormaken van
onderworpenheid aan God naar dialoog met God. Die moet
worden afgerond voor we naar een Europese islam kunnen.
Eigen positie bepalen: een Europese islam?
 Toespraak kardinaal Danneels aan de Ucsia
Danneels: ,,Islam rijp voor Franse Revolutie''
Het volk, 24/09/2004
Voor kardinaal Godfried Danneels is er in Europa alleen plaats
voor de islam als die godsdienst, net als het christendom, een
'Franse Revolutie' heeft doorgemaakt.
Danneels deed de opmerkelijke uitspraak tijdens een lezing aan
de universiteit van Antwerpen. Na die omwenteling zou de islam
,,open staan op de wereld, de scheiding tussen kerk en staat en
tussen godsdienst en politiek erkennen en waarden als
verdraagzaamheid, solidariteit en menselijke waardigheid
aanvaarden.”' (DOMI)
 Didactische suggesties: de 3 B’s van de kardinaal
Impuls 4
Wereldgodsdiensten
FOTOKWIS
Uit welke religieuze of levensbeschouwelijke
tradities komen volgende foto’s?
Beeldmateriaal
Foto 1
Foto 4
Foto 2
Foto 5
Foto 3
Foto 6
Foto 7
Foto 10
Foto 8
Foto 11
Foto 9
Foto 12
Foto 13
Foto 16
Foto 14
Foto 17
foto 15
Foto 18
Extra foto’s
Foto 19
Foto 20
Foto 23
Extra foto’s
Foto 21
Foto 22
Grondstructuren religieuze levensbeschouwingen
Jodendom
Christendom
Islam
Boeddhisme
Hindoeïsme
Wicca
Symbolen
Foto 14
Foto 3
Foto 22
Foto 2
Foto 13
Foto 4
Mystiek
Foto 8
Foto 12
Foto 1
Foto 15
Foto 11
Foto 9
& 18
Boek(en)
Foto 5
Foto 19
Foto 16
(Foto 23)
(Foto 20)
/
Gebouw
Foto 21
Foto 17
Foto 10
Foto 7
Foto 6
/
1. Symbolen
2. Mystiek
3. Boeken
4. Gebouwen
Samenvattend overzicht
Jodendom
Christendom
Islam
Boeddhisme
/
Hindoeïsme
Wicca
/
/
Wicca: denken vanuit het verschil
Het verschil tussen monotheïstische religies en Wicca



Openbaringsgodsdienst vs. ervaringsreligie (natuurreligie) / hiërarchie vs. persoonlijke beleving:
Er zou geen clerus zijn die de goddelijke boodschap moet interpreteren, want elke heks krijgt zelf de
status van priester(es) bij de eerstegraadsinwijding en zoekt zelf naar zijn of haar persoonlijke waarheid.
Hekserij is dus geen openbaringsreligie zoals de drie grote monotheïstische godsdiensten, maar een
ervaringsreligie. Het succes van Wicca heeft te maken met de tijdsgeest. Mensen worden afgeschrikt
door grote hiërarchische structuren. Religie wordt op een meer persoonlijke manier beleefd, thuis en in
kleine groepjes. In die zin is Wicca een uiting van de privatisering van religie. Moderne heksen hebben
een groot respect voor de natuur en een sterk ecologisch bewustzijn, wat zich uit in hun religie, die een
natuurreligie is. Wat er precies geloofd moet worden, ligt niet vast. Elke heks vult zijn/haar geloof en
zijn/haar idee van het goddelijke zelf in op basis van zijn/haar persoonlijke ervaring.
Transcendentie vs. immanentie:
Dat Wicca een ervaringsreligie is, uit zich in het feit dat heksen het niet eens zijn over wat de concepten
God en Godin nu precies inhouden. Ze beschikken over een heel pantheon van goden en godinnen
(Griekse, Romeinse, Keltische, Egyptische, Germaanse, enz.) die ze kunnen aanroepen naargelang hun
persoonlijke stemming, de tijd van het jaar, de reden van het ritueel, enzovoort. God en Godin zijn
abstracte gegevens. In hun hoogste aspect kunnen ze geen namen krijgen. Ze zijn het vrouwelijke en
het mannelijke aspect van de godheid, dat buiten maar ook in de mens zelf ligt. De meeste heksen zijn
pantheïsten, wat wil zeggen dat men de natuur zelf als goddelijk ervaart. De God en de Godin zweven
niet ergens boven de wereld, maar zijn immanent in de natuur aanwezig en manifesteren zich ook
doorheen die natuur.
Cognitie vs. emotie / rede vs. intuïtie:
Wicca beschouwt zichzelf niet als een godsdienst, omdat godsdienst te maken heeft met onderwerping
aan een god en met rede. Hoewel enkele heksen de Wicca eerder als een levenshouding of als een
filosofie zien, ervaren de meesten Wicca als religie, als band tussen de mens en het goddelijke (religare
= verbinden). De hele natuur is heilig en dwingt respect af. Wicca wil ook de spirituele groei en innerlijke
verandering van zijn leden teweegbrengen langs rituelen en symbolen. Bepaalde elementen van het
mysterie kunnen evenwel niet rationeel verklaard worden, maar zijn enkel intuïtief te begrijpen.



Intolerantie vs. tolerantie / bekeringsdrang vs. vrije keuze:
Wicca claimt een grote tolerantie ten opzichte van andere religies. Elk pad is heilig. Er zijn
verschillende wegen mogelijk naar eenzelfde doel. Welk pad je kiest, hangt af van je persoonlijke
behoeftes, je culturele omgeving, enz. Het gevolg van deze tolerante houding is dat Wicca geen
mensen wil bekeren. Heksen vinden zelfs dat hun religie helemaal niet voor de massa bestemd is.
Maximumethiek vs. minimumethiek:
Ethiek bij Wicca is niet geformuleerd in de vorm van verboden (je zult niet). De tien geboden
worden gereduceerd tot één stelregel, die de Wiccan Rede of Heksenraad genoemd wordt: 'An it
harm none, do what ye will', wat in het Nederlands vertaald wordt als 'doe wat gij wilt, zolang het
niemand schaadt'. Wicca is geen religie van volgelingen. Elke verantwoordelijkheid ligt bij de
individuele heks. Iedereen is immers onderworpen aan externe verwachtingen en druk vanwege
de samenleving. Wanneer heksen de Wiccan Rede volgen, aanvaarden ze de eigen
verantwoordelijkheid voor de gevolgen van hun daden en beslissen ze zelf wanneer ze de regels
volgen en wanneer niet. Uiteindelijk is de Wiccan Rede een zoektocht naar de eigen vrijheid, die
geboden wordt door bewuste keuzes die het individu maakt.
Monotheïsme vs. duotheïsme / patriarchaal vs. gelijke kansen:
Moderne heksen hebben een 'duo-theïstisch' godsbeeld: ze vereren zowel de God als de Godin.
Achter dit tweeledige godsbeeld steekt een principe dat specifiek is voor de Wicca, namelijk het
principe van polariteit. Dit beginsel impliceert dat er een soort twee-eenheid bestaat tussen het
mannelijke en het vrouwelijke element die elkaar aanvullen en in evenwicht houden. Deze
polariteit is de motor van de schepping en weerspiegelt zich in de natuur (vb. opbouwende en
destructieve krachten, licht en donker), in de mens (b.v. man en vrouw) en ook op goddelijk vlak
(b.v. God en Godin). Het polariteitsprincipe impliceert dat het mannelijke en het vrouwelijke, de
God en de Godin gelijkwaardig zijn. In realiteit blijkt dat heksen doorgaans meer aandacht
schenken aan het vrouwelijke element dan het mannelijke. Dit overbeklemtonen van het
vrouwelijke heeft wellicht te maken met een zich afzetten tegen de patriarchale maatschappij.
Impuls 5
Islam en christendom
Christendom en Islam
Christendom en Islam
Christendom en Islam
Evaluatie impuls vanuit hermeneutiek
 Positief: prolegomenon op de dialoog (eerste stap)
 Positief: aandacht voor het binnenperspectief van de
religieuze tradities
 Positief: poging tot (beperkte) ‘crossing over’ (Dunn),
in het perspectief van de andere gaan staan, en
bewustzijn van begrensdheid daaraan
 Positief: oproep tot tolerantie en respect (passieve
tolerantie)
 Positief: aanduiden van het verschil door de pastoor
Evaluatie vanuit de hermeneutiek
 Negatief: sterke nadruk op gelijkenissen
 Negatief: spreken over de kern (referentie naar





‘Abraham’ als eenheidsfiguur)
Negatief: het blijft een toeschouwersperspectief
Negatief: onvoldoende aandacht voor reële
verschillen
Negatief: enkel oproepen tot tolerantie en respect:
men doet alsof de kern van de godsdienst tolerantie
en respect is (geen actieve tolerantie)
Negatief: onvoldoende aandacht voor vraag naar
terugkoppeling naar de eigen traditie (‘leren aan de
werkelijkheid’)
Negatief: pastoor wordt geïnterviewd en de iman niet
(bevestiging en geen uitdaging van de reële
asymmetrie in het dialogaal engagement)
Impuls 6
Jezus: zoon van God?
Zoon van God?
Een onderwerp dat reeds ter sprake kwam in 6 BSO
is het 'verrijzenisgeloof'. Wanneer je spreekt over de
historische Jezus kunnen leerlingen vaak nog volgen.
Als je spreekt over Jezus, Zoon van God, haken
velen af. Die sprong kunnen ze niet meer maken. Het
komt er dus op neer dat deze leerlingen een zekere
voeling kwijt zijn... of nooit gehad hebben... Dan
wordt praten over geloof wel heel moeilijk omdat er
geen beleving is. Het is hierover dat mijn vraag gaat.
Jezusfilms
“De film roept de gevoeligheid voor het mysterie opnieuw in het leven
door ons te laten liefhebben wat niet onmiddellijk waarneembaar is,
wat voorbij gaat aan het zichtbare en het evidente. De film roept het
onzichtbare op. Op die manier verbindt de film ons opnieuw met de
poëtische en religieuze uitdrukkingsvorm van menselijkheid. Alles wat
menselijk is, elke relatie met de wereld en de natuur en dat door de
film artistiek wordt behandeld, wordt een gedicht, een verhaal, een
herlezing, een voorstel tot betekenisgeving, een viering, kortom, iets
dat op een eerste religieuze stap lijkt”.
Kritische vragen vanuit een analyse van
de werking van Jezusfilms
 Centrale stelling: er wordt te gemakkelijk
aangenomen dat de bijbelse geschriften, en
in het bijzonder de evangelies, geschreven
zouden zijn als het script van een film.
a) Kritiekloos aannemen dat de film een soort
van evidente en probleemloze ‘vertaling’ vormt
van de bijbeltekst in een bijbelbeeld maakt de risico’s van films als
medium voor geloofscommunicatie groter dan de mogelijkheden die
erdoor geopend kunnen worden.
b) Zich bewust zijn van de spanning tussen de bijbeltekst en de
Jezusfilm opent vruchtbare mogelijkheden tot geloofscommunicatie
via de film.
 Wanneer een bijbelverhaal toch in een filmscript wordt omgezet, worden
hierbij onvermijdelijk heel wat elementen binnengebracht die niet afkomstig zijn
uit de bijbeltekst zelf, maar die getekend zijn door de hand van wie de film in
elkaar steekt en door de nieuwe context waarin en waarvoor de film gemaakt
wordt.
Mahan formuleert radicaal: “Each telling of Jesus story projects the teller’s own
issues of faith onto Jesus”.
Het interpretatieve karakter van de film
Belangrijk is de vraag hoe Jezusfilms zich verhouden tot hun eigen
interpretatieve karakter. Een aantal films zijn zo manifest interpretatief dat dit
spreekt uit de film zelf.
 Jesus Christ Superstar: de apostelen lopen rond in jeans en verplaatsen zich met een autobus.
Sommige films geven in het begin van de film een waarschuwing dat de film niet (enkel) berust
op schriftgegevens. Voorbeeld: The Last Temptation of Christ.
Andere films zijn zo sterk interpretatief dat een aantal post-christelijke, hedendaagse
commentatoren er zelfs geen verwijzing naar het Jezusgebeuren meer in
zien. Dat is duidelijk het geval met de film: De intrede.
 Tenslotte zijn er films die proberen heel dicht bij de tekst te blijven (zoals de recente Gospel of
John), of films die pretenderen om volkomen historisch en interpretatievrij te zijn, terwijl ze dat
eigenlijk helemaal niet zijn. Dat is duidelijk het geval met de recente, controversiële Jezusfilm:
The Passion of the Christ.
Didactische aanpak
 Het moeilijkste moment in het leerproces breekt aan op het ogenblik
dat de videoband of de dvd wordt stilgelegd en er met een didactische
werkvorm wordt gestart.
 Toch is het heel belangrijk dat de leerkracht de ‘goddelijke
betovering’ van de film durft te doorbreken, ook al bieden leerlingen
weerstand, om aan te tonen welke enorme kracht filmbeelden hebben en
hoe deze kracht werkt.
 In de gegrepenheid door het beeld verliest de toeschouwer gemakkelijk
het perspectivistisch karakter van het filmgebeuren uit het oog. In die zin is
in het beeld het gevaar van ‘fundamentalisme’ veel groter dan in het woord.
 Geloofscommunicatie moet erop gericht zijn om Jezus niet te laten
opsluiten in het beeld dat van Hem door de film gemaakt wordt.
Kritische confrontatie met vier verschillende,
toonaangevende Jezusfilms
Presentatie van het lijden van Christus
(de kruisweg) in:
- Jesus Christ Superstar (1973)
- The Last Temptation of Christ (1998)
- De intrede (2003)
-The Passion of the Christ (2004).
In elk van deze films blijkt de interactie met de cultuur gaande te zijn:
In Jesus Christ Superstar zijn de apostelen hippies en is Jezus een soort van rockster.
The Last Temptation of Christ is vooral bekend geworden voor de controversiële scènes
waarin Jezus met seksualiteit in verband gebracht worden. De intrede is een typisch
post-christelijke lezing van de Jezusfiguur, terwijl in The Passion of the Christ het
toenemende geweld in Amerikaanse films nu ook in de afbeelding van het passieverhaal
wordt binnengebracht.
Jezus: zoon van God?
 In Gibsons film wordt de goddelijkheid van Jezus
afgebeeld ten koste van zijn menselijkheid. Hiermee
verschilt The Passion of the Christ wezenlijk zowel
van Jesus Christ Superstar waar vooral de
menselijkheid van Jezus centraal staat en van The
Last Temptation of Christ waar Jezus verscheurd lijkt
te worden tussen zijn goddelijkheid en menselijkheid,
en de goddelijkheid het uiteindelijk haalt.
 De problematiek van The Passion of the Christ is in
zekere zin de omgekeerde van De intrede. Terwijl De
intrede dermate speelt met betekenissen
[relativisme], pretendeert The Passion of the Christ
precies de betekenis van het Jezusgebeuren vast te
leggen in één bepaalde presentatie [orthodoxie].
Van kruispunt naar rondpunt
Nascholing rooms-katholieke
godsdienst
Een praktische inleiding in het hermeneutischcommunicatief model
Prof. dr. Didier Pollefeyt
Centrum Academische Lerarenopleiding
Faculteit Godgeleerdheid K.U.Leuven
PEDIC, Coupure Rechts 314 9000 Gent
Vrijdag 15 december 2006
Download