Welvaart schaarste Economie gaat over schaarste: alles waar vraag naar is en wat geproduceerd kan en moet worden om het te krijgen noemen we schaars. Produceren • Produceren: het toevoegen van waarde. Bruto toegevoegde waarde: Omzet – inkoopwaarde Netto Toegevoegde waarde: Bruto toegevoegde waarde - afschrijvingen Productiefactoren Om te produceren zet je productiefactoren in: Productiefactor Beloning Kapitaal Huur/rente Arbeid Loon Natuur Pacht Ondernemerschap Winst TW = beloningen consumeren • Kopen van goederen of diensten • Micro-economie: bestudeert de economie op individueel niveau: bedrijven/consumenten • Meso-economie: bestudeert de economie op bedrijfstak niveau. • Macro-economie: gaat over landen/continenten/wereld H3 WELVAART Welvaart (in ruime zin) De mate waarin mensen in hun behoefte kunnen voorzien met schaarse goederen en diensten Welvaart in enge zin: Reëel inkomen per hoofd BALANS Debet Gebouwen 1330 inventaris 320 Voorraden 310 debiteuren 240 bank 280 kas 20 2.500 Credit Aandelen 1000 Reserves 700 Hyp. lening 400 Crediteuren 280 nog te betalen bedragen 120 2500 Resultatenrekening DEBET Credit Inkoopkosten1.000.000 Omzet 1.250.000 Afschrijving 50.000 Loonkosten 50.000 Rentekosten 20.000 Winst 130.000 1.250.000 • WELVAART IN ENGE ZIN HOUDT GEEN REKENINGEN MET: 1. INFORMELE ECONOMIE 2. VERSCHIL IN BEHOEFTEN 3. EXTERNE EFFECTEN • EXTERNE EFFECTEN: Effecten op anderen dan de consument of producent (bv geluidsoverlast) INDEXCIJFER: • Een indexcijfer is dus een verhoudingsgetal waarmee de grootte van een bepaald verschijnsel wordt uitgedrukt ten opzichte van datzelfde verschijnsel in een andere periode. De periode waarmee we alle andere periodes vergelijken noemen we het basisjaar. Dit basisjaar krijgt het indexcijfer 100 (wordt op 100% gesteld). Reëel inkomen: geeft weer hoeveel je kan kopen van je inkomen. (Je deelt het inkomen dus door de prijs). Meestal gebruiken we hiervoor indexcijfers en geen echte bedragen: Reëel indexcijfer = Nominaal indexcijfer x 100 Prijsindexcijfer We bereken de indexcijfers voor alle periodes als volgt: Getal in een jaar a x 100 Getal in basisjaar OEFENEN INDEXCIJFER REEEL INKOMEN JAAR 1995 2003 2010 INKOMEN 30.400 34.350 37.300 PIC 100 108 121 a. Bereken indexcijfer inkomen (1995 = 100) b. Bereken reëel indexcijfer inkomen (1995 = 100) c. Bereken reëel indexcijfer inkomen (2003 = 100) OEFENEN INDEXCIJFER REEEL JAAR 1995 2003 2010 INKOM NIC PIC ‘95= ‘95= EN 100 100 RIC NIC PIC RIC ‘95= 100 ‘03= 100 ‘03= 100 ‘03= 100 30.400 34.350 37.300 100 89 105 100 101,7 109 93 100 112 95,7 100 97,3 100 100 113 108 123 121 a. Bereken indexcijfer inkomen (1995 = 100) b. Bereken reëel indexcijfer inkomen (1995 = 100) c. Bereken reëel indexcijfer inkomen (2003 = 100) Internationale welvaartsvergelijking LEVENSVERWACHTING ALFABETISERINGS GRAAD REEEL BBP PER HOOFD $ ppp NOORWEGEN 80,5 99,9 53.433 NEDERLAND 79,8 99,9 38.694 NIGER 50,8 28,7 627 Reëel bbp per hoofd Netherlands Belgium Germany Saudi Arabia China Côte d'Ivoire 38,694 34,935 34,401 22,935 5,383 1,69 H4 Collectieve sector Omvang collectieve sector Indeling uitgaven overheid Soorten goederen Collectieve goederen: Goederen waar je mensen niet van kan uitsluiten (dijken, defensie, rechtspraak) Quasi-Collectieve goederen: Individuele goederen die door de overheid worden gemaakt. Individuele goederen: Je kan aanwijzen wie er hoeveel gebruik van maakt en je kan mensen ervan uitsluiten Sociale zekerheid Kosten sociale zekerheid Uitkeringen: soorten Voor en nadelen uitkeringen • Voordelen – Armoedebestrijding – Stabilisatie • Nadelen – Hoge lasten/wig – Concurrentiepositie komt in gevaar – armoedeval Belastingen box 1 • Stap 1: Bereken belastbaar inkomen: Bruto inkomen Aftrekposten – Bijtellingen + Belastbaar inkomen Aftrekposten • Arbeidsgerelateerde kosten: de reiskosten woon-werkverkeer. • hypotheekrenteaftrek. • Buitengewone lasten: bijvoorbeeld hoge ziektekosten, studiekosten, kinderopvang. • Giften. bijtellingen -Eigenwoning forfait -Lease-auto eerste schijf tweede schijf derde schijf vierde schijf € 0 tot en met € 6.800 € 6.801 tot en met € 21.800 € 21.801 tot en met € 48.100 meer dan € 48.100 35,7% 37,05% 50% 60% Belastbaar bedrag € 30.000,schijf 1 6.800,- x 35,7% = 2.427,60 over € 23.200,schijf 2 15.000,- x 37,05% = 5.557,50 over € 8.200,schijf 3 8.200,- x 50% = 4.100,-- + over 0 belasting: 12.085,10 • Aan het eind mag je de heffingskorting ervan afhalen: • 12.085 – 2.500 = B e l a s t i n g BOX 3 • 30 procent van een fictief rendement van 4% oftewel 1,2 procent na aftrek van de vrijstelling Lorenzcurve opgave MENSEN PRIMAIR INKOMEN SECUNDAIR INKOMEN 20% 20% 20% 20% 20% 6% 9% 20% 25% 40% 10% 15% 25% 20% 30% Teken op het ruitjesblad (in 1 grafiek) de beide Lorenz-curven. 2 Leg uit waarom het verschil tussen de primaire inkomensverdeling en de secundaire inkomensverdeling in Nederland groter is dan in de VS. 3 Leg uit op welke wijze het Nederlandse belastingstelsel een nivellerende werking heeft. uitkomst