d_wp_nl_199901.doc ENERGIE, MILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING Programma voor Onderzoek, Technologische ontwikkeling en Demonstratie onder het vijfde kaderprogramma Ontwerp-werkprogramma INHOUD INLEIDING ........................................................................................................ 1 DEEL A: MILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING....................................... 3 Kernactiviteiten ......................................................................................................................................... 3 Kernactiviteit 1: Duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit................................................................... 3 Kernactiviteit 2: Veranderingen op wereldschaal, klimaat en biodiversiteit ....................................... 10 Kernactiviteit 3: Duurzame mariene ecosystemen .............................................................................. 16 Kernactiviteit 4: De stad van morgen en het culturele erfgoed ............................................................ 22 Generieke activiteiten in verband met onderzoek en technologische ontwikkeling .......................... 27 (i) De bestrijding van belangrijke natuurlijke en technologische risico's ...................................... 27 (ii) De ontwikkeling van generieke technologieën voor aardobservatie ........................................ 28 (iii) Sociaal-economische aspecten van milieuverandering uit een oogpunt van duurzame ontwikkeling ......................................................................................................................................... 31 Steun voor onderzoekinfrastructuur ..................................................................................................... 33 DEEL B: ENERGIE ......................................................................................... 36 Kernactiviteiten ....................................................................................................................................... 36 Kernactiviteit 5: Schonere energiesystemen, met inbegrip van systemen op basis van hernieuwbare energie 36 Kernactiviteit 6: Economische en efficiënte energie voor een concurrerend Europa .......................... 42 Werkzaamheden voor onderzoek en technologische ontwikkeling van generieke aard ................... 51 Instrumenten voor technology assessment .................................................................................. 51 Methodologie voor de analyse van globale systemen ................................................................. 51 BIJLAGE I .......................................................................................................... I SELECTIECRITERIA ......................................................................................... I BIJLAGE II ........................................................................................................ II COÖRDINATIE EN HORIZONTALE ACTIVITEITEN ....................................... II BIJLAGE III .................................................................................................... VIII INDICATIEF TIJDSCHEMA VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA ............................................................................................... VIII BIJLAGE IV ..................................................................................................... IX UITVOERINGSPROCEDURES ....................................................................... IX INLEIDING Om een duurzame ontwikkeling te bevorderen, waarbij het concurrentievermogen en de werkgelegenheid worden beschermd, moet economische ontwikkeling worden losgekoppeld van aantasting van het milieu. Voorts zijn de meeste in het programma aangegeven problemen gemeenschappelijk voor alle lidstaten en hebben zij een zowel mondiale als Europese dimensie. Het programma “Energie, milieu en duurzame ontwikkeling” is opgezet rond zes kernactiviteiten, duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit; veranderingen op wereldschaal, klimaat en biodiversiteit; duurzame mariene ecosystemen; de stad van morgen en het culturele erfgoed; schonere energiesystemen, met inbegrip van systemen voor hernieuwbare energie; economische en efficiënte energie voor een concurrerend Europa, en omvat ook generieke activiteiten en OTO-infrastructuur en -faciliteiten. Terwijl Onderzoek en Technologische Ontwikkeling (OTO) op het gebied van milieu en energie nauw samenhangen, hebben beide gebieden ook specifieke kenmerken en betrokken partijen. Hoewel er gemeenschappelijke kenmerken zijn, worden beide onderdelen in dit werkprogramma afzonderlijk behandeld, aangezien het programma via twee sub-programma's ten uitvoer wordt gelegd. Dit werkprogramma bouwt voort op de ervaring die met name tijdens het vierde OTO-kaderprogramma is opgedaan, terwijl tegelijkertijd nieuwe bakens worden uitgezet om een antwoord te bieden op nieuwe of gewijzigde uitdagingen. Bij de tenuitvoerlegging van alle activiteiten zal de aandacht worden toegespitst op een innoverende aanpak die is gebaseerd op de twee belangrijkste middelen waarmee complexe maatschappelijke kwesties kunnen worden aangepakt: geïntegreerde multidisciplinaire en multisectorale activiteiten waarbij de betrokken partijen (partnerschappen tussen de particuliere en de openbare sector en eindgebruikers uit de politieke, industriële en zakenwereld) zoveel mogelijk worden betrokken, en concentratie op oplossingen voor strategische problemen, waarbij uitsluitend voorstellen worden ondersteund die een belangrijk regionaal, Europees of mondiaal belang hebben. De in het werkprogramma vastgestelde gekwantificeerde doelstellingen zijn ambitieus en niet gemakkelijk te verwezenlijken. Zij vormen echter een duidelijke aanwijzing van de sociaal-economische impact die door elk afzonderlijk voorstel moet worden beoogd. Bij de follow-up en tenuitvoerlegging op Europese schaal moeten de vastgestelde doelstellingen grotendeels worden bereikt. Dit werkprogramma zal zonodig opnieuw worden bekeken en aangepast, met name ter bepaling van de prioriteiten en de inhoud van de uitnodigingen voor het indienen van voorstellen voor 2000, die onder de programmabegroting voor 2001 en 2002 vallen. 1 De strategie is: de in 1999 te publiceren uitnodigingen voor het indienen van voorstellen zullen betrekking hebben op alle gebieden van het werkprogramma en voor de geselecteerde projecten wordt 44% van de totale programmabegroting voor OTO-activiteiten gereserveerd. Om begrotingsredenen zullen voor de 1999-uitnodigingen twee eindtermijnen gelden, een voor de betalingsverplichtingen van 1999 en voor de betalingsverplichtingen van begin 2000. - Voor energie wordt dit uitgevoerd via één uitnodiging in 1999 met twee eindtermijnen; - Voor milieu wordt dit uitgevoerd via twee afzonderlijke uitnodigingen in 1999. voordat nieuwe uitnodigingen worden gepubliceerd in de tweede helft van 2000 (energie) en in begin 2001 (milieu en duurzame ontwikkeling), wordt een tussentijdse evaluatie van het programma gemaakt teneinde de gedetailleerde prioriteiten voor deze uitnodigingen vast te leggen. op dezelfde manier wordt in de eerste helft van 2001 een evaluatie gemaakt van de resultaten van de vorige uitnodigingen teneinde de gedetailleerde prioriteiten voor de laatste uitnodigingen vast te leggen. De selectiecriteria voor de tenuitvoerlegging van het programma worden aangegeven in Bijlage I.1 1 In een evaluatie-handleiding wordt meer in detail gespecificeerd hoe deze criteria zullen worden toegepast voor alle onder het vijfde kaderprogramma vallende programma's, alsmede meer bepaald voor de componenten van het programma: Energie, milieu en duurzame ontwikkeling. Bedoelde handleiding is publiek beschikbaar en kan worden aangepast naar gelang van de specifieke activiteit of uitnodiging. 2 DEEL A: MILIEU EN DUURZAME ONTWIKKELING Kernactiviteiten Kernactiviteit 1: Duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit Doelstellingen en verwachte resultaten De voortdurend evoluerende economische, maatschappelijke en culturele druk op de zoetwaterrijkdommen – inclusief verontreiniging en overmatig gebruik – vormt een bedreiging en veroorzaakt met name toenemende externe kosten en steeds meer conflicten tussen gebruikers van deze strategische rijkdom voor de huishoudens en de industriële, landbouw- en levensmiddelenproductie. Deze druk kan ook de regulerende en regeneratieve functies van ecosystemen in de watercyclus in het gedrang brengen. De voornaamste uitdagingen zijn te zorgen voor water van hoge kwaliteit, in voldoende hoeveelheid en tegen redelijke kosten, en daarbij de verschillende functionele rollen van ecosystemen te beschermen, en tegelijkertijd de vraag naar water beter in overeenstemming te brengen met de beschikbaarheid ervan. De resultaten van deze actie zullen op verschillende gebieden de tenuitvoerlegging van het EU-beleid voor duurzaam beheer van de waterrijkdommen en voor normalisering (normvoorbereidend en normalisatieonderzoek) ondersteunen. Teneinde deze doelstellingen te bereiken, zullen multidisciplinaire onderzoeks- en demonstratie-inspanningen worden gecombineerd met de inbreng van de belanghebbende partijen en de eindgebruikers. De volgende actiegebieden zijn essentiële onderdelen van een geïntegreerd duurzaam waterbeheer. 1.1 Geïntegreerd beheer en duurzaam gebruik van waterreserves op stroomgebiedschaal Deze kernactiviteit heeft tot doel de benodigde kennis en technologie op te bouwen voor een rationele waterhuishouding, de watervoorziening in overeenstemming te brengen met de vraag en kosteneffectiviteit en duurzaamheid te bewerkstelligen, de wetenschappelijke basis, beheersinstrumenten en methodologieën te verbeteren om een beter inzicht te verkrijgen in de werking van aquatische en wetland-ecosystemen en een geïntegreerd beheer en duurzaam gebruik van water en wetlands op stroomgebiedschaal mogelijk te maken, binnen de beperkingen van beschikbaarheid, milieukwaliteit en sociaal-economische kosten en baten. Hierbij moet ook worden gekeken naar de verschillende functies van watersystemen, het verband tussen de verschillende vormen van watergebruik, de beschikbaarheid van water, ruimtelijke ordening, met name wijzigingen van landgebruik en de interactie van stad en platteland en de sociaal-economische ontwikkeling2. 2 De wisselwerking tussen processen, verontreiniging en zoetwaterstromen in stroom- of riviergebieden en de kustzone zal worden bekeken in samenwerking met de kernactiviteit "Duurzame mariene ecosystemen". 3 Verwachte resultaten: instrumenten en methoden voor een geïntegreerd waterbeheer op de schaal van stroom- of riviergebieden, waarbij zowel naar economische en maatschappelijke als naar milieufactoren wordt gekeken en de waterbeheersystemen worden geïntegreerd; richtsnoeren voor een rationeel gebruik van de waterreserves en betere waterbeheersystemen; evaluatie van de doeltreffendheid van de verschillende beheersmaatregelen, beleidsinstrumenten en institutionele mechanismen; geïntegreerde informaticasystemen. OTO-prioriteiten 1.1.1 Strategische planning en geïntegreerde methodologieën en instrumenten op stroomgebiedschaal. Ontwikkeling van methodologieën en wetenschappelijke instrumenten voor het geïntegreerd beheer van water op winnings- of stroomgebiedniveau, waarbij rekening wordt gehouden met de complexe interactie tussen natuurlijke en door de mens gevormde milieus (e.g. werking van ecosystemen, landgebruik en wijzigingen van het bodemgebruik, waterbouwkundige werken en extreme gebeurtenissen, plattelands- en stadsontwikkeling, wijzigingen in de biodiversiteit, sociaal-economische druk), de waterhoeveelheid en –kwaliteit en de verschillende vormen van watergebruik. Kwantificering van de onzekerheden op het gebied van de prognoses inzake de beschikbaarheid en kwaliteit van water en de waterverontreiniging en het effect daarvan op de werking van aquatische ecosystemen. 1.1.2 Sociaal-economische aspecten van het duurzaam gebruik van water. Studie van de sociaal-economische druk en hinderpalen die een duurzaam gebruik van water belemmeren. Evaluatie van de dynamische verbanden tussen het beheer van waterreserves en het beleid en de institutionele regelingen. Een beter inzicht in de perceptie en verwachtingen van het publiek met betrekking tot water, als milieubron en als economisch goed. Analyse van de economische en ecologische efficiëntie van verschillende technologische of beheersopties voor waterbeheer, met inbegrip van het gevoerde prijsbeleid. Uitwerking van richtsnoeren en indicatoren voor het duurzaam beheer van water. 1.1.3 Operationele beheersystemen en systemen ter ondersteuning van de besluitvorming. Ontwikkeling van strategieën, scenario's en invalshoeken en demonstratie van systemen ter ondersteuning van de besluitvorming voor een daadwerkelijk geïntegreerd waterbeheer. Validatie en demonstratie van waterbeheersystemen. Ontwikkeling van mechanismen en ondersteunende initiatieven om het bewustzijn van het publiek inzake waterproblemen te verhogen en om beste praktijken uit te werken voor geïntegreerd beheer van waterreserves, met het oog op ondersteuning van het EU-beleid en de effectieve overdracht van kennis en ervaring naar de watergebruikers. 1.2 Ecologische kwaliteit van zoetwater-ecosystemen en wetlands De doelstellingen zijn om, ter ondersteuning van de ontwikkeling van geïntegreerde waterbeheerpraktijken op stroom- of riviergebiedschaal, een stevige wetenschappelijke grondslag te leggen en ecologische kwaliteitsdoelstellingen vast te stellen voor aquatische en wetland4 ecosystemen. Voorts moeten ter ondersteuning van met name de EUwaterkaderrichtlijn geschikte criteria, parameters en kwantitatieve indicatoren voor het waterbeheer en -beleid worden uitgewerkt. Verwachte resultaten: kwantificering van essentiële biologische, fysisch/chemisch hydrologische, limnologische en ecologische processen en parameters, met inbegrip van hun seizoendynamica; verzamelingen van criteria, parameters en kwantificeerbare indicatoren als grondslag voor ecologische water- en ecosysteemkwaliteitsdoelstellingen voor het beheer en het beleid; onderhouds- en saneringsmethoden om de regulerende en regeneratieve functies van aangetaste ecosystemen te versterken of te herstellen. OTO-prioriteiten 1.2.1 Werking van ecosystemen. Ter ondersteuning van de EUwaterkaderrichtlijn moet inzicht worden verkregen in het verband tussen de rol en de structuur van aquatische en wetland-ecosystemen, teneinde de natuurlijke variabiliteit te kunnen onderscheiden van de antropogene effecten, vergelijkende milieukwaliteits-, functionaliteits- en biodiversiteitsindexen en – indicatoren uit te werken en de indeling van de ecologische toestand te harmoniseren en tenslotte de respectieve referentie-ecosystemen te karakteriseren. Verbetering en validatie van de methoden om de regulerende functies van aangetaste aquatische en wetland-ecosystemen te beschermen of te herstellen. 1.2.2 Ecologische kwaliteitsdoelstellingen. Uitwerking van kwantificeerbare doelstellingen voor de ecologische waterkwaliteit en de gezondheid van ecosystemen, waarbij ook rekening wordt gehouden met sociaal-economische aspecten, ter ondersteuning van systemen voor toezicht op en bewaking van de waterkwaliteit, het milieubeleid en een geïntegreerd waterbeheer. Levering van kwantitatieve en gemakkelijk te meten parameters en indicatoren voor de ecologische waterkwaliteit en de gezondheid van ecosystemen. 1.3 Behandelings- en zuiveringstechnologieën De doelstellingen zijn om technologieën te ontwikkelen om verontreiniging van water te voorkomen, water te behandelen en te zuiveren en het op een rationele manier te (her)gebruiken (met inbegrip van gesloten circuits), te zorgen voor de betrouwbaarheid van verzamelings- en distributienetten, de watervoorziening en de behandeling van afvalwater te verbeteren, de milieueffecten van afvalwaterzuivering zo gering mogelijk te maken en eventuele schadelijke effecten op de volksgezondheid te voorkomen. Verwachte resultaten: een beter waterbeheer, met name in stads- en voorstadsgebieden, voor de bestaande watervoorzieningsen rioleringsstelsels; een geoptimaliseerd ontwerp van nieuwe netwerken; een kostenefficiënt en veilig lokaal hergebruik van water; innoverende technieken om vloeibaar en vast afval samen te behandelen; compacte, milieuvriendelijke en kosteneffectieve behandelingstechnieken voor specifieke effluenten; verbetering van beheer en behandeling en verkleining van biologisch vast afval en slurrie. OTO-prioriteiten 5 1.3.1 Waterbeheer in de stad. Ontwikkeling en demonstratie van instrumenten om de sociaal-economische eisen voor stedelijke en voorstedelijke waterbeheersystemen te bepalen en de ligging en werking van watervoorzienings-, riolerings- en overloopsystemen te evalueren en nieuwe netwerken te ontwerpen. Evaluatie- en auditingmethoden voor de uitwisseling van water tussen steden en de waterwinningsgebieden daarvan. Geavanceerde waterbehandelings- en -zuiveringstechnologieën, gekoppeld aan "on-line"-kwaliteitscontroletechnieken voor de verwijdering van scheikundige en biologische verontreinigingen en om te zorgen voor de voorziening in veilig drinkwater tegen redelijke kosten. Ontwikkeling van onderhouds- en renovatietechnieken voor installaties en netwerken; ontwikkeling van technieken om drinkwater te zuiveren van biologische verontreinigingen en daarbij zo weinig mogelijk ontsmettende bijproducten, schadelijke chemische verbindingen en biotoxines in het water te brengen. 1.3.2 Behandeling en hergebruik van afvalwater. Ontwikkeling van betere waterbehandelingstechnieken door procesoptimalisering teneinde de milieueffecten van waterzuivering te beperken. Ontwikkeling van kosteneffectieve3 en/of meer specifieke waterbehandelingstechnieken voor de levering van niet-drinkbaar en industrieel proceswater, zo dicht mogelijk bij de bron, met kwaliteitsgarantie en efficiëntiecontroletechnieken. Strategieën voor lokaal, veilig, publiek aanvaard en economisch hergebruik van water. Nieuwe slurriebehandelingstechnieken voor de valorisatie en verwijdering van biologisch vast afval met een laag gasvormig en waterig emissieniveau (inclusief broeikasgassen). Nieuwe technieken voor de vermindering van het potentieel effect van slurrieresten, inclusief baggerslib uit waterwegen en havens, alvorens de definitieve verwijdering ervan. 1.4 Preventie van verontreiniging4 De doelstellingen zijn om een alomvattende aanpak te ontwikkelen om de verontreiniging van water te voorkomen, de verontreiniging van vervuilde locaties, stortplaatsen en sedimenten te evalueren en te verminderen en uit landgebruik voortkomende diffuse verontreiniging te voorkomen of terug te dringen. Verwachte resultaten: nieuwe in-situ-remediëringstechnieken, gecombineerd met efficiëntie-controle; richtsnoeren voor goede landgebruik- en beheermethoden teneinde het risico van diffuse verontreiniging te verminderen. OTO-prioriteiten 1.4.1 Vermindering van waterverontreiniging ten gevolge van vervuilde locaties, stortplaatsen en sedimenten. Ontwikkeling van vernieuwende insitu-remediëringstechnologieën voor het schoonmaken van verontreinigde 3 4 Kosteneffectief: een optie is kosteneffectief wanneer de doelstelling wordt bereikt tegen een zo klein mogelijke kostprijs. Conceptueel en waar mogelijk wordt hierbij niet alleen naar de particuliere kosten gekeken maar ook naar de externe kosten, zoals de kosten voor het milieu (het begrip “sociale kosten”). Verontreiniging: in de context van dit thematisch programma vallen onder ‘verontreiniging’ eveneens chemische, biologische (incl. microbiologische) en fysische (e.g. lawaai, trillingen) verontreinigingen die eventueel schadelijke effecten kunnen hebben op het milieu en/of de volksgezondheid. 6 locaties, grondwater en sedimenten, alsmede technieken ter bevordering van de natuurlijke verzwakking van verontreiniging. Dit moet ook de ontwikkeling omvatten van gevoelige en robuuste sensoren, met inbegrip van chemischeen biosensoren en biomimetische systemen die on-line kunnen werken en in real-time vervuilende stoffen en hun effecten kunnen meten, alsmede van risicobepalingsmethoden en daarmee verband houdende technologieën voor verschillende types verontreinigde grond, grondwater en oppervlaktewateren. Snelle bepaling van de toxicologische risico's van verontreinigende stoffen, inclusief de effecten van verontreinigingsmengsels. Onderzoek naar verontreinigingstrends en toetsing van de doeltreffendheid van remediëringsactiviteiten. 1.4.2 Bestrijding van diffuse verontreiniging. Geïntegreerde milieuevaluatie van diffuse verontreiniging van grond- en oppervlaktewateren door bestrijdingsmiddelen, nutriënten, persistente organische chemicaliën en het gebruik van slib. Ontwikkeling en zo mogelijk in-situ-validatie van wetenschappelijk verantwoorde grondbeheerpraktijken en van richtsnoeren voor verantwoord grondgebruik ter voorkoming of vermindering van diffuse verontreiniging. 1.5 Bewakings-, alarmerings- en meldingssystemen De doelstelling is om verschillende systemen te ontwikkelen en te valideren die op verschillende tijds- en ruimteschalen kunnen reageren, met inbegrip van alarmeringssystemen met directe terugkoppeling naar de verontreinigingsbron, met het oog op het beheer van zuiveringsinstallaties of ter ondersteuning van overstromings- of droogtebeheer. Verwachte resultaten: betere bewakingsstrategieën; betere methoden voor de meting van waterkwaliteit en –kwantiteit en technieken voor de meting van verontreinigingsstromen; innoverende instrumenten om bronnen van verontreiniging te identificeren en karakteriseren; snelle, robuuste en goedkope sensorsystemen en analytische hulpmiddelen voor de karakterisering van verontreiniging en de evaluatie van de desbetreffende toxicologische risico's. Verbeterde instrumenten voor de bewaking van en het toezicht op verontreiniging en voor de voorspelling van overstromingen en droogteperiodes. OTO-prioriteiten 1.5.1 Bewaking van en toezicht op verontreiniging. Ontwikkeling van doeltreffende programmatuur en meting-, beheers- en toezichtsystemen voor de bewaking, alarmering en melding, van algemene sensor- en alarmeringssystemen voor gevaarlijke verontreiniging van bodems, waterlagen en gevoelige aquatische- en wetland-ecosystemen en van geschikte gegevensoverbrengingsen beheersinstrumenten. Integratie van ecotoxicologische gegevens en mobiliteitsmodellen ter voorspelling van het gedrag van verontreinigende stoffen en met het oog op de invoering van innoverende alarmeringssystemen. 1.5.2 Betere voorspelling van overstromingen en droogteperiodes. Verbeterde voorspellings- en alarmeringssystemen voor overstromingen en droogteperiodes, waarbij verschillende processen worden geïntegreerd en 7 "remote sensing"-gegevens worden gebruikt, in nauwe samenwerking met de generieke activiteit inzake de bestrijding van risico's en aardobservatie. 1.6 Technologieën voor regulering en beheer van de voorraden en technologieën voor toepassing in aride en semi-aride gebieden en gebieden die over het algemeen een watertekort hebben De doelstelling is om de waterbronnen en aquatische ecosystemen te beschermen en hun kwaliteit te verbeteren, het waterbeheer in aride gebieden te verbeteren en watertekorten beter te beheren. Verwachte resultaten: kosteneffektieve en milieuvriendelijke methodologieën, technieken en beheersinstrumenten voor het beheer van grond- en oppervlaktewateren en ter voorkoming van watercrises en watergebruikconflicten; aangepaste technologieën en evaluatie van de kosteneffectiviteit van alternatieve watervoorzieningsen -beschermingstechnieken voor landbouw en industrie; richtsnoeren en criteria voor het hergebruik van afvalwater op lokale en regionale schaal; instrumenten en methodologieën om de insijpeling van zout water te voorkomen of te beperken. OTO-prioriteiten 1.6.1 Gebruik en beheer van waterbronnen. Evaluatie van de milieueffecten van droogteperiodes, winning van grondwater, grootschalige watertransfers en sociaal-economische factoren die de beschikbaarheid van en de vraag naar water beïnvloeden. Ontwikkeling van criteria om watercrises en watergebruikconflicten te voorkomen. 1.6.2 Preventie en beperking van de insijpeling van zout water. Beter begrip van de aanvulling van watervoerende lagen en ondergrondse opslag, insijpeling van zout water, bepaling van zee-/zoetwateruitwisseling en de seizoenseffecten daarvan en de interactie van zout water met andere verontreinigende stoffen. 1.6.3 Instrumenten voor technologische ontwikkeling en beheer. Geharmoniseerde verzameling, follow-up en analyse van gegevens betreffende waterbronnen. Kosteneffectieve en milieuvriendelijke methodologieën, technieken en beheersinstrumenten voor een adequate regulering van gronden oppervlaktewateren. Vergroting van de kennisbasis voor de kunstmatige aanvulling van watervoerende lagen en het gebruik van alternatieve waterbronnen (e.g. ontzouting van zeewater). Technologische aanpassing en kosteneffectiviteit van alternatieve waterwinnings- en -beschermingstechnieken in landbouw en industrie. Ontwikkeling en toepassing van betere technieken ter karakterisering van karst-waterlagen. Prioriteiten voor en inhoud van de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 1.1.1 Strategische planning en geïntegreerde methodologieën en instrumenten op stroomgebiedschaal 1.1.2 Sociaal-economische aspecten van het duurzaam gebruik van water 8 1.1.3 Operationele beheersystemen en systemen ter ondersteuning van de besluitvorming 1.2.1 Werking van ecosystemen 1.2.2 Ecologische kwaliteitsdoelstellingen 1.4.1 Vermindering van waterverontreiniging ten gevolge van vervuilde locaties, stortplaatsen en sedimenten 1.4.2 Bestrijding van diffuse verontreiniging Prioriteiten voor en inhoud van de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 (eindtermijn 2000) 1.1.1 Strategische planning en geïntegreerde methodologieën en instrumenten op stroomgebiedschaal 1.1.2 Sociaal-economische aspecten van het duurzaam gebruik van water 1.1.3 Operationele beheersystemen en systemen ter ondersteuning van de besluitvorming 1.3.1 Waterbeheer in de stad 1.3.2 Behandeling en hergebruik van water 1.5.1 Bewaking van en toezicht op verontreiniging 1.5.2 Betere voorspelling van overstromingen en droogteperiodes 1.6.1 Gebruik en beheer van waterbronnen 1.6.2 Preventie en beperking van de insijpeling van zout water 1.6.3 Instrumenten voor technologische ontwikkeling en beheer 9 Kernactiviteit 2: biodiversiteit Veranderingen op wereldschaal, klimaat en Doelstellingen en verwachte resultaten De doelstelling van deze kernactiviteit is de wetenschappelijke, technologische en sociaal-economische fundamenten te leggen en de instrumenten te ontwikkelen die nodig zijn voor de studie van en het inzicht in klimaatverandering. In de context van duurzame ontwikkeling wordt de aandacht toegespitst op de mondiale milieuproblemen die potentieel grote effecten kunnen hebben op Europa, zoals klimaatverandering, ozonvermindering, verlies aan biodiversiteit, verlies aan habitats en vruchtbaar land en wijziging van het circulatiesysteem van de oceaan. De voorrang wordt gegeven aan de problemen die onder internationale verdragen of overeenkomsten vallen waartoe de Europese Gemeenschap en/of de lidstaten zijn toegetreden. Met name zal veel aandacht worden besteed aan een integratie en synthese van de problemen van veranderingen op wereldschaal. Hierna worden de problemen geschetst en worden de prioritaire wetenschappelijke doelstellingen nader omschreven. Die doelstellingen zijn: 2.1 De veranderingen op wereldschaal te begrijpen, te ontdekken, te beoordelen en te voorspellen Om een onderscheid te kunnen maken tussen natuurlijke en door de mens veroorzaakte veranderingen en de gevolgen van deze veranderingen goed in te schatten, is het noodzakelijk ze eerst beter te begrijpen om op die basis de gevolgen ervan te kunnen evalueren. Verwachte resultaten: kwantificering van de verandering van de samenstelling van de atmosfeer; kwantificering en prognose van de ozonvermindering; kwantificering van de natuurlijke variabiliteit van het klimaat, verbetering van de voorspelling van regionale klimaatverandering en variabiliteit en plotse klimaatveranderingen. OTO-prioriteiten 2.1.1 Wijzigingen in de samenstelling van de atmosfeer, ter ondersteuning van het Protocol van Kyoto en het Verdrag betreffende grensoverschrijdende luchtverontreiniging over lange afstand. De doelstelling is de chemische stoffen die een effect hebben op de luchtkwaliteit en het klimaat beter te beheersen. Dat vereist een kwantificering van de antropogene en biogene emissies en van de concentratie van broeikasgassen, ozonprecursoren en aerosolen; kwantificering van de balansen daarvan, stralingseigenschappen en prognose van toekomstige trends; relevante fysische en chemische processen; transport en depositie over lange afstand; interacties van aerosolen met wolken; ontwikkeling en toepassing van gekoppelde atmosferische chemietransportmodellen. 2.1.2 Vermindering van ozon in de stratosfeer, ter ondersteuning van het Protocol van Montreal. De doelstelling is de kwantificering en prognose van de ozonvermindering in de stratosfeer en de toename van de UV-straling op 10 het aardoppervlak. Hierbij wordt de aandacht toegespitst op kwantificering van de antropogene en natuurlijke emissies van ozonafbrekende stoffen en de omzetting daarvan; vermindering van de onzekerheden inzake stratosfeertroposfeer-uitwisselingsprocessen en de effecten van vliegtuigemissies; kwantificering van het ozonverlies in de stratosfeer boven Europa en van de invloed van polaire en tropische regio's en de bovenste troposfeer; inzicht in de stratosferische afkoeling en het verband met de troposferische mondiale temperatuurstijging, alsmede betere kwantificering van de effecten daarvan; nauwkeurige bepaling van het UV-stralingsveld in de atmosfeer en de wijzigingen daarvan in de Europese regio. 2.1.3 Voorspelling van en scenario's voor klimaatverandering, ter ondersteuning van het Wereldklimaatverdrag (UNFCCC). De doelstelling is om de capaciteit voor seizoensgebonden, meerjaren- en meerdecenniaklimaatveranderingsvoorspellingen te vergroten en de onzekerheden op het gebied van de regionale klimaatveranderingen te verminderen. Kwantificering van de effecten van de Noord-Atlantische oscillatie, correlaties over grote afstand, El Niño (ENSO), arctische invloed en moesson-systemen; levering van betrouwbaardere voorspellingen van antropogene klimaatveranderingen gedurende decennia tot een eeuw op Europees niveau; detectie en verklaring van klimaatverandering; betere verwerking van fysische en biosfeer-processen (in het bijzonder wolken en aerosolen) in de modellen, forceringsfactoren en terugkoppelingen, integratie van de modelontwikkeling in Europa om betere scenario's te verkrijgen voor de evaluatie van de effecten op regionale schaal; betere kwantificering van het verband tussen klimaatverandering en frequentie en schaal van extreme gebeurtenissen (e.g. overstromingen, droogte); uitwerking van scenario's i.v.m. de met klimaatverandering verbonden risico's voor de volksgezondheid. 2.1.4 Klimaatvariabiliteit en plotse klimaatveranderingen. De doelstelling is een inzicht te verkrijgen in de grootte van de natuurlijke variabiliteit teneinde meer duidelijkheid te verkrijgen over het gevaar van snelle veranderingen van het klimaatsysteem. Beter inzicht in de rol van de oceaan in het klimaatsysteem, met name thermohaline circulatie, ontstaan van diep water en het verband met de waterkringloop, polaire processen en wijzigingen van het zeeniveau; opsporing en kwantificering van veranderingen in de waterkringloop en de effecten daarvan op en interacties met het circulatiesysteem van de oceaan, cryosfeer, atmosfeer, geosfeer-biosfeer en natuurlijke rijkdommen; beter inzicht in de terugkoppelingen tussen bodembedekking, biosfeer en het klimaatsysteem; consolidatie van de klimaatgegevens met hoge tijdsresolutie voor de laatste 15.000 jaar, verbetering van het inzicht in de voorbije klimaaten milieuveranderingen (binnen de laatste 250.000 jaren). 2.2 Meer inzicht te verschaffen in de terrestrische (inclusief zoetwater-) en mariene ecosystemen en hun interacties De nadruk wordt gelegd op de interacties van de ecosystemen met landoppervlak en -gebruik, bodems, water, de atmosfeer en de oceanen; de rol van de biodiversiteit en veranderingen op wereldschaal; de interacties binnen en tussen de terrestrische, mariene en zoetwater-ecosystemen, de biogeochemische cyclus, de grootschalige aantasting van het land en de woestijnvorming. 11 Verwachte resultaten: evaluatie van veranderingen van de ecosystemen en van hun kwetsbaarheid; kwantificering van de koolstof- en stikstofbalansen; rationele methoden voor het beschermen van de biodiversiteit. OTO-prioriteiten 2.2.1 Kwetsbaarheid van ecosystemen, ter ondersteuning van de verdragen betreffende Klimaatverandering, Woestijnvorming en Biodiversiteit. De doelstelling is een evaluatie te maken van de kwetsbaarheid van de voornaamste ecosystemen, van de snelheid en de omvang van wijzigingen in het gebruik van land en van de gevolgen voor de voornaamste economische sectoren en natuurlijke rijkdommen. Beoordeling van de snelheid, omvang en dynamiek van veranderingen in landgebruik en bodembedekking in verschillende regio's onder variërende druk; beter begrip van de interacties tussen antropogene effecten en natuurlijke veranderingen in de ecosystemen, biodiversiteit en veranderingen op wereldschaal; inzicht in de veranderingen op het gebied van de werking en productiviteit van ecosystemen; bepaling van de fundamentele processen en interacties die een rol spelen bij de aantasting van het land en de woestijnvorming; ontwikkeling van scenario's inzake de kwetsbaarheid van ecosystemen waarin kritische stressfactoren en effecten zijn verwerkt. 2.2.2 Interacties tussen ecosystemen en de koolstof- en stikstof-cyclus, ter ondersteuning van het Protocol van Kyoto. De doelstelling is de kwantificering van biosfeer-bronnen en -putten voor koolstof en stikstof te verfijnen. Bijdrage van de verschillende terrestrische en mariene ecosystemen tot de koolstof- en stikstof-cyclus; omschrijving en kwantificering van de rol van bodems als, hetzij een bron, hetzij een put voor koolstof en stikstof; het effect van wijzigingen in de koolstof- en stikstof-cyclus op de ecosystemen; veranderingen van landgebruik en het effect daarvan op de koolstof- en stikstof-cyclus; bijdragen van sedimenten in de oceaan tot de koolstofkringloop; kwantificering en wereldomspannende integratie van de mariene, aquatische en terrestrische koolstof- en stikstofbronnen/-putten en uitwisselingen tussen deze reservoirs. 2.2.3 Evaluatie en bescherming van de biodiversiteit, ter ondersteuning van het Verdrag inzake de biologische diversiteit en de Europese biodiversiteitsstrategie. De doelstelling is om criteria, methoden, indicatoren, alsmede een strategie, vast te stellen die in een context van veranderende landgebruikpraktijken kunnen bijdragen tot de bescherming van de biodiversiteit en tot een duurzaam gebruik van biologische rijkdommen. Dit heeft tot doel biodiversiteitsindicatoren te ontwikkelen; veranderingen in de biodiversiteit te ontdekken en te begrijpen; methoden te ontwikkelen om kwalitatief en kwantitatief inzicht te verkrijgen in fundamentele oorzaken, mechanismen en dynamica van de biodiversiteit in en tussen soorten en ecosystemen, overleving van soorten in gefragmenteerde habitats, kritische drempels voor het verlies van biodiversiteit en invasie van vreemde soorten. 2.3 Scenario's en strategieën om op veranderingen op wereldschaal te reageren 12 De doelstelling is om mondiale en regionale scenario's en strategieën te ontwikkelen, met inbegrip van tijdschema's, voor de preventie en beperking van en eventuele aanpassing aan de effecten van veranderingen op wereldschaal en klimaatverandering, alsmede voor de bescherming van de biodiversiteit in de context van duurzame ontwikkeling en de EU-verbintenissen uit hoofde van multilaterale overeenkomsten. Verwachte resultaten: hanteerbare beheersstrategieën en acties met het oog op de bestrijding van de negatieve gevolgen van grote wereldwijde problemen, waarbij rekening wordt gehouden met de economische, technische, institutionele en beleidsmogelijkheden en de maatschappelijke aanvaardbaarheid en waarbij economische groei wordt losgekoppeld van de aantasting van het milieu. OTO-prioriteiten 2.3.1 Beperking van en aanpassing aan veranderingen op wereldschaal. De doelstellingen zijn om met het oog op aanpassing aan veranderingen op wereldschaal te zorgen voor oplossingen en strategieën voor het terugdringen van de emissies en concentraties van broeikasgassen en te zorgen voor opties voor een efficiënt beheer van de voornaamste economische sectoren en natuurlijke rijkdommen, alsook om bij te dragen tot de stopzetting van het gebruik van ozonafbrekende stoffen. De effecten van het beleid en de maatregelen die in de nasleep van Kyoto is gevoerd, resp. zijn genomen, en flexibiliteitsmechanismen voor de vermindering van de uitstoot; opties voor het terugdringen van de emissies ten gevolge van veranderingen in het landgebruik en voor de versterking van de koolstofputten; verbetering van de aanpassingscapaciteit met betrekking tot de klimatologische effecten op de verschillende regio's, economische sectoren en gemeenschappen; opties ter vervanging van chloor- en broom-verbindingen en evaluatie van de effecten van de beperking van niet-volledig gereguleerde verbindingen en alternatieve stoffen (Protocol van Montreal); doeltreffendheid van de tenuitvoerleggings-, verificatie- en handhavingsmaatregelen voor de Protocols van Kyoto en Montreal. 2.3.2 Verzoening van het behoud van biodiversiteit met de economische ontwikkeling, ter ondersteuning van het Verdrag betreffende de biologische diversiteit en de Europese biodiversiteitstrategie. De doelstelling is om strategieën te ontwikkelen en toe te passen om het behoud van de biodiversiteit te verzoenen met andere, eventueel tegenstrijdige menselijke activiteiten, meer bepaald door de ontwikkeling en beproeving van methoden voor de waardebepaling van de biodiversiteit, bij te dragen tot de verzoening van de menselijke activiteit en de economische ontwikkeling met het behoud van de biodiversiteit en bij te dragen tot de integratie van de begrippen, kritische drempels en andere elementen, zoals bufferzones en corridors, in de beheerstrategieën. 2.3.3 Bestrijding van de aantasting van de bodem en de woestijnvorming. De doelstelling is om te zorgen voor opties voor een duurzame ontwikkeling van gevoelige gebieden dankzij samenwerking van de betrokken partijen, waarbij de aandacht wordt toegespitst op: de evaluatie van de effecten van landbouw, bosbouw, water, prijsgeven van land en planningsbeleid op de bedreigde regio's; ontwikkeling en evaluatie van de 13 doeltreffendheid van gestandaardiseerde methoden en instrumenten om de aantasting van het land te beperken en af te zwakken en de strategieën voor duurzaam landbeheer te verbeteren. 2.3.4 Verenigbaarheid van het EU- en het internationale beleid op milieugebied en verband met de handel. De doelstelling is om de beleidsmakers van advies te dienen inzake de interactie tussen specifieke richtlijnen en verdragen, alsook om de banden tussen overeenkomsten op het gebied van het milieu en de handel te verbeteren. Afweging van de synergieeffecten en potentiële conflicten tussen de doelstellingen van verschillende internationale verdragen en het Europese beleid; voorwaarden om de verenigbaarheid inzake wereldwijde problemen te waarborgen en de doeltreffendheid van het beleid na te gaan; analyse van de gevolgen van milieuovereenkomsten voor de handel en evaluatie van de mogelijkheid om handelsbepalingen te gebruiken om de doeltreffendheid van milieuverdragen te vergroten; onderzoek naar industriële transformatieprocessen, met specifieke aandacht voor economische overgangsprocessen in de landen van Midden- en Oost-Europa. 2.4 De Europese component van de mondiale aardobservatiesystemen De doelstelling is om de ontwikkeling van de Europese component van de mondiale observatiesystemen voor het klimaat, terrestrische systemen en de oceanen te ondersteunen. De doelstelling is om de gaten in de bestaande observatiecapaciteit aan te geven en ertoe bij te dragen die te dichten teneinde ervoor te zorgen dat de vereiste geconsolideerde gegevensbanken met gegevens over lange termijn op een gecoördineerde manier worden samengesteld en dat de verzamelde gegevens beschikbaar worden gemaakt om de veranderingen op wereldschaal en de effecten daarvan te voorspellen en antwoorden te formuleren. Hierbij wordt in de eerste plaats gekeken naar de eisen en prioriteiten van de gebruikers en naar de mogelijkheid van integratie met andere onder deze kernactiviteit vallende activiteiten. Verwachte resultaten: betere exploitatie van bestaande gegevens en observatiesystemen, ontwikkeling van essentiële nieuwe observatiecapaciteit, betere positionering van de Europese industrie op de wereldmarkt voor observatiesystemen. OTO-prioriteiten 2.4.1 Betere exploitatie van bestaande gegevens en aanpassing van de bestaande observatiesystemen. De doelstelling is de bestaande gegevensbanken en technologieën daadwerkelijk te exploiteren. Dit omvat: coördinatie van de bestaande observatiefaciliteiten; beter gegevensbeheer en betere toegang tot de bestaande gegevensbanken; ontwikkeling van instrumenten en technieken voor de integratie van bestaande gegevens uit verschillende bronnen voor meervoudig gebruik; ontwerp en tenuitvoerlegging van innoverende toepassingen waarbij de huidige observatiecapaciteit wordt gebruikt voor de verzameling van gegevens over nieuwe parameters. 2.4.2 Ontwikkeling van nieuwe observatiecapaciteit voor langdurige gegevensverzameling. De doelstelling is om de behoefte aan nieuwe kosteneffectieve observatiesystemen te bepalen en die laatste zonodig te 14 helpen ontwikkelen. Dit kan naar gelang van de noodzaak omvatten: vastleggen van de eisen en prioriteiten voor en de waarde van informatie; afweging van de opties voor lange-termijnexploitatie (met inbegrip van toekomstige financieringsscenario's en, waar mogelijk, partnerschappen tussen overheid en particuliere sector); ontwikkeling van essentiële elementen voor zowel in-situ- als "remote sensing"-observatiesystemen. Prioriteiten voor en inhoud van de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 2.1.1 2.1.2 2.1.3 2.2.2 2.2.3 2.3.1 2.4.1 Wijzigingen in de samenstelling van de atmosfeer Vermindering van ozon in de stratosfeer Voorspelling van en scenario's voor klimaatverandering Interacties tussen ecosystemen en de koolstof- en stikstof-cyclus Evaluatie en bescherming van de biodiversiteit Beperking van en aanpassing aan veranderingen op wereldschaal Betere exploitatie van bestaande gegevens en aanpassing van de bestaande observatiesystemen Prioriteiten voor en inhoud van de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 (deadline 2000) 2.1.4 Klimaatvariabiliteit en plotse klimaatveranderingen 2.2.1 Kwetsbaarheid van ecosystemen 2.3.2 Verzoening van het behoud van biodiversiteit met de economische ontwikkeling 2.3.3 Bestrijding van de aantasting van de bodem en de woestijnvorming 2.3.4 Verenigbaarheid van het EU- en het internationale beleid op milieugebied en verband met de handel 2.4.1 Betere exploitatie van bestaande gegevens en aanpassing van de bestaande observatiesystemen 2.4.2 Ontwikkeling van nieuwe observatiecapaciteit voor langdurige gegevensverzameling 15 Kernactiviteit 3: Duurzame mariene ecosystemen Doelstellingen en verwachte resultaten Gezien de diversiteit, het belang en het internationale gebruik van de Europese zeeën is een toegepaste kennisbasis, inclusief betrouwbare evaluatie- en prognosetechnieken, vereist om de effecten van de verschillende activiteiten op de ecosystemen te begrijpen, bij te dragen tot de bescherming van ecosystemen tegen verontreiniging en leefbare beheersstrategieën op lange termijn te ontwikkelen. Naarmate de marktspelers ook diepere wateren gaan opzoeken, strekt de uitdaging van een op duurzaam gebruik gericht beheer, wat voordien was beperkt tot de kustzone en het continentaal plat, zich nu ook uit tot de continentale helling en de abyssale vlakten. Het doel van deze kernactiviteit is de fundamenten te leggen voor nieuwe beheersconcepten voor de Europese zeeën, zowel op lokaal als op zeebekkenniveau, en bij te dragen tot de tenuitvoerlegging van de relevante overeenkomsten. Dit zal worden bereikt op drie manieren: via activiteiten met het oog op een beter begrip en betere modellering en voorspelling van de werking van mariene systemen en veranderingen door antropogene activiteiten, zowel in de open zee rond Europa als in de Europese kustzone; door de ontwikkeling van nieuwe milieuvriendelijke technologieën om het mariene milieu te onderzoeken, te bewaken en te exploiteren; door een betere voorspelling van de milieuparameters die een effect hebben op offshore-activiteiten. Sturende sociaal-economische processen en belangrijke effecten zullen waar nodig worden bekeken. De OTO-activiteiten vinden in de eerste plaats in de Europese zeeën plaats, maar kunnen worden uitgebreid tot andere zeeën wanneer dit noodzakelijk blijkt om de doelstellingen van deze kernactiviteit te behalen. 3.1. Betere kennis van mariene processen, ecosystemen en interacties. Het doel is om op basis van nieuwe wetenschappelijke kennis het duurzaam gebruik van het mariene milieu en de mariene rijkdommen te bevorderen en daarbij de integriteit en goede werking van de ecosystemen ten volle te respecteren, alsook de ontwikkeling van nieuwe, geïntegreerde beheersconcepten te bevorderen. Verwachte resultaten: prognosecapaciteit voor de natuurlijke variaties in de werking van ecosystemen; concepten voor een veilig en milieuvriendelijk gebruik van de zeeboden en de daaronder gelegen rijkdommen; beheersmodellen voor transportroutes en de effecten van verontreinigende stoffen, sleutelelementen en nutriënten in mariene milieus. OTO-prioriteiten 3.1.1. Betere bepaling van de natuurlijke mechanismen in de werking van ecosystemen. De doelstelling is om prognosecapaciteit te ontwikkelen voor de variaties in de werking van ecosystemen en structuren op kleine, middelgrote en grote schaal. Dit kan op termijn bijdragen tot een duurzaam gebruik van 16 mariene rijkdommen (e.g. door de visserij en de aquacultuur)5. De OTOactiviteiten zullen worden gericht op de effecten van fysische forcering, milieufactoren en interacties aan oceaan-grenzen en interfaces in verband met de werking en verandering van ecosystemen, op de analyse van het onderscheid tussen natuurlijke en antropogene variabiliteit, op onderzoek naar de rol van extreme milieus en hun gemeenschappen (i.e. in arctische en subarctische zeeën, door zuurstofgebrek gekenmerkte semi-ingesloten zeeën, de diepzee en de diepzeebodem, met inbegrip van hydrothermale bronnen), en op de analyse van langetermijntrends in de ecosysteem-variabiliteit, meer bepaald door de integratie van nieuwe modellerings-, retrospectieve-analyse- en processtudies. 3.1.2. Karakterisering van sediment-systemen met het oog op een duurzaam beheer en gebruik van het continentaal plat, de continentale helling, en de diepzeebodem. De doelstelling is de toegang tot en het gebruik van zeebodemrijkdommen te vergemakkelijken, tegen de achtergrond van exploratie op steeds grotere diepten. De OTO-prioriteiten zijn: de meting van oude en hedendaagse sedimentatieprocessen en -sequenties binnen verschillende tektonische omgevingen, onderzoek naar de stabiliteit van de continentale helling en aandacht voor een aantal nieuwe onderzoekspunten (gashydraten, het potentieel van biogene sedimentaire structuren als indicatoren voor de aanwezigheid van koolwaterstoffen, de ondergrondse biosfeer van de diepzee en de koppeling daarvan met de geosfeer). 3.1.3. Transportroutes en effecten van verontreinigende stoffen, sleutelelementen en nutriënten in het mariene milieu. De doelstelling is de tenuitvoerlegging en verdere ontwikkeling van de communautaire waterwetgeving te ondersteunen en de uitvoering van de relevante overeenkomsten inzake de vermindering van de belasting van de zee met nutriënten en verontreinigende stoffen te bevorderen. De OTO-activiteiten moeten gericht zijn op het transport (inclusief naar/van de atmosfeer), kringlopen, koppeling en opslag van koolstof, nutriënten en verontreinigende stoffen. Er moet ook een evaluatie worden gemaakt van de effecten van verontreinigende stoffen (met name van synthetische organische microverontreinigende stoffen en nieuwe stoffen), hun opname door organismen, hun ecotoxicologische effecten en de synergie-effecten van verschillende verontreinigende stoffen op de ecosystemen. 3.2. Vermindering van de gevolgen van de menselijke activiteit voor de biodiversiteit en het duurzaam functioneren van mariene ecosystemen en bevordering van de ontwikkeling van technologieën voor een veilige en economische, maar duurzame exploitatie van mariene rijkdommen. De doelstelling is het effect van de menselijke activiteit op de biodiversiteit en de duurzame werking van mariene ecosystemen te beperken en de technologieën te ontwikkelen die vereist zijn om een veilige en economische, maar duurzame exploitatie van mariene rijkbronnen mogelijk te maken, namelijk door de wetenschappelijke grondslag voor duurzaamheid te versterken. Verwachte resultaten: strategieën in verband met het teruglopen van de mariene biodiversiteit; protocols met beste praktijken voor economische 5 Voorstellen inzake de interactie tussen visserij, aquacultuur en het mariene milieu moeten worden ingediend in het kader van het thematisch programma 1 (Kernactiviteit Duurzame landbouw, visserij en bosbouw). 17 activiteiten; capaciteit om toekomstige milieucrises te voorspellen; ontwikkeling van strategieën om een antwoord te bieden op de aantasting van het milieu door de mens; nieuwe technologieën voor onderzoek inzake mariene rijkdommen en het milieu, met inbegrip van risico-evaluatie. OTO-prioriteiten 3.2.1. Omkering van de trend van achteruitgang van de mariene biodiversiteit. De doelstellingen zijn om voorspellingen mogelijk te maken op het gebied van de ontwikkeling van de biodiversiteit in mariene ecosystemen en methoden te ontwikkelen om de achteruitgang van de biodiversiteit tegen te gaan. De biodiversiteit moet worden bekeken op verschillende ruimtelijke en tijdsschalen en niveaus van biologische organisatie. OTO-acties moeten gericht zijn op de vaststelling van de basismechanismen voor veranderingen in de biodiversiteit, de vaststelling van de potentiële en daadwerkelijke antropogene effecten, de omschrijving van bio-indicatoren voor de gezondheid van het milieu, de ontwikkeling van nieuwe retrodictie- en evaluatiemethoden voor biodiversiteitsveranderingen en de formulering van beheersopties om het teruglopen van de biodiversiteit in getroffen ecosystemen om te keren. 3.2.2. Vermindering van de effecten van antropogene activiteiten op het mariene milieu en herstel van aangetaste mariene systemen. De doelstellingen zijn de antropogene effecten op mariene ecosystemen te beperken en te voorkomen en de aantasting van mariene systemen tegen te gaan. Het onderzoek moet worden gericht op de relevante processen, natuurlijk dan wel antropogeen, waarmee de effecten van door de mens geïnduceerde veranderingen en de synergieën daarvan, met inbegrip van de ontwikkeling van schadelijke algensoorten, kunnen worden beheerst en beperkt, en moet scenario's opleveren voor de sociaal-economische voordelen die een vermindering van de antropogene effecten kan opleveren. Een voorafgaande voorwaarde om de aantasting van systemen te kunnen voorspellen, is dat men beschikt over een studie van de bestaande en potentiële beschermingsmaatregelen. Het onderzoek zal worden toegespitst op de omkeerbaarheid van processen, de gevolgen van ongevallen, met inbegrip van olievlekken, de functionele vervanging van aangetaste systemen en de bij saneringsmaatregelen geldende tijds- en kostenschalen. 3.2.3. Technologieën voor een veilige, duurzame en economische exploitatie van mariene rijkdommen. De doelstelling is om de ontwikkeling van "schone" technologieën voor de exploitatie van oceanen te bevorderen en het aldus voor de Europese fabrikanten mogelijk te maken om concurrerender te worden op de groeiende markt voor mariene technologie. Als allereerste voorwaarde moet men beschikken over middelen om het mariene milieu te karakteriseren, observeren en bewaken. Daaruit volgen de volgende prioriteiten: geïntegreerde thematische inkaartbrenging van de Europese zeeën (inclusief proefprojecten), ontwikkelingen op het gebied van oceanografische instrumentatie (inclusief systemen voor occasioneel ingezette schepen), communicatie- en beeldvormingsystemen en diepzeeobservatoria. De nadruk moet worden gelegd op efficiëntie, snelheid, betrouwbaarheid, milieuvriendelijkheid en veiligheid. Tegelijkertijd moet er aandacht worden besteed aan de verbetering van monsterneming en -behandeling (inclusief 18 monsters van boringen in de oceaan), de exploitatie van verspreide verzamelingen van monsters en de interkalibratie. Onder dit hoofdstuk valt ook onderzoek ter vergemakkelijking van biotechnologische toepassingen: opsporen van nieuwe mariene biologische rijkdommen, verificatie van hun potentieel voor toepassingen en kweektechnieken op grote schaal voor zeldzame soorten. 3.3. Bewaking en beheer van kustprocessen en de kustlijn. De doelstelling is om geïntegreerde kustbeheerconcepten6 te ontwikkelen, met inbegrip van kosten-batenbeoordelingen, ten einde verontreiniging, overstroming en erosie, met name van kwetsbare kustlijnen, te beperken en een duurzaam gebruik van rijkdommen te waarborgen. Verwachte resultaten: instrumenten voor geïntegreerd beheer en concepten voor het ecosysteem van kustzones; langetermijnvoorspellingen van veranderingen van de kustlijn; betrouwbare, economische en milieuvriendelijke kustbeschermingsmaatregelen tegen overstromingen en erosie; daadwerkelijke bewaking van kust-, continentaal-plat- en hellingszones. OTO-prioriteiten 3.3.1. Geïntegreerde studies inzake land-oceaaninteractie. De doelstelling is om de rol van de kustzeeën in de land-oceaaninteractie te evalueren (met inbegrip van de interacties aan het continentaal plat, de koppeling tussen kustzones en rivierbekkens en de rol van zoutwaterwetlands). Er is onderzoek nodig over de regionale en mondiale gevolgen van de menselijke activiteit op de land-oceaaninteracties via verontreiniging, eutrofiëring, fysieke verstoring en exploitatie van rijkdommen, en er moet een strategie voor de bewaking, het beheer en het gebruik van duurzame kustrijkdommen worden uitgewerkt. Veranderingen van de kustlijn. De doelstelling is om ons vermogen te verbeteren om morfologische veranderingen op lange termijn en kustevoluties over termijnen van decennia of langer en voor lange stukken kustlijn te voorspellen en innoverende beheersconcepten uit te werken. Alle relevante fysische, bio-geochemische en geo-morfologische processen moeten tegelijkertijd worden bekeken, waarbij ook moet worden gekeken naar de maatschappelijk-economische dimensie en de interacties van het kustsysteem met zijn grenzen (land, lucht, open zee). Speciale aandacht moet worden besteed aan de problemen van kustinhammen (getijdenbassins, estuaria, lagunes, rias en lochs). 3.3.3. Bescherming van de kust tegen overstromingen en erosie. De doelstelling is om de kustbescherming tegen overstromingen en erosie betrouwbaar, economisch en milieuvriendelijk te maken. Extreme gebeurtenissen aan de kust moeten beter worden begrepen en hun effect op verschillende waterbouwkundige werken moet worden nagegaan. De ontwerpconcepten voor waterbouwkundige werken ter bescherming van kusten tegen overstromingen moeten verder worden ontwikkeld en daarbij moeten veiligheidsconcepten en risicoanalysetechnieken worden geïntegreerd en moet 6 Rekening houdend met de doelstellingen en resultaten van het recente INTERREG-initiatief voor het beheer van kustzones en het EU-demonstratieprogramma voor geïntegreerd beheer van de kustlijn. 19 ernaar worden gestreefd het milieu zo weinig mogelijk aan te tasten. De rol en werking van zoute moerassen en moddervlakten als natuurlijke kustverdedigingsmechanismen en bufferzones tegen verontreiniging moeten worden nagegaan en methodologieën voor de ontwikkeling en het herstel daarvan moeten worden uitgewerkt. 3.3.4. Bewaking van kustprocessen. De doelstelling is het voor de kustbeheerders mogelijk te maken trends in de toestand van het systeem te ontdekken, mogelijke risico's van kortetermijngebeurtenissen en langetermijnevoluties in te schatten en de duurzaamheid van de aan de gang zijnde ontwikkeling te beoordelen. Er zullen systemen worden ontwikkeld voor een daadwerkelijke en duurzame bewaking van de kustzones teneinde een zicht te krijgen op de toestand van het milieu en de relevantste parameters voor overstroming, erosie en verontreiniging aan te kunnen geven. 3.4. Operationele voorspelling van de milieueisen voor offshoreactiviteiten. De doelstelling is om een veilige en duurzame offshore-activiteit in kust, continentaal-plat- en hellingszones mogelijk te maken en de nodige elementen te ontwikkelen voor een geschikt marien observatiesysteem en preoperationeel proef-voorspellingssysteem. Het bijeenbrengen van compatibele gegevensverzamelingen en de verspreiding van prognoses zullen worden geoptimaliseerd in overeenstemming met de beste praktijken, als vastgelegd in de internationale voorschriften en overeenkomsten. Verwachte resultaten: capaciteit om de toestand van het mariene milieu te bewaken; voorspelling van de toestand, trends en wijzigingen van mariene kenmerken (oppervlakte- en onderwaterstromen, golven, algenbloei, enz.) die een effect hebben op de menselijke activiteit (visserij, navigatie, toerisme, kustbeheer); mogelijkheid om de daarmee verbonden risico's in te schatten (e.g. schade aan werkzaamheden of structuren, overstromingen, erosie en verontreiniging; navigatie, enz.) en om de duurzaamheid van de aan de gang zijnde ontwikkelingen te beoordelen. OTO-prioriteiten De prioriteiten zijn: ontwikkeling en demonstratie van de volledige reeks activiteiten: geoptimaliseerde selectie van te meten parameters; geoptimaliseerde en gestandaardiseerde verzameling/behandeling van gegevens van hoge kwaliteit (zowel in situ als via remote sensing); verwerking van die gegevens in modellen voor weersvoorspellingen en weersvoorspellingen op zeer korte termijn; ontwerp, ontwikkeling, beproeving en vaststelling van observatiegrenzen van pre-operationele systemen en de verbinding daarvan met de mondiale systemen; gestandaardiseerde verspreiding van de resultaten aan gebruikersgroepen, i.e. wetenschappers die de desbetreffende processen onderzoeken, lokale autoriteiten die kustbeschermingsmaatregelen plannen, industriëlen en andere spelers. Prioriteiten voor en inhoud van de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 3.1.1 Betere bepaling van de natuurlijke mechanismen in de werking van ecosystemen 20 3.1.2 Karakterisering van sediment-systemen met het oog op een duurzaam beheer en gebruik van het continentaal plat, de continentale helling en de diepzeebodem 3.2.1 Omkering van de trend van achteruitgang van de mariene biodiversiteit 3.2.2 Vermindering van de effecten van antropogene activiteiten op het mariene milieu en herstel van de aangetaste mariene systemen 3.3.1 Geïntegreerde studies inzake land-oceaaninteracties Prioriteiten voor en inhoud van de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 (deadline 2000) 3.1.3 Transportroutes en effecten van verontreinigende stoffen, sleutelelementen en nutriënten in het mariene milieu 3.2.3 Technologieën voor een veilige, duurzame en economische exploitatie van mariene rijkdommen 3.3.2 Veranderingen van de kustlijn 3.3.3 Bescherming van de kust tegen overstromingen en erosie 3.3.4 Bewaking van kustprocessen 3.4 Operationele voorspelling van de milieueisen voor offshore-activiteiten 21 Kernactiviteit 4: De stad van morgen en het culturele erfgoed Doelstellingen en verwachte resultaten Overal in Europa wordt men geconfronteerd met de uitdaging om de leefkwaliteit in de stedelijke gemeenschappen en daarmee verbonden stedelijke regio’s te verbeteren en het concurrentievermogen van de Europese steden veilig te stellen, waarbij tegelijkertijd duurzame ontwikkeling in economisch, architectonisch, ecologisch, maatschappelijk en cultureel opzicht wordt bevorderd. Steden verschillen wat betreft cultuur, milieusituatie, grootte, economische structuur, maatschappelijke samenstelling en demografie. Ondanks deze verschillen staan de steden in alle Europese regio’s voor gemeenschappelijke uitdagingen, zoals die in verband met luchtkwaliteit, lawaai, verkeerscongestie, afvalstoffen, economisch concurrentievermogen, werkgelegenheid, veiligheid, instandhouding van hun aftakelende infrastructuur en gebouwde omgeving, beperking van de maatschappelijke uitsluiting, bevordering van duurzame ontwikkeling en versterking van de culturele identiteit. Met de hier behandelde kernactiviteit wordt een mix van sociaal-economische, ecologische en technologische benaderingen beoogd inclusief de ontwikkeling, integratie en demonstratie7 van technologieën, instrumenten en methodologieën om tot betere voorspellingen, controles en beoordelingen te komen en beste praktijken vast te stellen. Het accent wordt gelegd op benaderingen die de burger en belanghebbende meer inspraak geven in de stedelijke besluitvorming en ertoe bijdragen dat alle burgers, inclusief die welke bijzondere behoeften hebben, over betrouwbare, efficiënte en betaalbare diensten kunnen beschikken. Binnen vier gecorreleerde thema’s die een geïntegreerd kader bieden worden activiteiten op de volgende gebieden beoogd: 4.1 Duurzame stadsplanning en rationeel beheer van hulpbronnen. Doel is om meer inzicht te krijgen in de stedelijke besluitvorming teneinde duurzame ontwikkeling te ondersteunen. Hierbij komen kijken: analyse- en bewakingsmethoden en –instrumenten ter beoordeling van markteffecten, verbetering van het instrumentarium voor stedelijk beleid, regelgeving, prikkels en economische instrumenten, met speciale aandacht voor de effecten op omliggende gebieden, vermindering van de ecologische voetafdruk van stedelijke activiteiten. Verwachte resultaten: kennisuitbreiding, oplossingen en geïntegreerde beste praktijken voor duurzame economische ontwikkeling en voor het verbeteren van de kwaliteit van het stadsleven; beleidsprikkels, instrumenten en beste praktijken voor duurzaam stadsbeheer inclusief strategieën voor duurzame afvalbehandeling, -verwijdering en –hergebruik 7 Gezien de beperktheid van de beschikbare middelen ligt de nadruk bij deze kernactiviteit op de innovatieve planning van demonstraties voortvloeiend uit de integratie van technologieën en de comparatieve beoordeling van verschillende benaderingen en processen. In sommige gevallen, zoals bij het culturele erfgoed, moeten pilot-demonstraties gezien worden als onderdeel van onderzoek en kunnen deze enige steun behoeven. 22 OTO-prioriteiten 4.1.1 Verbetering van het stadsbestuur en de stedelijke besluitvorming. Doel is om instrumenten en beste praktijken te ontwikkelen voor effectief, duurzaam stadsbeheer. De complexiteit van steden, hun dynamiek, interacties en snelle veranderingen vereisen betere en innovatieve instrumenten, methoden en systemen voor geïntegreerde effectieve stadsplanning en – beheer alsmede modellen voor inspraak van de burger in het besluitvormingsproces. Voor de karakterisering van de toestand en ontwikkeling van steden zijn beleidsrelevante beoordelingen, systeemmodellen, scenario’s en voorspellingsmethoden vereist. 4.1.2 Verbetering van de kwaliteit van het stadsleven. Doel is om geoptimaliseerde methodologieën en beste praktijk te ontwikkelen voor het verbeteren van de leefkwaliteit in stedelijke gebieden met betrekking tot: maatschappelijke integratie, gezondheid, milieu, stedelijke ecosystemen, huisvesting, veiligheid en toegang tot diensten en essentiële voorzieningen (water, land en energie). Belangrijke punten met betrekking tot het milieu zijn: karakterisering, ontwikkeling van modellen, bewaking en beoordeling van verontreiniging (inclusief lucht-, lawaai- en trillingsverontreiniging) en de ontwikkeling van alarmeringssystemen. 4.1.3 Reductie van afvalstoffen en beheer van de levenscyclus ervan. Doel is om de hoeveelheid, verscheidenheid en het gevaar van te verwijderen vaste afvalstoffen te verminderen door meer inzicht te verwerven in de levenscyclus van afvalstromen en strategieën uit te werken voor reductie, hergebruik en verwerking van afval met een minimaal effect op het milieu en de maatschappij. 4.1.4 Economische ontwikkeling, concurrentievermogen en werkgelegenheid. Doel is om beste praktijken te ontwikkelen die gericht zijn op de effectieve integratie van technologieën teneinde de werkgelegenheid binnen de stedelijke context te verbeteren. Er moet hierbij aandacht worden besteed aan kritieke stedelijke behoeften, verhoogde mobiliteit en toegang, verbeterde productiviteit van de hulpbronnen, geavanceerde communicatieinfrastructuur (“digitale steden”), voorziening van geschoold personeel en effectieve netwerken tussen aanbieders en gebruikers van kennis. Dit behelst het integreren van nieuwe technologieën in de kunstnijverheid, die deel uitmaakt van het culturele erfgoed. Evenwichtige regionale ontwikkeling moet samenwerkingskaders tussen steden met uiteenlopende kenmerken, stedelijke regio’s alsmede verbonden plattelandsgebieden mogelijk maken. Nieuwe technologieën moeten tegemoetkomen aan de behoeften van steden, zoals stedelijke ICT, telewerken, informatietoegang, GIS voor stadsplanning en – beheer, en interactieve systemen. 4.2 Bescherming, conservering en uitbreiding van het Europese culturele erfgoed. Doel is de schade vast te stellen en te beoordelen aan zowel het roerende als het onroerende culturele erfgoed, waarbij het accent vooral wordt gelegd op oplossingen en beoordeling van de bescherming, conservering, uitbreiding en toegankelijkheid ervan. Verwachte resultaten: ontwikkeling van instrumenten om milieuschade aan het culturele erfgoed beter te voorspellen en voorkomen en om verontreinigingsdrempelniveaus vast te stellen; vaststelling van beste praktijken 23 voor duurzame bescherming, conservering en beheer van het roerende en onroerende culturele erfgoed, inclusief de veilige uitwisseling ervan en toegang ertoe voor de burgers alsmede de integratie ervan in de stedelijke context. OTO-prioriteiten 4.2.1 Het beter beoordelen van schade aan het culturele erfgoed. Doel is milieuschade aan het culturele erfgoed beter te voorspellen en te voorkomen en om verontreinigingsdrempelniveaus vast te stellen. Beoordeling van de chemische, fysische en biologische effecten van combinaties van verontreinigende stoffen op het roerende en onroerende culturele erfgoed in steden, inclusief het effect van deeltjes en gassen zoals O 3, N- en S-verbindingen en de synergetische effecten ervan in de zin van de EG-richtlijnen inzake de stedelijke luchtkwaliteit. Beoordeling van de effecten van het microklimaat en de neerslag van verontreinigende stoffen aan de binnen- en buitenkant van historische gebouwen, musea, bibliotheken, galerijen en archieven. 4.2.2 Ontwikkeling van innovatieve conserveringsstrategieën. Doel is om instrumenten te ontwikkelen voor het duurzame beheer van het culturele erfgoed. Preventieve conserveringsstrategieën voor culturele bezittingen in gebouwen en in de open lucht. Vergelijking tussen nieuwe conserveringsproducten, -methoden en –technologieën en de bestaande alternatieven. Omkeerbaarheid van behandelingen en het niet-destructieve karakter ervan. Interactie tussen oude en nieuwe conserveringsmaterialen en -methoden bij structurele of oppervlakte-ingrepen. Milieureguleringssystemen (airconditioning, vitrines) alsmede methodologieën voor het ontwerpen van gebouwen en modellen voor een integratieve bescherming van het culturele erfgoed. Demonstratie van conserverings- en restauratiestrategieën voor historische gebouwen. Kosten/baten-, levenscyclus- en milieueffectanalyse ter toetsing van strategieën voor de bescherming van het culturele erfgoed aan algemeen aanvaarde normen zoals internationale handvesten (Athene, Venetië). 4.2.3 Het bevorderen van de integratie van het culturele erfgoed in de stedelijke omgeving. Doel is instrumenten, methodologieën en modellen te ontwikkelen ter ondersteuning van de besluitvorming betreffende de duurzame exploitatie en integratie van het culturele erfgoed in de context van de stedelijke ontwikkeling, een en ander met het oog op de bescherming, conservering en toegang ervan. Vaststelling en karakterisering van technologische en natuurlijke risico's die relevant zijn voor het culturele erfgoed, aangevuld met risicoinschattings- en beheermethoden en instrumenten voor schadebeperking, verbetering van de veiligheid van historische gebouwen, voorwerpen en personen en ontwikkeling van de wetenschappelijke basis die nodig is voor het vertalen van de bescherming van het culturele erfgoed in veiligheidsvoorschriften. Toerisme en duurzame exploitatie en conservering van het culturele erfgoed, inclusief de bescherming ervan tegen vandalisme en ongeregeldheden. Beoordeling en beperking van risico’s in verband met het gebruik van anti-fraudevoorzieningen en het transporteren van het culturele erfgoed. 24 4.3 Ontwikkeling en demonstratie van technologieën voor veilige, zuinige, schone, effectieve en duurzame bewaring, herstel, renovatie, constructie, ontmanteling en sloop van de gebouwde omgeving, met name voor grote groepen gebouwen. Doel is het verbeteren van de leefkwaliteit; het bevorderen van de kosteneffectiviteit, betaalbaarheid en duurzaamheid in alle fasen van het bouwproces; het optimaliseren van het gebruik van hulpbronnen (inclusief water, materialen, energie en land), het minimaliseren van de productie van verontreinigende stoffen (inclusief afval, lawaai en stof); en het verbeteren van het comfort, de toegankelijkheid en de veiligheid van de gebouwde omgeving, inclusief het minimaliseren van de potentiële effecten van grote rampen. Verwachte resultaten: definitie, specificatie en realisatie van een duurzame gebouwde omgeving en verbetering van de kwaliteit van grote groepen stedelijke gebouwen; strategieën voor het saneren en opnieuw gebruiken van land. OTO-prioriteiten 4.3.1 Stadskern- en stadsbuurtenvernieuwing. Doel is een duurzame gebouwde omgeving tot stand te brengen via het oplossen van specifieke uitdagingen die elders niet aan bod komen en het integreren van activiteiten waarmee beoogd wordt naar de onderstaande gekwantificeerde doelstellingen toe te werken en verder bij te dragen tot de vernieuwing door het bevorderen van maatschappelijke integratie, en het vaststellen van indicatoren voor problemen in verband met gezondheid en comfort in gebouwen, en toegankelijkheid in relatie tot de gebouwde omgeving; ruimtelijke ordening om de totale vraag naar vervoer te minimaliseren; en beoordeling en beperking van risico’s in verband met door mens en natuur veroorzaakte rampen. Op basis van een systeembenadering moeten een aantal nieuwe, binnen of buiten deze kernactiviteit ontwikkelde, oplossingen “op basis van de beste praktijk” worden geïntegreerd, gedemonstreerd en beoordeeld. De activiteiten moeten gericht zijn op het bevorderen van de realisatie vóór 2010 van zoveel mogelijk van de volgende doelstellingen: beperking (>20%) van het primaire energieverbruik van nieuwe en bestaande stadsgebouwen; beperking (>25%) van het waterverbruik in gebouwen; beperking (>10%) van het gebruik van primaire grondstoffen en recyclage van 90% van het bouwafval; beperking (>20%) van de levenscycluskosten (op basis van de “beste praktijk”) van het bouwproces; beperking van de kosten (>20%) van de sanering van verontreinigde terreinen en de ontwikkeling of het hergebruik van de ondergrond en andere grondwerkzaamheden; vermindering (>25%) van ongevallen op bouwplaatsen en verbetering van de leefkwaliteit, productiviteit en gebruikerstoegankelijkheid. 4.4 Vergelijkende studie en kosteneffectieve toepassing van strategieën voor duurzame vervoersystemen in een stedelijke omgeving Doel is het radicaal terugdringen van vervuiling en congestie in de steden en tegelijk de zorg voor toegankelijkheid en mobiliteit, door het voeren van een strategisch beleid voor ruimtelijke ordening dat gunstig is voor de ontwikkeling van alternatieven voor de eigen auto en een strategische aanpak met betrekking tot het gebruik van nieuwe technologieën voor stedelijk vervoer die compatibel zijn met het vervoersysteem in zijn totaliteit. Verwachte resultaten: beleidsprikkels, essentiële planningsinstrumenten, beoordelingsmethodologieën en beste praktijken die gericht zijn op het 25 beperken van het individuele voertuigverkeer en het aanmoedigen van het gebruik van collectieve en andere duurzame vervoervormen; beoordeling en demonstratie van de wijze waarop nieuwe en geïntegreerde technologieën voor stedelijk vervoer de mobiliteit, toegankelijkheid en leefkwaliteit kunnen verbeteren. OTO-prioriteiten 4.4.1 Strategische benaderingen en methodologieën voor stadsplanning met betrekking tot duurzaam stedelijk vervoer. Doel is om planningsinstrumenten, beoordelingsmethodologieën en beste praktijken te ontwikkelen die gericht zijn op het beheren van de toekomstige vervoervraag via geïntegreerde ruimtelijke ordening en vervoerplanning, het beperken van het individuele gemotoriseerde voertuigverkeer en het stimuleren van het gebruik van collectieve en andere duurzame vervoerwijzen. Het op duurzame wijze uitvoeren van een geoptimaliseerd stadsplanningsbeleid vereist indicatoren, scenario's en modellen om de stedelijke ruimtebestemming en vervoerpatronen te beschrijven en optimaliseren; analyse van de institutionele, juridische en financiële barrières voor het optimaliseren van de planning; ontwikkeling en beoordeling van de stedelijke infrastructuur ter bevordering van het gebruik van niet-gemotoriseerde vervoerwijzen. 4.4.2 Vergelijkende beoordeling en demonstratie van nieuwe vervoertechnologieën en daarmee samenhangende infrastructuur. Verbeterde conceptsimulatie en beoordeling van stedelijke vervoer- en verkeersmiddelen in een stadsspecifieke context; ontwikkeling van modellen, simulatie en kosten-batenanalyse met betrekking tot vervoer- en verkeerssystemen en beoordeling, levenscyclusanalyse, nichebeheer ondersteund door prototypetests, demonstratie en validatie; demonstratie op ware grootte en beoordeling van stadsvervoerconcepten alsmede het aanreiken van concepten voor gebruikersvriendelijke nieuwe voertuigen voor personen- of vrachtvervoer; verbeterde compatibiliteit tussen vervoer en stedelijke infrastructuur Prioriteiten voor de eerste uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 4.1.1 Verbetering van het stadsbestuur en de stedelijke besluitvorming 4.2.2 Ontwikkeling van innovatieve conserveringsstrategieën (Alleen netwerken en gecoördineerde werkzaamheden) 4.3.1 Stadskern- en stadsbuurtenvernieuwing 4.4.1 Strategische benaderingen en methodologieën voor stadsplanning met betrekking tot duurzaam stedelijk vervoer Prioriteiten voor de tweede uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 (uiterste termijn 2000) Alle gebieden van het werkprogramma die hierboven niet worden vermeld plus: 4.3.1 Stadskern- en stadsbuurtenvernieuwing 4.2.2 Ontwikkeling van innovatieve conserveringsstrategieën 26 Generieke activiteiten in verband met onderzoek en technologische ontwikkeling (i) De bestrijding van belangrijke natuurlijke en technologische risico's I. Doelstelling Doel is om, door meer inzicht in de processen, mechanismen en gebeurtenissen die natuurlijke en technologische risico's veroorzaken, technologieën en methoden (bv. informatiebeheer) te ontwikkelen voor milieueffectrapportage, risicovoorspelling, -preventie, -beoordeling en schadebeperking. Ondersteuning van verbeterde besluitvormingssystemen, inclusief beoordelings- en valideringsinstrumenten voor risicoinschatting en noodgevallenbeheer. Schadebeperkingsstrategieën als inbreng in EU-beleid en de desbetreffende richtlijnen. I.1. Natuurlijke risico's OTO-prioriteiten I.1.1. Seismische risico's Vaststelling en karakterisering van gebieden met hoge seismische risico's; ontwikkeling van technologieën en modellen om met aardbevingen verband houdende parameters en verschijnselen te observeren, analyseren en monitoren; opsporing en analyse van factoren die de kans op natuurrampen vergroten; ontwikkeling van verbeterde methoden, modellen en instrumenten inzake risicogevoeligheid en risicobeoordeling. Verbeterde methoden en technologieën ter beoordeling van aan terreinspecifieke effecten toe te schrijven lokale variaties in de beweging van de ondergrond voor bouwtoepassingen; scenario's voor de fase vóór een ramp; uitwisseling van gegevens en gemeenschappelijk gebruik van bestaande testlocaties, inclusief testlocaties van regionale grootte; ontwikkeling van innovatieve methoden en technologieën om rampen te bestrijden en de gevolgen ervan te beperken; verbetering van de aardbevingsbestendigheid van historische, bestaande en nieuwe gebouwen. I.1.2. Overstromingen en hydrogeologische risico's: geïntegreerde studies van de incidentie van extreme overstromingen; koppeling van meteorologische en hydrologische voorspellingen en daarmee samenhangende klimatologische forcering; risico's van catastrofale breuken van kunstmatige waterbeheersingsconstructies; installaties voor afvalbeheer; mechanismen van aardverschuivingen en catastrofale lawines. I.1.3. Vulcanische risico's: Kwantitatieve beoordeling van magmaeigenschappen en -processen en van de voorwaarden van magmaaccumulatie. Ontwikkeling en implementatie van computeromgevingen en -codes, integratie van gegevens van multi-sensornetwerken voor permanente bewaking en door ruimteplatformen. 27 I.1.4. Bosbranden: Interacties tussen met brand verband houdende bosbouwaspecten, brandstofbeheertechnieken en weilandbeheer; sociaaleconomische aspecten van bosbranden; kwantitatieve beoordeling van brandincidentie, -hevigheid, -preventie-efficiëntie en het herstellingsvermogen van het ecosysteem. De generieke activiteiten worden via continu openstaande uitnodigingen uitgevoerd8. In 1999 wordt de voorkeur gegeven aan voorstellen met betrekking tot : Seismische risico's (I.1.1.) Overstromingen en hydrologische risico's (I.1.2.) I.2. Technologische risico's OTO-prioriteiten I.2.1. Inzicht in processen. Mechanismen, verschijnselen gebeurtenissen die leiden tot technologische risico's welke voortvloeien technologische ontwikkelingen met als doel de risiconiveaus beter kwantificeren en de operationele veiligheid van kunstmatige constructies industriële installaties te verbeteren. en uit te en I.2.2. Risicobeoordeling en -voorspelling. Ontwikkeling van innovatieve benaderingen voor risicobeoordelings- en -voorspellingstechnologieën. Aspecten van de integratie van risico's in begrensde ruimten of resulterend uit vervoersystemen; informatie- en alarmeringssystemen; interacties tussen technologische risico's en stadsstructuren, leef-/werkpatronen. I.2.3. Risicobeperking en -beheer. De ontwikkeling van technologieën en praktijken met een laag risico, laag milieueffect, risicobeperking, geïntegreerde besluitvormingsondersteuningssystemen en informatieen noodgevallenbeheer. De generieke activiteiten worden via continu openstaande uitnodigingen uitgevoerd9. In 1999 wordt de voorkeur gegeven aan voorstellen met betrekking tot: ‘Inzicht in processen’ (I.2.1). (ii) De ontwikkeling van generieke technologieën voor aardobservatie Doelstellingen Doel van deze activiteit is de Europese capaciteit voor aardobservatietechnologieën uit te breiden om ons milieu te monitoren, te 8 9 Zie de indicatieve "roadmaps" in bijlage 3. Zie de indicatieve "roadmaps" in bijlage 3. 28 begrijpen en te beschermen, een markt voor nieuwe operationele producten en diensten te ontwikkelen en derhalve duurzame Europese potentie te bevorderen op het gebied van operationele diensten voor het monitoren van de aarde vanuit de ruimte. Deze activiteit dient te worden uitgevoerd in overeenstemming met de doelstellingen van het Centrum voor observatie van de aarde10. Mogelijkheden voor de exploitatie van AO zijn ook te vinden bij andere gerelateerde kern en generieke activiteiten. Het inbrengen van wetenschappelijke resultaten in nieuwe of bestaande toepassingen. Om het nut van aardobservatie te verbeteren, moet het wetenschappelijke inzicht in de inhoud van het signaal voorbij empirische relaties en indices tot de onderliggende processen worden uitgebreid. Het nuttige deel van het signaal moet worden geïsoleerd uit ruis bevattende tijdreeksen. De biogeofysische parameters dienen uit het signaal te worden gerecupereerd. Innovatieve laboratoriummethoden en algorithmen moeten in werking worden gesteld om aardobseratie als informatiebron voor een groter aantal toepassingen geschikt te maken en om het gebruik ervan in bestaande toepassingen te verbeteren. Het verbeteren van de exploitatie van aardobservatie: Geïntegreerde totaaloplossingen teneinde aan de informatie-eisen tegemoet te komen die voortspruiten uit het beleid van de EU. De activiteiten moeten zich richten op de operationele behoeften van de overheden van de lidstaten (en in voorkomend geval de directoraten-generaal van de Commissie) en andere lichamen waarvan de eisen de industrie kunnen stimuleren om ruimteapparatuur aan te bieden. De volgende thematische gebieden hebben prioriteit: ruimtelijke ordening en regionale ontwikkeling; hulpbronnenbeheer; milieuconvenanten; en milieuindicatoren. Het accent ligt op "pilootprojecten" waarbij beoogd wordt om kosteneffectieve operationele systemen te ontwikkelen en te demonstreren met medewerking van de klanten (eindgebruikers) van het begin tot het einde van de levenscyclus. In het kader van de activiteiten of projectclusters kan facultatief ook: eisen- of haalbaarheidsonderzoek worden verricht om vast te stellen op welke wijze met diensten, opdrachten of onderdelen van opdrachten (waarbij het internationale ruimtestation mogelijk een rol vervult) aan de behoeften van de klant kan worden voldaan; worden nagegaan in hoeverre de eisen van de klant kunnen worden bevredigd met behulp van informatie die afkomstig is uit bestaande of geplande Europese systemen of uit gegevensarchieven; een groep van potentiële klanten worden opgeleid en getraind om gegevens en informatie van aardobservatie, in voorkomend geval geïntegreerd in andere technologieën, zoals remote sensing vanuit een vliegtuig, telecommunicatie, navigatie en geografische informatiesystemen, beter te benutten. 10 De CAO-activiteiten van het vierde kaderprogramma waren een combinatie van zowel eigen OTO (GCO) als OTO-werkzaamheden onder contract (werkzaamheden voor gezamenlijke rekening). Volledige informatie is te vinden op het adres http://www.ceo.org/. De doelstellingen van de onderhavige generieke AO-activiteit sporen met de vroegere werkzaamheden. 29 In het kader van andere pilotprojecten dienen innovatieve oplossingen op basis van aardobservatie te worden aangereikt om informatiebehoeften te bevredigen op andere terreinen die strategisch of commercieel van belang zijn. Doel is om de efficiëntie en kosteneffectiviteit van publieke en private organisaties op te voeren door diensten aan te bieden; het concurrentievermogen van de waarde toevoegende industrie te verbeteren; robuuste preoperationele diensten te ontwikkelen als hulpmiddel bij het leveren van nieuwe oplossingen voor praktische problemen. Het creëren van gunstige voorwaarden voor het ontwikkelen van de markt. Vastgesteld moet worden welke obstakels in de regelgeving of het overheidsbeleid in de weg liggen van de ontwikkeling van duurzame diensten op basis van aardobservatie en er dient te worden onderzocht op welke wijze deze obstakels uit de weg kunnen worden geruimd. Er moeten innovatieve ideeën worden ontwikkeld en verkend om de particuliere en openbare financiering van operationele diensten te stimuleren. Het gegevensbeleid van de Europese aanbieders moet coherenter worden gemaakt en er dient een Europees archiveringsbeleid, - mechanisme en praktijk op lange termijn te worden ontwikkeld. Internationale samenwerking is essentieel, inclusief deelname aan activiteiten die verband houden met het CEOS (Committee on Earth Observation Satellites). De toepassingen van aardobservatie moeten worden bevorderd om deze begrijpelijker en gebruikelijker te maken. De generieke activiteiten worden via continu openstaande uitnodigingen uitgevoerd11. In 1999 wordt de voorkeur gegeven aan voorstellen met betrekking tot : Het gebruiken van wetenschappelijke resultaten in nieuwe of bestaande toepassingen. Het creëren van gunstige voorwaarden voor het ontwikkelen van de markt. 11 Zie de indicatieve "roadmaps" in bijlage 3. 30 (iii) Sociaal-economische aspecten van oogpunt van duurzame ontwikkeling milieuverandering uit een Doelstellingen Doel is de wetenschappelijke basis te verbeteren voor de integratie van overwegingen inzake milieuduurzaamheid in de sociaal-economische ontwikkeling, het sectorale beleid en de activiteiten. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de beleidsterreinen op EU-niveau en de brede sociaaleconomische doelstellingen van het vijfde kaderprogramma. Bepalen van de kritieke verbanden tussen sociaal-economische ontwikkeling en milieuverandering. Doel is die causale verbanden en factoren op te sporen en te beoordelen die van het hoogste belang zijn en kunnen worden beïnvloed, inclusief hun relatieve belang en variatiepatronen binnen de EU, waarbij men zich concentreert op een of meer van de onderstaande punten: Beoordeling van de gevolgen voor het milieu van sociaal-economische drijvende krachten zoals attitudes; instellingen; technologische ontwikkeling en innovatie; economische, structurele en demografische veranderingen; enz. Vaststelling en beoordeling van de invloed van milieuveranderingen op de maatschappij en de economie; het aanpassingsvermogen; de distributieve kenmerken tussen regio's, generaties, maatschappelijke groepen, enz. Vaststelling van barrières alsmede stimuli voor de uitvoering van beleid inzake duurzame ontwikkeling (bv. conflicten tussen beleidsdoelstellingen; publieke acceptatie en ethische kwesties; maatschappelijke voorlichting). Instrumenten en methodologieën duurzaamheid in het beleid voor het integreren van Er bestaat nu een groot aantal instrumenten en methodologieën om de beleidsvorming en -implementatie te ondersteunen. Deze moeten worden gevalideerd en verder ontwikkeld met het oog op efficiëntie-, effectiviteits-, en billijkheidscriteria, waarbij het accent gelegd wordt op instrumenten en methoden die gebruikt worden voor de beoordeling van de sociaaleconomische en milieu-effecten van beleid, technologische opties, economische instrumenten, regelgeving, informatie-instrumenten; geïntegreerde milieubeoordelingen; instrumenten en procedures voor ruimtelijke ordening; methoden en procedures voor samenwerkings- en inspraakbeheer. Onderzoek kan ook optimale combinaties van instrumenten en methoden tot ontwikkeling brengen (instrumentenmix). Belangrijke paden voor de overgang naar duurzaamheid. De totstandbrenging van duurzame ontwikkeling houdt in dat men beide bovenstaande elementen, namelijk kennis enerzijds en instrumenten en methodologieën anderzijds, combineert en zich bezighoudt met het ontwerpen en testen van: 31 Milieuefficiëntiestrategieën inclusief zowel consumptie als productie; gaande van het niveau van het individuele huishouden tot dat van de consumentenmarkten; van het niveau van de onderneming tot dat van de industrie- en dienstenbranches en hun onderlinge afhankelijkheid. Duurzame regionale ontwikkelingsstrategieën, waarbij het accent vooral op de beleidseisen op EU-niveau wordt gelegd. De generieke activiteiten worden via continu openstaande uitnodigingen uitgevoerd12. In 1999 wordt de voorkeur gegeven aan voorstellen met betrekking tot : Bepalen van kritieke verbanden: beoordeling van de gevolgen voor het milieu van sociaal-economische drijvende krachten. Instrumenten en methodologieën: voor de beoordeling van de sociaaleconomische en milieu-impact van beleid, technologische opties, economische instrumenten, verordeningen; geïntegreerde milieubeoordelingen. 12 Zie de indicatieve "roadmaps" in bijlage 3. 32 Steun voor onderzoekinfrastructuur Doelstellingen en strategie Betekenisvol en beloftevol onderzoek op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling vereist doorgaans de beschikbaarheid van en toegang tot complexe verzamelingen gegevens en modellen en speciale en kostbare instrumentatie alsmede de bundeling van verspreid liggende hulpbronnen. Het succes van het Europese onderzoek en het vermogen ervan om aan de behoeften van de wetenschap en de maatschappij in strategische sectoren zoals veranderingen van het aardsysteem, klimaat en biodiversiteit, oceaanbeheer en natuurlijke risico's tegemoet te komen, hangen af van de integratie en de kritische massa van de onderzoekinfrastructuur , welke die van onze meest directe concurrenten minstens moet evenaren Steun voor onderzoekinfrastructuur dient gericht te zijn op: het stimuleren van het transnationale gebruik van bestaande publieke of private voorzieningen voor de verzorging van kritieke behoeften teneinde de exploitatie ervan verder te bevorderen (onder voorkoming van onnodig dubbel werk) en het aanpakken van nieuwe prioritaire behoeften. Prioritaire gebieden De steun van de Gemeenschap beoogt een effectiever gebruik van de Europese onderzoekinfrastructuur en een verbetering van de samenhang van de Europese onderzoekstructuur op de volgende gebieden: Voorzieningen voor onderzoek op het gebied van veranderingen van het aardsysteem, klimaat en biodiversiteit: supercomputersystemen voor de ontwikkeling van klimaat- en aardsysteemmodellen met een hoge resolutie die simulaties op mondiale en regionale schaal mogelijk maken; archiveringsfaciliteiten voor simulatie- en observatiegegevens (zowel paleoklimatologische als recente gegevens); steun voor een Europese taxonomie ter nakoming van de verbintenissen die de EU in het kader van het Biodiversiteitsverdrag heeft aangegaan, een en ander toegespitst op de samenvoeging van bestaande verzamelingen, normalisatie en de ontwikkeling van expertsystemen; faciliteiten voor het observeren van atmosferische verbindingen en eigenschappen, in het verleden en nu, om processen en de natuurlijke variabiliteit van de atmosfeer, van het oppervlak tot de stratosfeer, inzichtelijk te maken en te kwantificeren, grondstations en vliegtuigen, inclusief simuleringsruimten. Voorzieningen voor marien onderzoek: het leveren van de nodige logistiek voor onderzoek betreffende het duurzame beheer van het mariene milieu en de mariene hulpbronnen via steun voor onderzoekschepen inclusief boorschepen, schepen met ijsversterking, mariene databases en verzamelingen, bassins voor tests op grote schaal, centra voor operationele voorspellingen van de toestand van de oceaan, alsook meet-, observatie- en monitoringsystemen. 33 Voorzieningen voor onderzoek op het gebied van natuurlijke risico's: steun voor netwerken en kleinere installaties voor het verkrijgen en verspreiden van aarbevingsgegevens voor ontwikkelings- en testdoeleinden alsmede toepassing in aardbevingsbestendige bouwwerken, meetnetwerken voor buitengewone gebeurtenissen (bv. overstromingen en vloedgolven) en netwerken, databases en model- en testontwikkeling voor stormen, aardverschuivingen, vulkaanuitbarstingen en bosbranden. Te ondersteunen activiteiten Teneinde de Europese toegevoegde waarde en de optimalisering van de vereiste inspanningen op het gebied van milieu en duurzame ontwikkeling te versterken, is de steun van de Gemeenschap gericht op: Transnationale coördinatie: 1) beschikbaarstelling van een gegeven infrastructuur aan Europese onderzoekers via projecten die een hoge Europese toegevoegde waarde demonstreren (waarbij een groot aantal landen betrokken is) en voor hun succes van het gebruik van deze gegeven infrastructuur afhankelijk zijn en 2) verbetering van de bestaande faciliteiten via OTO-projecten om het gebruik ervan te vergemakkelijken (zodat deze een Europese dimensie krijgen), prioritair state-of-the-art-onderzoek mogelijk te maken en voor breder Europees gebruik te zorgen. Aanvulling van nationale of multinationale initiatieven: opsporing van leemten in de Europese onderzoekinfrastructuur als antwoord op nieuwe prioritaire behoeften en medewerking aan nieuwe infrastructuren in de voorontwerpfase. Het werken in een netwerksysteem: het d.m.v. een netwerk verbinden van onderzoekers- en gebruikersgroepen: samenwerking en coördinatie tussen bestaande faciliteiten, onderzoekers, eindgebruikers, industriëlen, ontwerpers en producenten van faciliteiten, om het infrastructuurgebruik te optimaliseren, onnodig dubbel werk te vermijden en aan een bredere groep onderzoekers toegang te bieden. Verbetering van de compatibiliteit en verbinding tussen verspreid liggende faciliteiten in Europa: ontwikkeling van monitoring/verwerkingsnetwerken met compatibele stations en totstandbrenging van elektronische koppelingen. Verbetering van de compatibiliteit van archiveringssystemen en de toegankelijkheid van database- en gegevensverzamelingen. Implementatie en coördinatie Teneinde deze activiteit, die de andere activiteiten ondersteunt, vroeg genoeg te laten starten, wachten wij vanaf de eerste uitnodiging voorstellen met betrekking tot de bovenstaande prioriteitsgebieden in. De steun voor onderzoekinfrastructuur krachtens dit specifieke programma wordt in principe toegekend voor toepassingsgerichte onderzoekactiviteiten en geïmplementeerd via de projecten voor onderzoek en technologische ontwikkeling, gecoördineerde werkzaamheden/netwerken en begeleidende 34 maatregelen van het programma Energie, milieu en duurzame ontwikkeling. De meeste activiteiten van het programma Menselijk potentieel dienen daarentegen ter ondersteuning van onderzoekinfrastructuren via de regeling Transnationale toegang tot belangrijke infrastructuren. Via deze regeling wordt steun van de Gemeenschap toegekend aan geselecteerde infrastructuurexploitanten, die op hun beurt gratis toegang tot hun infrastructuren bieden aan transnationale gebruikers. In principe komt een infrastructuur die in aanmerking komt voor bepaalde vormen van steun uit dit programma niet in aanmerking voor soortgelijke vormen van steun uit het programma Menselijk potentieel. 35 DEEL B: ENERGIE Kernactiviteiten Kernactiviteit 5: Schonere energiesystemen, met inbegrip van systemen op basis van hernieuwbare energie Doelstellingen en te leveren prestaties De minimalisering van de milieueffecten van een rendabele energieproductie en een zuinig energiegebruik in Europa, levert een bijdrage tot het behoud van het ecosysteem via emissiebeperking op lokaal en mondiaal niveau en vergroting van het aandeel van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in het energiesysteem. Door de hieraan gerelateerde sociaal-economische effecten krijgt de Europese industrie bovendien betere mogelijkheden om te concurreren op de wereldmarkten, en wordt zowel de werkgelegenheid als de sociale cohesie met minder begunstigde regio’s bevorderd. De doelstellingen van Kyoto, die voor de EU neerkomen op een reductie van de emissies van broeikasgassen met 8% (wat overeenkomt met + 600 miljoen ton CO2-equivalent per jaar) tussen 2008 en 2012 (ten opzichte van het niveau van1990) vormen de drijfveer voor de ontwikkeling van technologieën, innovatie en aanverwante maatregelen. Een andere stimulans is de resolutie van de Raad inzake hernieuwbare energie van mei 199813, waarin de verdubbeling van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de energiebalans van de EU - van de huidige 6 % tot 12 % in het jaar 2010 – als uitgangspunt wordt genomen voor de intensivering van de inspanningen, zowel op communautair als op nationaal niveau (dit laatste met het oog op de uiteenlopende omstandigheden in de lidstaten). 5.1. Grootschalige productie van elektriciteit en/of warmte met verminderde CO2-emissies uit steenkool, biomassa en andere brandstoffen, onder meer via warmte- en energiewinning. Doelstelling is de terugdringing van mondiale en lokale milieueffecten - in combinatie met kostenbeperking - van de productie van elektriciteit en/of warmte op grote schaal, bij nieuwe en vernieuwde installaties, op basis van vaste, gasvormige of vloeibare brandstoffen – fossiele brandstoffen, biomassa of afvalstoffen en combinaties daarvan. OTO-prioriteiten: verbranding en andere thermochemische omzettingsprocessen (bijv. vergassing, pyrolyse); opwekking van elektriciteit en/of warmte met gereduceerde CO2-emissies uit steenkool, biomassa, afvalstoffen en andere brandstoffen; verbetering van het rendement van gasturbines; warmtekrachtkoppeling. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 5.1.1. Schonere brandstoffen door vervanging en behandeling. Doelstelling is de vermindering van CO2-emissies met meer dan 20% op 13 Hierna “het Witboek” genoemd. 36 korte14 tot middellange termijn, door het gebruik van CO2-neutrale of minder koolstofintensieve brandstoffen en door behandeling van brandstoffen voorafgaand aan thermochemische conversie. Dit moet een bijdrage leveren tot de verwezenlijking van de in het Witboek geformuleerde doelstelling dat in het jaar 2010 in 6Mtoe aan biomassa-brandstoffen in centrales met gecombineerde verbranding wordt gebruikt. 5.1.2 Efficiëntere omzettingsprocessen of –cycli, met inbegrip van een hoger verbrandingsrendement. De doelstellingen voor de verbetering van energie-efficiëntie op korte (en langere) termijn bij de elektriciteitsproductie uit vaste brandstoffen liggen boven de 3 (5) procentpunten. De initiële investeringskosten moeten worden teruggebracht met > 10 (20)%, met een betrouwbaarheid van 95% (97%). Doelstelling is de vermindering van verontreinigende emissies in het verbrandingsproces. Een lange-termijn doelstelling voor Nox-reductie is de beperking van de omzetting van brandstofgebonden stikstof tot onder 5% voor steenkool. 5.1.3. Energie-efficiëntere gasturbines. De doelstellingen voor de efficiëntie van energieomzetting zijn >60% (middellange termijn) en >65% (lange termijn) van de onderste verbrandingswaarde voor gecombineerde cycli of andere geavanceerde gasturbinecycli, boven 50% voor open systemen (geavanceerde gasturbines), boven 35% voor kleine gasturbines, met laag onderhoud voor >90% beschikbaarheid en 95% betrouwbaarheid (op jaarbasis) voor de korte en middellange termijn, en 97% betrouwbaarheid voor de lange termijn. Tevens wordt gestreefd naar de mogelijkheid van het gebruik van brandstoffen met een calorische onderwaarde van <25% van die van aardgas, waarvan het emissieniveau onder 20ppmv (NOx) ligt, op middellange en lange termijn. 5.1.4. Optimalisering van WKK-systemen. Doelstelling is de optimalisering van de totale efficiëntie, door terugdringing van de specifieke investerings- en exploitatiekosten met >20% op korte termijn. Op langere termijn wordt gestreefd naar een gemiddelde CO2-reductie bij WKK van 0,6 kg/kWh in vergelijking met gescheiden productie van elektriciteit en warmte. Een verdere doelstelling op korte en middellange termijn geldt voor op omzetting van biomassa gebaseerde systemen boven 40kW, met hoge betrouwbaarheid en beschikbaarheid, en een hoge elektriciteit/warmteverhouding en elektrisch rendement (>20% voor klein tot middelgroot, >40 % boven 35 MWe). 5.2. Ontwikkeling en demonstratie, mede met het oog op gedecentraliseerde productie, van de voornaamste nieuwe en hernieuwbare energiebronnen, in het bijzonder van biomassa, brandstofcellen, windenergie en zonneenergie. Bij hernieuwbare energiebronnen en brandstofcelsytemen wordt gestreefd naar verwezenlijking van de veelbelovende mogelijkheden van al dan niet met het net verbonden installaties (stationair en mobiel) die elektriciteit produceren, met of zonder bruikbare warmte, waarbij duidelijk minder verontreinigende emissies plaatsvinden dan bij de gevestigde technologieën. 14 Doelstellingen op korte termijn impliceren dat de resultaten binnen vijf jaar op de markt worden gebracht; bij doelstellingen op middellange termijn bedraagt deze periode 5 tot 10 jaar en bij doelstellingen op lange termijn meer dan 10 jaar. 37 OTO-prioriteiten: brandstofcellen voor stationaire en mobiele installaties; schone omzetting en rendabel gebruik van biomassa in de context van warmteen elektriciteitsopwekkingssystemen; windenergie, met installaties op land en in zee; zonne-energietechnologieën, zowel fotovoltaïsche als thermische systemen; andere mogelijkheden op het gebied van hernieuwbare energie die een belangrijke bijdrage kunnen leveren tot de algehele doestellingen van het programma. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 5.2.1. Biomassaomzettingssystemen (inclusief afval). De kostendoelstellingen zijn 1500 €/kWe en 0,05 €/kWh voor kosten van investeringen en elektriciteitsproductie. Voor middellange- en langetermijnsystemen wordt gestreefd naar gebruik van meerdere brandstoffen met lage emissies en rendementen >35% voor stoomcycli en >45 % voor IGCC (gecombineerde cyclus met geïntegreerde kolenvergassing). Hierdoor moet de doelstelling van 26Mtoe in WKK-installaties voor het jaar 2010 gemakkelijker kunnen worden gehaald. 5.2.2. Optimalisering van windenergie. Doelstelling is het opheffen van belemmeringen voor de volledige exploitatie van windenergie op land, en het stimuleren van de exploitatie van windenergie op zee, met, op korte termijn, windturbines met een grote capaciteit en verbeterde prestaties, duurzaamheid, beschikbaarheid en betrouwbaarheid, en met minder milieueffecten. De doelstelling op korte/middellange (lange) termijn voor de installatiekosten is <0,7 (<0,5) k€/kW en voor de productiekosten <0,045 (<0,035) €/kWh, zodat de doelstelling van het Witboek, namelijk 40GW geïnstalleerd vermogen, kan worden bereikt in het jaar 2010. 5.2.3. Rendabele fotovoltaïsche systemen. Voor fotovoltaïsche systemen die geschikt zijn voor massaproductie, zijn de kostendoelstellingen 7 €/Wp and 3 €/Wp voor de korte respectievelijk middellange termijn. Voor de lange termijn wordt gestreefd naar systeemkosten van <1 €/Wp en het helpen bereiken van de doelstelling van het Witboek, te weten 3GWp capaciteit in 2010. 5.2.4. Concentrerende systemen voor thermische zonne-energie. Voor concentrerende systemen voor thermische zonne-energie, zijn de totale-kostendoelstellingen op korte tot middellange termijn 2500 €/kWe voor een installatie en daarnaast voor elektriciteitsproductie in een hybride installatie 0,08 €/kWh met een jaarlijkse bijdrage van zonneenergie van ten minste 50%. Voor de langere termijn wordt gestreefd naar halvering van de kosten, tot het niveau van 0,04 €/kWh. 5.2.5 Andere hernieuwbare energiebronnen kunnen in aanmerking worden genomen wanneer dat gerechtvaardigd is op grond van hun mogelijkheden om een substantiële bijdrage te leveren aan de programmadoelstellingen, rekening houdend met hun potentiële economische, ecologische en sociale effecten. Deze technologieën moeten een belangrijke bijdrage leveren tot vergroting van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in de Europese energiebalans, en electriciteit en/of warmte kunnen produceren tegen een kostprijs van maximaal 0,15 €/kWh respectievelijk 0,05 €/kWh. 38 5.2.6. Efficiënte, betrouwbare en rendabele brandstofcelsystemen. Voor de korte termijn liggen de doelstellingen onder 9.000 €/kW en boven een levensduur van 10.000 uur voor stationaire installaties (MW-grootte en lange levensduur), en op 1.000 €/kW respectievelijk 1.000 uur voor mobiele installaties (kW-grootte en een kortere levensduur vereist). Voor de langere termijn zijn die doelstellingen 1000 €/kW en >40.000 uur voor stationaire installaties, en 100 €/kW en 10.000 uur voor mobiele installaties. 5.3. Integratie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in energiesystemen. De doelstelling is het oplossen van problemen, inclusief de maatschappelijke aanvaardbaarheid, in verband met de integratie van nieuwe energiebronnen in het energiesysteem, met aandacht voor verbeterde milieucompatibiliteit en –veiligheid, geconcentreerd op oplossingen met een grote kans op succes. OTO-prioriteiten: oplossen van de technische problemen in verband met de integratie van hernieuwbare energiebronnen in energienetten en processen; hybride systemen, combineren van verschillende hernieuwbare energiebronnen of hernieuwbare energiebronnen en conventionele systemen; vergroting van de aanvaardbaarheid van hernieuwbare energiebronnen, bijvoorbeeld door beperking van visuele of geluidshinder; identificeren van niet-technische belemmeringen voor de integratie van hernieuwbare energiebronnen en opheffing daarvan. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 5.3.1 Integratie van hernieuwbare energiebronnen in het net en autonome systemen. Doelstelling is de oplossing van technische problemen in verband met de koppelingen aan het net en aan autonome systemen. Hierbij wordt gestreefd naar rentabiliteit en een systeembeschikbaarheid van meer dan 95%. 5.3.2 Hybride systemen. Doelstelling is de ontwikkeling van systemen die gebruik maken van de synergie tussen verschillende hernieuwbare energiebronnen of tussen hernieuwbare energiebronnen en conventionele systemen. Hierbij moet worden gestreefd naar hybride systemen die voor meer dan de helft van het aantal bedrijfsuren/jaren energie leveren op basis van hernieuwbare bronnen, naar rentabiliteit van het systeem en naar beperking van de totale elektriciteitskosten tot een niveau dat maximaal 35% boven de plaatselijke elektriciteitskosten ligt. 5.3.3 Verbetering van de aanvaardbaarheid van hernieuwbare energiebronnen. Om de in het Witboek geformuleerde doelstelling van 12% hernieuwbare energiebronnen in EU in het jaar 2010 gemakkelijker te verwezenlijken, moet worden gewerkt aan een aantal problemen zoals geluidshinder, visuele hinder, milieuproblemen en andere, niet-technische belemmeringen. Voor een of meerdere van deze problemen moeten oplossingen worden gedemonstreerd die algemeen toepasbaar zijn. Verder moet het inzicht in de beschikbaarheid van hernieuwbare energiebronnen op Europese schaal worden verbeterd. 39 5.4. Rendabele technologieën voor het afzwakken van milieueffecten bij energieproductie. De doelstelling op korte termijn is een efficiëntere verbranding. Op langere termijn zijn het afvangen en vastleggen van CO 2 opties die verder moeten worden onderzocht, inclusief het gebruik hiervan bij methaan uit koolwaterstofvoorraden en steenkoollagen, zodat een netto reductie van het broeikasgaspotentieel kan worden bereikt. Verontreinigende emissies, met name NOx, SOx en stof, moeten worden verminderd door rookgasbehandeling. OTO-prioriteiten: emissiebestrijdingstechnologieën voor elektriciteitscentrales (bijv. voor het terugdringen van de emissies van CO2, SOx, NOx en andere verontreinigende stoffen); reiniging van hete gassen; een en ander gerelateerd aan een wetenschappelijke benadering van de elementaire fenomenen. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 5.4.1. Reductie van emissies die schadelijk zijn voor het plaatselijke en mondiale milieu. Voor verontreinigende emissies wordt gestreefd naar verbetering van de efficiëntie van de huidige NOx-reductie- (<25ppm voor aardgas, <50ppm voor vloeibare en <100ppm voor vaste brandstoffen) en ontzwavelingsprocessen (> 95% retentie), met gelijktijdige terugbrenging van het energieverbruik bij deze processen. Stofopvang en vermindering van de hoeveelheid onverbrande koolwaterstoffen in rookgassen is eveneens noodzakelijk. Verder moeten de mogelijkheden voor CO2-scheiding en -opvang worden onderzocht. Prioriteiten en inhoud van de oproep tot het indienen van voorstellen in 1999 Eerste termijn 5.1.1. Schonere brandstoffen door vervanging en behandeling. 5.1.2. Efficiëntere conversieprocessen of –cycli, met inbegrip van een hoger verbrandingsrendement. 5.2.1. Biomassaomzettingssystemen (inclusief afval). 5.2.2. Optimalisering van windenergie. 5.2.3. Rendabele fotovoltaïsche systemen. 5.2.4. Concentrerende systemen voor thermische zonne-energie. 5.2.5. Andere hernieuwbare energiebronnen. 5.2.6. Efficiënte, betrouwbare en rendabele brandstofcelsystemen. 5.3.1 Integratie van hernieuwbare energiebronnen in het net en autonome systemen. 5.3.2 Hybride systemen. 5.3.3 Verbetering van de aanvaardbaarheid van hernieuwbare energiebronnen. 5.4.1. Reductie van emissies die schadelijk zijn voor het plaatselijke en mondiale milieu 40 Tweede termijn 5.1.3. Energie-efficiëntere gasturbines. 5.1.4. Optimalisering van WKK-systemen. 41 Kernactiviteit 6: Economische concurrerend Europa en efficiënte energie voor een Doelstellingen en verwachte resultaten Een betrouwbare, schone, efficiënte, veilige en rendabele energievoorziening en dienstverlening ten behoeve van de burgers, is van essentieel belang voor het goed functioneren van de maatschappij, het concurrentievermogen van de industrie in Europa en op de wereldmarkten en de kwaliteit van het plaatselijke en het mondiale milieu. Efficiënte eindproduct-technologieën zullen een doorslaggevende rol spelen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van Kyoto met betrekking tot de emissies van broeikasgassen. Verwacht wordt dat met behulp van deze technologieën op korte termijn minstens 60% van de totale emissiereductie kan worden gerealiseerd, en op lange termijn 30%. Een efficiënter energiegebruik, met technologieën die een substantiële vermindering van de totale kosten en de energie-intensiteit mogelijk maken, is een noodzaak. De EU-strategie voor energie-efficiëntie voor de komende tien jaar, moet geconcentreerd zijn op de volledige verwezenlijking van het belangrijke economisch potentieel voor energie-efficiëntie in de EU, dat voor het jaar 2010 wordt geschat op circa 18% van het energieverbruik in 1995. OTO en innovatie moeten binnen deze strategie een rol spelen. De volgende doelstellingen zijn er dan ook op gericht om in alle fasen van de energiecyclus productie, distributie en eindverbruik – de efficiëntie te verbeteren en de kosten omlaag te brengen. 6.1. Technologieën voor een rationeel en efficiënt eindgebruik van energie. Hier is het doel een belangrijke stap te maken in de richting van een duurzaam energiesysteem, door een substantiële verlaging van de energie-intensiteit aan de vraagzijde, en door een veel efficiënter energiegebruik. De nadruk ligt op gebieden waar de grootste bijdragen aan een duurzaam energiegebruik kunnen worden geleverd. Voor de gebouwde omgeving wordt gestreefd naar een energiebesparing van 30 % in 2010 en 50% op langere termijn. Daarbij moet het aandeel van hernieuwbare energie in de huishoudelijke en de commerciële sector worden verdubbeld, tot zo’n 12 % van het totale verbruik in deze sectoren. Op transportgebied wordt op middellange termijn gestreefd naar een energiebesparing in de orde van 5 tot 10%, en op langere termijn (horizon 2020), naar een geaggregeerde CO2-reductie van 25%. Voor industriële processen wordt gestreefd naar het leggen van een basis voor de vermindering van de energie-intensiteit (>20% op korte en >30% op langere termijn). OTO-prioriteiten: speciale nadruk wordt gelegd op transsectoriële technologieën, zoals procescontrole, en een geïntegreerde benadering van de verbetering van de energie-efficiëntie in de gebouwde omgeving, vervoer en industrie, inclusief de landbouw; verlichting, ruimteverwarming en -koeling en de integratie van hernieuwbare energiebronnen in gebouwen; verbeterde energie- en milieuprestaties van voertuigen en bijbehorende infrastructuur, met inbegrip van brandstoffen, energieopslag, omzetting, verbranding en transport; vermindering van de energie-intensiteit van industriële processen, waarbij het accent zal worden gelegd op procesintegratie, scheiding en drogen. 42 Op te lossen problemen en verwachte resultaten 6.1.1. Ruimtelijke integratie. Doel op korte en middellange termijn is de ontwikkeling van instrumenten voor stedelijke ontwikkeling waarmee architecten, planners en bouwers beoordelingen kunnen maken en het energiegebruik kunnen optimaliseren voor gebouwgeïntegreerde energieoplossingen; en op langere termijn een bioklimatologisch stadsplanningshulpmiddel voor planners en andere beroepsgroepen die met stedelijke vraagstukken te maken hebben. 6.1.2. Duurzame gebouwen. Doel op korte en middellange termijn is de vermindering van warmteverliezen met 25% door aanpassingen en met 30% in nieuwe bouwprojecten in vergelijking met standaard- en lokale bouwpraktijken. In het geval van geavanceerde beglazing en ramen een totaal warmtegeleidingsvermogen van 0,5 W/m 2K op korte termijn en 0,2 W/m2K op lange termijn. 6.1.3. Efficiënte ruimteverwarming, koeling, ventilatie, verlichtingssystemen en huishoudelijke apparaten en integratie van hernieuwbare energie in gebouwen. Het doel op korte en middellange termijn is de terugdringing van CO2-emissies met 25% door aanpassingen en 35-50% voor nieuwe gebouwen, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden, inclusief de integratie van efficiënte hernieuwbare-energietechnologieën en opwekking/distributie van warmte (op de schaal van gebouwen en districten). Passieve en actieve koelsystemen moeten bijdragen tot vermindering van het piekverbruik in grote commerciële gebouwen. In seizoenbelastingsprofielen voor koeling moeten pieken van meer dan 50% boven de gemiddelde waarde worden voorkomen. Voor verlichting en gebruik van daglicht moeten energiebesparingen ten minste 40 % bedragen door aanpassingen en 50% in nieuwe gebouwen en gebouwencomplexen. Voor generieke componenten en huishoudelijke apparaten wordt op lange termijn gestreefd naar <50% energieverbruik in vergelijking met de beste technologie van dit moment. Het doel voor energiebeheersystemen in gebouwen is een vermindering van het energiegebruik met 7% in 2010, waarbij moet worden ingespeeld op de behoeften van de gebruikers en klimaatveranderingen. 6.1.4. Optimalisering van de verbranding in het vervoer, met schonere koolwaterstoffen en alternatieve brandstoffen. Doel is een verdere rendementsverbetering bij piekbelasting (bijv. 45% Otto, 55% Diesel) en deelbelasting, specifiek vermogen (bijv. 3kW/kg Otto, 2kW/kg Diesel) en koppel, die verder gaat dan de "EURO IV"-targets voor emissies en deeltjes, alsmede geluidsemissiereductie, ongeacht of koolwaterstoffen dan wel alternatieve brandstoffen worden gebruikt. Verder wordt gestreefd naar procesefficiëntie voor de productie van intrinsiek schonere koolwaterstoffen en alternatieve brandstoffen, inclusief waterstof. 6.1.5 Hybride en elektrische aandrijvingen en installaties voor energieopslag en -omzetting. Om alternatieve aandrijfsystemen concurrerend te maken, moeten ambitieuze doelstellingen in termen van prestaties, levensduur en kosten worden gehaald, vastgesteld en gevalideerd door middel van testvoertuigen en prototypen. Hierbij gaat het onder andere om batterijen, brandstofcellen, brandstofbehandelingsapparatuur, en andere energieopslag- en -omzettingsinstallaties en hybride systemen, gericht op een totaal “well 43 to wheel”-aandrijvingsrendement van 35% voor de standaard Europese rijcyclus. 6.1.6. Demonstratie van innoverende openbare en particuliere vervoermiddelen. Doel is de demonstratie en vergelijkende beoordeling van energie-efficiëntie, emissies, haalbaarheid, betrouwbaarheid, veiligheid, operabiliteit en besparingen van voertuigen met alternatieve aandrijving (bijv. bussen, twee- en driewielers, passagiersvoertuigen, vrachtwagens, lichte en snelle personenvervoersystemen) en vaste infrastructuur (bijv. brandstofbevoorradingssystemen). In alle gevallen wordt gestreefd naar substantiële energiebesparingen, met inbegrip van warmteterugwinning, in samenhang met mobiliteitsverbetering. Een aanvullende doelstelling is de opstelling van rationele indicatoren bij kostenefficiënte, energierendement en schonere ontwikkelingsmethoden voor voertuigaandrijving, inclusief de ontwikkeling van zeer nauwkeurige voertuig/emissiesimulaties en procedures voor levensduurbeoordeling, veiligheidsproeven op de testbank en in de praktijk. Hierbij zullen maatregelen en technologieën worden gedemonstreerd waarmee een geaggregeerde lange termijn doelstelling kan worden gerealiseerd van 50% reductie van CO2-emissies per passagier-kilometer en per lading-kilometer en >90% reductie van schadelijke emissies. 6.1.7. Efficiënte transsectoriële technologieën en beter beheerde industriële processen. Doel op korte en middellange termijn zijn energie-intensiteitsbesparingen in de industrie, met inbegrip van de landbouw, door gebruik van de meest kosteneffectieve en energie-efficiente technologieën in de gehele industriële sector, om op langere termijn te komen tot een besparing van 20%, waarbij rekening moet worden gehouden met de milieuproblematiek. Dit omvat de ontwikkeling en demonstratie van milieu vriendelijkere processen en procescontroletechnologieën die gericht zijn op een verbetering van de energieefficiëntie van industriële processen met 10% voor het jaar 2010 en met 30% op lange termijn. Voor koudeopwekking en koeltechniek is de doelstelling op korte en middellange termijn de integratie van koeling met de productie van electriciteit en proceswarmte, zonder gebruik te maken van CFK’s en met een totale energiebesparing van ten minste 15%. 6.2. Technologieën voor het transport en de distributie van energie. De doelstelling voor elektriciteit is de verbetering en waarborging van de kwaliteit, betrouwbaarheid en kostenefficiëntie van de stroomvoorziening, afgestemd op de behoeften van de gebruiker. Dit moet worden geplaatst tegen de achtergrond van een geliberaliseerde markt waar aanvullende OTO-investeringen onder zeer zware druk staan. Preventie van broeikasgassen en terugdringing van milieueffecten zijn de belangrijkste doelstellingen, naast het rendabeler en veiliger maken van transport- en voorzieningssystemen voor aardgas en vloeibare brandstof. OTO-prioriteiten: intelligente energietransport- en -distributiesystemen; Transport over grote afstand van gas en elektriciteit; geoptimaliseerde netbeheer- en -controlesystemen; optimale systeemefficiëntie voor elektriciteit, gas en districtverwarming en koelsystemen; supergeleiding. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 44 6.2.1. Waarborgen van een betrouwbare en stabiele elektriciteitsvoorziening en verhoging van de netefficiëntie. Doel is te zorgen voor spannings- en frequentiestabiliteit op het net en voor een economisch en ecologisch geoptimaliseerde mix voor energieopwekking, door middel van een flexibeler beheer van de elektriciteitsaanvoer. Op de korte termijn wordt gestreefd naar snellere en continue beheersing van het elektriciteitsverbruik en bescherming tegen overbelasting, terwijl op langere termijn gestreefd wordt naar foutstroombegrenzers met <1ms responsietijd en <1s hersteltijd, waarbij de stromen worden beperkt tot circa 25% van de ongelimiteerde kortsluitstromen. Voor de efficiëntie van het elektriciteitsnet wordt gestreefd naar beperking van de ohmse transportverliezen tot 2 à 4% van het verbruik. De huidige doorvoercapaciteit moet op korte termijn met 20% en op langere termijn met 100% worden vergroot, zodat met name verbeteringen mogelijk zijn in gebieden waar ecologische of civieltechnische beperkingen bestaan. 6.2.2. Koppeling en “load shaping”. Doel een verhoging van de jaarlijkse gebruiksfactor van de productiecapaciteit, van circa 45% op dit moment tot 65% in 2010, met een betere benutting van de opslagcapaciteit. Op korte termijn wordt gestreefd naar een verbeterde dagvraagbeheersing. Op langere termijn wordt gestreefd naar verbetering van de efficiëntie in elektriciteitsopslagsystemen voor load shaping van het energieopwekkingssysteem in piekuren en om minder efficiënte stroomopwekking in periodes van sterk toe- of afnemende belasting te vermijden. 6.2.3. Efficiënter en veiliger transport van gas. Doel is de maximalisering van snelheid, kostenefficiëntie en betrouwbaarheid van het aardgastransport (inclusief LNG) en andere brandstoffen, zoals waterstof ,met 30%, zonder dat de operationele veiligheid in gevaar komt, teneinde de noodzaak van verdere investeringen te verkleinen. Verder wordt gestreefd naar beperking van kosten (>30% op korte termijn) en milieuhinder van nieuw aangelegde pijpleidingen. 6.2.4. Rendabele distributie van verwarming en koeling. Doel is het beschikbaar maken van nieuwe concepten voor systemen met verbeterde bewakingscapaciteit. Doel op korte en middellange termijn is de beperking van systeemonderhoudskosten met >30% en installatiekosten met >50%. Op langere termijn moet de systeemcapaciteit met >50% toenemen en moeten de warmte- en waterverliezen met >30% omlaag worden gebracht. 6.3. Technologieën voor energieopslag, zowel op macro- als op microniveau. Doel is de energiekwaliteit te waarborgen en de lokale belastingsfactoren te optimaliseren voor met het net verbonden locaties en autonome locaties. Op midden/microniveau bieden schone voertuigaandrijving, autonome en in serie geproduceerde draagbare installaties, mogelijkheden voor spin off naar toepassingen die het energiesysteem vergaand kunnen beïnvloeden. Voor gasopslag moet worden gestreefd naar een hogere rentabiliteit, een betere operationele efficiëntie en waarborging van de veiligheid. 45 OTO-prioriteiten: betrouwbare en rendabele energieopslagtechnologieën, onder andere voor vloeibaar aardgas en vloeibaar petroleumgas, H 2, geavanceerde batterijen, zowel macro als micro, voor stationaire en mobiele toepassingen. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 6.3.1. Optimalisering van de energiekwaliteit door middel van energieopslag voor autonome hernieuwbare en hybride systemen en transport. Doel is het realiseren van substantiële energiebesparingen en het vermijden van de uitbreiding van de conventionele netinfrastructuur. De controle op lading/ontlading moet worden geoptimaliseerd, met verdubbeling van de levensduur van opslagmedia, tot 15 jaar voor de meest geavanceerde systemen. Voor stationaire opslag, zoals bij hernieuwbare systemen, wordt gestreefd naar een rendabele frequentiestabiliteit en langere overbruggingstijden per geïnstalleerde capaciteit; voor systemen met volledige ontlading wordt gestreefd naar >1500 cycli en een substantiële toename van de ingangs/uitgangs-efficiency. Geïntegreerde storingsveilige vermogenselektronica met laag onderhoud moet 30% minder kosten. Voor transport zijn de doelen op korte (en middellange) termijn een energiedichtheid van >150Wh/kg (200Wh/kg), een specifiek vermogen van >350W/kg (450W/kg) met een capaciteit van >600 cycli (1500) en een ontladingsintensiteit van 80% over 5 (10) jaar. 6.3.2. Stabiliteitsgerelateerde elektriciteitsopslag. Doel is te beantwoorden aan de hoge industriële eisen met betrekking tot een hoogwaardige elektriciteitsvoorziening, en stroomstoringen en spanningsuitval te beperken, zelfs in het millisecondenbereik. electriciteitsomzettings- en controlesystemen (inclusief frequentiecontrole) moeten >30% goedkoper worden. Om te voorzien in tijdelijke opslagbehoeften in verband met de elekticiteitsproductie bij piekbelasting (10 tot 100 MW, 100-1000 cycli/jaar, kosten installatie <100 €/kWh), verminderen van verontreiniging en verhogen van de efficiëntie van de elektriciteitsproductie bij piekbelasting. 6.3.3. Intermitterende energieopslag, inclusief warmte- en koudeopslag. Doel is de verhoging van het capaciteitsgebruik en het scheppen van de voorwaarden voor een grotere penetratie van hernieuwbare energiebronnen in het Europese energiesysteem. 6.3.4. Veiligere, lichtere en energie-efficiëntere gasopslag. Doel is een rendabele vloeibaarmaking, gebruiksgemak en harmonisatie van normen, met name voor mobiele toepassingen, ondergrondse opslag van aardgas en LPG- en LNG-opslag, gericht op een rendabele dekking van de behoefte bij maximale belasting in netten. Op lange termijn wordt gestreefd naar lichte en veilige oplossingen voor waterstofopslag, die kunnen worden gebruikt bij temperaturen in de buurt van de omgevingstemperatuur. 6.3.5. Betrouwbare micro-opslag met hoge capaciteit. Doel is een zeer betrouwbare, lichte, goedkope en compacte energieopslag met hoge capaciteit, met name voor draagbare toepassingen en toepassingen waarvan belangrijke energiebesparingen kunnen worden verwacht. 46 6.4. Grotere efficiëntie bij de exploratie, winning en productie van koolwaterstoffen. Doel is het mogelijk maken van een efficiëntere identificatie van koolwaterstofvoorraden over de gehele wereld en met name in de EU, en optimalisering van de winning daarvan, beperking van kosten en milieueffecten van de productie, door middel van technologieën die op de mondiale markten beter kunnen concurreren en bijdragen tot de gezondheid en de veiligheid. OTO-prioriteiten: verbeterde instrumenten voor karakterisering en beheer van koolwaterstofreservoirs; exploratieen productietechnologieën voor koolwaterstoffen, met name geschikt voor moeilijk bereikbare onderzeese locaties; gereduceerde milieueffecten en verbeterde winningstechnieken voor koolwaterstoffen, inclusief technieken die op een ruimer gebied kunnen worden gebruikt, bijvoorbeeld voor geothermische energie; winning van koolwaterstoffen uit steenkoollagen. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 6.4.1. Rendabele en efficiëntere exploratie en productie van koolwaterstoffen. Doel is een bijdrage te leveren tot de verhoging van het commerciële succes van proefboringen, van de huidige 20% tot circa 40% voor het jaar 2010. De periode voorafgaand aan de eerste winning moet worden teruggebracht van het huidige gemiddelde van 3 jaar tot minder dan twee jaar. De exploratie- en ontwikkelingskosten moeten voor het jaar 2010 gemiddeld met 30% worden teruggebracht. Met de verbetering van de karakterisering en het beheer van reservoirs wordt ernaar gestreefd de typische winningspercentages uit reservoirs de komende 10 jaar met tien procentpunten te verbeteren. De omzetting gas-vloeistof is van bijzonder belang voor een rendabele exploitatie van reservoirs en maximalisering van de winning. Een ander doel is het onderzoek naar winningstechnieken die op een ruimer gebied bruikbaar zijn (bijv. voor geothermische energie) en de winning van koolwaterstoffen uit steenkoollagen. 6.4.2. Diepzee, marginale velden en nieuwe gebieden, inclusief het arctische gebied. Doel is te voldoen aan de technische en milieueisen in verband met boor- en productiemethoden, anker- en meertechnieken, technologieën met en zonder stijgbuis, nieuwe op afstand bedienbare voertuigen en apparatuur voor inspectie, onderhoud en reparatie, die geschikt zijn voor gebruik op grote diepte (500-3000m). 6.4.3. Verminderde milieueffecten en verbeterde veiligheid bij exploratie en productie. Doelis een efficiëntere en schonere offshore productie en onderzeese behandeling; dit omvat de terugdringing van accidentele of doelbewuste lozingen van olie en andere verontreinigingen met een factor 5 op middellange termijn. Verder wordt gestreefd naar een schoner, veiliger en doelmatiger verwijdering en/of hergebruik van bestaande offshore installaties, met nieuwe structuren die gericht zijn op 100% hergebruik/verwijdering, en boorplatforms met geringe milieueffecten en een beperkte ecologische belasting. 6.5. Grotere efficiëntie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen. Doelstelling is de verdere verbetering van ontwerp en prestaties van de afzonderlijke componenten in hernieuwbare energiesystemen die bijdragen tot de totale systeemefficiëntie en rentabiliteit, in relatie tot de kosten van fabricage, installatie, exploitatie, onderhoud en einde van de levensduur. OTO-prioriteiten: exploitatie van biomassa en beheer van afvalstoffen als brandstofbron; verbetering van de efficiëntie van fotovoltaïsche cellen en 47 windturbines; beperking van de productiekosten technologieën (bijv. turbineschoepen, PV-modules). van hernieuwbare Op te lossen problemen en verwachte resultaten 6.5.1. Rendabele componenten voor windturbines. Doel is de verhoging van energieopvang, duurzaamheid, en operationele levensduur, met verlaging van het eigen energiegebruik van windturbines en de productiekosten en het gewicht van de onderdelen; dit omvat specifieke problemen in verband met de locatie (bijv. offshore). Een betere prognose van de prestaties gedurende de levensduur en beperking van de kosten van energieopwekking en exploitatie en onderhoud zijn eveneens noodzakelijk; kostendoelstelling op lange termijn is de verlaging van de totale productiekosten van energie tot 0,035 €/kWh. 6.5.2. Rendabele componenten voor fotovoltaïsche modules en concentrerende zonnecollectoren. Doel is de vertaling van resultaten van laboratoriumonderzoek in betaalbare en duurzame fotovoltaïsche modules, waarbij gestreefd wordt naar <1,0 €/Wp voor 2010. Voor de langere termijn moeten er voor zeer goedkope PV-cellen < 0,5 €/Wp nieuwe fotovoltaïsche technologieën en bijbehorende fabricageprocédés voor massaproductie van cellen en modules worden ontwikkeld, met inbegrip van een doelmatig systeemevenwicht. Doel voor concentrerende zonnecollectoren is de halvering van de opwekkingskosten, tot 0,04 €/kWh; ook zullen er mogelijkheden voor het gebruik van zonnewarmte bij chemische procédés worden onderzocht. 6.5.3. Rendabele componenten voor biomassa en afval. Doel is de verbetering van de systemen, de behandeling van biomassa en afval voor het gebruik als brandstof, met inbegrip van traditionele bosbouw en bosbouw in korte omloop en andere gewassen, met inbegrip van productie en gebruik van gasvormige en vloeibare biobrandstoffen, in combinatie met efficiëntere componenten voor afvalscheidingssystemen. 6.5.4. Andere hernieuwbare energiebronnen. Doel is de verlaging van de totale energieproductiekosten en de verhoging van de efficiëntie van de componenten, met inbegrip van het ontwerp, de prestaties en de rentabiliteit van essentiële componenten, in overeenstemming met de in punt 5.2.5. geformuleerde doelstellingen en beperkingen. 6.6. Het opstellen van scenario’s inzake vraag en aanbod in economie-/milieu-/energie-systemen en de interactie daartussen, evenals de analyse van de kosteneffectiviteit (gebaseerd op de hele economische levensduur) en de efficiëntie van alle energiebronnen. Doel is strategieën te ontwikkelen voor de productie en het gebruik van energie, voor de invoering van nieuwe energietechnologieën en voor beleidsontwikkeling. Daarin moeten de behoeften en het gedrag van de verbruikers tot uiting komen en rekening worden gehouden met menselijke, natuurlijke, economische en geografische hulpbronnen die van invloed zijn op het gebied van de energie. De economische instrumenten waarmee deze strategieën haalbaar en rendabel kunnen worden gemaakt, moeten worden gespecificeerd. OTO-prioriteiten: scenarioanalyse op lange en korte termijn, op mondiaal, communautair en regionaal niveau, van vraag en aanbod tegen de achtergrond van de economische ontwikkelingen, sociale en milieubehoeften; opstellen van modellen en analyse van beleidseffecten; algehele beoordeling van 48 energiemarkten en de effecten van technologie, waarin rekening wordt gehouden met het functioneren van geliberaliseerde energiemarkten. Op te lossen problemen en verwachte resultaten 6.6.1. Anticiperen op technologische veranderingen. Doel is de ontwikkeling van scenario’s voor de korte, middellange en lange termijn, met behulp van bestaande instrumenten, teneinde het potentieel van verschillende nieuwe en verbeterde energietechnologieën voor energieaanbod en -vraag in Europa, op nationaal niveau en wereldwijd te analyseren. 6.6.2. Prospectief onderzoek en analyse van beleidseffecten. Doel is het analyseren, met behulp van bestaande instrumenten, van de effecten en gevolgen van verschillende strategieën, op basis van maatregelen en beleid ten aanzien van OTO, energieheffingen, doorberekening van de externe kosten, verhandelbare vergunningen en andere mechanismen in het kader van de uitvoering van Kyoto enz., op de Europese energievoorziening en energiebehoefte, de economie en het milieu. Dit moet gericht zijn op het vinden van nieuwe wegen voor de verbetering van de duurzaamheid, het concurrentievermogen van de Europese industrie en de werkgelegenheid. 6.6.3. Marktveranderingen en integratie van technologie. Voor marktveranderingen is het doel de beoordeling van het gedrag van energiemarkten en de effecten van factoren als liberalisering, deregulering en open toegang tot energietransportnetten, op het marktaandeel van verschillende energietechnologieën. Wat technologie-integratie betreft moet deze beoordeling tevens korte- en middellangetermijnstrategieën omvatten ten aanzien van de invoering van nieuwe en verbeterde energietechnologieën, niet-technische belemmeringen, de identificatie van geografische niche-markten waar een onbenut potentieel bestaat, etc... Prioriteiten en inhoud van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen 1999 Eerste termijn 6.1.1. Ruimtelijke integratie. 6.1.2. Duurzame gebouwen. 6.1.3. Efficiënte ruimteverwarming, koeling, ventilatie, verlichtingssystemen en huishoudelijke apparaten en integratie van hernieuwbare energie in gebouwen. 6.1.5 Hybride en elektrische aandrijvingen en installaties voor energieopslag en -omzetting. 6.1.6. Demonstratie van innoverende openbare en particuliere vervoermiddelen. 6.1.7. Efficiënte transsectoriële technologieën en beter beheerde industriële processen. 6.3.3. Intermitterende energieopslag, inclusief warmte- en koudeopslag.. 49 6.4.3. Verminderde milieueffecten en verbeterde veiligheid bij exploratie en productie. 6.5.1. Rendabele componenten voor windturbines. 6.5.2. Rendabele componenten voor fotovoltaïsche concentrerende zonnecollectoren. 6.5.3. Rendabele componenten voor biomassa en afval. 6.5.4. Andere hernieuwbare energiebronnen modules en 6.6.1. Anticiperen op technologische veranderingen. 6.6.2. Prospectief onderzoek en analyse van beleidseffecten. 6.6.3. Marktveranderingen en integratie van technologie. Tweede termijn 6.1.4. Optimalisering van de verbranding in het vervoer, met schonere koolwaterstoffen en alternatieve brandstoffen. 6.2.1. Waarborgen van een betrouwbare en stabiele elektriciteitsvoorziening en verhoging van de netefficiëntie 6.2.2. Koppeling en “load shaping” 6.2.3. Efficiënter en veiliger transport van gas 6.2.4. Rendabele distributie van verwarming en koeling 6.3.1. Optimalisering van de energiekwaliteit door middel van energieopslag voor autonome hernieuwbare en hybride systemen en transport 6.3.2. Stabiliteitsgerelateerde elektriciteitsopslag 6.3.4. Veiligere, lichtere en energie-efficiëntere gasopslag 6.3.5. Betrouwbare micro-opslag met hoge capaciteit 6.4.1. Rendabele en efficiëntere exploratie en productie van koolwaterstoffen 6.4.2. Diepzee, marginale velden en nieuwe gebieden, inclusief het arctische gebied 50 Werkzaamheden voor onderzoek en technologische ontwikkeling van generieke aard Sociaal-economische aspecten van energie in het perspectief van duurzame ontwikkeling (effecten op maatschappij, economie en werkgelegenheid). Doel is de ontwikkeling van instrumenten voor de beoordeling en monitoring van de sociaal-economische effecten van energietechnologieën, -systemen en –diensten, op basis van een “technology assessment”-benadering op projectniveau, in combinatie met een “global systems”-analyse; deze werkzaamheden zijn nauw verbonden aan de werkzaamheden in het kader van punt 6.6 in kernactiviteit 6. OTO-prioriteiten: voor technology assessment – de sociale dimensie (bijv. gedrag,aanvaarding), de innovatie-dimensie, met inbegrip van “command and control” maatregelen en het effect daarvan op ander beleid, de beoordeling van de externe kosten en de doorberekening daarvan en, ten slotte, de vergelijkende beoordeling; voor systeemanalyse – het begrip van de relatie tussen energie, milieu, technologieën en economische groei, waarbij rekening wordt gehouden met maatschappelijke waarden en natuurlijke en menselijke hulpbronnen. Instrumenten voor technology assessment 1.1. Aanvaardbaarheid en keuzes. Doel is: instrumenten ontwikkelen (bijv. modellen) voor het analyseren van de mogelijke sociaal-economische effecten van projecten of clusters van projecten die in het kader van de kernactiviteiten worden uitgevoerd; geharmoniseerde methodes specificeren voor vergelijkende beoordeling en aggregatie (dienend als input voor een macrosectorieel rekenmodel), met het oog op de ontwikkeling van besluitvormingsondersteunende systemen, waarin rekening wordt gehouden met aanvaarding door de gebruiker. 1.2. Innovatie. Doel is de ontwikkeling van instrumenten voor de beoordeling van de effecten van instrumenten zoals het OTO-beleid, belastingwetgeving, risicokapitaal, normen, etc. , op de voortgang van de technologische innovatie, marktpenetratie van nieuwe en verbeterde energietechnologieën en het geheel van economische activiteiten; ontwikkeling van een methode voor de globale beoordeling van innovatiebeleid, met name in relatie tot sectoriële economische/milieu/energie-modellen. 1.3. Externe kosten. Doel is het opnemen van nieuwe ontwikkelingenop het gebied van de berekening van de externe kosten; in het bijzonder in relatie tot energie en transport (bijv. kosten in verband met gezondheid, schade aan gebouwen, etc. als gevolg van emissies van verontreinigende stoffen, global warming, enz.) Methodologie voor de analyse van globale systemen 2.1. Kader voor economische/milieu/energie-modellen. Doel is de ontwikkeling van een kader voor de evaluatie van de effecten van OTO-beleid 51 op het concurrentievermogen en de werkgelegenheid (voor de EU en ander regio`s in de wereld), tevens dienend ter ondersteuning van de evaluatie van wegen naar duurzame ontwikkeling op lange termijn. 2.2. Bundeling van het potentieel voor technologie-implementatie. Doel is de ontwikkeling van instrumenten en databases voor de opstelling van sectoriële strategieën in de EU en andere regio`s in de wereld, waardoor de invoering van nieuwe en geavanceerde energietechnologieën wordt geoptimaliseerd. Prioriteiten en inhoud van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen in 1999 Permanente open uitnodiging. 52 Bijlagen Bijlage I Selectiecriteria Bijlage II Coördinatie en horizontale activiteiten Bijlage III Indicatief tijdschema voor de uitvoering van het programma Bijlage IV Procedures voor de tenuitvoerlegging 53 Bijlage I SELECTIECRITERIA OTO-activiteiten moeten worden geselecteerd op grond van criteria die overeenstemmen met de algemene doelstellingen van het programma. Deze criteria, waaraan alle onderzoekactiviteiten binnen dit programma moeten voldoen, zijn opgesteld aan de hand van de selectiecriteria voor het vijfde kaderprogramma. Zij zijn gegroepeerd in vijf categorieën: Adequaatheid van de middelen Kwaliteit van het partnerschap Middelen, partnerschap en beheer Kwaliteit van beheer en projectaanpak Bijdrage tot de technologische vooruitgang van Europa en verspreidingstrategieën voor de resultaten Strategisch effect en potentieel voor verbetering van het concurrentievermogen Bijdrage tot de groei (nut en verscheidenheid van toepassingen en kwaliteit van exploitatieplannen) Bijdrage tot het behoud en/of de verbetering van het milieu en het gebruik/de bijdrage van natuurlijke hulpbronnen Bijdrage tot het verbeteren van de werkgelegenheid en het gebruik en de ontwikkeling van bekwaamheden Bijdrage tot het verbeteren van de kwaliteit van het bestaan en gezondheid en veiligheid Bijdrage tot de tenuitvoerlegging of ontwikkeling van EUbeleidsterreinen of aanpak van problemen in verband met normalisatie en regelgeving Toegevoegde waarde van het consortium voor Europa Bijdrage tot de oplossing van problemen op Europees niveau (de Europese dimensie) Adequaatheid van de gekozen aanpak, methodologie en werkplan om de doelstellingen te bereiken Innoverend karakter Wetenschappelijke en technologische kwaliteit en bijdrage tot de doelstellingen van het programma of de kernactiviteit Wetenschappelijke/ Toegevoegde waarde voor Bijdrage tot de maatschappelijke Economische ontwikkeling en technologische kwaliteit de Gemeenschap en bijdrage doelstellingen van de W&T-vooruitzichten en innovatie tot EU-beleid Gemeenschap Naar gelang van de behoeften en de soorten activiteiten kan aan deze verschillende categorieën selectiecriteria of aan verschillende criteria binnen een categorie een ander gewicht worden gegeven. Bijzonderheden hierover worden gegeven in het beoordelingshandboek of de uitnodiging tot het indienen van voorstellen. Met deze criteria moet tevens rekening worden gehouden bij de uitvoering van de onderzoekactiviteiten teneinde over de gehele linie een uitmuntend en samenhangend niveau te bereiken. Zij zullen worden gebruikt om de activiteiten te beoordelen en effecten te kwantificeren zodat informatie wordt verkregen die een tijdige en adequate reactie van het programmabeheer mogelijk maakt. De beoordeling van de potentiële effecten van nieuwe kennis, technologieën, producten, procédés of materialen die dank zij de OTO-werkzaamheden zijn verkregen, vormt een permanente activiteit in het kader van dit programma, waardoor een effectieve uitvoering van het besluit van de Raad wordt verzekerd. i Bijlage II COÖRDINATIE EN HORIZONTALE ACTIVITEITEN Waar nodig zal binnen en tussen kernactiviteiten en generieke werkzaamheden in dit en andere programma's met inbegrip van de werkzaamheden van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek en nationale programma's15, worden gezorgd voor integratie en coördinatie van de werkzaamheden. Er zullen mechanismen zijn om de industrie, de onderzoekwereld, de openbare sector en de eindgebruikers in staat te stellen samen te werken aan de oplossing van deze gemeenschappelijke uitdagingen en strategische problemen. Het belangrijkste coördinerende lichaam voor de werkzaamheden en onderwerpen die uit dit programma voortvloeien, wordt gevormd door de betrokken ad hoc-groepen waarin alle diensten van de Commissie die zich met beleid en onderzoek op dit gebied bezighouden, vertegenwoordigd zijn. Op kaderprogrammaniveau zal worden gezorgd voor coördinatie van alle werkzaamheden. De coördinatie binnen het programma en met andere thematische programma's kan op één of meer van de volgende manieren plaatsvinden; gecoördineerde uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, met in voorkomend geval gezamenlijke uitnodigingen; coördinatie tijdens de beoordelings- en selectieprocedure met in voorkomend geval gezamenlijke beoordeling en uitwisseling van voorstellen; gecoördineerde uitvoering en benutting van de resultaten van projecten, onder meer door middel van projectclusters; gezamenlijke beheersstructuren (b.v. voor maatregelen voor het MKB) en specifieke coördinatie van activiteiten in verband met de toepassing van "ruimtetechnologie" en voor mariene ecosystemen. Coördinatie met andere thematische programma's Er zullen nauwe contacten zijn tussen activiteiten in dit programma en in de andere thematische programma's, met name kernactiviteiten in de programma's "kwaliteit van het bestaan en beheer van de biologische hulpbronnen" (milieu en gezondheid, duurzame landbouw, visserij en bosbouw en geïntegreerde ontwikkeling van plattelandsgebieden), "gebruikersvriendelijke informatiemaatschappij" (systemen en diensten voor de burger) en "concurrerende en duurzame groei" (innovatieve producten, procédés en organisatie, duurzame mobiliteit en intermodaliteit, landvervoeren mariene technologieën, en nieuwe perspectieven voor de luchtvaart). Voor het indienen van voorstellen gelden de volgende algemene principes: 15 Zie bijlage IV voor de toegang die de lidstaten hebben tot de bij de werkzaamheden in dit programma verkregen resultaten, om hun beleid te bepalen. ii welke problemen worden er opgelost? De voorstellen moeten betrekking hebben op de in het werkprogramma beschreven doelstellingen en prioriteiten en worden ingediend voor de kernactiviteit en het programma waarmee zij het meest samenhangen. Zo valt epidemiologisch onderzoek in verband met milieu- en klimaatveranderingen onder het programma kwaliteit van het bestaan en het beheer van de biologische hulpbronnen, terwijl de gevolgen van de veranderingen op wereldschaal worden onderzocht in de kernactiviteit veranderingen op wereldschaal, klimaat en biodiversiteit van het programma energie, milieu en duurzame ontwikkeling. wordt er gewerkt aan technologieën? Voorstellen voor de ontwikkeling van een nieuwe technologie moeten worden ingediend voor financiële steun uit het programma dat het meest rechtstreeks betrekking heeft op die technologie; voorstellen voor het gebruik of de integratie van technologie in OTO-werkzaamheden om de doelstellingen van dit programma te bereiken moeten worden ingediend voor "energie, milieu en duurzame ontwikkeling". Coördinatie met horizontale activiteiten Internationale samenwerking op OTO-gebied De mogelijkheden tot internationale samenwerking in het kader van dit programma vormen een aanvulling op het horizontale programma "bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek". Hieraan kan worden deelgenomen door entiteiten uit derde landen buiten de EU en geassocieerde staten en internationale organisaties op basis van de "regels voor deelneming" die zijn vastgesteld bij het besluit ingevolge artikel 130 J van het Verdrag. Voorts voorziet het programma "bevestiging van de internationale rol van het communautaire onderzoek" in de financiering van beurzen voor jonge wetenschappers uit ontwikkelingslanden (waaronder landen met economie in opkomst en mediterrane partnerlanden) om hen in staat te stellen gedurende maximaal zes maanden in Europa aan projecten deel te nemen. Wereldwijde internationale samenwerking wordt aangemoedigd voor OTO-activiteiten die betrekking hebben op grensoverschrijdende milieukwesties, de milieueffecten van energiebeleid en onderlinge verbanden bij de energievoorziening. Veel kwesties kunnen alleen in een ruimere internationale context doeltreffend worden aangepakt, met name als het gaat om grote geo-economische uitdagingen. In deze gevallen verschaft samenwerking met derde landen, internationale organisaties en internationale initiatieven, zoals EUREKA en COST, of met andere toepasselijke Europese instrumenten, (b.v. PHARE, TACIS en MEDA en het Energiekaderprogramma) de onderzoekwerkzaamheden van de EU toegevoegde waarde. De nadruk zal liggen op activiteiten van gemeenschappelijk belang en op synergie met andere internationale programma's en initiatieven (b.v. internationaal geosfeerbiosfeerprogramma, wereldprogramma voor klimaatonderzoek, het programma voor oceaanboringen en het Internationaal Energieagentschap). - ENRICH (Europees netwerk voor onderzoek van Veranderingen op Wereldschaal) ENRICH is een instrument om de samenwerking op Europees en wereldniveau te verbeteren, de vooraanstaande wetenschappelijke positie van de EU te bevorderen en informatie- en technologieoverdracht te verbeteren. De nadruk ligt op uitdagingen en problemen die betrekking hebben op of beïnvloed iii worden door veranderingen op wereldschaal, bijvoorbeeld omschakelingen in de industrie, energie en milieu, veranderingen in het bodemgebruik, veiligheid voor het milieu, gezondheidsaspecten en duurzaam beheer van natuurlijke hulpbronnen, waardoor een aanvulling wordt geleverd op de in het programma beschreven prioriteiten. Deze strategische doelstelling zal worden bereikt door: kennis op de betrokken gebieden te verspreiden en te benutten, met bijzondere nadruk op de waarde van onderzoekinvesteringen voor Europees beleid, samenleving en de economische activiteit (technologie-ontwikkeling, marktmogelijkheden en beleidsvorming); bevordering van de wetenschappelijke deelname en vooraanstaande positie van de EU in de wereld op de betrokken gebieden, met name door het opzetten van onderzoeknetwerken en de gezamenlijke ontwikkeling van capaciteit door Europese onderzoekers en de ruimere internationale onderzoekwereld te verbeteren en te vergemakkelijken; te zorgen voor een centraal platform voor Europese samenwerking met vergelijkbare intergouvernementele internationale initiatieven zoals het Inter-American Institute (IAI) en het Asia-Pacific Network (APN). ENRICH zal steun verlenen aan bijkomende katalyserende activiteiten en ondersteunende initiatieven. In aanmerking komende projecten kunnen betrekking hebben op voorspellingen en oorzaken van veranderingen, effectbeoordelingen, of sociaal-economische en technologische mogelijkheden voor de beperking en preventie van en aanpassing aan veranderingen op wereldschaal. In alle activiteiten moeten operationele samenwerkingsverbanden en netwerken tussen de EU en derde landen worden ontwikkeld om integrerende en interdisciplinaire benaderingen, analyses en modellering te bevorderen. - OPET (Organisations for the Promotion of Energy Technologies) OPET is een netwerk van organisaties die zijn belast met het verspreiden en exploiteren van nieuwe energieoplossingen op de betrokken markten binnen en buiten de EU. Dit wordt bereikt door de uitwisseling van informatie over de prestaties, voordelen en toepassing van nieuwe en verbeterde energietechnologie die dank zij het OTO is verkregen. Met deze activiteiten die voortvloeien uit en een aanvulling vormen op de onderzoek-, ontwikkelings- en demonstratieactiviteiten, wordt bijgedragen aan duurzame ontwikkeling doordat de energieverbruiker directe economische en milieuvoordelen worden geboden en het concurrentievermogen van de industrie rechtstreeks wordt verbeterd. Tevens worden kennis en kunde op zodanige wijze vergroot dat de EU beter in staat wordt gesteld om op gebied van de energietechnologie van morgen een leidinggevende positie te veroveren. Centraal in OPET staat een gerichte reeks acties die zijn gegroepeerd op basis van (1) specifieke technologieclusters, (2) eindgebruikersectoren en (3) geografisch bereik. Om dit te bereiken werken de leden van het netwerk nauw samen met de meest uiteenlopende deelnemers aan de markt - industrie, nutsbedrijven, financiers, gebruikersgroepen, de openbare sector - om hen te helpen bij de besluitvorming over de toepassing van nieuwe, schone en efficiënte energietechnologie. iv De strategische rol van OPET moet worden bereikt door: - de werkelijke behoeften van de marktdeelnemers vast te stellen teneinde hen aan te moedigen schone en efficiënte energietechnologie te gebruiken bij hun dagelijkse bedrijfsactiviteiten; - het uitvoeren van resultaatgeoriënteerde taken met welomschreven doelstellingen waarmee op een zo kosteneffectief mogelijke wijze wordt beantwoord aan reële behoeften en het volgen van de effecten van die taken door gebruik te maken van geschikte prestatie-indicatoren; - maatregelen te treffen om successen zo snel mogelijk op zo ruim mogelijke schaal te verspreiden; - te fungeren als centraal platform voor Europese samenwerking met soortgelijke intergouvernementele initiatieven of iniatieven van internationale organisaties in de gehele wereld. Innovatie en het MKB Innovatie: In het programma "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" zal extra nadruk worden gelegd op de verspreiding, overdracht, toepassing en/of benutting van OTO-resultaten die tot innovatie leiden. Daarom zullen werkzaamheden in het programma onder andere worden gecoördineerd met het programma "Bevorderen van innovatie en stimuleren van deelneming van het MKB" om de overdracht en benutting van resultaten van het communautaire OTO te bevorderen, onder andere naar voorlichtingscentra en andere ondersteunende netwerken, informatie te verschaffen over resultaten van communautair OTO, met name via CORDIS en andere elektronische informatiediensten, te helpen bij het ontwikkelen van managementinstrumenten om de exploitatie van resultaten van communautair OTO door de consortia die de OTO-activiteiten uitvoeren te bevorderen en het verdere gebruik van OTO-resultaten te volgen met geschikte instrumenten zoals het technologie-implementatieplan en technologieaudits, en te helpen bij de beoordeling van de doelmatigheid en doeltreffendheid van het netwerk voor technologieoverdracht, van gezamenlijke acties van verschillende thematische programma's en het horizontale programma. In het kader van "energie, milieu en duurzame ontwikkeling" zal innovatie worden aangemoedigd, met name door betere en efficiëntere verspreiding en benutting van onderzoekresultaten waarbij deze beter toegankelijk en gemakkelijker te begrijpen worden gemaakt voor alle potentiële gebruikers waaronder het MKB en beleidsvormers. Innovatie maakt deel uit van alle belangrijke stappen van de levenscyclus van het project. Maatregelen voor het MKB: In dit programma worden speciale maatregelen getroffen om de deelneming van het MKB aan OTO- en demonstratieactiviteiten te vergemakkelijken en te stimuleren. Deze maatregelen betreffen gezamenlijk onderzoek en premies voor verkennende werkzaamheden. De maatregelen die deelneming van het MKB aan OTO moeten stimuleren en vergemakkelijken zijn gekoppeld aan projecten die veelbelovend zijn wat betreft innovatie en betrekking hebben op eender welk onderwerp dat binnen de algemene doelstellingen van dit programma past. Met het oog op de transparantie voor de begunstigden gelden voor de uitvoering v van de specifieke maatregelen voor het MKB de algemene regels die zijn vastgesteld in het horizontale programma "innovatie en deelneming van het MKB". Deze regels omvatten gemeenschappelijke contractuele bepalingen en beoordeling van voorstellen, één speciaal punt voor de indiening van voorstellen voor specifieke maatregelen voor het MKB, gemeenschappelijke criteria voor in aanmerking komende voorstellen en voor wetenschappelijke en technologische beoordeling; gemeenschappelijke juridische en financiële voorwaarden en geharmoniseerde en snelle feedback naar de indieners. Nadere gegevens over de specifieke maatregelen voor het MKB zijn beschreven in het werkprogramma van het horizontale programma "Innovatie en deelneming van het MKB". Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied Marie Curie-beurzen: Ervoor zorgen dat er een goed gekwalificeerde wetenschappelijke gemeenschap is, onder meer door ondersteuning van geavanceerde opleidingscursussen en workshops, en het verbeteren van het menselijk potentieel blijft een belangrijke plaats innemen. De Marie Curie-opleidingsbeurzen zijn gedefinieerd in het kader van het horizontale programma "Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied". In het programma "Energie, milieu en duurzame ontwikkeling" worden de volgende soorten Marie Curie-beurzen beschikbaar gesteld: individuele beurzen, terugkeerbeurzen, beurzen voor ervaren onderzoekers, beurzen voor opleiding bij het bedrijfsleven, beurzen voor opleiding in minder welvarende regio's en beurzen voor verblijven van promovendi in Marie Curie-opleidingscentra. Voor de toepassing van de Marie Curie-beurzen gelden de algemene regels die zijn vastgesteld in het horizontale programma "Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" om ervoor te zorgen dat de hoge kwaliteit en het prestige van de beurzen gehandhaafd blijven. Deze regels omvatten een gemeenschappelijke definitie van de Marie Curie-beurzen, één centraal punt voor het indienen van alle voorstellen voor Marie Curie-beurzen, gemeenschappelijke criteria om in aanmerking te komen en voor de beoordeling, gemeenschappelijke juridische en financiële bepalingen en een geharmoniseerde feedback naar de aanvragers en monitoring van de bursalen. Onderzoekinfrastructuren: Steun voor onderzoekinfrastructuren wordt verstrekt door de thematische programma's en door het horizontale programma "Verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied". In het kader van dit horizontale programma moet regelmatig een "kaart" worden opgesteld en gepubliceerd die voor alle klassen onderzoekinfrastructuren aangeeft bij welk specifiek programma c.q. welke specifieke programma's steun kan worden aangevraagd. Voorstellen voor "betere toegang tot de onderzoekinfrastructuur" en voor "samenwerkingsnetwerken en OTO-projecten op het gebied van onderzoekinfrastructuren" op prioritaire gebieden die niet zijn vermeld in de paragrafen over onderzoekinfrastructuren in dit werkprogramma, moeten worden ingediend voor het horizontale programma "verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op vi sociaal-economisch gebied". Nadere gegevens over deze ondersteunende maatregelen zijn beschreven in het werkprogramma van het horizontale programma. Sociaal-economisch onderzoek: Sociaal-economisch onderzoek kan zowel uit de thematische programma's als uit de kernactiviteit "verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" van het horizontale programma "verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied" worden gefinancierd. Overeenkomstig de filosofie van het vijfde kaderprogramma maakt sociaal-economisch onderzoek deel uit van de thematische programma's als integrerend onderdeel van de technologische onderzoekactiviteiten. In het horizontale programma zullen specifieke maatregelen worden getroffen voor de coördinatie van het sociaal-economisch onderzoek dat in het onderhavige programma wordt uitgevoerd. In het kader van het horizontale programma zal jaarlijks een verslag worden opgesteld over het sociaal-economisch onderzoek in het vijfde kaderprogramma. vii Bijlage III INDICATIEF TIJDSCHEMA VOOR DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA Een indicatie van de thema's die aan bod komen in de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen, het tijdschema en de begrotingstoewijzing wordt gegeven in de onderstaande "road maps". Naar alle waarschijnlijk zal de "road map" in de tweede helft van het programma worden bijgesteld. Wat de begeleidende maatregelen betreft is het mogelijk dat er specifieke uitnodigingen tot het indienen van voorstellen van welomschreven doelstellingen worden gepubliceerd, bijvoorbeeld voor verspreidingsactiviteiten, uitwisseling van gegevens en netwerken. De uitvoeringsprocedures zijn beschreven in bijlage IV. viii BIJLAGE IV UITVOERINGSPROCEDURES Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen: De OTO-activiteiten worden voornamelijk uitgevoerd door middel van uitnodigingen tot het indienen voor voorstellen16. Bij de uitnodiging tot het indienen van voorstellen kan, met name voor beleidsondersteunend onderzoek, ondersteunende documentatie worden verstrekt . Uitnodigingen tot het indienen van voorstellen met vaste sluitingsdatum (periodieke uitnodigingen). Naar aanleiding hiervan kunnen voorstellen worden ingediend die aansluiten bij de verschillende paragrafen van het werkprogramma waarin de prioriteiten voor de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen worden aangegeven die in het Publicatieblad nader zullen worden uiteengezet en zijn opgenomen in het indicatieve tijdschema voor de uitvoering van het programma. Deze hebben doorgaans betrekking op OTO-projecten, gecoördineerde werkzaamheden en verwante netwerkactiviteiten. Permanente uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. Deze worden bij de aanvang van het programma gepubliceerd voor maatregelen voor technologiestimulering voor het MKB, opleidingsmaatregelen en begeleidende maatregelen en blijven van kracht tot het laatste jaar van het programma met periodieke beoordelingen (2 à 3 per jaar). Speciale uitnodigingen tot het indienen van voorstellen. Deze worden doorgaans periodiek gepubliceerd en zijn beperkt tot een aantal zeer specifieke onderwerpen en/of activiteiten. Bij de uitnodigingen wordt ondersteunende documentatie verstrekt. Tevens kan de Commissie een oproep publiceren aan geïnteresseerden om suggesties te doen voor activiteiten die in de uitnodigingen tot het indienen van voorstellen moeten worden opgenomen (blijk van belangstelling). Aanbestedingen. Begeleidende maatregelen die betrekking hebben op dienstverlening aan de Commissie (studies, gebruik van externe deskundigen, enz.) worden uitgevoerd door middel van specifieke aanbestedingen die naar behoefte worden georganiseerd. Modaliteiten: De OTO-activiteiten17 omvatten twee hoofdcategorieën: (1) werkzaamheden voor gezamenlijke rekening (fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek en demonstratie, met inbegrip van technologiestimulering voor het MKB18 en onderzoekinfrastructuren). (2) coördinatieactiviteiten (met inbegrip van gecoördineerde werkzaamheden en thematische netwerken). 16 17 18 Voor steun voor begeleidende maatregelen ter ondersteuning van de uitvoering van het programma kunnen te allen tijde spontane aanvragen worden ingediend. M.i.v. prenormatieve en normbegeleidende activiteiten die betrekking hebben op het programma energie, milieu en duurzame ontwikkeling. Voor nadere informatie zie het informatiepakket en het werkprogramma voor het horizontale programma "bevorderen van innovatie en stimuleren van deelneming van het MKB". ix Hiervoor wordt ook steun verleend in het kader van twee andere maatregelen; (3) "Marie Curie"-opleidingsbeurzen19 en (4) begeleidende maatregelen20. De begeleidende maatregelen worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage III van de programmabeschikking. Zij dragen bij tot de effectieve uitvoering, tot de actualisering van het werkprogramma en tot de voorbereiding van toekomstige activiteiten. Zij omvatten activiteiten om informatie en ondersteuning te verschaffen en ter bevordering van de verspreiding, exploitatie, overdracht en toepassing van OTO-resultaten met inbegrip van de uitwisseling van informatie en gegevens ten behoeve van alle gebruikers, met name beleidsvormers en ondernemingen. Zij omvatten activiteiten voor het volgen van het programma, de beoordeling van de effecten van OTO en specifieke opleidingsactiviteiten, zoals geavanceerde cursussen, studies en het gebruik van externe deskundigen, waaronder het opzetten van panels voor de beoordeling en het volgen van de projecten en groepen van deskundigen. Zij omvatten tevens ondersteuning van wetenschappelijke en technische bijeenkomsten en conferenties en evenementen ter bevordering van innovatie (b.v. investeringsfora), publicaties, websites, enz.. Zij kunnen ook ondersteunende activiteiten of gezamenlijke studies omvatten die bijdragen aan iniatieven van openbaar of strategisch belang. Zij worden ten uitvoer gelegd door middel van subsidies en contracten voor deskundigen, diensten en specifieke "begeleidende maatregelen". Kennis voor beleidsvorming: Resultaten en informatie van OTO-activiteiten en in dit programma zullen normaliter relevant zijn voor beleidsvorming. In de "regels voor deelneming en verspreiding" ingevolge artikel 130J van het Verdrag zijn voorschriften opgenomen voor het beschikbaar stellen van deze resultaten en informatie aan de lidstaten en geassocieerde staten onder speciale voorwaarden, waaronder de bepaling dat contractanten om hun gewettigde belangen te beschermen niet verplicht zijn informatie bekend te maken. Financiële participatie in onderzoekschepen, offshore platforms en vliegende platforms Wat de OTO-projecten, demonstratieprojecten en geïntegreerde projecten van dit programma betreft, komen de kosten van het gebruik van onderzoekschepen, offshore platforms en vliegende platforms voor financiële steun in aanmerking. Binnen de projectbegroting mag de bijdrage van de Gemeenschap in deze kosten evenwel niet meer bedragen dan 25% van de totale bijdrage van de Gemeenschap in de projectkosten of 500.000 euro. Alle verzoeken om hogere financiële steun voor deze platforms moeten worden ingediend in het kader van de uitnodiging tot het indienen van voorstellen voor "ondersteuning voor onderzoekinfrastructuren". 19 20 Voor nadere informatie zie het informatiepakket en het werkprogramma voor het horizontale programma "verhoging van het menselijk onderzoekpotentieel en verdieping van de fundamentele kennis op sociaal-economisch gebied". Deze verschillende soorten activiteiten en het niveau van de steun zijn beschreven in bijlage III van de beschikking inzake het programma. x TYPE ACTIVITEIT (1) Indicatieve begroting(2) voor 1999 in miljoen Euro Roadmap 1999 MILIEU en DUURZAME ONTWIKKELING Bekendmaking van de uitnodiging in PB. (3) 16/3 15/10 16/11 1999 1999 1999 Uiterste termijnen vor het indienen van voorstellen 15/6/ 17/1 15/2 1999 2000 2000 2.4 De Europese component van de mondiale aardobservatiesystemen 3. Duurzame mariene ecosystemen 3.1. Betere kennis van mariene processen, ecosystemen en interacties 3.2. Vermindering van de gevolgen van de menselijke activiteit voor de biodiversiteit en het duurzaam functioneren van mariene ecosystemen en bevordering van de ontwikkeling van technologieën voor een veilige en economische, maar duurzame exploitatie van mariene rijkdommen 3.3. Bewaking en beheer van kustprocessen en de kustlijn 4. De stad van morgen en het culturele erfgoed 3.4. Operationele voorspelling van de milieueisen voor offshore-activiteiten. 4.1 Duurzame stadsplanning en rationeel beheer van hulpbronnen 4.2. Bescherming, conservering en uitbreiding van het Europese culturele erfgoed 4.3 Ontwikkeling en demonstratie van technologieën voor veilige, zuinige, schone, effectieve en duurzame bewarking, herstel, renovatie, constructie, ontmanteling en sloop van de gebouwde omgeving, met name voor grote groepen gebouwen 4.4 Vergelijkende studie en kosteneffectieve toepassing van strategieën voor duurzame vervoersystemen in een stedelijke omgeving 62.5 - 66.7 X X X X X X X X X X X X X 3.3.1 Geïntegreerde studies inzake land-oceaaninteractie 3.3.2 Veranderingen van de kustlijn 3.3.3 Bescherming van de kust tegen overstromingen en erosie 3.3.4 Bewaking van kustprocessen X 4.1.1 Verbetering van het Stadbestuur en de stedelijke besluitvorming 4.1.2 Verbetering van de kwaliteit van het stadsleven 4.1.3 Reductie van afvalstoffen en beheer van de levenscyclus ervan 4.1.4 Economische ontwikkeling, concurrentievermogen en werkgelegenheid 4.2.1 Het beter beoordelen van schade aan het culturele erfgoed 4.2.2 Ontwikkeling van innovatieve conserveringsstrategieën 4.2.3 Het bevorderen van de integratie van het culturele erfgoed in de stedelijke omgeving 4.3.1 Stadskern- en stadsbuurtenvernieuwing X X X 4.4.1 Strategische benaderingen en methodologieën voor stadsplanning met betrekking tot duurzaam stedelijk vervoer 4.4.2 Vergelijkende beoordeling en demonstratie van nieuwe vervoertechnologieën en daarmee samenhangende infrastructuur GENERIEKE ACTIVITEITEN IN VERBAND MET ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING STEUN VOOR ONDERZOEKINFRASTRUCTUUR (5) X 12.5 16.7 8.3 10.4 (4) X BEGELEIDENDE MAATREGELEN Alle kernactiviteiten en generieke activiteiten Totaal Geavanceerde opleidingscursussen ( )(6) 208 X 208 Begroting 1999 ENRICH - zie begeleidende maatregelen in de indicatieve roadmap 2000 - 2002. 2.2 Meer inzicht te verschaffen in de terrestrische (inclusief zoetwater-) en mariene ecosystemen en hun interacties 2.3 Scenario's en strategieën om op veranderingen op wereldschaal te reageren 2.1.1 Wijzigingen in de samenstelling van de atmosfeer 2.1.2 Vermindering van ozon in de stratosfeer 2.1.3 Voorspelling van en scenario's voor klimaatverandering 2.1.4 Klimaatvariabiliteit en plotselinge klimaatveranderingen 2.2.1 Kwetsbaarheid van ecosystemen 2.2.2 Interacties tussen ecosystemen en de koolstof- en stikstofcyclus 2.2.3 Evaluatie en bescherming van de biodiversiteit 2.3.1 Beperking van en aanpassing aan veranderingen op wereldschaal 2.3.2 Verzoening van het behoud van biodivesiteit met de economische ontwikkeling 2.3.3 Bestrijding van de aantasting van de bodem en de woestijnvorming 2.3.4 Verenigbaarheid van het EU- en het internationale beleid op milieugebied en verband met de handel 2.4.1 Betere exploitatie van bestaande gegevens en aanpassing van de observatiesystemen 2.4.2 Ontwikkeling van nieuwe observatiecapaciteit voor langdurige gegevensverzameling 3.1.1 Betere bepaling van de natuurlijke mechanismen in de werking van ecosystemen 3.1.2. Karakterisering van sedimentsystemen met het oog op een duurzaam beheer en gebruik van het continentaaal plat, de continentale helling, en de diepzeebodem 3.1.3 Transportroutes en effecten van verontreinigende stoffen, sleutelelementen en nutriënten in het mariene milieu 3.2.1 Omkering van de trend van achteruitgang van de mariene biodiversiteit 3.2.2 Vermindering van de effecten van antropogene activiteiten op het mariene milieu en herstel van aangetaste mariene systemen 3.2.3 Technologieën voor een veilige, duurzame en economische exploitatie van mariene rijkdommen X X Voor prioriteiten en inhoud van de uitnodiging zie de indicatieve roadmap 2000 - 2002. 1.5 Bewakings-, alarmerings- en meldingssystemen 1.6 Technologieën voor regulering en beheer van de voorraden en technologieën voor toepassing in aride en semi-aride gebieden en gebieden die over het algemeen een watertekort hebben 2.1 De veranderingen op wereldschaal te begrijpen, te ontdekken, te beoordelen en te voorspellen X X 70.8 - 75 1.4 Preventie en verontreiniging X 27.1 - 31.3 1.2 Ecologische kwaliteit van zoetwaterecosystemen en wetlands 1.3 Behandelings- en zuiveringstechnologieën 1.1.1 Strategische planning en geïntegreerde methodologieën en instrumenten op stroomgebiedschaal 1.1.2 Sociaal-economische aspecten van het duurzaam gebruik van water 1.1.3 Operationele beheersystemen en systemen ter ondersteuning van de besluitvorming 1.2.1 Werking van ecosystemen 1.2.2 Ecologiche kwaliteitsdoelstellingen 1.3.1 Waterbeheer in de stad 1.3.2 Behandeling en hergebruik van afvalwater 1.4.1 Vermindering van waterverontreiniging ten gevolge van vervuilde locaties, stortplaatsen en sedimenten 1.4.2 Bestrijding van diffuse verontreiniging 1.5.1 Bewaking van en toezicht op verontreiniging 1.5.2 Betere voorspelling van overstromingen en droogteperiodes 1.6.1 Gebruik en beheer van waterbronnen 1.6.2 Preventie en beperking van de insijpeling van zout water 1.6.3 Instrumenten voor technologische ontwikkeling en beheer 16.7 - 18.8 2. Veranderingen op wereldschaal, klimaat en biodiversiteit 1. Duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit KERNACTIVITEITEN (2) 1.1 Geïntegreerd beheer en duurzaam gebruik van waterreserves op stroomgebiedschaal (1) Voornamelijk uit te voeren via OTO-projecten, demonstratieprojecten, gecombineerde OTO/demonstratieprojecten, thematische netwerken en gecoördineerde werkzaamheden,. (2) Deze begrotingsmiddelen omvatten activiteiten in verband met kleine en middelgrote ondernemingen, opleiding en begeleidende maatregelen. De Europese Commissie behoudt zich het recht voor de voor elke uitnodiging beschikbare begrotingsmiddelen niet volledig toe te wijzen. De indicatieve begroting is afhankelijk van de ontvangst van voorstellen van voldoende kwaliteit om in aanmerking te komen voor financiering ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. De bevoegde directeur-generaal kan in een dergelijk geval nieuwe uitnodigingen voor ongebruikte middelen bekendmaken. (3) De bevoegde directeur-generaal kan de voor de uitnodigingen vastgestelde data één maand vervroegen of verlaten. In dat geval wordt op de datum die oorspronkelijk voor de uitnodiging was vastgesteld in het Publicatieblad een bericht bekendgemaakt waarin de potentiële indieners van een voorstel van de wijziging op de hoogte worden gesteld. (4) Tot 30.04.2002 permanent open uitnodigingen - voor afsluitdata zie indicatieve roadmap voor de permanent open uitnodigingen. (5) De uitnodiging van 1999 heeft betrekking op de begroting voor 1999 en 2000 (bij benadering 44% van de begroting 1999 - 2002 voor onderzoekinfrastructuur), Opgenomen in de begrotingsmiddelen voor de open uitnodigingen. (6) 1 TYPE ACTIVITEIT (1) Indicatieve begroting per activiteit voor 1999 in miljoen EURO (2) Roadmap 1999 NIET-NUCLEAIRE ENERGIE Termijnen voor de indiening van voorstellen (3) Eerste termijn(4) Tweede termijn(4) 15/6/1999 4/10/1999 6. Economische en efficiënte energie voor een concurrerend Europa 5. Schonere energiesystemen, met inbegrip van systemen op basis van hernieuwbare energie Kernactiviteiten 5.1. Grootschalige productie van elektriciteit en/of warmte met verminderde CO2-emissies uit steenkool, biomassa en andere brandstoffen, onder meer via warmte- en energiewinning 5.2. Ontwikkeling en demonstratie, mede met het oog op gedecentraliseerde productie, van de voornaamste nieuwe en hernieuwbare energiebronnen, in het bijzonder van biomassa, brandstofcel, windenergie en zonnewarmte 5.3. Integratie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in energiesystemen 5.4. Rendabele technologieën voor het afzwakken van milieueffecten bij energieproductie 6.1. Technologieën voor een rationeel en efficiënt eindgebruik van energie 6.2. Technologieën voor het transport en de distributie van energie 6.3. Technologieën voor energieopslag, zowel op macro- als op microniveau 6.4. Grotere efficiëntie bij de exploratie, winning en productie van koolwaterstoffen 6.5. Grotere efficiëntie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen. 6.6. De opstelling van scenario’s inzake vraag en aanbod in economie-/milieu-/energiesystemen en de interactie daartussen, evenals de analyse van de kosteneffectiviteit (gebaseerd op de hele economische levensduur) en de efficiëntie van alle energiebronnen 5.1.1. Schonere brandstoffen door vervanging en behandeling 5.1.2. Efficiëntere omzettingsprocessen of –cycli, met inbegrip van een hoger verbrandingsrendement 5.1.3 Energie-efficiëntere gasturbines. 5.1.4. Optimalisering van WKK-systemen 5.2.1. Biomassaomzettingssystemen (inclusief afval) X X 5.2.2. Optimalisering van windenergie 5.2.3. Rendabele fotovoltaïsche systemen 5.2.4. Concentrerende systemen voor thermische zonne-energie 5.2.5. Andere hernieuwbare energiebronnen 5.2.6. Efficiënte, betrouwbare en rendabele brandstofcelsystemen 5.3.1 Integratie van hernieuwbare energiebronnen in het net en autonome systemen 5.3.2. Hybride systemen 5.3.3. Verbetering van de aanvaardbaarheid van hernieuwbare energiebronnen 5.4.1. Reductie van emissies die schadelijk zijn voor het plaatselijke en mondiale milieu X X X X X X 6.1.1. Ruimtelijke integratie 6.1.2. Duurzame gebouwen 6.1.3. Efficiënte ruimteverwarming, koeling, ventilatie, verlichtingssystemen en huishoudelijke apparaten en integratie van hernieuwbare energie in gebouwen 6.1.4. Optimalisering van de verbranding in het vervoer, met schonere koolwaterstoffen en alternatieve brandstoffen 6.1.5. Hybride en elektrische aandrijvingen en installaties voor energieopslag en –omzetting 6.1.6. Demonstratie van innoverende openbare en particuliere vervoermiddelen 6.1.7 Efficiënte transsectoriële technologieën en beter beheerde industriële processen 6.2.1. Waarborgen van een betrouwbare en stabiele elektriciteitsvoorziening en verhoging van de netefficiëntie 6.2.2. Koppeling en “load shaping” 6.2.3. Efficiënter en veiliger transport van gas 6.2.4. Rendabele distributie van verwarming en koeling 6.3.1. Optimalisering van de energiekwaliteit door middel van energieopslag voor autonome hernieuwbare en hybride systemen en transport 6.3.2. Stabiliteitsgerelateerde elektriciteitsopslag 6.3.3. Intermitterende energieopslag, inclusief warmte- en koudeopslag 6.3.4. Veiligere, lichtere en energie-efficiëntere gasopslag 6.3.5. Betrouwbare micro-opslag met hoge capaciteit 6.4.1. Rendabele en efficiëntere exploratie en productie van koolwaterstoffen 6.4.2. Diepzee, marginale velden en nieuwe gebieden, inclusief het arctische gebied 6.4.3. Verminderde milieueffecten en verbeterde veiligheid bij exploratie en productie 6.5.1. Rendabele componenten voor windturbines 6.5.2. Rendabele componenten voor fotovoltaïsche modules en concentrerende zonnecollectoren 6.5.3. Rendabele componenten voor biomassa en afval 6.5.4. Andere hernieuwbare energiebronnen 6.6.1. Anticiperen op technologische veranderingen. X X X 95.4 X X X X X X X X X X X X X X X X 109.1 X X X X X X X X X X X 6.6.2. Prospectief onderzoek en analyse van beleidseffecten. X 6.6.3. Marktveranderingen en integratie van technologie X GENERIEKE ACTIVITEITEN IN VERBAND MET ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING 3.3 207.8 Totaal Permanente open uitnodiging 207.8 220 Begroting 1999 in miljoen EURO Begroting 2000 in miljoen EURO (5) (1) Moet worden uitgevoerd via OTO-projecten, demonstratieprojecten, gecombineerde OTO/demonstratieprojecten, thematische netwerken en coördinatiewerkzaamheden. (2) Deze begrotingen omvatten activiteiten ten behoeve van het MKB, opleidingen en begeleidende maatregelen. De Europese Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen voor iedere uitnodiging vast te leggen. De indicatieve begroting is afhankelijk van de ontvangen voorstellen, die met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma voldoende kwaliteit moeten hebben om voor financiering in aanmerking te komen. De bevoegde directeurgeneraal kan in voorkomend geval besluiten een nieuwe uitnodiging te publiceren voor de niet gebruikte middelen. (3) De bevoegde directeur-generaal kan de datums van de uitnodigingen met een maand vervroegen of uitstellen. In een dergelijk geval zullen potentiële indieners daarvan op de hoogte worden gebracht door een bericht in het Publicatieblad op de aanvankelijk geplande datum van de uitnodiging. (4 ) Op basis van deze uitnodiging moeten de beschikbare middelen voor 1999 en 2000 kunnen worden vastgelegd (circa 44% van de totale begroting van het programma voor alle activiteiten). (5) De toewijzing voor 2000 is afhankelijk van de goedkeuring van de financiële vooruitzichten. 2 TYPE ACTIVITEIT (1) Indicative budget (2) 2000 - 2002 in million Euro Indicatieve Roadmap 2000 - 2002 MILIEU en DUURZAME ONTWIKKELING Deadlines for submitting proposals (3) Jan 2000 Apr 2001 Jan 2002 2.4 De Europese component van de mondiale aardobservatiesystemen 4. De stad van morgen en het culturele erfgoed 3. Duurzame mariene ecosystemen 3.1. Betere kennis van mariene processen, ecosystemen en interacties 3.2. Vermindering van de gevolgen van de menselijke activiteit voor de biodiversiteit en het duurzaam functioneren van mariene ecosystemen en bevordering van de ontwikkeling van technologieën voor een veilige en economische, maar duurzame exploitatie van mariene rijkdommen 3.3. Bewaking en beheer van kustprocessen en de kustlijn 3.4. Operationele voorspelling van de milieueisen voor offshore-activiteiten 4.1 Duurzame stadsplanning en rationeel beheer van hulpbronnen 4.2. Bescherming, conservering en uitbreiding van het Europese culturele erfgoed 4.3 Ontwikkeling en demonstratie van technologieën voor veilige, zuinige, schone, effectieve en duurzame bewarking, herstel, renovatie, constructie, ontmanteling en sloop van de gebouwde omgeving, met name voor grote groepen gebouwen 4.4 Vergelijkende studie en kosteneffectieve toepassing van strategieën voor duurzame vervoersystemen in een stedelijke omgeving X X X X X 1.6.2 Preventie en beperking van de insijpeling van zout water X 1.6.3 Instrumenten voor technologische ontwikkeling en beheer 2.1.1 Wijzigingen in de samenstelling van de atmosfeer 2.1.2 Vermindering van ozon in de stratosfeer 2.1.3 Voorspelling van en scenario's voor klimaatverandering 2.1.4 Klimaatvariabiliteit en plotselinge klimaatveranderingen 2.2.1 Kwetsbaarheid van ecosystemen 2.2.2 Interacties tussen ecosystemen en de koolstof- en stikstofcyclus 2.2.3 Evaluatie en bescherming van de biodiversitei 2.3.1 Beperking van en aanpassing aan veranderingen op wereldschaal 2.3.2 Verzoening van het behoud van biodivesiteit met de economische ontwikkeling 2.3.3 Bestrijding van de aantasting van de bodem en de woestijnvorming 2.3.4 Verenigbaarheid van het EU- en het internationale beleid op milieugebied en verband met de handel 2.4.1 Betere exploitatie van bestaande gegevens en aanpassing van de observatiesystemen 2.4.2 Ontwikkeling van nieuwe observatiecapaciteit voor langdurige gegevensverzameling 3.1.1 Betere bepaling van de natuurlijke mechanismen in de werking van ecosystemen 3.1.2. Karakterisering van sedimentsystemen met het oog op een duurzaam beheer en gebruik van het continentaaal plat, de continentale helling, en de diepzeebodem 3.1.3 Transportroutes en effecten van verontreinigende stoffen, sleutelelementen en nutriënten in het mariene milieu 3.2.1 Omkering van de trend van achteruitgang van de mariene biodiversitei 3.2.2 Vermindering van de effecten van antropogene activiteiten op het mariene milieu en herstel van aangetaste mariene systemen 3.2.3 Technologieën voor een veilige, duurzame en economische exploitatie van mariene rijkdommen X X X X X STEUN VOOR ONDERZOEKINFRASTRUCTUUR (*****) X X X X X 4.4.1 Strategische benaderingen en methodologieën voor stadsplanning met betrekking tot duurzaam stedelijk vervoer 4.4.2 Vergelijkende beoordeling en demonstratie van nieuwe vervoertechnologieën en daarmee samenhangende infrastructuur GENERIEKE ACTIVITEITEN IN VERBAND MET ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING X X X 3.3.1 Geïntegreerde studies inzake land-oceaaninteractie 3.3.2 Veranderingen van de kustlijn 3.3.3 Bescherming van de kust tegen overstromingen en erosie 3.3.4 Bewaking van kustprocessen 4.1.1 Verbetering van het Stadsbestuur en de stedelijke besluitvorming 4.1.2 Verbetering van de kwaliteit van het stadsleven 4.1.3 Reductie van afvalstoffen en beheer van de levenscyclus ervan 4.1.4 Economische ontwikkeling, concurrentievermogen en werkgelegenheid 4.2.1 Het beter beoordelen van schade aan het culturele erfgoed 4.2.2 Ontwikkeling van innovatieve conserveringsstrategieën 4.2.3 Het bevorderen van de integratie van het culturele erfgoed in de stedelijke omgeving 4.3.1 Stadskern- en stadsbuurtenvernieuwing X X X X X X X X X 94.6 98.8 54.1 56.2 De inhoud van de uitnodigingen hangt af van de herziening en actualisering van het werkprogramma en het resultaat van de vorige uitnodigingen. 2.2 Meer inzicht te verschaffen in de terrestrische (inclusief zoetwater-) en mariene ecosystemen en hun interacties 2.3 Scenario's en strategieën om op veranderingen op wereldschaal te reageren X X De inhoud van de uitnodigingen hangt af van de herziening en actualisering van het werkprogramma en het resultaat van de vorige uitnodigingen. 1.5 Bewakings-, alarmerings- en meldingssystemen 1.6 Technologieën voor regulering en beheer van de voorraden en technologieën voor toepassing in aride en semi-aride gebieden en gebieden die over het algemeen een watertekort hebben 2.1 De veranderingen op wereldschaal te begrijpen, te ontdekken, te beoordelen en te voorspellen 1.1.3 Operationele beheersystemen en systemen ter ondersteuning van de besluitvorming 1.2.1 Werking van ecosystemen 1.2.2 Ecologiche kwaliteitsdoelstellingen 1.3.1 Waterbeheer in de stad 1.3.2 Behandeling en hergebruik van afvalwater 1.4.1 Vermindering van waterverontreiniging ten gevolge van vervuilde locaties, stortplaatsen en sedimenten 1.4.2 Bestrijding van diffuse verontreiniging 1.5.1 Bewaking van en toezicht op verontreiniging 1.5.2 Betere voorspelling van overstromingen en droogteperiodes 1.6.1 Gebruik en beheer van waterbronnen 170.8 - 175 1.4 Preventie en verontreiniging X 206.4 - 210.6 1.2 Ecologische kwaliteit van zoetwaterecosystemen en wetlands 1.3 Behandelings- en zuiveringstechnologieën 1.1.1 Strategische planning en geïntegreerde methodologieën en instrumenten op stroomgebiedschaal 1.1.2 Sociaal-economische aspecten van het duurzaam gebruik van water 127.7 - 131.9 1.1 Geïntegreerd beheer en duurzaam gebruik van waterreserves op stroomgebiedschaal 140.2 - 142.3 2. Veranderingen op wereldschaal, klimaat en biodiversiteit 1. Duurzaam waterbeheer en waterkwaliteit Key-actions (2) (4) Jan 2001 BEGELEIDENDE MAATREGELEN Geavanceerde opleidingscursussen ( ) (6) ENRICH ( ) (6) Alle kernactiviteiten en generieke activiteiten Maart 2000 Feb 2000 233 Totaal Begroting 2000 3 Maart 2001 Apr 2001 273 Begroting 2001 Maart 2002 298 Begroting 2002 (1) Voornamelijk uit te voeren via OTO-projecten, demonstratieprojecten, gecombineerde OTO/demonstratieprojecten, thematische netwerken en gecoördineerde werkzaamheden, (2 Deze begrotingsmiddelen omvatten activiteiten in verband met kleine en middelgrote ondernemingen, opleiding en begeleidende maatregelen. De Europese Commissie behoudt zich het recht voor de voor elke uitnodiging beschikbare begrotingsmiddelen niet volledig toe te wijzen. De indicatieve begroting is afhankelijk van de ontvangst van voorstellen van voldoende kwaliteit om in aanmerking te komen voor financiering ter verwezenlijking van de doelstellingen van het programma. De bevoegde directeur-generaal kan in een dergelijk geval nieuwe uitnodigingen voor ongebruikte middelen bekendmaken. (3 De bevoegde directeur-generaal kan de voor de uitnodigingen vastgestelde data één maand vervroegen of verlaten. In dat geval wordt op de datum die oorspronkelijk voor de uitnodiging was vastgesteld in het Publicatieblad een bericht bekendgemaakt waarin de potentiële indieners van een voorstel van de wijziging op de hoogte worden gesteld. (4) Tot 30.04.2002 permanent open uitnodigingen - voor afsluitdata zie de indicatieve roadmap voor de permanent open uitnodigingen. (5) De uitnodiging van 2000 heeft betrekking op de begroting voor 2001 en 2002 (bij benadering 56% van de begroting 1999 - 2002 voor onderzoekinfrastructuur). (6) Opgenomen in de begrotingsmiddelen voor de open uitnodigingen ) ) 4 TYPE ACTIVITEIT Indicative budget(2) available for 2000 - 2002 in million EURO (2) Indicatieve Roadmap 2000 - 2002 NIET-NUCLEAIRE ENERGIE (1) Deadlines for submitting proposals Tweede uitnodiging Derde uitnodiging (3) (3) Sept 2000 2002 Sept 2001 5.4. Rendabele technologieën voor het afzwakken van milieueffecten bij energieproductie 6.1. Technologieën voor een rationeel en efficiënt eindgebruik van energie 6.2. Technologieën voor het transport en de distributie van energie 6.3. Technologieën voor energieopslag, zowel op macro- als op microniveau 6.4. Grotere efficiëntie bij de exploratie, winning en productie van koolwaterstoffen 6.5. Grotere efficiëntie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen. 6.6. De opstelling van scenario’s inzake vraag en aanbod in economie-/milieu-/energiesystemen en de interactie daartussen, evenals de analyse van de kosteneffectiviteit (gebaseerd op de hele economische levensduur) en de efficiëntie van alle energiebronnen 5.2.2. Optimalisering van windenergie 5.2.3. Rendabele fotovoltaïsche systemen 5.2.4. Concentrerende systemen voor thermische zonne-energie 5.2.5. Andere hernieuwbare energiebronnen 5.2.6. Efficiënte, betrouwbare en rendabele brandstofcelsystemen 5.3.1 Integratie van hernieuwbare energiebronnen in het net en autonome systemen 5.3.2. Hybride systemen 5.3.3. Verbetering van de aanvaardbaarheid van hernieuwbare energiebronnen 5.4.1. Reductie van emissies die schadelijk zijn voor het plaatselijke en mondiale milieu 6.1.1. Ruimtelijke integratie 6.1.2. Duurzame gebouwen 6.1.3. Efficiënte ruimteverwarming, koeling, ventilatie, verlichtingssystemen en huishoudelijke apparaten en integratie van hernieuwbare energie in gebouwen 6.1.4. Optimalisering van de verbranding in het vervoer, met schonere koolwaterstoffen en alternatieve brandstoffen 6.1.5. Hybride en elektrische aandrijvingen en installaties voor energieopslag en –omzetting 6.1.6. Demonstratie van innoverende openbare en particuliere vervoermiddelen 6.1.7 Efficiënte transsectoriële technologieën en beter beheerde industriële processen 6.2.1. Waarborgen van een betrouwbare en stabiele elektriciteitsvoorziening en verhoging van de netefficiëntie 6.2.2. Koppeling en “load shaping” 6.2.3. Efficiënter en veiliger transport van gas 6.2.4. Rendabele distributie van verwarming en koeling 6.3.1. Optimalisering van de energiekwaliteit door middel van energieopslag voor autonome hernieuwbare en hybride systemen en transport 6.3.2. Stabiliteitsgerelateerde elektriciteitsopslag 6.3.3. Intermitterende energieopslag, inclusief warmte- en koudeopslag 6.3.4. Veiligere, lichtere en energie-efficiëntere gasopslag 6.3.5. Betrouwbare micro-opslag met hoge capaciteit 6.4.1. Rendabele en efficiëntere exploratie en productie van koolwaterstoffen 6.4.2. Diepzee, marginale velden en nieuwe gebieden, inclusief het arctische gebied 6.4.3. Verminderde milieueffecten en verbeterde veiligheid bij exploratie en productie 6.5.1. Rendabele componenten voor windturbines 6.5.2. Rendabele componenten voor fotovoltaïsche modules en concentrerende zonnecollectoren 6.5.3. Rendabele componenten voor biomassa en afval 6.5.4. Andere hernieuwbare energiebronnen 6.6.1. Anticiperen op technologische veranderingen. 352,8 109.1 6.6.2. Prospectief onderzoek en analyse van beleidseffecten. 6.6.3. Marktveranderingen en integratie van technologie GENERIEKE ACTIVITEITEN IN VERBAND MET ONDERZOEK EN TECHNOLOGISCHE ONTWIKKELING 11,3 766,5 Totaal 260 286 Begroting 2001 (4) Begroting 2002 (4) (1) Moet worden uitgevoerd via OTO-projecten, demonstratieprojecten, gecombineerde OTO/demonstratieprojecten, thematische netwerken en coördinatiewerkzaamheden. Indicatieve begroting in miljoen €. Deze begrotingen omvatten activiteiten ten behoeve van het MKB, opleidingen en begeleidende maatregelen. De Europese Commissie behoudt zich het recht voor niet alle beschikbare middelen voor iedere uitnodiging vast te leggen. De indicatieve begroting is afhankelijk van de ontvangen voorstellen, die met het oof op de verwezenlijking van de doelstellingen van het programma voldoende kwaliteit moeten hebben om voor financiering in aanmerking te komen. (2) (3) De bevoegde directeur-generaal kan de datums van de uitnodigingen met een maand vervroegen of uitstellen. In een dergelijk geval zullen potentiële indieners daarvan op de hoogte worden gebracht door een bericht in het Publicatieblad op de aanvankelijk geplande datum van de uitnoding. (4) De toewijzing voor 2000 is afhankelijk van de goedkeuring van de financiële vooruitzichten. 5 Geen uitnodiging 5.3. Integratie van nieuwe en hernieuwbare energiebronnen in energiesystemen 5.1.1. Schonere brandstoffen door vervanging en behandeling 5.1.2. Efficiëntere omzettingsprocessen of –cycli, met inbegrip van een hoger verbrandingsrendement 5.1.3 Energie-efficiëntere gasturbines. 5.1.4. Optimalisering van WKK-systemen 5.2.1. Biomassaomzettingssystemen (inclusief afval) De inhoud van de uitnodigingen is afhankelijk van de herziening en bijwerking van het werkprogramma en de resultaten van eerdere uitnodigingen. 5.1. Grootschalige productie van elektriciteit en/of warmte met verminderde CO2-emissies uit steenkool, biomassa en andere brandstoffen, onder meer via warmte- en energiewinning 5.2. Ontwikkeling en demonstratie, mede met het oog op gedecentraliseerde productie, van de voornaamste nieuwe en hernieuwbare energiebronnen, in het bijzonder van biomassa, brandstofcel, windenergie en zonnewarmte De inhoud van de uitnodigingen is afhankelijk van de herziening en bijwerking van het werkprogramma en de resultaten van eerdere uitnodigingen. 6. Economische en efficiënte energie voor een concurrerend Europa 5. Schonere energiesystemen, met inbegrip van systemen op basis van hernieuwbare energie Kernactiviteiten INDICATIEVE ROADMAP 1999 - 2002 ENERGIE, MILIEU en DUURZAME ONTWIKKELING Permanente open uitnodiging Percentage van beschikbare begroting (1) 1999 Type Activiteit Generieke OTO-activiteiten (3) Percentage 1999 - 2002 Zie andere roadmaps voor de beschikbare begroting De voorstellen worden in groepen beoordeeld, volgens de volgende sluitingsdatums (2) 15/6/1999 17/1/2000 16/4/2001 30/4/2002 Maatregelen voor het MKB 14/4/1999, 15/9/1999 12/1/2000, 26/4/2000, 13/9/2000 17/1/2001, 18/4/2001 Toelagen voor de verkennende fase Maximaal 4.5 % Maximaal 4.5 % Onderzoek in samenwerkingsverband 15/9/1999 12/1/2000, 26/4/2000, 13/9/2000 17/1/2001, 18/4/2001, 19/9/2001 16/1/2002, 17/4/2002 Opleiding Individuele beurzen Maximaal 2 % Maximaal 2 % Gastbeurzen 2/6/1999 (4) 8/9/1999 (5) 22/3/2000 21/3/2001 20/3/2002 Begeleidende maatregelen (6) Studies, Uitwisseling van informatie, Wetenschappelijke en technische bijeenkomsten, Verspreiding, Exploitatie- en communicatieactiviteiten, Maatregelen voor informatieverstrekking en bijstandsverlening aan onderzoekspelers Maximaal 4 % (7)(8) Maximaal 4 % (7)(8) 15/6/1999 (9) 15/2/2000 15/2/2001 (9) 15/2/2002 (1) Percentage van de totale beschikbare begroting voor alle activiteiten. (2) De bevoegde directeur-generaal kan de aanvankelijk geplande datums van de uitnodigingen of de indieningstermijnen met een maand vervroegen of uitstellen. (3) Zie de voorkeuren voor 1999 in het werkprogramma. (4) Uitgezonderd Marie Curieontwikkelingsbeurzen en verblijven aan Marie Curieopleidingscentra. (5) Alleen Marie Curie ontwikkelingsbeurzen en verblijven aan Marie Curieopleidingscentra. (6) Conferenties, workshops en seminars worden behandeld als “spontane” subsidieaanvragen overeenkomstig bijlage IV van dit werkprogramma (voetnoot 16). (7) Voor het sub-programma op het gebied van energie is dit maximaal 6%. (8) Inclusief geavanceerde opleidingen, ENRICH en OPET. (9 Voor OPET gelden alleen de eerste en de laatste termijn. 6