samenvatting recht (1).

advertisement
1.1.1 ALGEMENE INLEIDING
1. WAT IS RECHT?
 Ontstaan
Recht is ontstaan doordat men chaos wou voorkomen. Deze chaos vloeide
voort uit het menselijk egoïsme  Mens is egoïstisch (egocentrisch) maar toch
moeten we ONVERMIJDELIJK samenwerken met anderen. Dit egoïsme lijdt tot
diefstal, agressie, diefstal, verkrachting…
Gevolg: Men is limieten gaan stellen en preventieve maatregels gaan invoeren.
Recht is dus noodzakelijk om orde te scheppen.
Definitie
Recht is een geheel van normatieve regels, door de samenleving opgelegd, met als
doel de orde te handhaven en waarvan de naleving afdwingbaar is.
Kenmerken
Recht bestaat uit normatieve regels. Dit zijn regels met als doel het gedrag van de
mens te regelen.
 Gebodsregels: verplicht een bepaald bedrag, is wat je moet doen
o De mens is verplicht om een persoon in nood te helpen
 Verbodsregels: verbied een bepaald bedrag, is wat je niet mag doen
o Je mag niet met meerdere partners tegelijk getrouwd zijn
 Verlofregels: Wat je mag doen, is geen verplichting
o Bij overspel mag een echtscheiding aangevraagd worden, maar dit
moet niet.
 Technische regels: “VORMVEREISTEN”
o Huwelijk : je moet naar het gemeentehuis, getuigen, … anders is je
huwelijk niet geldig
Je kan normatieve regels in 2 grote categorieën opdelen:
 Imperatieve regels:
= Dwingend recht
Op deze regels is geen enkele afwijking toegestaan
1. Openbare orde
Alles wat essentieel is voor een goed functionerende
samenleving. Bij niet-naleving volgen er sancties
o.a. alles wat met veiligheid te maken heeft
Vb. Veiligheid, diefstal, …
2. Goede zede
Heeft te maken met het (seksuele) moraal
o Incestverbod, ….
o Rechter die ontslag kreeg omdat hij aan SM de
3. Ter bescherming van de zwakkeren
o Als een kind van 6 een paar appartementen erft kunnen de
ouders het niet overkopen ( voor bv een lolly ) zij kunnen
wel het beheersrecht krijgen. De opbrengsten hieruit is ook
voor hen maar ze mogen het niet verkopen. Vanaf het kind
18 is beheert het kind het zelf
1

Suppletieve regels:
= Aanvullend recht
Regels die er zijn, maar waar je van mag afwijken, ze zijn niet absoluut
Kant en klare paketjes recht. Als je niets speciaals doet staat alles al
vast. Doe je dat wel komt er een eigen regeling ipv de standaardregel.
o Bij het huwelijk kan je trouwen volgens het wettelijk schema, maar je
mag ook zelf een huwelijkscontract optellen
Om het recht consequent te kunnen toepassen, heeft het recht nog een aantal andere
kenmerken:
 Het recht kan zowel een maatschappelijke instelling zijn als een instituut dat
heel strak georganiseerd is. Het is door de overheid opgelegd. Ze hebben
allemaal verschillende afdelingen zodat iedereen goed op alles kan
neerkijken Vb: politie, gevang, belastingen,..
 De samenleving evolueert constant. Het wetboek probeert deze evolutie te
volgen.
 Het recht is afdwingbaar. Men verwacht dat iedereen de wet naleeft,
desnoods door dwang.
 “ik wist het niet” is geen uitvlucht, want iedere burger moet de wet kennen.
 De sanctionering gebeurt door de overheid, niet door de burger. De overheid
moet hierbij ook bepaalde regels volgen.
o Uitzondering: het principe van wettelijke zelfverdediging. Dit principe
geldt enkel bij lijfelijke geweldpleging.
 Verjaring: na een bepaalde termijn (meestal 30 jaar) vervalt het recht om te
sanctioneren
Opmerking1
objectief recht versus subjectief recht
 Objectief recht:
 “ THE LAW “
Rechtsregels zoals we die zwart op wit aantreffen in het wetboek
= het recht zoals het er echt staat
 Subjectief recht:
 “ RIGHT”
Recht bekeken vanuit het perspectief van de mens ( op wie hij betrekking heeft )
Vb: privacy, meningsuiting, ….
Het subjectief recht bestaat door het objectief recht
2
Opmerking2
recht versus andere normen
 Buiten recht zijn er ook nog andere regels
Fatsoenregels : Hier geeft men aan wat fatsoenlijk is en wat niet
Vb: niet in de neus peuteren
Vb: In de godsdienst wordt ook verteld over hoe iemand
zich moet gedragen
Verschilt tussen recht en andere systemen:
o Fatsoenregels zijn niet verplicht
o Recht wel en wie ze niet respecteert word gesanctioneerd
o Vaak is er wel een invloed op het recht door bijvoorbeeld de filosofie
Vb. abortus = mag NOOIT (was het recht)
Door filosofie dan toch een abortuswet gekregen
Vb. Hetzelfde voor euthanasie
2. INDELING VAN HET RECHT
Nationaal recht
Grensoverschrijdend recht
Publiek recht
Staatsrecht
Administratief recht
Fiscaal recht
Strafrecht
Strafprocesrecht
Volkenrecht
Privaat recht
Burgerlijk recht
Handelsrecht
Sociaal recht
Privaatrechterlijk recht
Procesrecht
Internationaal privaatrecht
Verklaring van enkele termen
 Publiek recht: De overheid komt tussen
1. De relatie tussen burger – overheid wordt hier geregeld.
Vb: Fiscaal recht : je wordt op het matje geroepen door de
belastingcontroleur  dat is de burger tov de controleur ( = de
overheid)
2. De relatie tussen de overheden onderling
3. De structuur van de staat horen hierbij
Vb: Grondwet
 Privaatrecht: Hier gaat het over privé aangelegenheden waar de overheid niet tussen
komt.
 Nationaal recht: Enkel van toepassing op het Belgisch grondgebied
 Grensoverschrijdend recht: buiten de grenzen van het eigen land

Deze 4 kan men combineren: internationaal privaatrecht…
Deze indeling is enigszins verouderd
Niet altijd meer de verschillen te zien tegenover vroeger (de versussen: zie boven)
Vb. De Europese rechten zijn ook eigenlijk al nationaal recht geworden
3
2.1 Nationaal recht
Definitie:
2.1.1
Dit bevat alle rechtsregels die uitgevaardigd worden door een politieke instelling en die
van toepassing zijn binnen het Belgisch grondgebied. (Dit omvat dus zowel het federaal
als het regionaal, provinciaal en gemeentelijk niveau)
Privaat recht
Algemeen
Het privaat recht regelt de relaties tussen burgers onderling door hun subjectieve
rechten (= rechten van de burger) te bepalen. De burger kan volledig vrij beschikken
over deze rechten. Je doet met deze rechten wat je wil. Het gaat altijd op een of ander
emanier over de rechten die je als burger hebt tov andere burgers
Vb. een burger mag zijn huis verkopen, mag zijn kast kapot meppen, mag zijn auto
bekrassen, ….
Je hebt rechten tov ouders en kinderen, rechten tov klanten en verkoper, ….
Aard van deze regels
 Suppletieve regels: De meeste regels in het privaat recht zijn van Suppletieve aard
o Betekenis: er zijn regels voorzien, maar op deze regels zijn afwijkingen mogelijk.
Het zijn kant en klare pakketjes
 Imperatieve regels: De imperatieve regels vormen eerder een uitzondering in het privaat
recht, maar af en toe komen ze erin voor.
o Betekenis: op deze regels zijn geen afwijkingen mogelijk, anders nietig verklaard
A. Burgerlijk recht
Inhoud
Het burgerlijk recht is de belangrijkste tak binnen het nationaal privaat recht. Het regelt
de zeer alledaagse relaties tussen burgers (vb. nationaliteit, woonplaats, …)
Het burgerlijk recht is een gemeen recht (gemeenschappelijk). Dit wil zeggen dat in het
privaatrecht het burgerlijk recht altijd geldt behalve voor die zaken die men uitdrukkelijk
in een andere rechtstak hebben gestopt.
Vorm
Het burgerlijk recht kan men terugvinden in:
 Het burgerlijk wetboek
 Tal van andere aanvullende wetten
Opmerking
het burgerlijk wetboek is oorspronkelijk opgesteld door Napoleon in 1804. Van dit
wetboek blijf nog zeer weinig over. Oorspronkelijk bevatte het burgerlijk wetboek 4
pillaren/basisideeën:
 Het gezin en het huwelijk vormt de kern van onze samenleving
o Het gezin is de hoeksteen van onze beschaving
o Het gezin werd enorm beschermd. De niet-gehuwden werden enorm
benadeelt. Een kind dat gemaakt door getrouwde ouders ( wettelijk
kind) had alle rechten terwijl een kind uit niet getrouwde ouders (
natuurlijk kind ) gen rechten had
o De man is het hoofd van het gezin (dit is nu niet meer het geval door
de emancipatie van de vrouw)
4



We moeten de mens/de burger zoveel mogelijk rechten en vrijheden geven
o Zorgen dat de burger in een gunstig klimaat van zijn vrijheid kan
genieten.
Vb: Het eigendom is een absoluut recht. Dit wil zeggen: wat van u is,
daar doe je u goesting mee! (dit is nu ook niet meer het geval)
Contractuele vrijheid (vrije economie)
o Je mag met eender wie, over eender wat een contract afsluiten
( Contractuele vrijheid )
Individuele aansprakelijkheid
o Mensen zijn vrij dus dat impliceert ook aansprakelijkheid voor wat je
doet. Je bent zelf verantwoordelijk voor wat je wel/niet doet.
Vb: Verkeersongeval = uw schuld  betalen aan derden
B. Handelsrecht
Algemeen
Het handelsrecht gaat voornamelijk over de relaties tussen handelaars.
Het handelsrecht regelt het statuut van handelaren en de commerciële activiteiten. Voor
de omschrijving van deze commerciële activiteiten maakt men een onderscheid tussen:
 Objectieve handelsdaden: deze handelsdaden worden opgesomd in het
wetboek van koophandel. Daden met een duidelijk commercieel karakter
(vb. verzekeringen, bank)
 Subjectieve handelsdaden: handelsdaden die door de handelaar gesteld
worden in verband met zijn zaak. (vb. een meubelhandelaar verkoopt meubels)
Vorm
Wetboek van koophandel (+ andere afzonderlijke wetten)
Handelaar?
Handelaars zijn alle personen die beroepshalve (objectieve) handelsdaden stellen.
C. Vennootschapsrecht
Inhoud
Het vennootschapsrecht bevat alle regels die van toepassing zijn op een vennootschap
in het bijzonder
Soorten
In de wet onderscheiden we twee soorten vennootschappen, namelijk:
 Handelsvennootschappen: hebben de uitoefening van handelsactiviteiten tot
doel
 Burgerlijke vennootschappen: hebben de uitoefening van niet- commerciële
(=burgerlijke) activiteit tot doel
D. Sociaal recht
Inhoud
Het sociaal recht omvat het:
 Sociaal zekerheidsrecht
o Regelt de verplichte sociale zekeringen voor werknemers en
zelfstandigen.
Vb: Verzekeringen, pensioenen, kinderbijslag, ...
 Arbeidsrecht
o Regelt de relaties tussen werkgever en werknemer
o Voorbeeld: CAO en IAO ( Individuele arbeidsovereenkomst )
Vorm
Het sociaal recht bevat véél afzonderlijke wetten
5
E. Procesrecht
Inhoud
Een gespecialiseerde afdeling waarin 2 grote thema”s worden onderscheiden
 Organisatie van het gerecht
Welke rechtbank is bevoegd voor welke zaak ?
 Procedures
Het feitelijk verloop van een proces
Vorm
Het procesrecht is samengevoegd in het gerechtelijk wetboek.
2.1.2
Nationaal publiek recht
Algemeen
Het nationaal publiek recht regelt de organisaties van de overheden
 De verhouding tussen de overheid en de burger.
o De overheid heeft een bevoorrechte positie/machtspositie
o De overheid heeft een monopolie van geweld (vb. politie met geweren,
matrakken,…)


een handeling behoort slecht tot het publiek recht, wanneer de overheid
gebruikt maakt van haar machtspositie, anders behoort het tot het privaatrecht
Voorbeeld1 : boer Jan wordt onteigend voor de bouw van een spoorlijn. Dat
behoort tot het publiek recht.
Voorbeeld2: boer Jan is 80 jaar en woont alleen in zijn boerderij. De overheid
wil een spoorlijn bouwen, maar wacht tot boer jan overlijdt. Dan koopt men de
boerderij. Dat behoort tot het privaatrecht
De verhouding tussen de overheid en de overheid
De organisatie van de staat
A. Grondwettelijk recht
Inhoud
Het grondwettelijk recht is de basiswetgeving van een land. Het bevat:
 De inrichting van de staat (politieke en gerechtelijke instellingen/bevoegdheden)
= Hoe de staat georganiseerd is
 Fundamentele rechten en vrijheden van de burger (vb. participatierecht, politieke
vrijheid, …)
Vorm
Het grondwettelijk recht is samengevoegd in de grondwet
B. Administratief recht
Inhoud
Het administratief recht regelt de inrichting en werking van de uitvoerende macht.
Administratie is een ander woord vooruitvoerende macht. Het staat voor het dagelijks
bestuur van de staat
Vorm
Het administratief recht is te vinden in vele nationale, regionale en federale normen.
6
C. Fiscaal recht
Inhoud
Hier wordt uitgelegd hoe de overheid aan haar geld komt: dit door vestiging en inning
van de belastingen
Vb: Personenbelasting, (in)directe belastingen, …
Vorm
Het fiscaal recht is te vinden in diverse fiscale wetboeken, aangevuld met vele wetten,
verordeningen en reglementen
Opmerking
De belastingen worden onderverdeelt in 3 categorieën
 Directe belastingen: inkomensbelasting
 Indirecte belastingen: BTW
 Plaatselijke belastingen: belastingen op huisafval
D. Strafrecht
Inhoud
Het strafrecht bepaald welke handelingen strafbaar zijn en welke straffen hierop van
toepassing zijn. Zo wordt de openbare orde en veiligheid gehandhaafd.
Vorm
strafwetboek (+ diverse afzonderlijke wetten)
Misdrijf?
Een misdrijf is een verzamelwoord voor alle strafbare gedragingen. Een misdrijf is
onderverdeelt in verschillende categorieën:
 Overtreding
o 1 tot Max 7 dagen cel en/of boete
o POLITIESTRAF
o Wordt geregeld in politierechtbank
o Strafmaat in strafboek moet je x5 doen
 Wanbedrijf
o 8 dagen tot max 5 jaar cel en/of boete
o CORRECTIONELE STRAF
o Wordt geregeld in de correctionele rechtbank
 Misdaad
o 5 jaar tot max levenslang cel en/of geldboete
o CRIMINELE STRAF
o Wordt geregeld in hof van Assise
Normale bestraffing
Een misdrijf wordt dus bestraft door een gevangenisstraf en/of een boete.
Nieuwe bestraffing
Werkstraffen
Probatiestraffen
Vb: Men zegt tegen een junkie ie slecht verdrag vertoont
dat hij verplicht een ontwenningskuur moet volgen
Men probeert die nog in de juiste richting te sturen
Elektronische surveillance (wegens plaatsgebrek in de gevangenis )
Opmerking1
Het moeten betalen van een schadevergoeding is officieel geen straf
Opmerking2:
Een bestraffing is nooit met terugwerkende kracht. Iets dat op het ogenblik van de
feiten niet strafbaar is, zal nooit bestraft kunnen worden.
7
E. Strafprocesrecht
Inhoud
Het strafprocesrecht regelt:
 De organisatie van strafrechtbanken
 Het verloop van de strafprocedure
Vorm
Het strafprocesrecht ligt vast in het wetboek van strafvordering.
2.2 Grensoverschrijdend recht
Het grensoverschrijdend recht of internationaal recht omvat alle rechtsregels uitgevaardigd door
supranationale politieke instellingen
2.2.1
Internationaal privaatrecht
 Algemeen: Welk nationaal recht is van toepassing op rechtsverhoudingen waarin elementen
voorkomen uit verschillende staten?
 De verwijzingsregels bepalen welke wet men moet volgen
o Deze verwijzingsregels zijn zuiver nationaal, dit wil zeggen dat er geen combinaties
mogelijk zijn.
o MAAR deze verwijzingsregels zijn voor elk land anders. Dat maakt het zéér
ingewikkeld. Door de invoering van internationale verdragen is het al een stuk
eenvoudiger, maar niet voor alle zaken.
 Er zijn 2 mogelijke principes om rechten toe te wijzen
o Territorialiteitsprincipe: het grondgebied is bepalend
o Personaliteitsprincipe: de nationaliteit van de persoon is bepalend
 Vorm: het wetboek van internationaal privaatrecht bevalt alle informatie omtrent dit onderwerp.
Voorbeeld
2.2.2
Een Belgische vrouw bevalt in Amerika. Welke nationaliteit moet het kind krijgen?
o Amerikaans, want het is geboren op Amerikaans grondgebied
o Belgisch, want het heeft Belgische ouders.
Het kind heeft dus een dubbele nationaliteit en wordt dus ook
dubbel belast. Door het verdrag van den haag, kan men 1
nationaliteit schrappen.
Volkenrecht
Inhoud
Het volkenrecht bevat:
 Betrekkingen tussen staten: onderlinge afspraken tussen staten
o Vb. uitleveringsverdragen
 Betrekkingen tussen staten en internationale instellingen
o Tussen Verenigde naties en België
 Betrekkingen tussen organisaties van internationale instellingen
Vorm
Via internationale verdragen
Opmerking
MAAR de Europese Unie stelt wetten op voor internationale instellingen en die gelden
in alle instellingen
Het volkenrecht is zeer sterk geëvolueerd naar het privaatrecht
8
3. DE BRONNEN VAN HET RECHT
Waar komt het recht vandaan ?
3.1 Internationale rechtsbronnen
Definitie
Internationale rechtsbronnen zijn rechtsregels van internationale aard die ook geldig
zijn in België door:
 Verdragen met geldigheid binnen onze grenzen
 Verordeningen (= de officiële naam van een Europese wet ) van internationale
organisaties waar België lid van is
 Bij een tegenstrijdigheid staat de (= europese wetgeving ) verordening boven de
Belgische wetgeving.
3.2 Belgische federale wetgeving
Hiërarchie
Wetgevende macht
Grondwet
Uitvoerende macht
Federaal niveau
(= nationaal )
Wet
Koninklijk besluit (regering)
Ministerieel besluit (minister)
Regionaal niveau
Decreet
Ordonnantie
Provinciaal niveau
Gemeentelijk niveau
Opmerking
Provinciaal Reglement
Gemeentelijk Reglement
----: staan op gelijke hoogte
Besluit van een gewest of
gemeenschapsregering
Provinciaal Reglement
Gemeentelijk Reglement
Een koninklijk besluit wordt gekoppeld aan een bestaande wet, het is in feite de
handleiding bij een bestaande wet.
3.3 Gewoonterecht
Definitie
Het gewoonterecht bevat bepaalde gevestigde gebruiken, die niet te vinden zijn in een
of andere wetgevende maatregel.
Gewoonte:
Een bepaald gebruik, een bepaalde regel die algemeen aanvaard wordt
Van bepaalde gewoonten heeft men en wet gemaakt.
Vb: het was vroeger bij notarissen de gewoonte dat als een huis werd verkocht zowel de man als de
vrouw ondertekende. Dit was geen wet. Later is dit effectief een wet geworden.
Het gebeurd ook dat men in de wet verwijst naar een gewoonte
Vb: De wettelijke hoogte van een struik. In het wetboek staat kijk naar de plaatselijke gewoonten in de
gemeente.
9
Er zijn bepaalde sectoren waar men nog heel veel met gewoonten werkt.
Vb: Veehandel, daar werkt men volgens oude klassieke gewoonten. Dit staat nergens in het wetboek
maar is via generaties doorgegeven.
3.4 Rechtspraak
Definitie
De uitspraken van onze rechters en de vonissen die zijn opstellen
Onderverdeling de rechtspraak is vooral van praktisch belang en wordt daarom onderverdeelt in:


Dubbele aanleg :
Opmerking1
Vaste rechtspraak: De klassieke oplossing ( een vaste oplossing die wordt
gehanteerd bij een bepaald probleem ). Het is niet bindend ( de rechter moet het
niet zo doen ) maar zal dit meestal wel doen .
Cassatierechtspraak: het hof van cassatie is het hoogste gerechtshof. Wanneer
er onderaan fouten zijn gemaakt (vb. procedurefouten) dan wordt de zaak
toegewezen aan een ander hof van beroep in een andere stad en wordt de
vorige uitspraak ongeldig verklaard. Wanneer dat dan nog eens gebeurd, geeft
het hof van cassatie duidelijke regels. Deze regels worden dan wet.
Als u voor de rechtbank verschijnt en je verliest, heb je recht op een 2de kans.
De eerste keer van een proces noemt de 1ste Aanleg. Ga je op het vonnis in
beroep ga je in 2de aanleg. De bedoeling hiervan is, dat mogelijk fouten die
voorheen zijn gemaakt. Hier worden vermeden. Stel je dat je in 2de aanleg
verliest en je meent nog steeds dat er fouten zijn gebeurd kan je beroep doen
op het Hof van Cassatie. Deze gaan controleren of er geen fouten gebeurd zijn.
Ze onderzoeken 3 dingen:
 Heeft de rechter de wetgeving goed begrepen
 Is die wet goed toegepast ?
 Zijn er mogelijk procedurefouten gemaakt
Stel dat er idd procedurefouten zijn gemaakt, wordt het vonnis van die rechter
gecasseerd (weggesmeten ) en gaat de zaak over naar een andere rechter in
een andere stad ( hier krijg je dus een hele nieuwe 3de kans )
Stel dat men opnieuw dezelfde fout maakt in dat andere hof van beroep, kan u
opnieuw naar het Hof van Cassatie gaan. En dan zullen deze een definitieve
uitspraak doen ( = de cassatierechtspraak )
De rechter kan wel beïnvloed worden door de rechtsleer. Dat zijn boeken geschreven
door befaamde/prominente juristen. Rechters houden hier vaak rekening mee, maar dat
is geen verplichting
3.5 Algemene rechtsbeginselen
Definitie:
Algemene rechtsbeginselen zijn ongeschreven algemene rechtsprincipes, die niet
uitdrukkelijk in de wetgeving te vinden zijn, maar wel algemeen aanvaard zijn.
Voorbeeld: ter goeder trouw zijn of recht van verdediging
10
DEEL I: STRUCTUREN EN INSTELLINGEN
1. INLEIDING
 De Belgische staatsstructuur is gebaseerd op de liberale democratie van de 19 de eeuw. Op dat
ogenblik was er nog geen sprake van het socialisme en gold de liberale democratie als het
ideale politieke model. Onze grondwet was in die tijd dus zéér vooruitstrevend/modern
 Grondbegrippen van de Belgische staat/grondwet
o Rechtstaat
o Democratie
o Scheiding der machten
o Eenheidsstaat
1.1 Rechtstaat
 Taak van de overheid in de 19de eeuw
o Bescherming persoonlijke rechten van de burgers. Zij moesten ervoor zorgen dat de
burgers een rustig leven konden leiden
o De overheid mag zich niet moeien met het privé-leven van de burger. De bvurger moet
zoveel mogelijk vrijgelaen worden
 Taak van de overheid in de 20ste eeuw
o De staatsinmenging nam toe. Hierdoor kwamen er meer belastingen en meer
reglementaire beperkingen (vb. je moet een bouwvergunning aanvragen voor een
schommel in je eigen tuin.)
o Nadeel: Wij zijn heel veel van onze vrijheid kwijt
o Voordeel: Als je vroeger werkloos was had je pecht, nu heb je de sociale zekerheid
 België evolueerde van een rechtstaat naar een wetstaat, waar de overheid het leven van
de burger dirigeert.
Rechtstaat:
De overheid mag zich niet moeien
Wetstaat:
De overheid moeit zich contant en er zijn weten/regels die nagevolgd
moeten worden
Overheid wordt ook gecontroleerd door de raad van State ( elke burger kan hierop beroep doen! )
1.2 Democratie
Definitie
Democratie: de macht ligt bij het volk, zij participeren door het stemrecht
Kiesstelsel
het kiesstelsel heeft een hele evolutie doorgemaakt in de loop der jaren
1830: Cijnskiesrecht:
Enkel de rijke & machtige mannen mochten stemmen.
Reden: de rijke mannen betaalden de meeste belastingen, dus zij mogen
beslissen wat er met dit geld gebeurt. Bovendien nam men aan dat de
modale Belg te dom was voor politiek.
+/- 1 % van de bevolking had stemrecht
1893: Meervoudig kiesrecht mannen
De mannen die ouder dan 25 jaar waren mochten stemmen. Hoe
rijker/machtiger je was, hoe meer stemmen je mocht uitbrengen. Max 3
stemmen per persoon.
Algehele verbetering want nu 20% stemrecht
11
1921: Enkelvoudig kiesrecht mannen:
Elke man ouder dan 25 jaar en elke oorlogsweduwe mochten 1 stem
uitbrengen
1947: Enkelvoudig kiesrecht mannen & vrouwen:
Iedereen mocht stemmen vanaf 21 jaar
1982: Leeftijd aangepast van 21 jaar naar 18 jaar.
1.3 Scheiding der machten
Doel
Door scheiding der machten wou men machtsconcentraties bij 1 persoon verhinderen.
Onderscheid
zo voerde men een drieledig onderscheid in de overheidsfuncties in:
 Wetgevende macht: koning en parlement
o Opstellen van wetten
o De koning moet deze wetten ondertekenen, vooraleer ze geldig zijn
 Uitvoerende macht: koning en regering
o Zij worden belast met het dagelijks bestuur van de staat
 Rechterlijke macht: hoven en rechtbanken
o Zij moeten problemen en gevallen oplossing op basis van wetgeving
OPM1
Door de politieke evolutie werd de scheider der machten uitgehold (= de betekenis werd
ontnomen)
 De wetgevende macht heeft volheid van bevoegdheid. Dit wil zeggen dat zij
bevoegd zijn voor alles, behalve de dingen die expliciet aan een andere
macht zijn toegekend
 De uitvoerende macht stelt de meeste wetten op (=wetsontwerpen). Zij
hebben een wetgevende rol.
 De rechters worden benoemd door de regering. Zij kunnen dus niet volledig
onpartijdig zijn.
BELGIË = PARTICRATIE
Dit wil zeggen dat de macht bij een aantal grote partijen ligt
OPM2
het parlement heeft véél van zijn pluimen verloren
 De rol van het parlement op wetgevend vlak is enorm afgenomen
 Het parlement moet enkel:
o De begroting goedkeuren
o De regering controleren
1.4 Eenheidsstaat en federalisering
Evolutie
De Belgische eenheidsstaat is enorm geëvolueerd richting een federale staat
 Unitarisme
o 1 vaste structuur met 1 centraal gezag
o Franstalige elite: alle belangrijke dingen gebeurden in het Frans
 Vlaamse autonomiebeweging
o Deze beweging streefden naar Vlaamse autonomie.
o België verdelen in 4 taalgebieden
o eind jaren ’60 vond er een enorme taalstrijd plaats
 Wijziging grondwet richting federalisering
12
o
1970:
o
1980
o
1993
o
‘…
 cultureel (oprichten van cultuurraden)
 het idee om België op te splitsen in Gewesten en
Gemeenschappen, want Vlaanderen wou culturele
autonomie en Wallonië wil economische autonomie
 gemeenschapsraden (nu Vlaams parlement). Dat zijn
persoonsgebonden aangelegenheden.
 eigen regeringen (=executiven) (nu Vlaamse
regering)
 voor de gewesten gebruikte men dezelfde
onderverdeling.
 België is een federale staat met meer bevoegdheden
voor gewesten en gemeenschappen
 confederalisme: Vlaamse en Waalse staat?
2. POLITIEKE INSTELLINGEN IN HET FEDERALE BELGIË
2.1 Het parlement
Het parlement heeft volheid van bevoegdheid voor federale materies. Heeft ruime bevoegdheid  is
werkelijk voor ALLES bevoegd. Tenzij voor die zaken die men uitdrukkelijk aan een andere instantie
heeft gegeven. Vb: aan de regering
2.1.1
Samenstelling
 2 kamers: Kamer & Senaat
o Kamer ( van volksvertegenwoordigers ): politiek zwaargewicht. Zij doen het wetgevend
werk
o Senaat: reflectiekamer (denkkamer over bepaalde problemen, voornaamelijk
communautaire problemen Vb: betwisting tussen Wallonië en Vlaanderen ). Mensen
die zich hierin bevinden zijn de wat oudere politici met ervaring.
(Vroeger deden die 2 hetzelfde werk en vandaar dat dat is afgescharft )
 Onverenigbaarheden
o Je kan onmogelijk minister zijn en een lid van het parlement op hetzelfde ogenblik
o Je kan onmogelijk lid zijn van een parlement en van Regionaal parlement op hetzelfde
ogenblik
o …
 Evenredige vertegenwoordiging: rechtstreeks verkozenen
o De hoeveelheid zetels dat je krijgt, is afhankelijk van het aantal stemmen dat je krijgt
 Kieskringen
o Kamer: 20 kieskringen
o Senaat: 2 kiescolleges
 Kiesdrempel
o Er is een kiesdrempel van 5%, anders kom je niet in het parlement. Hierdoor is het voor
de kleine partijen nog moeilijker om een zetel te bemachtigen.
 Voorwaarden om verkozen te worden
o Je moet in België geboren zijn (Belg zijn)
o Minstens 18 jaar oud zijn
o Je mag niet uit je burgerlijke rechten ontzet zijn
 Parlementsleden genieten van bijzondere bescherming
13
o Parlementaire onverantwoordelijkheid: een parlementslid is volledig vrij van spreken in
het parlement. Hij mag vrijuit zijn mening verkondigen, zonder dat hij hiervoor bestraft
kan worden.
 Freedom of speech
o Parlementaire onschendbaarheid: een parlementslid kan tijden de duur van zijn
Mandaat niet vervolgd worden voor een misdrijf. Tenzij hij op heterdaad betrapt is of
wanneer deze onschendbaarheid opgeheven wordt door de kamer (op vraag van het
parket)
 Legislatuur
o De duur van de legislatuur (ambtstermijn) bedraagt vier jaar
 Zitting
o Parlementair werkjaar
2.1.2
Bevoegdheden van Kamer en Senaat
Samenstelling Kamer
o 150 leden
 80 Vlaanderen
 22 Brussel + Halle-Vilvoorde
 48 Wallonië
Samenstelling Senaat
o 40 rechtstreeks
 24 Vl, 4 B+HV, 12 W
o 21 aangeduid door gemeenschapsraden
 10 VL, 10 FR, 1 RDG
o 10 Gecoöpteerd
Iemand die er door de andere wordt
bijgenomen, meestal gespecialiseerd in een
bepaald thema
Vb: Professoren
o 3 senatoren van de rechtswegen
 Kinderen van de Koning
De kamer en de senaat hebben niet dezelfde bevoegdheden
Kamer
Senaat
Exclusieve bevoegdheden voor de Kamer
Exclusieve bevoegdheden voor de Senaat
 goedkeuren van de begroting van de regering  communautaire politiek (= adviserend !)
 naturalisaties
 Grootte leger
Gezamenlijke bevoegdheden (héél belangrijke zaken)
 grondwetherzieningen
 organisatie van de rechthoven
De kamer behandelt de belangrijkste
De senaat is eerder een denktank / reflectiekamer
bevoegdheden. De kamer speelt dus duidelijk de
hoofdrol
2.3.1
Wetgevende procedure
Procedure
de wetgevende procedure gebeurt in de kamer.
 Stap 1: Wetsvoorstel of wetsontwerp
o Wetsvoorstel: ontstaat in parlement. Men kan advies krijgen van de
Raad van State, maar enkel wanneer men hierom vraagt
o Wetsontwerp: ontstaat in de regering. Hier is het advies van de Raad
van State verplicht
14





Opmerking
2.1.4
Stap 2: In overweging nemen
Hier wordt bepaald of het nut heeft om met het wetsvoorstel / wetsontwerp
verder te gaan. Een wetsvoorstel kan nu al sneuvelen (vb. te radicaal)
Stap 3: Parlementaire commissie
Dit is het grote werk. Groepen van deskundigen die tekst gaan onderzoeken.
Hier wordt verslag van opgemaakt en dit wordt besproken in stap 4
Stap 4: Plenaire vergadering
Het verslag wordt voorgelegd aan de plenaire vergadering
o Eerst wordt het wetsvoorstel / wetsontwerp algemeen behandelt,
daarna wordt het artikel per artikel behandelt.
o Amendementen worden hier ingediend: voorstellen tot wijziging
o Stemming: artikel per artikel + globale stemming. Hierbij is een
meerderheid nodig (verplicht)
Stap 5: Bekrachtiging
o bekrachtiging door de koning
o handtekening van minstens 1 minister
Stap 6: Afkondiging en publicatie
het wetgevende gedeelte is voorbij
o De wet wordt afgekondigd door de koning (uitvoerende macht) en
gepubliceerd in het Belgisch staatsblad. De wet wordt bindend tien
dagen na publicatie in het Belgisch staatsblad, tenzij het anders
vermeld staat.
Evocatierecht senaat: Dit vind plaats tussen de stappen 4 en 5
Wanneer de wet goedgekeurd is door de kamer, wordt deze eerst voorgelegd aan de
senaat. De senaat beschikt over het evocatierecht (=opmerkingen maken). Zij heeft 60
dagen de tijd om deze voor te leggen. De uiteindelijke beslissing ligt bij de kamer en
hoeft dit niet na te leven
Controle op de regering
Controle
de controle op de regering bestaat uit verschillende taken:
 Stemmen van de begroting
Goedkeuren van de begroten in samenwerking met het rekenhof (begroting:
hoeveel geld krijgt de regering en waaraan spendeert men dit)
 Vorderen van de aanwezigheid van ministers
o Onbeperkt voor Kamer, Kamer mag dit altijd doen
o Senaat kan dat slechts in beperkte mate
 Parlementaire vragen aan ministers door parlementsleden
o Men mag vragen stellen aan de minister en de minister is verplicht
om binnen de twee weken te antwoorden.
 Interpellaties of kritische vragen
o Bij interpellaties stelt men het beleid van de minister in vraag en de
minister moet antwoorden
 Stemming (moties) na interpellatie
15
Motie van wantrouwen
Wat denken jullie over het beleid van
minister/regering
Constructieve motie: de regering kan pas vallen
wanneer de meerderheid akkoord gaat en
wanneer er al een nieuwe regering klaar is.

Motie van vertrouwen
Vertrouwen jullie die regering?
Eigen positie veiligstellen
Instellen van een parlementaire onderzoekscommissie:
o Structurele tekortkomingen in het beleid
o Dit komt tot stand wanneer men meent dat er iets serieus fout is.
Deze commissie gaat het onderzoeken en heeft het recht om alles te
onderzoeken en iedereen te ondervragen. Ze mogen wel niet
straffen.
o Vb. Dutrouxcommissie: Men heeft vastgesteld dat er heel wat fout is
gegaan. Vb: dutroux kon staan waar hij wou, ondanks zijn vele
toezicht + hij is een paar keer in de kelder geraakt … wat ook niet
kan Deze commissie is gaan onderzoeken wat er fout ging.
2.2 De federale uitvoerende macht
2.2.1
De koning
Heeft eigenlijk een symbolische taak, de echte politieke macht ligt bij de regering.
Officieel heeft de Koning geen politieke macht maar achter de schermen is het heel wat anders.
 Politiek onbekwaam
o Elke akte moet minstens door 1 ministers mee ondertekend worden
 Politiek onverantwoordelijk
o Koning kan niet op het matje geroepen worden voor het onderteken van een bepaalde
akte. De minister is hiervoor verantwoordelijk
 Onschendbaar
o De koning is absoluut onschendbaar. Hij is niet vatbaar voor misdaden. Deze
onschendbaarheid is enkel in persoon, niet in vermogen. Dat wil zeggen dat hij zijn
rekeningen wel moet betalen.
 Kabinet van de koning
o Dit zijn zijn naaste medewerkers
Vb: Vrienden, personeel, …..
Als die betaald moeten worden betaald hij ze zelf
 Civiele lijst
o Jaarlijkse toelage voor de koning – en familieleden
o Administratieve civiele lijst beheert het vermogen van de koning.
16
2.2.2 De regering
A. Samenstelling
Eerste minister = hoofd
( = premier )


Ministers (14 stuks: 7 Vlaamse en 7 Franse)
Taalevenwicht
Vice – eerste ministers
( Vormen samen het kernkabinet )




Staatssecretaris



Minister van staat

Functie
Vertegenwoordiger van zijn regering in het
parlement
Opmerking: wanneer de eerste minister
ontslag neemt, betekent dit de val van de
regering.
Ministers zijn volwaardige leden van een
regering, die elk hun eigen departement
(ministerie) beheren
Vb: Minister van sport
Sommige ministers hebben geen
departement, dat zijn de ministers zonder
portefeuille
Deze rol wordt ingevuld door bepaalde
ministers
Vervangen de eerste minister indien nodig
Doet in grote lijnen hetzelfde als de minister
Ze beheren hun departement niet volledig
zelfstandig, maar onder het gezag van een
minister.
DOEL: aantal ministers beperken / ministers
ontlasten
Eretitel voor verdienstelijke politici, meestal
uitgereikt na hun carrière
Principe van regeringsvorming: a.d.h.v. verkiezingen
 De koning stelt een informateur aan. Deze informateur gaat informatie inwinnen bij de
verschillende partijen. Vb: Wie denkt met wie samen te werken, een coalitie te vormen
 De koning stelt een formateur aan. Deze formateur moet de uiteindelijke regering gaan
samenstellen/vormen
Deze formateur stelt het regeerakkoord op. Dat is soort van contract tussen beide partijen.
Hier wordt vastgelegd wat zij de komende jaren gaan doen ( = een soort van
programmaverklaring )
Een succesvol formateur wordt meestal een premier
 De regering wordt benoemd door de koning. Maar dit is eerder een formaliteit. De oude
regering tekenen ook me de benoeming van de nieuwe regering.
B. Structuur
o Ministerraad
Hier worden de belangrijke beslissingen gemaakt van de regering. Hier werkt men met
een consensusprocedure ( alle ministers moeten akkoord gaan met de genomen
beslissingen)
o Regeringsraad
= ministerraad + staatssecretarissen
wordt niet zo vaak bijeengeroepen )
o Ministercomités
17
Vooral bedoeld voor de samenwerking tussen de ministers.
o Ministeriele kabinetten..
= het team van de ministers
Is voor elk ministerie apart
o.a. persattaché, ….
18
Bevoegdheden
Parlement
Volheid van bevoegdheid:Beslist alles behalve
de zaken die uitdrukkelijk aan de regering zijn
uitgegeven.
Regering
Uitvoeren van de wetten
 Uitvoeringsbesluiten om bestaande wet in
praktijk te brengen. (koninklijke en
ministeriële besluiten1)
 Kaderwet: een kaderwet legt een aantal
principes vast. De bedoeling is dat d
regering deze verder uitwerkt
 Opdrachtwet: Geeft de regering de
mogelijkheid om iets te doen dat normaal
door het parlement gedaan moet worden.
 Volmachtenwet: De regering stelt zelf een
wet op zonder dat het parlement daar iets in
te vertellen heeft. Een volmachtenwet geeft
zelf de mogelijkheid om bestaande wetten
de veranderen/schrappen. Ze geeft eigenlijk
de totale macht aan de regering.
Verordenende bevoegdheden: De regering krijgt
de bevoegdheid om bepaalde maatregels te
nemen om bestaande problemen op te lossen.
Beheer van openbare diensten: Dit is een zéér
belangrijke bevoegdheid, aangezien de openbare
diensten 1 van de grootste werkgevers is van
België.
Buitenlands beleid: Het afsluiten van
internationale verdragen
Het is de regering die de munt slaat en de koning
is het hoofd van het leger
 De ministers zijn politiek verantwoordelijk
(volledig) voor de teksten die hij
ondertekent.
 De ministers zijn strafrechterlijk
onschendbaar, behalve wanneer zij op
heterdaad betrapt worden of wanneer een
meerderheid in de kamer het wil.
1


een koninklijk besluit wordt ondertekend door de koning en door minstens 1 minister. Een koninklijk
besluit is conform aan de wet, maar ondergeschikt aan deze wet
een ministerieel besluit wordt enkel ondertekend door een minister en is ondergeschikt aan een
koninklijk besluit.
19
2.3 Gemeenschappen en gewesten
2.3.1
Structuren
A. De regio’s
België is onderverdeelt in:
o 4 taalgebieden
 Het Nederlands, het Frans, het Duits en het tweetalig gebied Brussel – Hoofdstad
 Deze taalgebieden zijn territoriaal afgebakend (elke gemeente behoort toe tot slechts
1 taalgebied) en hebben geen politieke invloed
o 3 gemeenschappen
( gemeenschap = mensen )
 De Vlaamse, de Franse en de Duitstalige gemeenschap
 Territoriaal afgebakend voor een ééntalig gebied
Persoonsgebonden voor een tweetalig gebied (de burger mag zelf kiezen)
o 3 gewesten
( gewest = grond, lucht, water, economie )
 Het Vlaamse, het Waalse en het Brussels gewest.
 Deze gewesten zijn territoriaal afgebakend.
 De Duitstalige gemeenschap behoort tot het Waalse gewest.
B. De instellingen
Regio
Vlaanderen
Wallonië
Brussel Hoofdstad (19
gemeentes)
Franse Gemeenschap
Duitse Gemeenschap
2.3.2
Parlement
Regering
Vlaams Parlement
Vlaamse Regering
Ook voor Vlaamse gemeenschapsmateries in Brussel Hoofdstad.
Waalse gewestparlement
Waalse gewestregering
Brussels Hoofdstedelijk
Brussels Hoofdstedelijk
Parlement
Regering
Frans Gemeenschapsparlement Franse Gemeenschapsregering
Ook voor Franse Gemeenschapsmateries in Brussel Hoofdstad
Parlement van de Duitstalige
Duitse Gemeenschapsregering
cultuurgemeenschap
Bevoegdheden en werking
A. Gemeenschapsbevoegdheden
Gemeenschap = persoonsgebonden  elke gemeenschap regelt zijn eigen :
 Cultuur (vb. kunst, sport, toerisme, …)
 Persoonsgebonden zaken (vb. bejaardenzorg)
 Onderwijs
o Uitzondering: de leerplicht, de voorwaarden voor het uitrijken van een diploma en
de pensioenen in het onderwijs zijn federale bevoegdheden
20
B. Gewestbevoegdheden
De gewestbevoegdheden zijn van territoriale / economische aard en regelt zijn eigen :
 Ruimtelijke ordening
 Economisch beleid
 Openbare werken / vervoer
 Bevoegdheden over provincies en gemeentes
o Uitzondering: De munt slaan is een federale bevoegdheid.
Opmerking:
2.4





Impliciete bevoegdheden versus Residuaire bevoegdheden
 Impliciete bevoegdheden: Bevoegdheden die strikt genomen niet de
bevoegdheid zijn van het parlement, maar die noodzakelijk zijn om de eigenlijke
bevoegdheden te kunnen uitoefenen.
 Residuaire bevoegdheden: Bevoegdheden die niet uitdrukkelijk aan een ander
orgaan zijn toegekend die geeft men dan aan overschot aan de
gewetsen/gemeenschappen
Provinciaal niveau
Provincieraad:
o Provinciaal parlement met volheid van bevoegdheid ( = beslist alles behalve voor
die zaken die duidelijk bij een andere instelling zijn gelegd ). Deze volheid van
bevoegdheid is doorheen de jaren zeer beperkt geworden. Vele bevoegdheden zijn
doorgegeven naar andere instellingen. Er blijft nog wet cultuur, toerisme en
ruimtelijke ordening over. Men vraagt zich af of ze dit niet beter kunnen afschaffen
want hun taken zijn makkelijk te verdelen over andere niveaus
Bestendige deputatie
o Bestendige deputatie regelt het dagelijks bestuur van de provincie
Gouverneur
o Aan het hoofd van de bestendige deputatie staat de gouverneur, die bijgestaan
wordt door 6 bestendige afgevaardigden.
De gouverneur heeft verschillende taken:
1. Hij is het hoofd van de provincie en moet erop toezien dat de provinciale
reglementen ook daadwerkelijk worden uitgevoerd. Hij staat ook in ook in voor
de rampenbestrijding. Hij is aansprakelijk/verantwoordelijk voor de aanpak van
die ramp
2. De gouverneur vertegenwoordigd ook de grotere overheden. Hij moet erop
toezien dat alle wetten/regelgeving die van daarboven worden gemaakt
worden gevolgd.
Provinciegriffier
o De provinciegriffier is de rechterhand van de gouverneur en is door de
provincieraad benoemt
Arrondissementscommissaris
o De arrondissementscommissaris is het hoofd van de arrondissementen en houdt
het toezicht op de gemeenten.
21
2.5
Het gemeentelijk niveau
= het bestuurlijk niveau waar wij dagdagelijks met in contact komen
Gemeenteraad




College van burgemeester en schepenen




De burgemeester


Het gemeentelijk parlement met volheid van
bevoegdheid. Dat parlement is bevoegd voor
alles wat zich op gemeentelijk niveau
afspeelt, tenzij het anders vermeld staat.
De gemeenteraad bestaat uit
gemeenteraadsleden en de burgemeester.
Het aantal leden is afhankelijk van de grootte
van de gemeente. Deze gemeenteraadsleden
zijn actief gedurende een periode van 6 jaar.
De gemeenteraad wordt voorgezeten door de
burgemeester en wordt samengeroepen
wanneer nodig.
Voorbeeld: brandweer, huisvuil,
sportinfrastructuur, toerisme, …
De gemeentelijke regering
Deze schepenen worden uit de
gemeenteraad verkozen.
Functies: de rollen worden verdeeld, maar ze
hebben geen eigen departement. Dat wil
zeggen dat alle beslissingen genomen
worden in het college ( gemeenschappelijke
beslissing ), individuele beslissingen zijn niet
mogelijk
Voorbeeld: (schepen van) onderwijs, sport,
bouwvergunningen, ….
De burgemeester wordt niet rechtstreeks
verkozen
Functies:
 De burgemeester vertegenwoordigt de
hoge regering ( hij moet in naam van de
hogere overheden toezien of dat alles
verloopt hoe zij dat willen )
 De burgemeester is het hoofd van de
politie van zijn gemeente. Hij heeft de
bevoegdheid sluitingsuren op te leggen in
zijn gemeenten. Hij mag demonstraties of
andere festiviteiten verbieden.
22
Andere gemeentelijke ambtenaren



Intercommunale verenigingen


Volksraadplegingen / gemeentelijk referendum


2.6
Gemeentesecretaris
 Hij is de rechterhand van de
burgemeester
Gemeente – ontvanger
 De gemeente – ontvanger staat in voor
de ontvangsten van de gemeente  is
de boekhouder van de gemeenten.
 Opmerking: Voor kleine gemeenten wordt
een gewestontvanger aangesteld. Deze
vervult zijn taak in verschillende
gemeenten tegelijkertijd
De politiecommissaris
 De politiecommissaris staat onder het
gezag van de burgemeester, want de
burgemeester is het hoofd van de politie.
 Functie: het handhaven van de openbare
orde
Intercommunale verenigingen = regelen de
samenwerkingsverbanden tussen
verschillende gemeenten.
Voorbeelden: wegen, televisiedistributie, …
Geeft aan de gemeente de mogelijkheid om
zich uit te spreken en een volksraad te
vereffenen.
De uitslag van een volksraadpleging is niet
binden en valt daarom zéér weinig voor.
Controlerende instellingen
Principe
Deze controlerende instellingen controleren wat er in ons land op de verschillende
niveaus gebeurt.
Functie
Voorbeeld: Het oplossen van bevoegdheidsconflicten.
23
2.6.1
Raad van state
A. Afdeling wetgeving
Algemeen
Adviserende functie op juridisch en wetgevend vlak
Taken
De afdeling wetgeving heeft een aantal specifieke taken, namelijk:
 Advies geven over wetsontwerpen, ontwerpen van decreten en hun
uitvoeringsbesluiten. Het vragen van advies is verplicht bij wetsontwerpen, bij
wetsvoorstel gebeurd het wanneer de meerderheid van de kamer het vraagt.
 Men bekijkt enkel de juridische kant van de zaak, de politieke opportuniteit
wordt in het midden gelaten
 Het verstroken advies is niet bindend. Men mag het advies gerust links laten
liggen. Maar meestal wordt het advies wel gevolgd.
B. Afdeling administratie
( = ander woord voor uitvoerende macht )
Algemeen:
De afdeling administratie is het hoogste administratief rechtscollege van België.
Annulatierechter voor administratieve rechtshandelingen
Doel:
Men wil de burger beschermen tegen bepaalde beslissingen van de overheid
Motieven:
De afdeling administratie grijpt pas in wanneer,
 De overheid iets doet dat buiten hun bevoegdheid ligt
 De overheid de wettelijke procedures niet volgt
 De overheid haar macht misbruikt.
Opmerking: eerst moeten alle administratieve instanties uitgeput zijn.
Mogelijkheden: De raad van state heeft 2 mogelijke reacties
 De beslissing van dat gemeentebestuur wordt vernietigd, het gaat niet door.
 De zaak wordt ( voorlopig ) geschorst (  bevriezing van de situatie ) . Dit
gebeurt wanneer er nog geen definitieve uitspraak mogelijk is. Wanneer dit
gebeurt heeft de raad van state 6 maanden voor een definitieve beslissing.
Opmerking:
2.6.2
De raad van state behandelt geen individuele klachten en neemt ook geen nieuwe
beslissingen
Arbitragehof (nu: grondwettelijk hof)
Taken:
Het arbitragehof heeft twee taken:
 Conflicten oplossen tussen wetten en decreten en decreten onderling
o Voorbeeld: wet versus decreet/decreet versus decreet
 De wetten/decreten toetsen aan de grondwet (controleren op de wetgevende
machten)
o Art 8 t/m 32: de fundamentele rechten en vrijheden van de burger
o Art 170 & 171: de fiscale gelijkheden tussen burgers onderling
o Art 191: bescherming van vreemdelingen
Mogelijkheid:
Zowel de regering, als het parlement, als elk natuurlijk persoon kan zich tot het
grondwettelijk hof richten.
24
Periode:
Je kan het arbitragehof inroepen tot 6 maanden na de verschijning in het staatsblad
Arresten:
Het arbitragehof heeft twee mogelijkheden:
 Het vernietigen van de wet/decreet. Deze vernietiging is met terugwerkende
kracht. Dat wil zeggen dat deze wet/decreet nooit heeft bestaan.
 Het schorsen van de wet/decreet. Het arbitragehof heeft 3 maanden om een
definitief arrest te vellen
Zulk een arrest is absoluut geldig !
Opmerking:
Een prejudiciële vraag wordt gesteld aan de raad van state voor het vonnis geveld
wordt. Het antwoord op deze vraag is bindend!
Voorbeeld: een neger wordt ontslagen zonder reden. Hij richt zich tot het arbeidshof en
deze gaan advies vragen aan het arbitragehof.
3. DE SUPRANATIONALE / INTERNATIONALE INSTELLINGEN


3.1
de supranationale instellingen zijn overlegorganen voor onafhankelijke staten. De verschillende
staten komen bijeen om bepaalde zaken te overleggen
o bij dergelijke instellingen is er geen rechtstreekse band tussen de
supranationale instellingen en de burger.
de supranationale instellingen zijn zéér onvolledig:
o bepaalde landen weigeren om/mogen niet deelnemen
o de supranationale instellingen hebben beperkte bevoegdheden
o voorbeeld: de Verenigde Naties is een zuiver politieke instelling, waar
Zwitserland niet bij hoort
Verenigde Naties (UNO)
De UNO is opgericht na Wereldoorlog 2, omdat men vond dat zulk een slachtpartij nooit meer mag
voorvallen.
Doelstelling
de doelstellingen van de UNO zijn:
 Basisdoelstelling: orde, vrede & veiligheid in de wereld handhaven
 Zelfbeschikkingsrecht en gelijkheid tussen naties
o Voorbeeld: kolonisaties kunnen niet
 Rechten van de mens (= universele verklaring)
 Samenwerking tussen de volken bevorderen
Organen
de UNO bestaat uit een aantal organen:
De algemene vergadering
 de algemene vergadering is politiek zéér belangrijk, maar
 New York
heeft weinig beslissingsmacht
o de beslissingen zijn niet bindend voor de lidstaten
o ze geven enkel raadgevingen aan de lidstaten
o goedkeuren van de begroting van de UNO
Veiligheidsraad
 functie: orde en vrede handhaven in de wereld
 leden
o 5 permanente leden (kernstaten): China, Frankrijk,
Rusland, Verenigd Koninkrijk en Verenigde Staten.
25
Secretariaat van de UNO
Gerechtelijke instanties
3.2
o 10 gekozen leden (voor een periode van 2 jaar)
 de kernstaten hebben vetorecht, 1 staat kan een beslissing
blokkeren. De stem van de gekozen leden telt als een enkele
stem, zij hebben geen vetorecht.
 Opmerking: men wil het aantal kernstaten uitbreiden, omdat
de verhoudingen in de wereld verandert zijn
* het hoofd van het secretariaat is de secretaris – generaal. Dat is
een zeer belangrijk figuur. Op dit moment wordt deze functie
vervult door Koffi Anan
Internationaal gerechtshof (Den Haag)
 conflicten tussen landen regelen en berechten
o voorbeeld: grensgeschillen
 staten mogen zelf beslissen of ze deze rechtstaat aanvaarden,
dat geeft ze weinig drukkingkracht
Internationaal strafhof (Den Haag)
 misdaden tegen de menselijkheid berechten
o voorbeeld: genocide
 veel landen hebben dit gerechtshof niet geratificeerd.
Uitzonderingsrechtbanken
 deze rechtbanken zijn opgericht door de veiligheidsraad en
zijn zeer efficiënt. Ze hebben op korte termijn zeer veel
bereikt.
Raad van Europa
Leden
de raad van Europa bestaat uit 45 Europese landen met een losse verdragsstructuur.
Doelstellingen De doelstellingen van de raad van Europa zijn:
 Het beschermen van de mensenrechten. Deze mensenrechten zijn geldig
in alle lidstaten
 Ontwikkeling van cultuur en wetenschap via talloze verdragen.
3.2.1
Europees hof voor de rechten van de mens
Bevoegdheden de bevoegdheden van het Europees hof voor de rechten van de mens zijn:
 De interpretatie en bewaking van toepassing EVRM.
 Zij streven een minnelijke schikking na. Wanneer dat niet mogelijk is, krijgt
de staat een veroordeling (= aanpassen van de wet + eventuele boete)
Voorwaarden
het Europees hof voor de rechten van de mens grijpt slecht in wanneer:
 De overheid de rechten van de mens overtreed
 Alle nationale rechtbanken uitgeput zijn
 Je binnen de 6 maanden na de uitspraak van het hof van kwestie het
Europees hof voor de rechten van de mens aanspreekt.
 Deze vordering is mogelijk door
o Lidstaten, NGO’s, particulieren en verenigingen.
26
3.3
De Europese Unie
3.3.1
Doelstellingen
Algemeen
Economische Unie
Oorsprong
de Europese Unie is in verschillende stappen opgericht:
 1957:
verdrag van Rome: Europese Gemeenschap
o Gemeenschappelijke economische markt
 ….:
verdrag van Maastricht: Europese Unie
o Economische en politiek unie (en ook een aantal sociale zaken)
Beginsel
de Europese Unie draait volledig rond het subsidiariteitsbeginsel. Dat houdt in dat
alle nationale staten alles zelf moeten regelen, tenzij het zo ingewikkeld/belangrijk is dat
het op Europees niveau geregeld moet worden .
 Reden: men wou verhinderen dat Europa een superstaat wordt, waarbij de
kloof tussen Europa en de burger te groot wordt.
 Maar: hierdoor is de verdere eenmaking geblokkeerd.
3.3.2
Europese politieke instellingen
A. Europees parlement
Leden:
maximum 732 leden,waarvan 22 Belgische. Dat ledenaantal is vastgelegd bij het
Verdrag van Nice. Om de 5 jaar zijn er verkiezingen.
Bevoegdheden de bevoegdheden van het Europees parlement zijn eerder beperkt:
 Goedkeuren van de Europese begroting
 Het benoemen van de Europese commissie (formaliteit)
 Beperkte wetgevende bevoegdheden
Opmerking
het europees parlement vergadert in:
 Strassbourg: maandelijkse plenaire vergadering
 Brussel: parlementaire commissies
 Luxemburg: administratieve zetel
MAAR dit wil zeggen dat elke keer de archieven verplaatst moeten worden en dat kost
handenvol geld !
B. De raad van de Europese Unie
ministerraad
De raad van de Europese Unie vergadert volgens noodzaak in Brussel, het is
dus geen permanent orgaan
 Bij een vergadering komen de Europese ministers samen
Voorbeeld: economische zaken  ministers van economie
 Functie: het uitvaardigen van
Normen
o Verordeningen: een verordening is direct bindend en is specifiek voor
bepaalde ondernemingen/staten/personen
o Richtlijnen: een richtlijn schetst de verwachte resultaten, maar hoe je aan
deze resultaten bepaal je zelf

o
o
27
o
o Beschikking: een beschikking is een algemene rechtsregel die direct bindend
is. Zo een beschikking heeft voorrang op de nationale wetgeving.
Europese wetgeving
C. De Europese raad
Europese top
Leden
de lenden van de Europese Raad (kunnen) zijn:
 Staatshoofden
 Regeringsleiders
 Ministers van buitenlandse zaken
 Voorzitter van de Europese Commissie
Vergadering
de Europese raad vergadert 3 maal per jaar in Brussel (indien nodig vergaderen ze 4
maal per jaar). Op deze vergaderingen worden de grote Europese afspraken en
beleidslijnen gemaakt.
Voorbeeld: nieuwe toetredingen
D. Europese Commissie
(voorloper van de) Europese regering
Samenstelling elke lidstaat levert 1 lid aan de Europese commissie
Wat
de Europese commissie:
 Is een permanent orgaan te Brussel
 Maakt gebruik van een rolverdeling, maar alle beslissingen worden in
groep genomen
o Commissaris voor …
 Is volledig onafhankelijk van de nationale regering, zo kunnen zij
zelfstandig werken.
Taken
de taak van de Europese commissie is:
 Het opstellen van ontwerpteksten en Europese richtlijnen (= monopolie van
de Europese commissie)
 Controleren of de Europese wetgeving wordt nageleefd. De Europese
commissie is de belangrijkste controlerende instelling van de Europese
Unie
o Opmerking: wanneer de Europese wetgeving niet wordt nageleefd,
schrijft de Europese commissie dwangsommen en boetes uit.
Wanneer dit nog geen effect heeft, moet het land in kwestie
voorkomen voor het Europees hof van justitie.
28
4.BELGISCHE GERECHTELIJKE INSTELLINGEN
o De Belgische gerechtelijke instellingen zijn gebaseerd op het principe van de scheiding der
machten.
o De algemene taak van deze instellingen is het toepassen van de bestaande wetgeving
4.1
Algemene beginselen
zie bijlage 1
De opbouw van de gerechtelijk organisatie steunt op een aantal principes:
 Eenheid van rechtspraak
o Principe: alle Belgen zijn gelijk voor de wet
o Er wordt verwacht dat alle rechters (van welke rechtbank dan ook) bepaalde zaken op
ongeveer dezelfde manier interpreteren/oplossen. Daarom wordt er gebruik gemaakt van
een piramidaal systeem (=homogeen rechtssysteem).
o Opmerking: het spreekt voor zich dat er grote verschillen zijn in de interpretatie van de
wetgeving. Maar hoe hoger we gaan in de piramide, hoe kleiner deze verschillen worden.
 Systeem van dubbele aanleg
o Principe: je hebt altijd een tweede kans, dit op je te beschermen tegen juridische fouten
en willekeur
o Opmerking: 2de aanleg bestaat niet altijd:
o Strafrecht: 1 kans (Alles of niets)
o Burgerlijk recht: wanneer het bedrag kleiner is dan € 1240, heb je maar 1 kans
o Rechtbank van 1ste aanleg: wanneer het bedrag kleiner is dan € 1860, heb je
maar 1 kans
 Horizontale en verticale specialisatie
o Principe: Afhankelijk van het onderwerp, organiseert men verschillende rechtbanken.
Aangezien elke rechtbank slechts bevoegd is voor geschillen in een bepaald domein van
het recht, dit noemt men de materiële bevoegdheid van een rechtbank
o Reden:
o De wet is enorm uitgebreid en het is onmogelijk dat 1 rechter hier alles over weet
o Er zijn verschillende procedures voor verschillende zaken
o Zo kan men de rechtbanken “à la carte” samenstellen (voorbeeld: rechtbank van
koophandel bestaat uit 1 beroepsrechter en 2 lekenrechters.)
 Territoriale organisatie
o Principe: de gerechtelijke organisatie is territoriaal bevoegd.
o Elke rechtbank is slechts bevoegd voor een bepaald grondgebied, dit noemt men de
territoriale bevoegdheid van een rechtbank.
 Openbaarheid van rechtszaken
o Principe: iedereen mag een rechtszaak komen bijwonen
o Reden: publieke controle, zo wil men aantonen dat alles eerlijk gebeurt.
o Uitzondering: zedenfeiten, jeugdzaken of zaken waar de openbare orde verstoord kan
worden gebeuren achter gesloten deuren. Maar de uitspraak is altijd openbaar/publiek
 De rechter is verplicht een vonnis te vellen
o Principe: de rechter moet een vonnis vellen en moet dit vonnis degelijk en serieus
motiveren.
 De rechters zijn totaal onpartijdig
o Probleem: de rechter zijn politiek benoemd, ze zijn dus zeker niet volledig onpartijdig!
29
4.2
Structuur van de gerechtelijke organisatie
Zie bijlage 1
4.3
Samenstelling en bevoegdheid van de rechtbanken en hoven op het nationaal niveau
4.3.1
Burgerlijke zaken & handelszaken
A. De vrederechter
Niveau
de vrederechter behoort tot het niveau van het KANTON
Samenstelling de vrederechter is een alleen zetelend rechter
Bevoegdheden de bevoegdheden van de vrederechter zijn:
 De burgerlijke zaken en handelszaken beneden de € 1860
 Een aantal bijzondere zaken, ongeacht het bedrag:
o Huurgeschillen/pacht
o Familiezaken
o Burenruzies
o Onteigeningen
o Erfdienstbaarheden
o Onderhoudsgeld
o ….
B. Rechtbank van 1ste aanleg
Niveau
de rechtbank van 1ste aanleg behoort tot het niveau van het ARRONDISEMENT
Bevoegdheden de rechtbank van 1ste aanleg is een verzamelnaam voor verschillende kamers met hun
eigen specialisatie.
Jeugdrechtbank
Burgerlijke
Fiscale
Correctionele
rechtbank
rechtbank
rechtbank
samenstelling 1 alleen zetelend
1 of 3
Geen eerste
Geen eerste aanleg
jeugdrechter
beroepsrechters
aanleg mogelijk
mogelijk
bevoegdheden Jeugdzaken (ouders Burgerlijk
zijn aansprakelijk
rechterlijke zaken.
voor hun kinderen)
Dat zijn zéér
alledaagse zaken
- de kinderen
- volheid van
wat
-
worden niet
gestraft, krijgen
geen geldboete of
gevangenisstraf
men kijkt wat in
het voordeel is
van het gezin
(pleeggezin,
berispen, sociaal
assistent of
gesloten
-
bevoegdheid
(alle burgerlijk
rechterlijke
zaken
beroep is
mogelijk,
wanneer het
om zaken gaat
die groter zijn €
1860
30
-
instelling)
beroep is steeds
mogelijk
wanneer er zeer
zware feiten
voorkomen, kan
een kind vanaf 16
jaar voor de
correctionele
rechtbank
verschijnen
(MOF: als
misdaad
omschreven feit)
C. Rechtbank van koophandel
Niveau
de rechtbank van 1ste aanleg behoort tot het niveau van het ARRONDISEMENT
Samenstelling de rechtbank van koophandel werkt met een zéér bijzondere samenstelling, namelijk 1
beroepsrechter en 2 lekenrechters (= rechters in handelszaken, mensen die handelaar
zijn in het dagelijks leven, want deze mensen kennen de handelswereld door en door)
Bevoegdheden De rechtbank van koophandel is bevoegd voor alle handelszaken die groter zijn dan
€1860. Wanneer de zaak tot een lagere categorie behoort, wordt ze behandelt door het
vredegerecht
D. Arrondissementsrechtbank
Niveau
de rechtbank van 1ste aanleg behoort tot het niveau van het ARRONDISEMENT
Reden
de arrondissementsrechtbank lost bevoegdheidsconflicten op en wijst de zaken toe aan
een bepaalde rechtbank
Samenstelling de arrondissementsrechtbank bevat rechters van de rechtbank van 1 ste aanleg en
rechters van de rechtbank van koophandel
E. Hof van beroep
Niveau
het hof van beroep behoort tot het 4de NIVEAU
Opmerking
hier spreekt men niet meer over
Hier spreekt men niet meer over
rechters maar over
raadsheren
een vonnis maar over een arrest
Bevoegdheden de bevoegdheden van het hof van beroep zijn:
 Zaken die al zeker 1 maal behandelt zijn geweest
 Het hof van beroep is een kopie van de rechtbank van 1ste aanleg
 Per kamer is er 1 of zijn er 3 raadsheren
31
F. Het hof van Cassatie
Samenstelling het hof van cassatie heeft een kamer voor
 Burgerlijke zaken en handelszaken
 Sociale zaken
 Strafzaken
Per kamer zetelen er vijf beroepsrechters
Bevoegdheden het hof van cassatie is het hoogste rechtscollege van ons land (Brussel) en behandelt
zaken die in alle lagere rechtscolleges uitgeprocedeerd zijn. Het zijn dus zaken in
laatste aanleg.
OPMERKING: hof van Cassatie is geen derde aanleg, want ze doen het proces niet
over, maar men kijkt of de wet juist geïnterpreteerd is en er geen procedurefouten
gebeurt zijn.
Gevolgen
Het hof van cassatie kan een zaak casseren, dan wordt het vorig vonnis ongeldig
gemaakt en wordt de zaak overgedragen naar een ander hof van beroep. Maar deze
kans is wel zéér klein.
Opmerking
het hof van cassatie doet ook de berechtingen van ministers
4.3.2
Arbeidszaken
A. Arbeidsrechtbank
Niveau
de arbeidsrechtbank behoort tot het niveau van de 1ste AANLEG
Waar
er is een arbeidsrechtbank in elk arrondissement
Samenstelling de arbeidsrechtbank heeft een bijzondere samenstelling, namelijk 1 beroepsrechter en
2 lekenrechters (rechters in sociale zaken. Dat zijn meestal
vakbondsvertegenwoordigers of werkgeversvertegenwoordigers)
Bevoegdheden de bevoegdheden van de arbeidsrechtbank zijn:
 Sociale zaken
 Arbeidszaken
Opmerking
arbeidsauditoraat: parket (= iemand van het openbaar ministerie) vertegenwoordit de
samenleving
B. Arbeidshof
Niveau
het arbeidshof behoort tot het niveau van de 2de AANLEG
Samenstelling het arbeidshof heeft een bijzondere samenstelling, namelijk 1 beroepsraadsheer en 2
raadsheren in sociale zaken. Dat zijn meestal vakbondsvertegenwoordigers of
werkgeversvertegenwoordigers)
Opmerking
deze beroepsmogelijk bestaat altijd
32
4.3.3
Fiscale zaken
A. Fiscale rechtbank
Niveau
de fiscale rechtbank behoort tot het niveau van de 1ste AANLEG
Bevoegdheid
de bevoegdheid van de fiscale rechtbank is:
 Fiscale wetgeving
 Belastingswetgeving
 Opmerking: eerst moet je alle administratieve diensten uitgeput hebben.
B. Hof van beroep
Het hof van beroep oordeelt in hoger beroep over alle belastingsgeschillen waarover de fiscale
rechtbank in eerste aanleg een uitspraak over heeft gedaan. Dat beroep is steeds mogelijk, ongeacht
het bedrag.
4.3.4
Strafzaken
A. Politierechtbank
Niveau
de politierechtbank behoort tot het niveau van het ARRONDISSEMENT (per
arrondissement zijn er 1,2 tot 3 politierechtbanken)
Samenstelling de politierechtbank bestaat uit 1 politierechter, die de volgende bevoegdheden heeft:
 De misdrijven gecatalogeerd als een overtreding
 Alles wat met verkeersdelicten te maken heeft, zelfs wanneer dit verkeersdelict
tot een zwaardere categorie behoort
 Beroep tegen administratie sancties van gemeentes
B. Correctionele rechtbank
Niveau
de correctionele rechtbank behoort tot het niveau van de 1 ste AANLEG
Samenstelling de correctionele rechtbank bestaat uit 1 of 3 beroepsrechters
Bevoegdheden hof van beroep in de correctionele kamer
33
C. Het hof van assisen
Samenstelling het hof van assisen is geen vaste rechtsmacht. Het hof wordt samengeteld indien
nodig. Het hof van assisen bestaat uit 3 beroepsmagistraten (uit het hof van beroep 1 ste
Aanleg) + een volksjury.
Volksjury
de volksjury is:
 Een jury van twaalf gezworenen
 De samenstelling is zeer moeilijk, want het zijn gewone burgers die uitgekozen
worden volgens loting en selectie (op vraag van
aanklager/aangeklaagde/parket)
Maar de afschaffing van deze volksjury dreigt, want
 De media manipuleert de volksjury té hard
 De volksjury is zéér makkelijk beïnvloedbaar bij emotionele gegevens
 Maar de beroepsmagistraten kennen het echte leven niet (+)
Bevoegdheden de misdaden opgesomd in het strafrechtboek
Opmerking1
advocaten willen misdaden laten beoordelen door de correctionele rechtbank, zo is de
straf veel kleiner
Opmerking2
het hof van assisen laat geen beroep toe !
34
DEEL II: PRIVAATRECHTERLIJK PROCESRECHT
1. PROCEDURE
In bijlage: schematische voorstelling van het verloop van een proces (ter informatie)
1.1 Eerste aanleg
1.1.1
Dagvaarding
Er zijn 3 manieren om de procedure op te starten:
 Verzoekschrift
o Brief aan de rechtbank in kwestie
o De griffier brengt de tegenpartij op de hoogte
o Positief: zeer goedkoop
Negatief: niet alle procedures kan men zo opstarten
 Vrijwillige verschijning
o 2 partijen dienen samen de aanvraag in bij de griffier
 Dagvaarding
o Dit is een plechtige authentieke akte, die een gewone burger zelf niet kan
opstellen.
o Hierbij dienen bepaalde regels in acht genomen te worden:
 Datum
 Identiteit eiser
 Voorwerp van de eis
 Datum wanneer je voorkomt
 Identiteit van de deurwaarder
 U identiteit
Opmerking
hierbij dienen een aantal opmerkingen gemaakt te worden
Officiële overhandiging
Deze overhandiging gebeurt door de deurwaarder en betekent de start
van het proces (verjaringstermijnen en intresten beginnen hier te lopen)
Tijd
Tussen betekening en verschijning voor recht zit minimum acht dagen,
zo heb je zeker de tijd om je verdediging op te stellen
Rolstelling
De deurwaarder zet de zaak op de agenda van de rechtbank
1.1.2
Inleidende zitting



de aanwezigheid van beide partijen is niet noodzakelijk, de vertegenwoordiging door de
advocaat volstaat
wanneer beide partijen aanwezig zijn:
o is er een directe regeling mogelijk (maar dan moeten beide partijen
wel akkoord zijn.)
o verdaagd: op die datum komen we bijeen en handelen we die zaak
af
tussenvonnis (voor zéér complexe zaken)
o de rechter doet zelf niets, maar stelt een expert aan. Deze expert
stelt een verslag op en daarop wordt de procedure verder
gebaseerd.
35
1.1.3
Besluiten
Definitie
1.1.4
schriftelijke argumentatie van beide partijen
Een onderlinge uitwisseling van documenten is verplicht, want de partijen mogen geen
geheimen hebben voor elkaar. Op deze dag wordt de pleitdag vastgelegd.
Pleidooi
Definitie
mondelinge verdediging voor de rechter
Opmerking
in burgerlijke zaken is dit een puur schriftelijke aangelegenheid. (het dossier wordt
gewoon overhandigt aan de rechter), maar in het strafrecht is dit wel zéér belangrijk.
1.1.5
Vonnis
Procedure
de rechter luistert naar de mondelinge verdediging en verklaart dan de debatten voor
gesloten en verkondigt zijn vonnis. Dat kon onmiddellijk gebeuren of het vonnis kan in
beraad genomen worden. Wanneer de rechter dat doet heeft hij maximum 1 maand om
zijn vonnis te verkondigen. Duurt dit langer, is het een procedurefout
Opmerking: wanneer de rechter na 3 maanden zijn vonnis nog niet verkondigt heeft,
wordt het hof van beroep verwittigd. Wanneer hij na 6 maanden zijn vonnis nog niet
verkondigt heeft, heeft men te maken met rechtsweigering. Dat is een grote fout en dan
wordt er een andere rechter aangewezen.
Opmerking
het vonnis wordt altijd in het openbaar uitgesproken.
Vonnis
het vonnis bevat een verplichte en serieuze argumentatie (wanneer dat niet gebeurt is
het een procedurefout.) Het vonnis bevat ook een aantal verschillende uitspraken:
 De ontvankelijkheid van de eis werd beoordeelt.
o Voorbeeld: de eis van een minderjarige wordt ontvankelijk verklaard,
want de een minderjarige heeft dit recht niet
 De gegrondheid van de eis werd beoordeelt.
o Is de vraag van de eiser gegrond? Zo ja, de eiser wint. Zo nee, de
verweerder wint.
1.2 Rechtsmiddelen
Principe
je moet voldoende kansen krijgen om je gelijk te halen
Definitie
rechtsmiddelen zijn middelen die de verliezende partij aangeboden krijgt om er toch als
winnaar uit te komen. Deze rechtsmiddelen kunnen aangewend worden tegen het
eindvonnis en tegen het tussenvonnis.
Opmerking
je verliest het recht van deze rechtsmiddelen wanneer je:
 Te lang wacht
o > 1 maand: burgerlijke zaken
o > 1 maand: verstekvonnis
o > 3 maand: cassatie
 Een akkoord bent aangegaan met de andere partij (akkoord = akkoord)
 Niet meer in de tegenaanval gaat (berusting door de betrokken partij)
36

Soorten
1.2.1
o Uitdrukkelijk: geen beroep
o Stilzwijgend: de verliezende partij voert direct het vonnis uit (vb. de
verliezer betaald zijn schuld de volgende dag al terug)
Bepaalde procedures kan je niet meer aanvechten
o Voorbeeld: dag van de rechtszitting kan je niet aanvechten.
er zijn een heel aantal rechtsmiddelen, namelijk:
 Verzet
 Hoger beroep
 Cassatie
 Derdenverzet
 Herroeping van het gewijsde
 Verhaal op de rechter
 Intrekking van het vonnis.
Verzet
Wanneer je niet komt opdagen op het proces, zal de rechter sowieso een uitspraak doen, dat noemt
men een verstekvonnis en is altijd in je nadeel.
Maar
hiertegen kan je altijd in verzet gaan. Dit verzet is mogelijk tot 1 maand na het vonnis
en je moet de tegenpartij verwittigen via een dagvaarding.
De zaak wordt dan opnieuw behandelt door dezelfde rechter. Wanneer je nu weer niet aanwezig bent,is
er geen beroep meer mogelijk.
Opmerking
1.2.2
wanneer de eiser niet opdaagt op het proces, gaat de verweerder vrijuit en zijn alle
kosten voor de eiser.
Hoger beroep
Principe
systeem van dubbele aanleg (altijd 2de kans)
Hoe?
Er zijn 2 mogelijkheden om hoger beroep in te stellen
 Via een verzoekschrift door de appellant (= eiser in hoger beroep) aan de
griffier
 Via een deurwaardersakte
De tegenpartij wordt verwittigd aan de hand van een gerechtsbrief. Tussen het
ontvangen van deze gerechtsbrief en het verschijnen voor de rechtbank zit minimum 15
dagen tussen.
Termijn
je hebt 1 maand de tijd om in hoger beroep te gaan
Uitzonderingen er zijn een aantal uitzonderingen waarbij geen hoger beroep mogelijk is:
 Vonnissen van vrederechter (< € 1240)
 Vonnissen van de rechtbank van eerste aanleg en de rechtbank van
koophandel (< € 1860)
 Beslissingen van de arrondissementsrechtbank
37
1.2.3
Cassatie
 Cassatie is enkel mogelijk tegen beslissingen in laatste aanleg, dus wanneer de zaak in feite
volledig uitgeprocedeerd is.
 Hof van cassatie onderzoekt of:
o De wet juist geïnterpreteerd
o De wet juist toegepast is
 De aanvraag moet binnen 3 maanden na de uitspraak van het vonnis gebeuren via een
verzoekschrift. Dat verzoekschrift bevat heel u argumentatie en moet opgesteld worden door
een specifieke advocaat.
 Cassatie is een puur schriftelijke aangelegenheid
 Het arrest van hof van cassatie kan twee richtingen uitgaan:
o Vonnis wordt bevestigd: geen CASSATIE
o Vonnis wordt verbroken: CASSATIE (dan wordt de zaak behandelt in eenzelfde
rechtscollege, maar in een ander rechtsgebied)
 Opmerking : je kan 2 keer in cassatie gaan, dan wordt de uitspraak definitief
1.3 Bijzondere procedures
1.3.1
Uitvoering van het vonnis
de definitieve uitspraak is bekend
De verliezende partij kan op 2 mogelijke manieren reageren:
 Het vonnis wordt vrijwillig uitgevoerd door de verliezende partij. Dit kan verwezenlijkt worden
door eventuele dwangmiddelen (vb. per dag dat u talmt, moet u € 10 extra betalen)
 Weigering van het betalen van de schulden
o Officiële overhandiging van het vonnis: nu weet je zeker wat je moet doen.
 Je hebt 1 maand om het vonnis uit te voeren
o Deurwaarder overhandigt het bevel tot betaling
o In beslagname door deurwaarder en beslagnemingsrechtbank
 Opstellen inventaris van de bezittingen
 Verkoop van goederen en met de opbrengst worden de schulden afbetaald
1.3.2
Het beslag
Soorten
Opmerking
er bestaan 2 soorten van inbeslagname:
 Uitvoerend beslag
o Onroerende goederen
o Roerende goederen
o Loon
 Bewarend beslag
o Wanneer de verliezer de zaak rekt om zijn vermogen in veiligheid te
stellen, wordt er een bewarend beslag opgemaakt. Dat wil zeggen
dat de goederen worden opgeschreven en voor 3 jaar in zijn bezit
moeten blijven
niet alle goederen mogen in beslag genomen worden:
 Goederen die geacht zijn om een menswaardig bestaan te kunnen leiden
 Levensmiddelen en brandstof voor 1 maand
 Boeken en overige voorwerpen voor de studie of beroepsopleiding van de
verliezende partij en zijn gezin
38
Goederen die de verliezende partij nodig heeft voor de uitoefening van zijn
beroep
 Loon en vervangingsinkomen
Inkomen
Beslagbaar deel van het loon
Beslagbaar deel van een
vervangingsinkomen
< € 889
Niet beslagbaar
Niet beslagbaar
> € 889 tem € 954.
20%
20%
> € 954 tem € 1053
30%
40%
> € 1053 tem € 1152
40%
40%
> € 1152
Volledig beslagbaar
Volledig beslagbaar
 Gezinsbijslagen
 Tegemoetkomingen aan mindervalide

1.3.3
Samenloop van strafvordering en burgerlijke vordering
Normaal
wordt deze zaak geregeld in 2 verschillende rechtbanken, maar de strafrechter kan
beide proces ineens doen.
Hoe?
Je stelt jezelf burgerlijke partij
Procedure?
De procedure is veel goedkoper, want het parket doet alles. Deze procedure zorgt ook
voor de ontlasting van de rechtbanken, want er is maar 1 proces
1.3.4
Bemiddeling
Principe
wanneer het mogelijk is, los het op buiten de rechtbank. Het is een soort van
verzoening
Hoe?
Er wordt een bemiddelaar aangesteld door de rechtbank op vraag van beide partijen.
Deze bemiddelaar werkt in de volste vertrouwelijkheid, aangezien deze gegevens
mogen in latere processen nooit gebruik worden
Voordelen?
De voordelen van de bemiddeling zijn:
 Dat de emoties onderdrukt worden
 Dat het een manier is om tot een vergelijk te komen
 Dat overbelasting van de rechtbanken afneemt
1.4 Gerechtelijke functies
1.4.1
-
De rechter
= zittende magistratuur
De rechter is voor het leven benoemd en onafzetbaar
 De rechter moet kunnen werken zonder druk om zijn job te verliezen.
De rechter werkt onafhankelijk
 De rechter heeft van niemand bevelen aan te nemen
OPM
in sommige rechtbanken maakt men, naast de beroepsrechters, ook gebruik van lekenrechters.
39
1.4.2
Openbaar ministerie
= staande magistratuur/parket
Algemeen:
vertegenwoordigt (de belangen van) de burger/maatschappij
 bij strafrechterlijke zaken: opsporen van de misdrijven en advies geven
 bij burgerlijke zaken: advies geven (in sommige gevallen is het verplicht om
advies te vragen aan het openbaar ministerie)
Structuur:
Hiërarchische structuur (volgens stijgende belangrijkheid)
 1ste aanleg
procureur des konings
de
 2 aanleg
procureur-generaal
 Hof van Cassatie
procureur-generaal bij HvC
 Hoofd: minister van justitie
1.4.3
Functie:
1.4.4
Functie:
1.4.5
De griffier
= secretaris van de rechtbank
gerechtelijk ambtenaar die de beslissingen van een rechtbank/hof acteert
Enkele van zijn taken: Samenstellen dossier
Schriftelijk verslag van de zittingen opstellen
Administratie van de rechtbank
Organisatie van de rechtszitting
…
De gerechtsdeurwaarder
gerechtelijk ambtenaar, voor het leven benoemd (wel slecht voor een bepaald
arrondissement, niet voor het hele Belgische grondgebied), handelend als zelfstandige
die akten betekent.
Enkele van zijn taken:
Dagvaarding betekenen
Actief bij inbeslagneming
Maken van officiële vaststelling (=beschrijving)
Gerechtsdeskundige
De gerechtsdeskundige is geen ambtenaar, aangezien hij geen vaste band heeft met het gerecht. Hij is
een specialist in een bepaald gebied en het gerecht kan zijn diensten inroepen (dokter, architect,
ingenieur ►afhankelijk van de te behandelen zaak). Zijn taak bestaat erin de rechters te informeren.
1.4.6
Advocaat
De advocaat is een zelfstandige jurist. Hij is ingeschreven aan de balie (= vereniging van advocaten in
een bepaald arrondissement.) en aan de orde van advocaten (= tuchtrechterlijke organisatie)
Taak:
Juridisch advies geven
Verplicht?:
Twee mogelijkheden
- je verdedigt jezelf
- je wordt verdedigt door een advocaat
40
Een ander persoon (vb. je buurman) kan je niet verdedigen. Dit noemt men het
“pleitmonopolie van de advocaat”. Hier bestaat 1 uitzondering op, namelijk bij
arbeidszaken wordt de beklaagde verdedigt door de vakbond.
OPM1:
Wanneer je niet in staat bent om een advocaat te betalen, krijg je een “pro deo advocaat”. Deze advocaat biedt zijn diensten gratis aan.
OPM2:
Er zijn slecht 16 advocaten bij het hof van cassatie.
2. BEWIJS
Wat moet bewezen worden:
- rechtsfeit: het met juridische gevolgen, zonder dat het de intentie was deze juridische gevolgen uit te
lokken
- rechtshandeling: de intentie was aanwezig om de rechtsgevolgen tot stand te brengen (vb. contract)
2.1 Bewijslast
Eerste regel:
de rechter blijft passief. De rechters moeten zich niet gaan bezighouden met het
bijeenzoeken van bewijsmateriaal. Een uitzondering op de regel is de
onderzoeksrechter bij het strafrecht.)
De partijen zoeken bewijzen, de rechter evolueert deze bewijzen.
Tweede regel: wie iets beweert, moet dit bewijzen. Alles wat je komt vertellen, moet je kunnen
bewijzen. Wat je niet kan bewijzen, is waardeloos.
Derde regel:
Het bestaan van rechtsregels moet niet bewezen worden
Algemeen bekende feiten moeten niet bewezen worden
Vb. Wereldoorlog II heeft plaatsgevonden.
2.2 Bewijsmiddelen
Buiten het proces tot stand gekomen
 ontstaan voor het proces begonnen is
 schriftelijk bewijs
 getuigenbewijs
 buitengerechtelijke bekentenis
 vermoedens
Tijdens proces tot stand gekomen
 ontstaan tijdens het proces
 gerechtelijke bekentenis
 deskundig onderzoek
 de eed
 verhoor der partijen
 plaatsopneming
EEN BEWIJS IS STEEDS ONSPLITSBAAR !
Dit wil zeggen dat een bewijs in haar totaliteit genomen moet worden, selecties zijn niet mogelijk
41
BURGERLIJK RECHT
1. GELDIGHEID EN NIETIGHEID VAN RECHTSHANDELINGEN
1.1 Geldigheid en nietigheid van rechtshandelingen


de wilsuiting: dit is de vrije en bewuste keuze van een normaal mens.
 Dwaling: fundamentele vergissing in de zaak
 Voorwaarden voor een dwaling:
o Essentieel en doorslaggevend zijn (als ik dat had geweten, dan …)
o Verschoonbaar zijn, een ander normaal persoon had zich ook vergist.
o Je moet moeite gedaan hebben om op de hoogte te zijn van de zaak
 Soorten dwalingen
o Dwaling omtrent zelfstandigheid van de zaak (essentiële kwaliteit van
de zaak): een antiek schilderij blijkt vals te zijn
o Dwaling omtrent persoon (dit zijn de zogenaamde “contracten intuiti
personae, hierbij is de persoon zeer belangrijk): Je wil Helmut Lotti en
je krijgt een imitator van Helmut Lotti.
 Bedrog: dit is een opzettelijke dwaling (vb. de tegenpartij heeft iets verzwegen)
 Voorwaarden voor het bedrog
o Het moet van doorslaggevende aard zijn, dan spreekt men van
HOOFDBEDROG
Wanneer het niet van doorslaggevende aard is, spreekt men van
DETAILBEDROG en wordt het contract gewoon vernietigd.
o Tegenpartij heeft het zelf gedaan. (wanneer het door een derde is
gebeurt, behoort het tot de categorie van dwaling.)
o Het moet met een malafide intentie zijn (kwaadaardig)
o OPM.: reclame behoort niet tot bedrog. Iedereen weet dat de reclame
dingen positiever voorstelt dan ze zijn.
 Geweld: fysiek of moreel geweld
 Voorwaarden voor het geweld
o Geweld is van doorslaggevende aard, de beslissing is geforceerd door
het geweld
o Het geweld moet indruk maken op een redelijke mens
o Het geweld moet kwaadaardig zijn
o Het geweld moet van onrechtmatige aard zijn, er mag geen wettelijke
verantwoording voor bestaan (dreigen met een deurwaarder is geen
geweld, want dat is je recht)
voorwerp moet voldoende bepaald zijn
 voorwaarden in verband met het voorwerp
o de zaak met bestaan, want iets dat niet bestaat kan je niet verkopen.
Maar iets dat in de toekomst zal bestaan kan je wel verkopen.
o Voorwerp moet voldoende bepaald zijn
o Het voorwerp moet een zeker nut hebben (een huwelijkscontract
opstellen volgens het wettelijk stelsel is onnuttig)
o Voorwerp moet in de handel zijn/overdraagbaar zijn (lucht, de maan,
… kan je niet verkopen)
o De zaak moet geoorloofd zijn (illegale dieren mag je niet verhandelen)
o De handeling moet mogelijk zijn
42



oorzaak: doorslaggevende juridische beweegredenen (= reden)
 voorwaarden in verband met de oorzaak
o er moet een reden zijn. Wanneer er geen duidelijke reden is,
vermoeden we dat er een geldige reden bestaat
o de reden mag niet vals of ongeoorloofd zijn (schijnhuwelijken)
bekwaamheid: niet iedereen is wettelijk bekwaam om bepaalde handelingen uit te voeren (vb.
een kind mag geen huis kopen, want hij heeft dit recht niet)
De overeenkomst mag niet ingaan tegen de imperatieve regels (vb. een man kan niet trouwen
met zijn zus.)
2. PERSONENRECHT
2.1 Staat
Definitie
de staat van een persoon duidt de verschillende hoedanigheden aan die zijn
rechtstoestand bepalen. Hij wordt ingedeeld in diverse categorieën waardoor ook
meteen zijn rechtsbekwaamheid en zijn handelingsbekwaamheid worden omschreven
 Leeftijd
 Nationaliteit
 Burgerlijke staat
De staat van een persoon verandert voortdurend.
2.2
Natuurlijke personen
2.2.1
Bestaan van personen
2.2.2

Het bestaan van een natuurlijke persoon vangt in het beginsel aan bij zijn geboorte.
Soms wordt de ongeboren vrucht reeds als een persoon beschouwd, wanneer dit in het belang van de
toekomstige persoon is.
Er is dan wel vereist dat het kind achteraf als levend en levensvatbaar wezen ter wereld komt.

Het bestaan van een natuurlijk persoon neemt einde bij zijn lichamelijke dood.
Soms wordt een overledene nog als persoon beschouwd, wanneer dit in het belang is van derden.

In sommige gevallen verkeert men in onzekerheid omtrent het al dan niet bestaan van een natuurlijke
persoon.
Om dit probleem te verhelpen heeft de wetgever een bijzondere procedure voorzien, met name de
procedure inzake afwezigheid.
Bekwaamheid

Rechtsbekwaamheid

Handelingsbekwaamheid
→ Is de geschiktheid om drager te zijn van subjectieve rechten, wat meteen
de geschiktheid inhoudt om deze rechten te genieten.
→ Is de geschiktheid om de rechten en plichten waarvan men drager is
zelf uit te oefenen, zonder tussenkomst van derden.
Voor het stellen van om het even welke rechtshandeling dient men
handelingsbekwaam te zijn.
Dit geldt voor * daden van beschikking.
* daden van beheer.
* daden van behoud.

Wanneer men iemand handelingsonbekwaam verklaart, dient een regeling getroffen te worden omtrent
de uitoefening van de rechten van de onbekwame.
Deze regeling komt erop neer dat de bevoegdheid om de rechten en plichten uit te oefenen, geheel of
gedeeltelijk aan derden wordt toevertrouwd.
43
2.2.3

Volledig handelingsonbekwamen worden vertegenwoordigd.
Zij kunnen zelf geen enkele handelingsbevoegdheid hebben en dat bv een voogd voor hun rekening
optreedt en zelfstandig, zonder enige tussenkomst van de vertegenwoordigde, rechtshandelingen stelt,
die de onbekwame binden.

Onbekwamen aan wie men een zekere bekwaamheid toekent, die echter niet voldoende is om alleen op
te treden, worden bijgestaan.
Zij treden zelf op om rechtshandelingen te stellen maar in aanwezigheid en met toestemming van
degene die bijstand verleent.

Wil men iemand, die in principe volledig rechtsbekwaam is, voor een bepaalde rechtshandeling een
beperkte “onbekwaamheid” opleggen, dan kan men eisen dat voor deze rechtshandelingen vooraf, door
een andere persoon of instantie, een machtiging verleend wordt.
Deze persoon of instantie moet vooraleer de rechtshandeling gesteld wordt, er zijn instemming mee
betuigen opdat ze rechtsgeldig zou zijn.
Algemene handelingsonbekwaamheden

Minderjarigen
→ Worden in beginsel alle personen beschouwd die de volle leeftijd van 18 jaar nog
niet hebben bereikt.
Categorieën:
* Minderjarigen beneden de leeftijd van 15 jaar.
Minderjarigen van minder dan 15 jaar zijn voor alle rechtshandelingen
onbekwaam.
Zij dienen steeds vertegenwoordigd te worden door hun ouders of voogd.
* Minderjarigen tussen 15 en 18 jaar oud.
- Persoonlijke rechtshandelingen.
Voor persoonlijke rechtshandelingen worden wettelijk minderjarigen volledig
bekwaam geacht.
Deze rechtshandelingen kunnen niet wegens onbekwaamheid nietig worden
verklaard.
- Belangrijke en/of risicodragende rechtshandelingen.
Sommige rechtshandelingen, die in het privaatrecht als zeer belangrijk of
risicodragend worden beschouwd, zijn, indien door een wettelijk minderjarige
gesteld, zonder meer vernietigbaar wegens onbekwaamheid.
- Andere rechtshandelingen.
De meeste rechtshandelingen van de wettelijk minderjarige zijn slechts
vernietigbaar, wanneer zij ook een benadeling van de minderjarige inhouden.
Men spreekt van “benadeling” o.m. wanneer er een abnormaal onevenwicht
bestaat tussen de bedongen verbintenissen, of wanneer de rechtshandeling
de mogelijkheden van de minderjarige te boven gaat.
Beheer van het vermogen van de minderjarige:
* Ouders.
Gehuwde ouders oefenen het gezag over de persoon van het kind steeds
gezamenlijk uit.
44
Dit is ook het geval bij feitelijk gescheiden en uit de echt gescheiden ouders.
Wanneer de ouders het gezag over de persoon van het kind gezamenlijk
uitoefenen, beheren zij ook gezamenlijk zijn goederen en treden zij gezamenlijk
op las zijn vertegenwoordiger.
Oefenen de ouders het gezag over de persoon van het kind niet gezamenlijk uit,
dan heeft in de regel alleen de ouder die het gezag uitoefent, het recht om de
goederen van het kind te beheren en het kind te vertegenwoordigen.
De ouders hebben het genot van de goederen van hun kinderen tot aan hun
meerderjarigheid of hun ontvoogding.
* Voogdij.
- Voogdijorganen.
Voogd
→ Persoon die voor de minderjarige zorgt, die de goederen van
de minderjarige beheert en hem vertegenwoordigt in het
rechtsverkeer.
1 ouder overleden:
de overlevende ouder wordt van
rechtswege voogd over de minderjarige.
Beide ouders overleden:
de minderjarige krijgt ofwel
- een testamentaire voogd.
- een ascendent als voogd.
- een datieve voogd.
Toeziende voogd → Persoon die de voogd in het uitoefenen van zijn
opdracht controleert.
Familieraad
→ Dient te beraadslagen over gebeurlijke machtigingen aan
de voogd en te waken over de persoon en de goederen
van de minderjarige in het algemeen.
Wordt samengesteld en voorgezeten door de
vrederechter.
Rechtbank van eerste aanleg
→ Speelt vooral een rol als homologatieinstantie van sommige beslissingen.
Tevens doet ze als beroepsinstantie
uitspraak over eventuele
aanvechtingen van beslissingen van
de familieraad.
- Bevoegdheid van de voogd.
De voogd oefent het hoederecht uit over de minderjarige en beheert zijn
goederen.
Voor sommige verderstrekkende rechtshandelingen heeft de voogd een
voorafgaande machtiging nodig van de familieraad.
- aanvaarden of verwerpen van een nalatenschap, van een legaat, van
een schenking.
- het zelf huren of pachten van goederen, die an de minderjarige
toebehoren.
Voor sommige, zeer belangrijke rechtshandelingen heeft de voogd benevens
de vermelde machtiging ook de goedkeuring van de rechtbank van eerste
aanleg nodig.
- het vervreemden van een onroerend goed.
- het aangaan van een lening.
45
- het sluiten van een dading.
Sommige rechtshandelingen zijn voor de voogd eenvoudigweg verboden.
- Aansprakelijkheid van de voogd.
De voogd heeft de plicht de goederen van de minderjarige “als een goede
huisvader” te beheren.
Komt hij hierin tekort, dan kan hij, op vordering van de gewezen minderjarige,
aansprakelijk worden gesteld wegens slecht beheer en worden veroordeeld tot
schadevergoeding.
- Ontvoogding.
De ontvoogding heeft tot doel een minderjarige gedeeltelijk handelingsbekwaam
te maken.
In de meeste gevallen neemt men zijn toevlucht tot ontvoogding on een
hinderlijke voogdijregeling bij bijna-meerderjarigen te vermijden.
De ontvoogde minderjarige moet voor sommige handelingen worden bijgestaan
door een curator.
De bijstand is nodig voor alle handeling die het louter beheer te boven gaan.
Voor handelingen van genot of louter beheer, mag de ontvoogde minderjarige
alleen optreden.

2.2.4
Strafrechtelijke veroordeelden
→ Personen die tot zware straffen werden veroordeeld, worden
meteen volledig handelingsonbekwaam inzake het beheer van
hun goederen.
Zij worden vertegenwoordigd door een curator.
Beperkte handelingsonbekwaamheden

Sommige strafrechtelijk veroordeelden worden levenslang of tijdelijk ontzet uit sommige politieke rechten
en uit sommige burgerlijke rechten.

Zo hebben geneesheren, apothekers en priesters niet het recht schenkingen of legaten te aanvaarden
van personen die zij hebben behandeld of bijgestaan tijdens de ziekte waaraan zij zijn overleden.
Curatoren van gefailleerden kunnen geen goederen kopen uit de boedel van het faillissement.
Rechters en parketmagistraten kunnen niet optreden in zaken waarbij zij persoonlijk betrokken zijn.
2.1.5
Naam

Identiteit van de persoon

Aard van de naam

Soorten → * Familienaam.
→ Om personen van anonieme betrekkingen te kunnen identificeren,
dringt zich derhalve een algemeen-juridische en formele regeling op
omtrent een aantal minimale identificatiegegevens.
→ Naam is het woord of zijn de woorden waardoor een persoon van andere
personen in de maatschappelijke omgang wordt onderscheiden.
De verkrijging ervan hangt nauw samen met de afstamming van de persoon.
46
De geadopteerde krijgt in principe de familienaam van de adoptant.
De gehuwde vrouw behoudt haar eigen familienaam.
* Voornaam.
Door de voornaam worden personen binnen families van elkander onderscheiden.
* Handelsnaam.
Is een naam gegeven aan een handelszaak of een bedrijf.
Deze naam is beschermd.
Anders de familie- en voornaam is het recht op de handelsnaam een zuiver
patrimoniaal recht.
2.1.6
Woonplaats

Begrip en belang

Keuze van de woonplaats

Bijzondere gevallen
→ Is de plaats waar een persoon zijn hoofdverblijf heeft en waar hij geacht wordt
te verblijven voor het uitoefenen van zijn rechten en de nakoming van zijn
verplichtingen.
→ Elke persoon mag in beginsel vrijelijk bepalen waar hij zijn
hoofdverblijf neemt.
Bij betwisting over de woonplaats beslist de feitenrechter soeverein.
→ * Wettelijke of verplichte woonplaats.
Voor sommige categorieën stelt de wet beperkingen inzake de vrije
keuze van woonplaats.
Zo is de woonplaats van rechters en notarissen, vanaf hun
ambtsaanvaarding, de plaats waar zij hun ambt moeten uitoefenen.
Niet-ontvoogde minderjarigen hebben hun woonplaats bij hun ouders.
* Woonplaats “ad hoc”.
Personen kunnen onderling steeds in een overeenkomst bedingen dat
voor de uitvoering van bepaalde verbintenissen, een andere plaats dan
hun werkelijke woonplaats, als woonplaats kan fungeren.
* De echtelijke verblijfplaats.
De echtelijke verblijfplaats is de plaats waar de echtgenoten hun
huwelijksverplichtingen jegens elkaar en jegens hun kinderen nakomen.
De echtelijke verblijfplaats wordt door beide echtgenoten in wederzijdse
overeenstemming bepaald.
Bij gebrek aan overeenstemming bepaalt de vrederechter deze plaats, in
het belang van het gezin.
2.1.7
Nationaliteit

Een persoon die in het staatsterritorium verblijft zonder de nationaliteit van die staat te bezitten, is een
vreemdeling.

Vreemdelingen genieten in principe wel van alle burgerlijke rechten.
Dit is zonder enige uitzondering het geval voor vreemdelingen “gemachtigd tot vestiging” in België.
Zo kunnen vreemdelingen verplicht worden tot borgstelling wanneer zij een vordering instellen voor een
Belgische rechtbank.
47
Bij toekenning verwerft men de nationaliteit door een feit of als onrechtstreeks gevolg van een andere
rechtshandeling.
De verkrijging van de nationaliteit is het gevolg van rechtshandelingen en procedures, uitdrukkelijk
gericht op het verwerven van de Belgische nationaliteit.

Toekenning van de Belgische nationaliteit:
* Toekenning op grond van de nationaliteit van vader of moeder.
De Belgische nationaliteit wordt toegekend aan alle kinderen geboren uit een Belgische ouder.
* Toekenning op grond van adoptie.
Toekenning van de Belgische nationaliteit indien de adoptant Belg is.
* Toekenning op grond van de geboorte in België.
Aan kinderen die in België zijn geboren uit een ouder die zelf in België is geboren en die er gedurende
5 jaar in de loop van de 10 jaar voorafgaand aan de geboorte van het kind zijn hoofdverblijf heeft
gehad, wordt tevens de Belgische nationaliteit toegekend.
Aan kinderen die in België zijn geboren en geen vreemde nationaliteit bezitten, wordt eveneens de
Belgische nationaliteit toegekend.
Mocht voordat het kind de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, aangetoond worden dat het wel een
vreemde nationaliteit bezit, dan verliest het de Belgische nationaliteit.

Verkrijging van de Belgische nationaliteit.
* Verkrijging door nationaliteitsverklaring.
- De in België geboren vreemdeling, die er sedert zijn geboorte zijn hoofdverblijf heeft.
- De vreemdeling die sedert ten minste 7 jaar zijn hoofdverblijf in België heeft gevestigd en die, op het
tijdstip van de verklaring, gemachtigd is of toegelaten werd tot een verblijf van onbeperkte duur in
het Rijk of toegelaten werd er zich te vestigen.
Deze verklaring wordt afgelegd voor de ambtenaar van de burgerlijke stand.
Afschrift wordt voor advies overgezonden aan het parket.
Procureur des konings kan binnen 1 maand een gemotiveerd negatief advies uitbrengen.
* Verkrijging door nationaliteitskeuze.
- In België geboren kinderen.
- In het buitenland geboren kinderen van wie een adoptant, op het tijdstip van de verklaring, de
Belgische nationaliteit bezit.
De belanghebbende legt een verklaring van nationaliteitskeuze af voor de ambtenaar van de
burgerlijke stand van zijn hoofdverblijfplaats.
Afschrift wordt overgezonden naar het parket bij de rechtbank van eerste aanleg.
* Verkrijging van de nationaliteit door de vreemde echtegenoot van een Belg.
De vreemdelingen die huwt met een Belg of met een andere vreemdeling, die gedurende het huwelijk
de Belgische nationaliteit verkrijgt, kan eveneens de Belgische nationaliteit verkrijgen via de procedure
die geldt voor de nationaliteitskeuze.
* Verkrijging van de nationaliteit door naturalisatie.
48
Voor de naturalisatie moet de belanghebbende 18 jaar oud zijn en sinds minstens 3 jaar zijn
hoofdverblijf in België hebben.
Het verzoek om naturalisatie wordt gericht aan de ambtenaar van de burgerlijke stand of aan de
Kamer van Volksvertegenwoordigers.
Deze laatste maakt het verzoek op haar ter advies over aan het parket van de rechtbank van eerste
aanleg, alsook aan de dienst Veiligheid van de Staat en de Dienst Vreemdelingenzaken.
2.1.8
Burgerlijke stand

Begrip en belang
→ In het rechtsverkeer is het dikwijls van belang over informatie te beschikken
over de personen met wie men in relatie treedt.
Voor het verzamelen en verstrekken van bepaalde belangrijke juridische
informatie over personen en goederen, werd ook een wettelijke regeling
uitgewerkt.
Dit soort regelingen noemt men publiciteitsregelingen.
Voor de publiciteit inzake bepaalde gegevens omtrent het bestaan van
personen, hun staat en bekwaamheid, wordt verzorgd door de “burgerlijke
stand”.

Akten van burgerlijke stand
→ het zijn akten, opgesteld door de ambtenaar van burgerlijke stand,
om tot authentiek bewijs te dienen van rechtsfeiten of van
rechtshandelingen.
* Akten van geboorten.
* Akten van huwelijk.
* Akten van overlijden.

Publiciteit
→ De akten van burgerlijke stand worden gebundeld in de registers van burgerlijke stand.
Iedereen mag uittreksels van de akten vragen.
Door de betrokkene zelf, zijn echtgeno(o)t(e), zijn bloedverwanten in opgaande lijn, zijn
erfgenamen, zijn notaris of zijn advocaat mag een eensluidend afschrift gevraagd
worden.
2.3
2.3.1
Rechtspersonen

Op de constructie van de rechtspersoonlijkheid wordt een beroep gedaan wanner het nuttig of nodig blijkt
een groepering of vermogen als geïndividualiseerde entiteit in het rechtsverkeer te laten optreden.

Naast de door de wet erkende rechtspersonen bestaan er tal van verenigingen en groeperingen die
juridische geen enkele erkenning genieten.
Deze verenigingen kunnen als dusdanig geen rechtshandelingen stellen; enkel de leden zelf kunnen dit
doen en enkel in eigen naam.
Soorten rechtspersonen

Publiekrechterlijke rechtspersonen
→ Zijn de overheidsorganen zelf of instellingen die door de
overheid met een gedeelte van het staatsgezag werden
bekleed.
* Territoriale personen.
49
Oefenen het openbaar gezag uit hetzij in het gehele
staatsterritorium hetzij in een deel van het
staatsterritorium.
Het vermogen bestaat eensdeels uit het openbaar
domein, anderdeels uit goederen uit het private domein.
* Openbare instellingen.
De bevoegdheid van deze publieke personen is niet
territoriaal bepaald, maar berust op een dienstgewijze
specialisatie.
Zij zijn bevoegd voor het leveren van een bijzondere
dienst, die van publiek belang wordt geacht.
Deze instellingen genieten een zekere bestuurlijke
autonomie en beschikken over een eigen vermogen.
Niettemin zijn zij geplaatst onder toezicht van de overheid
en het Rekenhof.

Privaatrechtelijke rechtspersonen
→ Zijn groeperingen of instellingen, tot stand gekomen door
privaat initiatief.
Zij oefenen geen openbaar gezag uit en ontsnappen
derhalve aan rechtstreeks toezicht vanwege de overheid.
* Vennootschappen.
Vennootschappen hebben de uitoefening van een
handelsactiviteit of van een burgerlijke activiteit tot doel.
1ste geval: handelsvennootschappen.
2de geval: burgerlijke vennootschappen.
-
Vennootschap onder firma.
Naamloze vennootschap.
Commanditaire vennootschap op aandelen.
Besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid.
- Coöperatieve vennootschap.
- Vennootschap met een sociaal oogmerk.
Werd ingevoerd om een gepaste juridische vorm te
creëren voor verenigingen die een commerciële
activiteit wensen uit te voeren, maar toch geen winst
voor hun leden nastreven.
* Beroepsverenigingen.
Opgericht met het oog op de studie en de bescherming
van de beroepsbelangen van leden.
* Verenigingen zonder winstoogmerk.
V.Z.W.’s zijn verenigingen die zich niet inlaten met
commerciële of industriële activiteiten en waarvan de
leden geen materiële winst nastreven.
* Stichtingen.
50
Een stichting is een verpersoonlijkt vermogen van een
individu dat, met goedkeuring van de regering, tot
openbaar nut wordt besteed.
2.3.2
Gevolgen van de rechtspersoonlijkheid

Net zoals natuurlijke personen verwerven rechtspersonen een zekere staat en bekwaamheid.

Rechtspersonen bezitten een bepaalde staat in de natie.
Ze hebben een nationaliteit, een naam en een woonplaats.

Inzake handelingsbekwaamheid oefenen de rechtspersonen hun rechten uit via hun organen.
Deze organen zijn natuurlijke personen, die zich, binnen de grenzen van hun functie in de
rechtspersoon, met de rechtspersoon zelf identificeren.

Rechtspersonen kunnen strafrechtelijk verantwoordelijk gesteld worden.
51
3. GOEDEREN EN ZEKERHEDEN
3.1 Indeling van de goederen
3.1.1


3.1.2


3.1.3



Belang
3.1.4
Lichamelijke en onlichamelijke goederen
Lichamelijke goederen
tastbaar (zintuiglijk waarneembaar)
het zakenrecht1 is hierop van toepassing
Onroerende goederen en roerende goederen
Onroerende goederen
onroerende goederen hebben een
speciale juridische bescherming, want
vroeger lag de rijkdom in onroerende
goederen (landbouw)
een onroerende goed is een goed dat niet
verplaatsbaar is, we onderscheiden een
aantal verschillende soorten:
 onroerend uit hun aard: in wezen niet
verplaatsbaar
 onroerend door hun bestemming:
roerende goederen die
vastgekoppeld worden aan een
onroerend goed
 onroerend goed door het voorwerp:
een recht met betrekking tot een
onroerend goed, is als recht ook
onroerend


Roerende goederen
roerende goederen zijn alle goederen die
niet onroerend zijn (voorbeeld: kapitaal,
aandelen, …)
we onderscheiden een aantal
verschillende soorten:
 roerend uit hun aard (verplaatsbare
goederen)
 roerend door wetsbepaling:
 verbintenissen op een roerend
goed, de verbintenis is ook
roerend
 aandelen is een roerend goed
(staat in de wet)
 vervroegde roerendmaking
(voorbeeld: aankoop trap die
ingebouwd is in een kasteeltje dat ze
gaan slopen)
Gebruik – en verbruiksgoederen
Gebruiksgoederen
een gebruiksgoed verdwijnt niet bij het
eerste normaal gebruik
men moet hetzelfde goed teruggeven bij
lening
voorbeeld: fiets



Verbruiksgoederen
een verbruiksgoed verdwijnt bij het eerste
normaal gebruik
men moet een gelijkwaardig goed
teruggeven bij lening
voorbeeld: benzine
het belang van deze onderverdeling zit hem vooral in het verschil bij een lening.
Vervangbare en niet – vervangbare goederen
Vervangbare goederen
 Slechts naar soort bepaald (bepaald in
genere)
1


Onlichamelijke goederen
onstoffelijk
intellectuele rechten en het zakenrecht is
hierop van toepassing
Niet – vervangbare goederen
 geïndividualiseerd (bepaald in specie)
 geen verbintenis tot leveren na
Zakelijk recht : recht van een persoon op een zaak (=goederen)
52

verbintenis tot leveren ook na verdwijning
van het goed
voorbeeld: bak stella, aardappelen

Belang
3.2

verdwijning van het goed
voorbeeld: beroemde kunstwerken
het belang van deze onderverdeling zit hem vooral in het verschil bij verdwijning van
het goed.
Zelfstandige zakelijke rechten
Opmerking
3.2.1
wat is het verschil tussen zakelijke rechten en vorderingsrechten (verbintenissen)
 Bij zakelijk recht hebben we onmiddellijke macht op het goed, bij
vorderingsrechten niet
 Een zakelijk recht heeft een absoluut karakter, dat wil zeggen dat het
recht op de zaak op iedereen geldt. Dat hebben we bij een
vorderingsrecht niet
 Een zakelijk recht heeft volgrecht, vorderingsrecht heeft dit niet
 Een zakelijk recht geeft voorrang op het goed, een vorderingrecht niet.
(vb. hypotheek heeft voorrang op andere schuldeisers.)
 Zakelijke rechten zijn beperkt in aantal, vorderingsrechten niet
Eigendom
A. Omvang van het eigendomsrecht
Definitie
het eigendomsrecht is het recht om op de meest volstrekte wijze van een zaak genot te
hebben en daarover te beschikken, mits men er geen gebruik van maakt dat strijdig is
met de wetten of met de verordeningen. Het eigendomsrecht is het meest complete
zakelijk recht dat er bestaat.
Bevoegdheid
de bevoegdheden van de eigenaar zijn:
 Genot
o Alles wat de zaak opbrengt is voor de eigenaar
 Beheer
o De eigenaar beslist zelf wat hij met de zaak doet
 Beschikking
o De eigenaar mag de zaak overdragen, verbruiken en vernietigen.
Beperkingen



de beperkingen van het eigendomsrecht zijn:
 Beperkingen van privaatrechterlijke aard
Goed nabuurschap: eigendomsrechts is beperkt door de rechten van andere mensen (vb.
geluidsoverlast voor buren) De last dat buren met elkaar hebben, moet in evenwicht zijn (vb.
geluidsoverlast geeft de buren recht op schadevergoeding)
Rechtsmisbruik: het goed mag niet fout gebruikt worden (vb. je mag met je auto geen kind
omhoog rijden)
 Beperkingen van publiekrechterlijke aard
Onteigening: u bent uw eigendom kwijt
o Voorwaarden onteigening
 De overheid moet de wettelijke procedure volgen
 Je krijg vooraf een billijke schadevergoeding
53
Onteigening mag enkel voor het algemeen belang
(vb. TGV)
Opeising: opeising kwam voor in tijd van oorlog en rampen op auto’s en woningen. Je hebt
recht op een schadevergoeding achteraf
Ruimtelijke ordening: bij eigendommen moet je rekening houden met de ruimtelijke
ordeningen, zoals
o Stedenbouw
o Vormgeving gebouwen
o erfdienstbaarheden



B. Eigendomsverwerving (hoe wordt je eigenaar?)
Afgeleide eigendomsverwerving
Oorspronkelijke eigendomsverwerving
Bezit
Het eigendomsrecht gaat over van de oude naar de nieuwe
eigenaar.
 Voorbeeld: overheidsingreep, confiscatie (in
beslagname)
 Toe – eigening: een aantal zaken hebben geen
eigenaar en kunnen een eigenaar krijgen door het
gewoon te nemen (vb. schelpen). De voorwaarden
voor toe-eigening zijn
o Er mag geen eigenaar zijn van het goed, want
dan is het diefstal
o Goed mag niet tot het openbaar domein
behoren (vb. rivieren, wegen)
 Verloren voorwerpen: verloren voorwerpen hebben
wel een eigenaar.
o Gevonden in publieke ruimte: de eigenaar moet
de gevonden zaak afgeven aan de gemeente.
De zaak blijft 6 maand ter beschikking. Na deze
termijn wordt de gemeente eigenaar.
o Gevonden op private grond: de vinder mag de
zaak in zijn bezit houden en wordt eigenaar van
wanneer de werkelijke eigenaar niet komt
opdagen.
 Achtergelaten voorwerpen: dikwijls worden
voorwerpen afgegeven voor herstel, reiniging niet
meer afgehaald. De persoon aan wie het voorwerp
werd toevertrouwd mag het voorwerp na een
bepaalde termijn verkopen en de opbrengst is voor
hem
 Natrekking: de eigenaar van een zaak wordt ook
eigenaar van alles wat deze zaak voortbrengt (vb.
de appels afkomstig van een appelboom zijn ook
voor de eigenaar)
 Definitie: feitelijke macht (=geen
zakelijk recht) van een persoon
over een goed, waarbij de persoon
een aantal handelingen verricht
waardoor wij veronderstellen dat hij
de eigenaar is.
54
Ter goeder trouw: je bent echt in de
overtuiging de rechtmatige eigenaar te zijn.
We vermoeden altijd dat de persoon ter
goeder trouw is, kwader trouw moeten
bewezen kunnen worden
o Ter kwader trouw: je weet of zou moeten
weten dat je iets gekregen/gekocht hebt
van iemand die niet de rechtmatige
eigenaar is.
 Rechtsgevolgen van bezit:
 onroerende goederen: verkrijgende verjaring: je
krijgt het eigendom na verloop van een bepaalde
periode. Aan deze verkrijgende verjaring zijn een
aantal voorwaarden verbonden, namelijk:
- het bezit moet voortduren zijn, zonder onderbrekingen
- het bezit moet vreedzaam zijn
- het bezit moet openbaar zijn
- het bezit mag niet dubbelzinnig zijn.
 roerende goederen: hier werken we niet met een
verjaringstermijn. Het bezit volstaat, tenzij iemand
dit bezit zou betwisten. Wanneer we ter goeder
trouw zijn, hebben we automatisch het
eigendomsrecht
o
Uitzondering
wanneer jij een gestolen of verloren voorwerp in het bezit hebt en de rechtmatige
eigenaar komt binnen de 3 jaar het goed terug opeisen, moet je het teruggeven. De
rechtmatige eigenaar moet wel het bedrag betalen dat jij ervoor betaald hebt. Wanneer
jij het goed gekocht hebt van een particulier, moet hij dit bedrag niet betalen.
C. Mede – eigendom
Definitie
mede – eigendom is het eigendomsrecht dat door 2 of meer personen gezamenlijk op
éénzelfde zaak of geheel van zaken wordt uitgeoefend.
Mede – eigendom is nooit een exclusief recht!
Regels



de regels bij mede – eigendom zijn:
 De verdeeldheid moet in een contract vastgelegd zijn
 Een aantal Suppletieve regels
Er is een vermoeden dat de aandelen gelijk zijn
De eigenaar beschikt vrij over zijn aandeel
Elke mede – eigenaar mag daden van behoud en beheer stellen.
Ontstaan
mede – eigendom ontstaat :
 Vrijwillig
 Deze mede – eigendom ontstaat bij een rechtshandeling, de intentie is
dus aanwezig
 Vb. Jan en Mieke bouwen een huis, Peter en Jef richten een zaak op.
 Onvrijwillig
 Deze mede – eigendom ontstaat door een rechtsfeit (er doen zich
feiten voor met juridische gevolgen, de intentie was niet aanwezig)
55




Er ontstaat een fase van onverdeeldheid. (vb. Vrouw sterft, de 3 zonen
erven het huis.)
 Probleem
bij zulk een onverdeeldheid is de situatie volledig
geblokkeerd
 Oplossing
niemand is verplicht om in deze onverdeeldheid te
blijven. Wanneer 1 persoon zegt om de zaak te
verdelen, zal dat gebeuren
 Gedwongen
Mede – eigendom in gebouwen
Gemene muur
het voorwerp van deze mede – eigendom
 principe: een eigenaar van een erf dat paalt
zijn de collectieve delen van een gebouw.
aan een muur die toebehoort aan een
(vb. gang/lift in appartementsblok)
andere eigenaar, mag eisen dat deze muur
geheel of gedeeltelijk gemeen wordt
voorwaarden
gemaakt. Hierdoor worden de twee
o er moeten minstens 2 eigenaars zijn
eigenaars mede – eigenaars van deze
o er moeten gemeenschappelijke
muur
gedeeltes zijn
o de notaris stelt 2 authentieke aktes op
 gevolg: beide eigenaars moeten dan in het
 notariële basisakte: wat is
vervolg gezamenlijk instaan voor het
gemeenschappelijk en wat is
onderhoud en herstellingen aan deze muur.
privatief + het aandeel van elke
eigenaar in de mede – eigendom
 reglement van mede – eigendom:
wat zijn de rechten en plichten
van de mede – eigenaars en
syndicus (beheerder)
opmerking
o vast gedeelte (mede – eigendom)
behoort VAST tot het eigendomsrecht
van het appartement
o je kan niet in onverdeeldheid treden
3.2.2
Vruchtgebruik
Definitie
vruchtgebruik is het levenslang en volledig genotsrecht op andermans goed onder de
verplichting de zaak in stand te houden en in natura terug te geven. Het
beschikkingsrecht blijft bij de naakte eigenaar
Kenmerken
de kenmerken van het vruchtgebruik zijn:
o Het vruchtgebruik is een zakelijk recht
o Het vruchtgebruik is tijdelijk
o Het vruchtgebruik is niet overerfbaar
o Het vruchtgebruik behoort levenslang toe aan een natuurlijk
persoon. Tenzij het contract een andere termijn voorziet.
Ontstaan
het vruchtgebruik ontstaat door:
o Een contract (contractueel): verbintenis
o Wettelijke voorzieningen (vb. ouders hebben vruchtgebruik over
bezittingen minderjarige kinderen)
Verplichtingen er zijn een aantal verplichtingen gekoppeld aan het vruchtgebruik:
56
o
o
o
o
Einde
3.2.3
De vruchtgebruiker moet een inventaris opstellen bij aanvang van het
vruchtgebruik. Deze moet een overzicht geven van de roerende goederen
en de staat van de onroerende goederen beschrijven
De vruchtgebruiker moet een borgstelling betalen
De vruchtgebruiker moet het goed beheren zoals een goede huisvader,
dus op een verstandige en zorgzame manier
Het goed moet in goede staat teruggegeven worden aan de naakte
eigenaar.
de maximumtermijn van het vruchtgebruik is het leven van de vruchtgebruiker, maar er
zijn ook kortere termijn mogelijk (minimumtermijn bedraagt 10 jaar)
Erfdienstbaarheden
Definitie
een erfdienstbaarheid is een last die op een lijdend erf is gelegd tot gebruik en tot nut
van een heersend erf, dat aan een andere eigenaar toebehoort.
Het is een zakelijk recht, dat enkel van toepassing is bij onroerende goederen. Dit recht
is bijkomend (het is altijd gekoppeld aan een onroerend goed, je kan het niet zomaar
verkopen) en eeuwigdurend is (in principe zolang dat we bestaan).
3.2.4
Recht van opstal
Definitie
3.2.5
het recht van opstal is het recht om op andermans grond gebouwen of beplantingen in
eigendom te bezitten. Bij het eigendomsrecht is alles wat op uw grond staat van u,
maar hier krijgen we een splitsing.
Erfpacht
Definitie
3.3
het erfpacht is een zakelijk recht afgesloten voor een zeer lange duur (van 27 tot 99
jaar), waarbij de erfpachter, tegen betaling van een jaarlijkse cijns, voor de duur van het
erfpacht het volle genot heeft van een stuk grond (zoals een eigenaar), zonder er
eigenaar van te zijn.
Intellectuele rechten
Wat
intellectuele rechten slaan uitsluitend op een intellectuele creatie van de geest. Het
staat los van de materiële verwerkelijking van dit idee.
Voorbeeld: het auteursrecht van een schilderij staat volledig los van het
eigendomsrecht. Wat er ook moge gebeuren met het schilderij, de schilder blijft het
auteursrecht behouden
Kenmerken
de kenmerken van intellectuele rechten zijn:
 Een intellectueel recht is beperkt in tijd
 Een intellectueel recht is overdraagbaar.
57
3.3.1
Auteursrechten
Definitie
het auteursrecht is het intellectueel recht op elke intellectuele of artistieke schepping
met een zekere originaliteit.
Ontstaan
een auteursrecht ontstaat automatisch bij de creatie van een werk. Je moet er niets
voor doen.
Termijn
de auteursrechten gelden tot 70 jaar na de dood van de auteur.
Opmerking
enkel de auteur heeft het recht om kopietjes te maken (toestemming geven tot …)
3.3.2
Octrooi
Definitie
het octrooi is een uitsluitend en tijdelijk recht tot de exploitatie, verleend voor iedere
uitvinding die nieuws is, op uitvinderwerkzaamheid berust en vatbaar is voor toepassing
op het gebied van de nijverheid. Het gaat dus om uitvindingen met een industriële
betekenis.
Termijn
een octrooi is geldig tot 20 jaar na de aanvraag
Voorwaarden wanneer je een octrooi wil bekomen, doet men:
 Een nieuwheidonderzoek (is de uitvinding nieuw). Wanneer dat het geval is,
krijg je het octrooi
Opmerking
er bestaat ook internationale bescherming
3.3.3 Merkenrecht
Definitie
het merkenrecht is het intellectueel recht op de benamingen, tekeningen, vormen en
andere uiterlijke kenmerken die handelswaren of hun verpakkingen van elkaar
onderscheiden.
Hoe?
het merkenrecht wordt verkregen door deponering bij het Benelux bureau in Den Haag.
Termijn
de deponering geldt voor 10 jaar, maar kan steeds voor éénzelfde termijn verlengd
worden.
3.3.4
Tekeningen en modellen
Definitie
het recht op tekeningen of modellen is het intellectueel recht dat het nieuwe uiterlijk van
een product met gebruiksfunctie beschermt.
Hoe?
Het recht op een tekening of model wordt verkregen door inschrijving van het depot.
Termijn
de termijn van een recht op tekeningen en modellen is 5 jaar, en je kan dit 4 maar
vernieuwen.
Tekening?
Een tekening kan zowel 2dimensionaal, als 3dimensionaal zijn.
58
3.3.5
Kwekersrecht
Definitie
het kwekersrecht is het intellectueel recht dat de productie voor handelsdoeleinden
beschermt van een nieuw ras in land-, tuin-, of bosbouw en veeteelt.
Termijn
de termijn is afhankelijk van het voorwerp en kan variëren van 15 tot 25 jaar.
Voorwaarden de voorwaarden voor het kwekersrecht zijn:
 Het moet een nieuw ras zijn
 Het ras moet homogeen zijn
 Het ras moet bestendig zijn
 Het ras moet een naam krijgen.
Hoe?
3.4
Je krijgt een kwekerscertificaat bij het ministerie van Landbouw
Zekerheden
Definitie
zekerheden zijn juridische technieken om zich te beschermen tegen de insolventie van
een debiteur. Het is een garantie dat je uw geld gaat terugkrijgen van een schuldenaar.
Er bestaan rechten op roerende goederen en op onroerende goederen
Indeling
de zekerheden worden ingedeeld in:
 Persoonlijke zekerheden: een derde persoon stelt zich met zijn vermogen
garant voor de betaling van de schuld, wanneer de schuldenaar in gebreke
blijft
 Zakelijke zekerheden: 1 of meer goederen worden als garantie uit het
vermogen van de schuldenaar genomen.
o Zakelijke zekerheidsrechten: onzelfstandige rechten op een
welbepaald goed.
o Voorrechten (wettelijke rangregeling: een begrafenisondernemer wordt
het eerst terugbetaald)
3.4.1
Zakelijke zekerheden
A. Hypotheek
Definitie
een hypotheek is een bij wet, bij testament of bij overeenkomst gevestigd zakelijk
zekerheidsrecht op een onroerend goed of op een onroerend zakelijk recht
(vruchtgebruik, recht van opstal en erfpacht).
Voorwaarden de voorwaarden voor een hypotheek zijn:
 Het onroerend goed moet voldoende gespecificeerd zijn
 Het onroerend goed moet bestaan of in moet in toekomst gaan bestaan
Soorten
er zijn drie soorten hypotheek te onderscheiden
 Contractuele/bedongen hypotheek: hypotheekovereenkomst tussen
schuldenaar en schuldeiser.
o Voorwaarden:
 Moet gaan over een bestaande schuld
 Schuld moet juist bepaald zijn
59


 Het gebeurt altijd bij de notaris, via een authentieke akte.
Wettelijke hypotheek: De wetgever kent aan bepaalde personen en instanties
het recht toe van rechtswege, dus zonder overeenkomst een hypotheek nemen
voor bepaalde schulden (vb. de hypotheek ten voordele van de staat, m.b.t. tot
belastingen)
Testamentaire hypotheek: de hypotheek wordt bepaald in het testament, door
wilsuiting van de erflater.
R&P
de rechten en plichten van de hypothecaire schuldenaar zijn:
 De eigenaar behoudt het beschikkingsrecht en het genotsrecht met een
beperkt beheersrecht
 De hypotheek geldt na inschrijving bij de hypotheekbewaarder (rangregeling)
 De schuldenaar mag de waarde van het goed niet verminderen
Einde
een hypotheek komt ten einde:
 Na 30 jaar
wettelijk
 Na afbetaling van de schuld
feitelijk
 Na doorhaling
formeel
 Door overeenkomst (afspraak tussen beide partijen)
 Wanneer de schuldenaar met geweld gedwongen is om het contract te
tekenen of op te stellen.
Zuivering
hypothecaire zuivering ontstaat wanneer de woning overgaat naar een nieuwe
eigenaar. Want de nieuwe eigenaar betaald de hypotheek terug aan de bank, dit
bedrag wordt in mindering gebracht met de overnameprijs. De schuld blijft bestaan,
enkel de zekerheid verdwijnt
B. Pand
Definitie
een pand is een bij overeenkomst gevestigd zakelijk zekerheidsrecht op een roerend
goed en mits afgifte van het goed aan de schuldeiser.
R&P
de rechten en plichten van de pandhouder zijn:
 Het pand is ondeelbaar
 Retentierecht: de pandhouder heeft niet het gebruiksrecht/genotsrecht over het
goed, hij mag het enkel bewaren
 De pandhouder blijft eigenaar van het goed, tot de volledige schuld
terugbetaald is.
 Bij betaling moet hij het goed in dezelfde staat teruggeven
 Bij niet betaling mag hij:
o De verkoop vorderen van het pand: wanneer de verkoopprijs meer is
dan de terugbetaling, gaat de overschot naar de schuldenaar
o Behoud van het pand (schatting deskundige): wanneer het meer
waard is dan de schuld, moet de bank de schuldenaar betalen.
Omgekeerd geldt dit niet.
o Dit geldt enkel mits de toelating van de beslagrechter.
o De schuldeiser heeft een voorrecht
Soorten
de verschillende soorten pand zijn:
 Burgerlijk pand: te registreren indien de pandwaarde groter is dan € 375
60



Handelspand: de afgifte van het goed volstaat
Inpandgeving van schuldvorderingen (facturen in pand): kennisgeving van de
debiteur.
Inpandgeving van een handelszaak
o Geen buitenbezitstelling
o Inschrijving bij de hypotheekbewaarder
o Ten voordele van een erkende kredietinstelling.
C. Voorrechten
Definitie
3.4.2
Voorrang van een schuldeiser boven anderen wegens de aard van de schuldvordering.
Deze voorrechten zijn wettelijk bepaald.
Persoonlijke zekerheden
Definitie
bij persoonlijke zekerheden verkrijgt de schuldeiser het recht de betaling te eisen van
een derde (= de borg) indien de schuldenaar in gebreke blijft.
Opmerking
bij persoonlijke zekerheden ontstaan enkel vorderingsrechten, ze verlenen geen
volgrecht of recht van voorrang
A. Borgtocht
Omschrijving
een borgtocht is een overeenkomst met bijkomend, eenzijdig en kosteloos (geen recht
op vergoeding, wanneer je de borg bent) karakter.
Voorbeeld
de zoon leent bij de bank, met zijn vader als borg. De zoon is de hoofdschuldenaar, de
vader is de borg en de bank is de schuldeiser. Er ontstaat een vorderingsrecht tussen
de zoon en de bank. Maar de zoon kan niet betalen, dus moet de vader de schuld
aflossen (dit is een bijkomend vorderingsrecht). De borg kan eisen dat de goederen van
de zoon in rekening worden gebracht. Het gevolg is dat de borg/vader een
vorderingsrecht krijgt t.o.v. de zoon, want de schuld met de bank is afgelost.
4. Verbintenissen
Definitie
een verbintenis is een rechtsband tussen personen, waarbij de ene partij (de
schuldeiser) een prestatie mag eisen van de andere partij (de schuldenaar)
Prestatie: iets geven, iets doen, iets niet doen
Verbintenis: vorderingsrecht, geen zakelijk recht
Andere personen: alle andere personen zijn derden, aangezien zij niet onmiddellijk
betrokken zijn in de verbintenis.
Verplichtingen wat zijn de verplichtingen van de koper en verkoper
Koper
Verbintenis
 betalen van zijn schuld
 het product aanvaarden
Vorderingsrecht


hij moet het product
ontvangen
het product moet van



Verkoper
zaak leveren
beoogde kwaliteit
leveren
hij kan de betaling eisen
van de koper
61
goede kwaliteit zijn
4.1
Soorten verbintenissen
4.1.1
Voorwaardelijke verbintenis
Definitie
de uitvoering of uitdoving van verbintenissen kan afhankelijk zijn van een voorwaarde
Voorwaarde? Een voorwaarde is een toekomstige en onzekere gebeurtenis, een zaak die misschien
in de toekomst zal voorvallen (overlijden is geen voorwaarde, want ooit sterf je toch)
A. Opschortende voorwaarde
Definitie
De verbintenis ontstaat na een toekomstige en onzekere gebeurtenis
B. Ontbindende voorwaarde
Definitie
de verbintenis dooft uit na een toekomstige en onzekere gebeurtenis.
C. Potestatieve voorwaarde
Definitie
bij een Potestatieve voorwaarde is de realisatie van de toekomstige en onzekere
gebeurtenis afhankelijk van de wil van de schuldenaar.
Opmerking
de verbintenis is:
o Zuiver: de verbintenis hangt af van de willekeur van 1 Partij.
NIETIG
Voorbeeld: een loodgieter zegt: “ik kom u toilet maken als ik zin heb”.
o Gemengd: de gestelde voorwaarde hang af van een externe gebeurtenis
GELDIG
Voorbeeld: als ik mijn huis verkoop, dan krijg jij voorrang.
4.1.2
Verbintenissen met tijdsbepaling
Definitie
een verbintenis met tijdsbepaling is een verbintenis waarvan de uitvoering of de
uitdoving afhankelijk is van een toekomstige en zekere gebeurtenis. Niet het ogenblik
van de gebeurtenis moet vaststaan maar wel moet de verwezenlijking van de
gebeurtenis zeker zijn.
Soorten
men maakt een onderscheid tussen:
 Een opschortende tijdsbepaling: de verbintenis dient pas te worden
uitgevoerd na een zekere termijn of gebeurtenis (de uitvoering van de
verbintenis wordt voor een bepaalde tijd bevroren.)
 Een ontbindende tijdsbepaling: de verbintenis dooft uit na een zekere termijn
of gebeurtenis.
4.1.3
Verbintenissen verbonden aan een persoon (omwille van een persoon)
Definitie
dit is een verbintenis waarbij enkel een welbepaalde persoon aan de verbintenis kan
voldoen, ze is enkel bestemd voor een welbepaalde persoon.
62
Opmerking
deze verbintenissen doven uit bij de dood van de persoon in kwestie (geen
vorderingsrecht), de reeds verschuldigde erelonen moeten nog wel betaald worden
(want een kost is niet persoonsgebonden)
Voorbeeld
dokters, kunstenaar, advocaat, …
4.1.4
4.1.5
Splitsbare verbintenissen
Hoofdelijke verbintenissen
meerdere schuldeisers of schuldenaars
Splitsbare verbintenis
Hoofdelijke verbintenis
Algemeen principe: elke schuldeiser kan slechts Algemeen principe: de schuldeiser kan
van elke schuldenaar zijn deel eisen.
uitvoering eisen van elke schuldenaar afzonderlijk
Uitzonderingen
Gevolg: door uitvoering dooft de schuld uit en
verkrijgt de uitvoerder een vordering op de andere
 het voorwerp van de eis is niet deelbaar
hoofdelijke schuldenaars
 de ondeelbaarheid werd bedongen
Drie vrienden hebben besloten een appartementblok te bouwen, er moet een herstelling aan het dak
gebeuren (€9000)
 de aannemer moet van elke schuldenaar
 de schuldeiser heeft het recht om bij 1
apart zijn deel eisen. Hij kan niet meer
van de schuldenaars de totale som te
eisen € 3000 per persoon.
eisen, wanneer deze betaalt is de zaak
voor de schuldenaar gesloten. Er ontstaat
 Risico: wanneer eigenaar 3 werkloos
een vorderingsrecht van 1 eigenaar op de
wordt en niet meer kan betalen, krijgt de
2 andere eigenaars.
aannemer slecht €6000
- Burgerlijk recht: vermoeden van splitsbaarheid (een verbintenis is in principe altijd splitsbaar,
tenzij anders vermeld). Een hoofdelijke verbintenis wordt bekomen door een beding (= clausule in
het contract, iets dat je contractueel bekomen hebt).
- Handelsrecht: vermoeden van hoofdelijkheid
Opmerking
vormen van hoofdelijkheid bij wet
 De echtgenoten zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de huishoudelijke schulden
TENZIJ: deze schulden buitensporig zijn
RISICO: wanneer een koppel officieel nog getrouwd is, maar al uiteen zijn, kan
de man zeggen: “ga het geld maar ophalen bij mijn vrouw”
 Verbintenis van schadevergoeding bij misdrijf met verschillende daders.
4.1.6
Resultaat – en middelenverbintenis
A. Resultaatsverbintenis
Definitie
de resultaatsverbintenis is de verbintenis waarbij de schuldenaar er zich toe verbindt
een welbepaald resultaat te bereiken
Bewijslast
je moet enkel kunnen aantonen dat het beoogde resultaat niet bereikt is, de schade
moet je niet kunnen bewijzen.
B. Middelenverbintenis
63
Definitie
de schuldenaar verbindt zich ertoe om voldoende middelen te gebruiken om een
beoogd resultaat te bereiken. Het resultaat is niet gegarandeerd, maar de schuldenaar
zal zijn best doen om het resultaat te bereiken.
Bewijslast
de schuldeiser moet de schade kunnen aantonen en kunnen bewijzen dat deze schade
de schuld is door een fout van de tegenpartij.
4.2
Bronnen van verbintenissen
Algemeen
men kan stellen dat er twee hoofdbronnen van verbintenissen zijn, met name
rechtshandelingen en rechtsfeiten. Maar deze twee hoofdbronnen kunnen evenwel
verder uitgesplitst worden:
 Rechtshandelingen
o Publiekrechterlijke rechtshandelingen: de overheid kan éénzijdig een
verbintenis opleggen aan een categorie personen tegenover een
andere categorie personen
o Privaatrechterlijke rechtshandelingen: hierin kan men
onderscheiden:
 Eenzijdige rechtshandelingen: verbintenissen kunnen
totstandkomen door een eenzijdige wilsuiting van degene
die zich verbindt.
 Meerzijdige rechtshandelingen: de meeste verbintenissen
komen tot stand door een overeenkomst
 Rechtsfeiten
o Handelingen: verbintenissen zijn soms het niet – bedoelde
rechtsgevolg van een handeling, namelijk een onrechtmatige daad
o Feiten en toestanden: verbintenissen zijn in bepaalde gevallen het
gevolg van omstandigheden, extern aan de wil van de schuldenaar.
(voorbeeld: onverschuldigde betaling, zaakwaarneming)
Opmerking
voorwaarden van een zaakwaarneming:
 Een zaakwaarneming gebeurt in voordeel van de andere (niet in eigen
belang)
 Geen toestemming, de opdracht is gegeven (een zaakwaarneming gebeurt
spontaan en eenzijdig)
 Het is een handeling die niet wettelijk verplicht of bepaald is.
Bij een zaakwaarneming ben je verantwoordelijk voor fouten, je moet een afrekening
kunnen voorlegen (vb. een factuur) en de eigenaar komt in verbintenis (hij kan het werk
niet stoppen en hij moet de gedane, nuttige kosten)
4.2.3
Eenzijdige wilsuiting
A. Het aanbod
Definitie
een partij verbindt zich via een duidelijk en volledig voorstel (vb. koopwaar met
prijsaanduiding, een catalogus, een offertebrief, …). Wanneer de andere partij akkoord
is, is de overeenkomst afgesloten. Dit aanbod kan dan niet meer ingetrokken worden
(vb. een prijswijziging is dan niet meer toegestaan)
64
Gevolg
het gevolg van een aanbod is:
 Dat er een eenzijdige verbintenis ontstaat
 Dat het aanbod in overeenstemming moet zijn met de wet op
handelspraktijken. Dit wel zeggen dat er voldoende voorraad moet zijn en dat
het aanbod een redelijke termijn geldig moet zijn.)
Voorwaarden
de voorwaarden van het aanbod zijn:
 De prijs moet duidelijk aangeduid zijn
 De verkoper moet voldoende voorraad in huis hebben
 Het aanbod moet een redelijke tijd aangehouden worden.
Einde
er komt een einde aan het aanbod:
 Wanneer de partij het aanbod intrekt voor het de andere partij bereikt heeft.
(vb. door e-mail, brief)
 Wanneer de vervalstermijn die opgenomen is in het aanbod overschreden is.
 Wanneer het voorwerp teniet is gegaan (vb. schilderij opgegaan in brand, dan
kun je het niet meer verkopen/leveren)
 Wanneer het aanbod 1 of meer welbepaalde goederen of diensten betreft en
reeds eerder door anderen op het aanbod werd ingegaan (vb. verkoop van
auto in tweedehandskrant)
4.3
De overeenkomst
4.3.1
Omschrijving
Definitie
een overeenkomst is het samentreffen van de wil van twee of meer personen
(=contractanten) met het oog op het doen ontstaan, het wijzigen of het doen uitdoven
van verbintenissen.
Een contract is dus een meerzijdige rechtshandeling, want de intentie is aanwezig om
bepaalde rechtsgevolgen tot stand te doen komen.
Principe
contractuele vrijheid
 Deze contractuele vrijheid is de motor van de vrije markteconomie. Deze
economie zegt: je kan met eender wie, over eender wat, op eender welk
moment een contract aangaan. Je moet een aantal voorwaarden respecteren,
maar voor de rest ben je volledig vrij.
Onderverdeling we kunnen de overeenkomsten onderverdelen in:
 Benoemde contracten
o Dit zijn standaardformules, die wettelijk geregeld zijn.
o Reden
 De partijen moeten niet alles zelf opstellen, je moet enkel
opstellen wat afwijkt van de standaardformule (daarom komt
dit type van contracten veel voor in de praktijk)
 De zwakkere partij wordt beschermd door middel van
imperatieve regels
 Onbenoemde contracten
o types van overeenkomsten die niet onder te brengen zijn in benoemde
contracten.
65
4.3.2
Soorten overeenkomsten
oneindige variëteit
A. Eenzijdige en wederkerige overeenkomsten
Eenzijdige overeenkomst:
de verbintenissen worden slechts geschapen in de hoofde van 1 partij.
Wanneer het om een overeenkomst gaan, dienen echter wel alle
betrokken partijen hun instemming te geven. (vb. schenking,
kostenloze bewaargeving)
Wederkerige overeenkomst:
bij een wederkerige overeenkomst verbinden beide partijen zich
wederkerig en gelijktijdig tegenover elkaar (vb. huurovereenkomst)
B. Consensuele, plechtige en zakelijke overeenkomsten
Consensuele overeenkomst
in principe zijn overeenkomsten consensueel, het is de wil van de
betrokken partijen om een contract op te stellen. Wanneer de beide
partijen akkoord zijn, ontstaat de overeenkomst
Plechtige overeenkomst
bij een plechtige overeenkomst is het bestaan van de overeenkomst
afhankelijk van het naleven van bepaalde vormvereisten (vb. trouw,
echtscheiding, adoptie, …)
Zakelijke overeenkomst
de zakelijke overeenkomsten komen pas tot stand door afgifte van de
zaak waarop de overeenkomst betrekking heeft. (vb. bruikleen,
bewaargeving, Inpandgeving,…)
C. Standaardovereenkomsten en toetredingsovereenkomsten
Standaardovereenkomsten
Toetredingsovereenkomsten
4.3.3



dit zijn vooraf opgestelde contracten met standaardbedingen die
bestemd zijn om een onbepaald aantal toekomstige
rechtsverhoudingen te regelen (vb. verzekeringspolissen)
dit zijn standaardcontracten die eenzijdig door 1 partij zijn opgesteld en
waarvan de inhoud integraal aan de andere partij wordt opgedrongen.
Deze partij heeft enkel de keuze tussen het al of niet sluiten van het
contract, over de inhoud is geen discussie mogelijk (vb. trein, tram 
je kan de prijs van je tramkaartje niet aanvechten)
Totstandkoming van overeenkomsten
onderhandelingen
aanbod
o definitie: wanneer 1 van de partijen echter een voorstel formuleert, waarin alle
onontbeerlijke elementen van een overeenkomst zijn vervat, spreekt men van een
aanbod
o belang: het aanbod heeft een dubbel juridisch belang
 door het aanbod bindt de aanbieder zichzelf
 de aanvaarding van de tegenpartij brengt de overeenkomst definitief tot stand
aanvaarding: we onderscheiden twee soorten van aanvaarding
o uitdrukkelijke aanvaarding: wordt afgeleid uit de ondertekening van een onderhandse
akte
66

4.3.4
o stilzwijgende aanvaarding: deze aanvaarding wordt afgeleid uit de handelingen en
gedragingen van de contractspartij, die met zekerheid op de aanvaarding duiden.
ondanks wiluiting toch:
o precontractuele aansprakelijkheid: een partij, betrokken in de voorafgaande
besprekingen, mag het bij de wederpartij gekweekte vertrouwen niet op een foutieve
wijze, hetzij door opzet, hetzij door nalatigheid beschamen. De rechter bepaalt of we te
maken hebben met precontractuele aansprakelijkheid
o Geldigheidsvoorwaarden (zie rechtshandelingen): wanneer zij hier niet aan voldoen,
worden de overeenkomsten nietig verklaard
Interpretatie van overeenkomsten
Wat
het interpreteren van een overeenkomst is het bepalen van de zin en de draagwijdte
van zijn inhoud. Het is een manier om rechtszekerheid te creëren.
Wanneer?
wanneer er een meningsverschil ontstaat, zal de feitenrechter (want het is een
feitenkwestie) tot interpretatie overgaan.
Richtlijnen
de rechter moet een aantal wettelijke regels volgen:
o de rechter moet de bedoeling van de partijen nagaan, niet enkel afgaan op wat
er geschreven staat
o de zwakkere partij (= schuldenaar of consument) is in het voordeel
o in functie van gebruiken (hoe gaat het er in die sector/situatie meestal aan toe)
o hij moet de overeenkomst in zijn totaliteit bekijken (de reële bedoeling van het
contract nagaan)
4.3.5
Gevolgen van overeenkomsten
A. Gevolgen tussen partijen
A1 Contractuele trouw
Principe
het principe van contractuele trouw houdt in dat terugkrabbelen niet mogelijk is:
 Er mag geen wijziging/ontbinding plaatsvinden (tenzij bij overmacht)
 De uitvoering moet ter goeder trouw en vrijwillig gebeuren.
A2 Vrijwillige uitvoering
Lezen, geen examenstof
A3 Sancties bij niet uitvoering
Voorwaarden
wat gebeurt er bij niet uitvoering
de algemene voorwaarden van contractuele aansprakelijkheid zijn:
 Wanneer een contractspartij door haar eigen fout in gebreke blijft bij de
uitvoering van haar verbintenissen, dan is er sprake van contractuele
aansprakelijkheid. De wederpartij kan hierbij beroep doen op een aantal
sancties (de gedwongen uitvoering, gerechtelijke ontbinding en de weigering
wegens niet uitvoering)
67

Deze sancties zijn slechts mogelijk wanneer overmacht afwezig is en de
schuldeiser de schuldenaar een aanmaning1 (na deze aanmaning beginnen
eventuele intresten te lopen en is het risico verschoven naar de tegenpartij)
gestuurd heeft.
Gedw. Uitv.
De gedwongen uitvoering bestaat uit 2 delen:
 De uitvoerbare titel (meestal een vonnis): de schuldeiser kan pas op
gedwongen uitvoering overschakelen, wanneer hij een uitvoerbare titel heeft.
o Definitie: een uitvoerbare titel is een geschreven akte waarmee de
schuldeiser desnoods met behulp van de openbare macht (politie) en
met gebruik van geweld de inwilliging van zijn recht kan afdwingen.
 De uitvoering in natura: de schuldeiser dwingt de schuldenaar om de
verbintenis, zoals oorspronkelijk afgesproken, uit te voeren.
o Soms is deze uitoefening onmogelijk (vb. wanneer het nut is
verdwenen)
o Wanneer de uitoefening onmogelijk is geworden kan je:
 Een uitoefening door een derde op kosten van de schuldeiser
eisen
 Een dwangsom eisen
o je mag een persoon niet dwingen om iets te doen, want iemand
dwingen is niet toegestaan
 uitvoering bij equivalent
o compensatoire (vervangende) of moratoire (vervangings-)
schadevergoeding
 bedrag schadevergoeding?
 Rechter bepaalt het op een redelijke manier, dit wil
zeggen dat het een eerlijk bedrag moet zijn
 Er is een wettelijke schadevergoeding voorzien
 De partijen hebben een eventuele schadevergoeding
vastgelegd in het contract
o schadebeding (vb. verhogingsbeding)
 een schadebeding is een bepaling in een overeenkomst
waarbij op voorhand de schadevergoeding forfaitair wordt
vastgesteld die verschuldigd zal zijn bij de niet – nakoming van
bepaalde verbintenissen die in deze overeenkomst vervat
liggen.
o boetebeding (vb. strafbeding)
 wanneer de overeenkomst niet nageleefd wordt, wordt het
bedrag van de overeenkomst verhoogd met een bepaald
percentage.
 Strafbeding: wanneer het schadebeding een abnormaal hoog
is, spreken we van een strafbeding. Dat is niet geldig,
aangezien de overheid enkel mag straffen (de burger mag dit
niet)
Opmerking
wanneer er een wanverhouding is tussen de reële schade en het schadebeding, wat zal
de rechter dan beslissen? In principe is de rechter verplicht zich aan het contract te
houden.
1
Bij een aanmaning wijs je de tegenpartij er op dat hij zijn contract moet uitvoeren
68
Wederkerige bij een wederkerige overeenkomst stelt zich de vraag in welke mate de ene partij
Overeenkomst verplicht is haar verbintenis na te komen wanneer de andere partij in gebreke blijft.
Hieraan is een groot risico verbonden, aangezien het contract niet verdwijnt , dus
kunnen we eigenlijk geen nieuwe (vervangende) overeenkomsten aangaan.
Hier staan twee middelen ter beschikking:
 Weigering wegens niet uitvoering: dit is een verweermiddel dat een partij
toelaat, zonder tussenkomst van de rechter, haar eigen verbintenissen niet uit
te voeren wanneer de andere partij in gebreke blijft na aanmaning.
 Ontbinding: we onderscheiden twee soorten van ontbinding:
o Contractuele ontbinding: hierbij wordt de zaak in de minne geregeld.
De partijen zullen een nieuw contract aangaan, om het andere contract
te ontbinden
o Gerechtelijke ontbinding: het in gebreke blijven van de wederpartij is
op zich een voldoende grond om een dergelijke ontbinding te
vorderen. De ontbinding doet de overeenkomst teniet en dooft
bijgevolg alle verbintenissen uit die er in vervat lagen.
Om alle deze problemen te voorkomen, kan men in de overeenkomst
een ontbindend beding inlassen. Zo leidt contractbreuk automatisch tot
de ontbinding van het contract, de rechter komt hier niet aan te pas.
4.3.6
Tenietgaan van overeenkomsten
A. Nietigverklaring
Een nietigverklaring is altijd met terugwerkende kracht, dit wil zeggen dat het contract nooit bestaan
heeft.
B. Ontbinding
Het contract stopt met bestaan, maar het is zonder terugwerkende kracht. De ontbinding is gericht op
de toekomst
C. Ontbinding door …
 contractuele ontbinding: de partijen mogen door wederzijdse toestemming de
overeenkomst die zij sloten te allen tijden ontbinden.
Opmerking: het ontbindend beding is ook een vorm van contractuele ontbinding.
 Gerechtelijke ontbinding: de rechter kan op verzoek van één van de partijen een
wederkerige verbintenis ontbinden als sanctie voor de niet – uitvoering. De bewijslast
ligt altijd bij de vragende partij
 Eenzijdige opzegging: dit is niet mogelijk, tenzij voor contracten van onbepaalde duur,
want niemand kan verplicht worden om iets voor altijd te doen. (vb. arbeidscontract,
huurcontract, ….)
69
4.4
De onrechtmatige daad
4.4.1
Kenmerken van de foutaansprakelijkheid
Algemeen
elke daad van de mens waardoor aan een ander schade wordt veroorzaakt verplicht
degene door wiens schuld de schade is ontstaan deze te vergoeden.
De onrechtmatige daad, die de schade veroorzaakt, is naast de overeenkomst de
belangrijkste bron van verbintenissen, met name de verbintenis vanwege de steller van
de onrechtmatige daad om de toegebrachte schade te herstellen of te vergoeden.
Uitzondering
in sommige gevallen kan niet alleen de veroorzaker van de schade zelf, maar ook een
derde voor de schadevergoeding aangesproken worden. (=samengestelde
aansprakelijkheid: vb. ouders zijn aansprakelijk voor hun kinderen)
Onderverdeling we kunnen de aansprakelijk onderverdelen in:
Strafrechterlijke aansprakelijkheid
Vindt plaats bij een misdrijf, de dader is aansprakelijk (straf)
Publiek recht!
Burgerlijke aansprakelijkheid
Contractuele aansprakelijkheid
Ontstaat bij contractbreuk
Gevolg: schadevergoeding, ontbinding, …
Aansprakelijkheid uit een onrechtmatige daad
Er ligt geen contract aan de basis van de aansprakelijkheid
Privaat recht!
Voorbeeld1
een idioot springt zonder nadenken in een zwembad. Hierbij breekt hij de arm van een
spelende kleuter. De idioot is verantwoordelijk voor de opgelopen schade en letsels
Voorbeeld2
de staat begaat een fout wanneer de legeroverheid een eskader militaire vliegtuigen op
lage hoogten over een bebouwde kom laat vliegen, terwijl voorzienbaar is dat de
hierdoor veroorzaakte trillingen schade aan gebouwen kunnen veroorzaken.
Voorbeeld3
4.4.2
Principe
een bankinstelling kan aansprakelijk gesteld worden voor een deel van de schulden van
een gefailleerde, wanneer zij voor het faillissement al te lichtvaardig krediet is blijven
verlenen en hierdoor derden misleid heeft nopens de solvabiliteit van de betrokkene,
waardoor derden op hun beurt aan de later gefailleerde krediet hebben toegestaan.
Aansprakelijkheid voor eigen fout
aansprakelijkheid voor eigen fout en een daaruit volgende verbintenis om de schade te
herstellen of te vergoeden, is slecht mogelijk wanneer drie elementen gezamenlijk
voorkomen:
 Fout
o Fout?: schade berokkent bewuste foutieve daad
schade berokkent door nalatigheid, onvoorzichtigheid
schade berokkent door toeval, overmacht is geen fout!
o Norm: het principe van de goede huisvader: wanneer een normaal
persoon zich ook zo gedragen zou hebben, spreken we niet
van een fout
70
o Criterium


de schade moet voorzienbaar zijn (was ze
onvoorzienbaar, dan is het geen fout)
de schade met toerekenbaar zijn (vb. kinderen zijn pas
toerekenigsvatbaar vanaf 7 jaar)
Schade: elke schending van een feitelijk belang geldt als schade voorzover dit
belang rechtmatig is. De schade kan van materiële/morele aard en van
actuele/toekomstige aard zijn.
Oorzakelijk verband: is er een verband tussen de schade en de fout?
Vergoeding
wanneer deze 3 voorwaarden voldaan zijn, heeft de schuldeiser recht op een
schadevergoeding. De zwaarte van de fout staat TOTAAL los van de grootte van de
schadevergoeding.
Bewijslast
de bewijslast ligt bij de schuldeiser. Hij moet de onderstaande dingen kunnen bewijzen:
 Oorzakelijk verband tussen fout en schade
 Wie heeft de fout gemaakt?
 Welke fout heeft deze persoon gemaakt?
 De schade moet aangetoond kunnen worden.
Opmerking
de verweerder kan proberen om aan zijn aansprakelijkheid te ontsnappen. Dit doet hij
d.m.v. tegenbewijzen:
 Overmacht
 Schuld ligt bij schuldeiser (vb. persoon is omvergereden, hij eist een
schadevergoeding. Maar deze persoon is door het rood gelopen, dan is hij
aansprakelijk en niet de automobilist)
 Schuld ligt bij derde
4.4.3
Aansprakelijkheid voor andermans fout
Principe
Regeling
voor sommige gevallen wordt wettelijk bepaald dat derden kunnen aansprakelijk
gesteld worden voor de schade, veroorzaakt door de fout van een andere persoon
(samengestelde aansprakelijkheid)
 Ouders zijn aansprakelijk voor hun minderjarige kinderen
 Onderwijzers en ambachtslieden zijn aansprakelijk voor hun leerlingen en
leerjongens gedurende de tijd dat ze onder toezicht staan
 Meesters en aanstellers (vb. werkgevers) zijn aansprakelijk voor hun
dienstboden en aangestelde voor schade, door hen berokkend in de
uitoefening van hun functie
de juridische regeling van de drie vermelde gevallen van samengestelde
aansprakelijkheid is niet volledig dezelfde, wel zijn er een aantal gemeenschappelijke
kenmerken:
 De aansprakelijkheid van derden staat naast de aansprakelijkheid van de
werkelijke daders. De slachtoffers van schade, veroorzaakt door foutief gedrag
van kinderen, leerjongens, leerlingen, werknemers kunnen dus zowel
respectievelijk deze laatste als de ouders, leermeesters of werkgevers
aanspreken voor de schadevergoeding
 De derden, die eventueel een schadevergoeding hebben moeten betalen voor
schade veroorzaakt door andermans fout, kunnen de betaalde bedragen
terugvorderen van de werkelijke daders
71

De drie gevallen van samengestelde aansprakelijkheid kunnen niet
gecombineerd worden. Het slachtoffer van een fout kan niet tegelijkertijd de
ouders als de toezichthoudende leerkracht van het kind aanspreken.
A. Aansprakelijkheid van ouders
Voor de ouders geldt een weerlegbaar vermoeden van aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door
een fout van hun minderjarige kinderen. De ouders kunnen aan deze aansprakelijkheid ontsnappen
door een tegenbewijs te leveren, dit tegenbewijs houdt in dat de fout van hun kind niet te wijten is aan
een gebrek aan goed toezicht of goede opvoeding. Indien zij dit tegenbewijs kunnen leveren, dan kan
het slachtoffer alleen nog het kind zelf, indien het tenminste toerekenbaar (vanaf zeven jaar) is,
aanspreken.
B. Aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden
De regelen hieromtrent zijn grotendeels dezelfde als voor de aansprakelijkheid van ouders. Ook hier is
het vermoeden weerlegbaar.
De aansprakelijkheid van onderwijzers en ambachtslieden heeft slechts betrekking op de tijd gedurende
de leerlingen onder hun toezicht staan.
Opmerking
hun aansprakelijkheid wordt niet begrensd door de meerderjarigheid van de leerlingen
onder hun toezicht. Zij kunnen dus ook aansprakelijk zijn voor de fouten van
meerderjarige leerlingen.
C. Aansprakelijkheid van werkgevers
Voor werkgevers geldt een absoluut vermoeden van aansprakelijkheid voor schade, veroorzaakt door
een fout van hun werknemers in de uitoefening van hun functie. De werkgever kan zich tegenover het
slachtoffer dus niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid door een bewijs van goed toezicht.
4.4.4
Aansprakelijkheid voor zaken
A. Aansprakelijkheid voor een gebrek in de zaak
Algemeen
iedereen is aansprakelijk voor de schade veroorzaakt door zaken die hij onder zijn
bewaring heeft. Dat wil zeggen dat niet het eigendomsrecht doorslaggevend is, maar
wel het feitelijk gebruik van de zaak, met het recht van leiding en toezicht.
Om aansprakelijk gesteld te worden, is geen enkele fout vereist. De schade moet
gewoon veroorzaakt worden door een gebrek in de zaak. Het gebrek in deze zaak zal
door het slachtoffer bewezen moeten kunnen worden. De bewaarder van de zaak kan
zich dan ook, geheel of gedeeltelijk, kunnen ontlasten van zijn aansprakelijkheid door
aan te tonen dat de schade, geheel of gedeeltelijk, te wijten is aan een vreemde
oorzaak (vb. toeval, overmacht, daad van een derde,…)
Product
de productaansprakelijkheid rust op een aantal peilers:
 Principe: elke producent is verantwoordelijk voor de schade die veroorzaakt werd
door een gebrek in zijn product
72


Bij invoer van producten buiten de EG, is de Europese invoerder verantwoordelijk
Wanneer de producent en invoerder niet gekend zijn, is de leverancier
verantwoordelijk
Wanneer is een product gebrekkig?:
Een product is gebrekkig wanneer het niet de veiligheid biedt die men ervan mag
verwachten, rekening houdend met onder meer de presentatie van het product,
het normaal gebruik en de veiligheidsnormen die gelden op het ogenblik dat het
product in de omloop werd gebracht.
Aansprakelijkheid
De aansprakelijkheid geldt gedurende 10 jaar nadat het product in omloop is
gebracht
Voor het instellen van de vordering nadat de schade is ontstaan, geldt een
verjaringstermijn van 3 jaar
Enkel het oorzakelijk verband tussen de schade en het gebrekkig product moet
bewezen kunnen worden.
B. Aansprakelijkheid voor dieren
Principe
de eigenaar van een dier of degene die het gebruikt, is aansprakelijk voor de schade
die het dier veroorzaakt, ook al is het verdwaalt of ontsnapt.
Gebruiker?
De gebruiker is degene die het dier juridisch onder zijn bewaring of meesterschap heeft.
Deze persoon heeft de zelfstandige macht om het te leiden en onder zijn toezicht te
houden.
Vb. een dierenarts is niet aansprakelijk voor een dier dat hij in behandeling heeft.
Bevrijding
je kan enkel bevrijd worden van je aansprakelijkheid door een vreemde oorzaak aan te
wijzen.
Vb. het kind heeft mijn hond opgejut door hem héél de tijd een biefstuk voor te houden.
C. Aansprakelijkheid voor gebouwen
Principe
de eigenaar van een gebouw (niet de gebruiker) is aansprakelijk voor de schade die
veroorzaakt wordt door de instorting ervan, voorzover deze instorting te wijten is aan
een gebruik in de bouw of aan een gebrekkig onderhoud.
Deze regeling is een verruiming van de algemene aansprakelijkheid, want gebrekkig
onderhoud brengt hierbij ook de aansprakelijkheid van de eigenaar met zich mee (dat is
bij “het gebrek in de zaak” niet het geval)
Instorting?
Instorting wordt in de rechtspraak ruim geïnterpreteerd. Het moet gaan om een gehele
of gedeeltelijke afbrokkeling van het hele gebouw of van een gedeelte ervan, zonder
dat het gebouw integraal moet instorten.
Vb. een omgevallen schoorsteen
Aanspraak
de eigenaar van het gebouw is absoluut aansprakelijk t.o.v. de slachtoffers. Hij kan zich
niet bevrijden van zijn aansprakelijkheid door een fout van een derde aan te tonen, wel
kan hij de eventueel betaalde schadevergoeding terugvorderen van deze derde.
73
Vb. een architect heeft een mooie constructie bedacht, maar niet gedacht aan de
stevigheid ervan. Wat blijkt? Er is maar 1 steunmuur voor het ganse gebouw.
Het gebouw stort in en er raakt een oma gewond. De eigenaar van het gebouw zal de
schade moeten vergoeden, maar kan deze achteraf gaan terugvorderen bij de architect.
D. Aansprakelijkheid voor kerninstallaties
Principe
de uitbater van een kerninstallatie is aansprakelijk voor de door een kernongeval
veroorzaakte schade, zelfs wannaar het ongeval te wijten is aan een natuurramp van
uitzonderlijke aard.
Uitzondering
Hij is dit echter niet wanneer het ongeval rechtstreeks te wijten is aan een oorlog of
ander gewapend conflict.
Aanspraak
deze aansprakelijkheid is beperkt tot 300 miljoen euro per kernongeval. De exploitant is
hiertegen verplicht verzekerd. Hierbij gelden bijzondere verjaringstermijnen:
 3 jaar nadat het slachtoffer kennis heeft gehad van de schade
 10 jaar na het kernongeval wat de exploitant betreft
 Nadien is de staat gehouden de schade te vergoeden tot 30 jaar na het
ongeval.
4.6 Bijzondere overeenkomsten
4.6.1 Koop
Bij koop gaat het om de levering van een zaak met eigendomsoverdracht.
A. Eigendomsoverdracht en risico
In beginsel gebeurt de eigendomsoverdracht van een verkochte zaak onmiddellijk, op het ogenblik van
het sluiten van de overeenkomst, los van de levering en los van de betaling.
Deze onmiddellijke eigendomsoverdracht heeft vooral belang wanneer de gekochte zaak door
overmacht tenietgaat voor de levering.
De ogenblikkelijke eigendomsoverdracht bij de koopovereenkomst houdt in dat de koper reeds eigenaar
van de verkochte zaak is voor de levering. Zij verbintenis (= de prijs betalen) dooft niet uit door het
tenietgaan van de gekochte zaak door overmacht voor de levering.
In sommige gevallen is er geen onmiddellijke eigendomsoverdracht bij de koopovereenkomst,
zoals:
 Wanneer contractueel werd bedongen dat de eigendomsoverdracht op een later tijdstip (bv. bij
de levering) overgaat.
Het contract kan geldig een beding bevatten waarbij de verkoper zich de eigendom van de verkochte
zaak voorbehoudt tot de volledige betaling van de verkochte zaak.
B. Verbintenissen van de verkoper
B.1 Levering van de zaak
Levering houdt de bezitsoverdracht in van de verkochte zaak. De eigendomsoverdracht gebeurt in bij de
totstandkoming van de koop. Is contractueel niets anders overeengekomen, dan dient de levering te
gebeuren bij de verkoper.
Wanneer de koper de geleverde zaak zonder protest in ontvangst neemt, kan hij zich nadien niet meer
beklagen over gebreken die meteen zichtbaar waren.
74
B.2 Kwaliteitswaarborg
Zijn de gebreken van de gekochte zaak meteen zichtbaar, dan moet de koper dadelijk protesteren bij de
levering, zo niet zal hij geacht worden de zaak met haar gebreken te aanvaarden. Zijn de gebreken
verborgen en komen ze pas later aan het licht, dan dient de verkoper hiervoor in te staan wanneer aan
enkele voorwaarden voldaan is.
De koper mag de zaak dan teruggeven en heeft recht op een integrale terugbetaling van de koopsom.
Hij mag ook de zaak behouden en terugbetaling vragen van een deel van de prijs.
Deze waarborg geldt niet bij gerechtelijke verkoop!
B.3 Juridische waarborg
Dit houdt in dat de verkoper aan de koper het ‘rustig en vreedzaam bezit’ van de gekochte zaak moet
waarborgen, d.w.z. dat de verkoper de koper moet waarborgen tegen juridische aanspraken van derden
omtrent de verkochte zaak.
C. Verbintenissen
 Aanvaarding van de levering;
 Betaling van de prijs;
 Betaling van de kosten.
D. Bijzondere verkoopsovereenkomsten
D.1 Koop op afbetaling
Dit komt pas tot stand wanneer ten minste 15 % voorschot betaald is.
Is de koop afgesloten buiten het bedrijf van de verkoper, dan kan de koper zonder kosten afzien van de
koop als hij de verkoper hiervan per aangetekende brief verwittigt binnen de 7 dagen na betaling van
het voorschot.
4.6.2 Bewaargeving
= een zakelijke overeenkomst.
= kosteloos.
= een eenzijdige overeenkomst.
= een overeenkomst waarbij een persoon (de bewaargever) een zaak toevertrouwt aan een andere
persoon (de bewaarnemer), om ze te bewaren en ze in natura terug te geven.
Vb.: de aanvaarding van kledingstukken in de kleedkamers van bioscopen, schouwburgen en
zwembaden.
 Het is ook mogelijk, door een uitdrukkelijke bepaling, een bezoldiging te voorzien.
Hierbij geldt: de contractuele vrijheid, d.w.z. dat de wettelijke regelen inzake bewaargeving van
aanvullende aard zijn.
Bv.: zo geldt er tussen de uitbaters van parkings en hun cliënten geen bewaargevingsrelatie, maar wel
een relatie van huur-verhuur. De uitbaters van parkings nemer bij nooit een plicht van bewaking voor de
geparkeerde auto op zich.
A. Verbintenissen van de bewaarnemer
A.1 De zaak bewaren
De bewaarnemer moet gedurende de bewaring aan de zaak dezelfde zorg besteden, die hij aan zijn
eigen zaak zou besteden ≠ de goede huisvader.
 Wanneer de bewaargeving bezoldigd, of wanneer de bewaarnemer zelf zijn diensten heeft
aangeboden (bv. een vestiaire in een schouwburg), dan geldt het algemene zorgvuldigheidscriterium
van de goede huisvader.
75
A.2 De zaak teruggeven
De bewaarnemer moet aan de bewaargever precies teruggeven wat hij gekregen heeft.
B. Sekwester
= een overeenkomst waarbij 2 partijen overeenkomen om een goed in bewaring te geven aan een
derde, die op zijn beurt deze taak aanvaardt.
Men onderscheidt:
 Het bedongen sekwester: wordt meestal gesloten tussen partijen die tegenover elkaar het recht
op een zaak betwisten.
 Gerechtelijk sekwester: wordt door de rechter bevolen.
4.6.3 Dading
= een overeenkomst waarbij 2 partijen een geschil beëindigen of voorkomen onder wederzijdse
toegeving.
4.6.4 Aanneming
= een overeenkomst waarbij de verhuurder van diensten of aannemer er zich toe verbindt een materiële
of immateriële prestatie te leveren voor een opdrachtgever die hem daarvoor betaalt.
= overeenkomsten met advocaten, artsen, garagisten, drukkers, accountants, architecten, aannemers
van bouwwerken, …
 Het is een wederkerig contract ten bezwarende titel = niet kosteloos.
4.6.5 Lastgeving
= een overeenkomst waarbij een persoon, de lastgever, aan een ander, de lasthebber, de macht geeft
om in zijn naam en voor zijn rekening rechtshandelingen te stellen, en waarbij de lasthebber deze
opdracht aanvaardt.
(Bezoldigde) lastgeving heeft een groot praktisch belang in het rechtsleven.
Er zijn 2 partijen:
 De lastgever = de mandaat;
 De lasthebber = de mandarris.
 Volgens de bepalingen van het B.W. wordt de lasthebber geacht op te treden zonder hiervoor
vergoed te worden, tenzij het tegendeel uitdrukkelijk bedongen werd.
Vb. van lastgeving:
 De overkomst met een wisselagent;
 De opdracht aan een bank om geldt over te schrijven op andermans rekening;
 De bestuurder of zaakvoerder van een vennootschap.
Geen lasthebbers zijn bv.:
 De arts;
 De architect;
 De deskundige;
 De makelaar die enkel partijen bij elkaar brengt om contracten te sluiten en zelf geen
rechtshandelingen stelt.
76
Download