Het vóórkomen van neuro-endocriene disfunctie bij patiënten in de herstelfase na een traumatisch hersenletsel. S.A. Lieberman, A.L. Oberoi, C.R.Gilkinson, B.E. Masel, R.J. Urban The Journal of Clinical Endocrinology & Metabolism 86(6): 2752-2756 (2009) Inleiding Een hersentrauma kan leiden tot fysieke, psychische en cognitieve problemen. Hormonale veranderingen m.n. in de hypofysefunctie na een schedelbasisfractuur werden al in 1918 door Cyran en medewerkers gepubliceerd. Zeer ernstige stoornissen in de hypofysefunctie in de acute fase na een hersentrauma worden gewoonlijk adequaat gediagnosticeerd. Maar lichte tot matig-ernstige disfunctie van de hypothalamo-hypofysaire as (zie intermezzo) in de chronische fase worden gemakkelijk over het hoofd gezien. In hoeverre eventuele hormonale disfunctie verantwoordelijk is voor klachten na een hersentrauma is slechts op beperkte schaal onderzocht. Bekend is, dat chronisch onvoldoende groeihormoonproductie, d.w.z. groeihormoondeficiëntie, leidt tot minder kracht en uithoudingsvermogen en het algemeen welbevinden sterk negatief beïnvloed. Intermezzo De hypofyse is een klein onderdeel van de hersenen en gelegen in een uitsparing van de schedelbasis. De hypofyse produceert vele hormonen, die ofwel een directe werking hebben, zoals het groeihormoon of het antidiuretisch hormoon (ook wel vasopressine genoemd) ofwel een indirecte werking via andere hormoonproducerende organen, als schildklier, bijnierschors of geslachtsorganen. De hypofyse is te beschouwen als de "regisseur" van deze organen, tegelijkertijd beïnvloeden deze organen op hun beurt weer de hypofyse ("terugkoppeling"). Op zijn beurt wordt de hypofyse beïnvloed en aangestuurd door het erboven gelegen hersengebied dat de hypothalamus wordt genoemd. Hier worden hormonen geproduceerd die de hypofyse aansturen. Ook bestaat er interactie tussen de hypothalamus en weer andere hersengebieden. De samenwerking tussen de hypothalamus en de hypofyse wordt de hypothalamo-hypofysaire as genoemd en is een voorbeeld van een neuro-endocrien systeem. Bij stoornissen in een dergelijk systeem spreken we van neuro-endocriene disfunctie. Zoals verwacht kan worden, kan een schedelbasisfractuur dit systeem sterk verstoren en in de 1 acute fase bijv. leiden tot onvoldoende aanmaak van het antidiuretisch hormoon, waardoor diabetes insipidus optreedt. Hierbij is de urineproductie 5-15 l/dag. Let wel: dit is geen diabetes mellitus ofwel suikerziekte! De frequentie van neuro-endocriene afwijkingen bij patiënten lange tijd na een hersentrauma is nauwelijks onderzocht. Lieberman en medewerkers zochten heel breed naar deze specifieke afwijkingen. Patiënten Onderzocht werden 70 patiënten (18-58 jaar, gem. 28 jaar, 46 mannen, 24 vrouwen). Allen hadden een cognitieve disfunctie t.g.v. het hersentrauma; hiervoor ondergingen zij een revalidatieprogramma. De ernst van het hersentrauma werd beoordeeld aan de hand van de Glasgow Coma Schaal (GCS) direct na het trauma. Bij 32 patiënten was er sprake van zeer ernstig hersenletsel (GCS<9). Onderzoek Het interval tussen het trauma en het onderzoek verschilde enorm: van 1 maand tot 177 maanden (1-15 maanden n=37; 20-55 maanden n=18; 97-177 maanden n=15). De volgende neuro-endocriene functies werden onderzocht: 1. groeihormoon 2. schildklierhormonen 3. bijnierschorshormonen 4. geslachtshormonen Onderzocht werden de frequenties van afwijkingen en de eventuele relatie met de ernst van het trauma en het interval tussen het trauma en het tijdstip van het onderzoek. Resultaten Groeihormoon. Bij 7 patiënten werd een deficiënte groeihormoonproductie aangetoond. Schildklierhormonen. Bij 15 patiënten was tenminste één van de 2 bepaalde 2 schildklierhormoonspiegels onvoldoende. Opvallend was dat bijna alle patiënten schildklierhormoonspiegels hadden in de laagnormale range. Bijnierschorshormonen. Bij 32 patiënten waren de bijnierschorshormoonspiegels van cortisol te laag. Bij 7 patiënten bestond er een bijnierschorsinsufficiëntie. Geslachtshormonen. Bij vele patiënten waren bepaalde spiegels licht verhoogd; een verstorende factor is dat vele van deze patiënten antidepressiva gebruikten. Hiervan is bekend dat zij deze hormoonspiegels verhogen. Conclusies m.b.t. dit onderdeel van het onderzoek werden daardoor onmogelijk. Gecombineerde afwijkingen. Van de 70 onderzochte patiënten vertoonde: 1. 31,4% (n=22) geen afwijkingen 2. 51,4% (n=36) één hormonale afwijking 3. 17,1% (n=12) twee hormonale afwijkingen. Er bestond geen relatie tussen hormonale afwijkingen en de ernst van het trauma. Discussie Groeihormoondeficiëntie werd op 3 verschillende manieren vastgesteld. Uiteindelijk hebben de onderzoekers voor de meest strikte methode gekozen; deze methode is bij 48 van de 70 patiënten toegepast. Bij 15% werd een groeihormoondeficiëntie vastgesteld. Deze patiënten vertoonde meer obesitas (vetzucht). De onderzoekers veronderstellen dat onvoldoende groeihormoon leidt tot toename van lichaamsvet. Maar onvoldoende groeihormoon geeft ook andere klachten: - vermindering van kracht, uithoudingsvermogen en algemeen welbevinden - verminderde botdichtheid (osteoporose) - psychosociale problemen, zoals emotionele labiliteit en sociale isolatie. De toediening van groeihormoon aan patiënten, zoals toegepast in ander onderzoek, laat op dit moment sterk wisselende resultaten zien en verdient veel grootschaliger onderzoek. Eén of twee schildklierhormoonspiegels waren bij 22% van de patiënten te laag. De auteurs menen dat verlies aan hersencellen in de hypothalamus als gevolg van het hersentrauma leidt tot verminderde productie van èn groeihormoon èn van het schildklierhormoon TSH. 3 De spiegel van het bijnierschorshormoon cortisol was bij 46% van de 70 patiënten verlaagd. Bij 7% van de patiënten werd een lichte bijnierschorsdeficiëntie vastgesteld, d.w.z. de bijnierschors was onvoldoende in staat om de productie van hormonen op te voeren onder invloed van een stimulus. Bijnierschorshormonen (corticosteroïden) worden in de acute fase na een hersentrauma regelmatig toegepast. Aangezien dit onderzoek maanden na het trauma plaats vond, is het onmogelijk, dat de gevonden afwijkingen aan het corticosteroïdgebruik in de acute fase is toe te schrijven. Conclusie In de VS raken per jaar 80000 mensen gehandicapt na traumatische hersenletsel. Deze studie laat zien, dat er bij 68,5% van de patiënten symptomen van een gestoorde functie van de hypofyse zijn, die toegeschreven kunnen worden aan het postcontusiesyndroom en soms jarenlang niet onderkend worden. Het doen van systematisch en nauwgezet endocrinologisch onderzoek bij patiënten, ook lang na het hersentrauma, is daarom uitermate zinvol en kan leiden tot betere en meer gerichte behandelopties. Dr. J.A.Leusink, vm. anesthesioloog-intensivist. 4