- Scholieren.com

advertisement
Samenvatting economie
1.1 Bruto- en nettoloon
Loonstrook/Salarisspecificatie -> krijg je elke maand, hoeveel je verdient
Brutoloon= arbeidsinkomen dat je met je baas afspreekt
Nettoloon= bedrag dat je daadwerkelijk krijgt
Spaarloonregeling:
- Werkgevers sluiten contract met bank
- Max. €613 per jaar apart gehouden op bank, krijgt er rente over
- Na 4 jaar opnemen, tussendoor alleen voor aankoop huis of scholing
Levensloopregeling:
- Deel van loon sparen voor onbetaald verlof
- Tijdje stoppen met werken voor extra studie of zorg kind
Premies pensioenfonds:
- 65-plussers hebben recht op AOW-uitkering (niet genoeg voor later)
- Zelf sparen voor later, pensioenpremie via werk (geen belasting over betalen)
VUT-regeling (bedrijfsleven)
FPU-regeling (onderwijs en overheid)
Regelingen afgeschaft door vergrijzing, wel nog premies betalen voor de ouderen
mensen die er gebruik van maken. Premie was om eerder met pensioen te gaan.
Premies werknemersverzekeringen betaald door werkgever, berekend over je loon voor
sociale verzekeringen.
Ontslagen: kun je recht hebben op WW (werkloosheid wet)
Arbeidsongeschikt: kan recht hebben op WIA (werk en inkomen naar arbeidsvermogen)
Iedereen verplicht zorgverzekering af te sluiten, deze bestaat uit 2 onderdelen:
1. Nominale premie: vast bedrag elke maand aan zorgverzekering moet worden betaald
2. Werkgevers houden inkomensafhankelijke zorgbijdrage in (percentage over
premieloon ZVW). Werkgever draagt deze over aan belastingdienst, ook moet
werkgever verplicht vergoeding ZVW geven aan werknemer voor deze zorgbijdrage.
Loonheffing= optelsom loonbelasting en premies volksverzekeringen (wordt door
werkgever ingehouden en afgedragen aan belastingdienst)
Loonbelasting: gebruikt voor collectieve voorzieningen (onderwijs, politie). Hoe hoger je
inkomen hoe hoger je belastingpercentage.
Premies volksverzekeringen: betaalt AOW, ANW (nabestaande), AWBZ (vergoedingen
ziektekosten/ langdurig verblijf zorginstelling) en AKW (kinderbijslag).
1.2 Besteedbaar inkomen
Primaire inkomens: brutobeloningen voor het beschikking stellen van arbeid/vermogen
Arbeidsinkomens -> loon, salarissen
Vermogensinkomens -> rente over spaargeld, huur voor verhuurde panden, etc.
Over Arbeids- en Vermogensinkomens betaal je belastingen en premies. Met een deel
van dit geld worden overdrachtsinkomens betaald (geld krijgen zonder prestatie te
leveren).
Ouders met laag inkomen kunnen kindgebonden (kindertoeslag) budget krijgen,
bovenop gewone kinderbijslag. Voor studenten is er studiefinanciering. Huurders met
laag inkomen krijgen huurtoeslag. Gezinnen met hoge zorgverzekeringspremies krijgen
zorgtoeslag. Werkende ouders krijgen kinderopvangtoeslag. Iemand zonder uitkering
krijgt bijstandsuitkering.
Primair inkomen (= arbeidsinkomen + vermogensinkomen)
+ overdrachtsinkomen (sociale uitkeringen + toeslagen)
- belastingen over inkomen + sociale premies
Secundair inkomen (= besteedbaar inkomen)
- belastingen op producten en diensten
+ subsidies op producten en diensten
Tertiair inkomen
Producten= stoffelijke of tastbare goederen
Diensten= onstoffelijk en niet-tastbare goederen
1.3 Geld en geldontwaarding
Chartaal= munten en bankbiljetten
Giraal= geld wat op je bankrekening staat
Goederen tegen goederen geruild: directe ruil/ruil in natura
Geld in ruil voor goederen: indirecte ruil
Functies van geld:
- Ruilfunctie= geld ruilen voor een dienst of product
- Rekenfunctie= geld wordt gebruikt om waarde goederen te vergelijken
- Vermogensfunctie= geld wordt gebruikt voor sparen, beleggen en leningen
- Betaalfunctie= betalen voor geen directe tegenprestatie (boetes)
- Oppotfunctie= tijdelijk niks met je geld doen
Intrinsieke waarde: waarde van het materiaal geld
Nominale waarde is niet gelijk aan de intrinsieke waarde van geld tegenwoordig.
Wet van Gresham: Bad money drives out good money
Mensen smelten geld bijv. om omdat de waarde meer is dan wat er op de munt staat.
Fiduciair geld: je vertrouwt erop dat het een bepaalde betaalkracht heeft.
Inflatie= stijging van het prijspeil (bedreiging voor een gezonde economie), dus het geld
wordt steeds minder waard -> je kunt minder kopen (koopkracht neemt af).
Hyperinflatie= als de stijging van het prijspeil heel snel gaat (betekenis van geld vervalt)
Deflatie= algemene daling van prijspeil (koopkracht neemt toe). Bij deflatie maken
bedrijven minder winst, hebben ze minder geld voor werknemers.
1.4 Prijs- en inkomensindexcijfers
Een prijsindexcijfer drukt de prijs van een artikel in een bepaald jaar uit als percentage
van de prijs van datzelfde artikel in het basisjaar. Indexcijfer in basisjaar is 100.
CBS (Centraal Bureau voor de Statistiek): doet dit in Nederland
CPI (consumentenprijsindex): hoeveel procent van door huishoudens gekochte
consumptiegoederen gemiddeld is gestegen ten opzichte van een bepaald basisjaar.
Bij inkomensindexcijfers wordt gekeken naar ontwikkelingen van brutolonen,
nettolonen, besteedbare inkomens, vermogensinkomst en sociale uitkeringen.
1.5 Koopkracht, weelvaart en welzijn
Nominale stijging: toename van het inkomen in geld
Als je naar nominale stijging en inflatie kijkt zie je of je meer/minder kan kopen of niet
Reële stijging: koopkrachtstijging van je inkomen
Reële inkomensindex= (nominale inkomensindex: CPI) x 100
Dit indexcijfer geeft aan met hoeveel procent de koopkracht van inkomen gestegen is ten
opzichte van het basisjaar.
Persoonlijke welvaart: de mate waarin je met je beschikbare middelen in je behoefte
kunt voorzien (te meten door naar groei van koopkracht van je besteedbare inkomen)
Niet iedereen kan aan behoefte voorzien.
Schaarste: waar je voor moet betalen, het is door productiemiddelen gemaakt en bijna
nooit genoeg van voor alle behoeftes in de wereld.
Zeldzaam: hoef je niet voor te betalen, bijvoorbeeld zonsverduistering
Als schaarste afneemt neemt welvaart in ruime zin toe. Economen spreken dan van
economische groei of welvaartsgroei in ruime zin.
Als binnenlandse inkomen (per inwoner) toeneemt spreekt men van economische groei
of welvaartsgroei in enge zin.
Welzijn is de mate waarin men zich gelukkig voelt.
Welvaart= rijkdom & Welzijn= geluk
Welvaart neemt toe als schaarste afneemt
Download