Havo 2005 tijdvak 1 Examen scheikunde Havo 2005 tijdvak 1 Zeewater De gemiddelde samenstelling van onvervuild zeewater kun je vinden in Binas tabel 64 A In deze tabel wordt een aantal bekende en minder bekende soorten deeltjes genoemd. Er wordt bijvoorbeeld gegeven dat in zeewater strontiumionen voorkomen. 1 1p Geef de formule van het stontiumion. In de tabel wordt ook de atoomsoort 14C (koolstof-14) genoemd. 2 2p Hoeveel protonen en hoeveel neutronen bevat een Noteer je antwoord als volgt: Aantal protonen : …. Aantal neutronen : …. 14 C atoom? Door indampen van zeewater verkrijg men het zogenoemde zeezout. 3 2p Bereken met behulp van gegevens uit Binas tabel 64 A hoeveel gram vaste stof kan ontstaan wanneer 250 mL zeewater wordt ingedampt. Ga er daarbij vanuit dat de vaste stof bestaat uit alle in het zeewater opgeloste stoffen. In de praktijk blijkt er iets minder vaste stof te ontstaan. Dit komt omdat tijdens het verwarmen reacties plaatsvinden. Bij één van die reacties worden waterstofcarbonaationen (HCO3) omgezet tot watermoleculen, koolstofdioxidemoleculen en carbonaationen. 4 2p Geef de vergelijking van deze reactie. 5 1p Geef aan waarom door deze reactie de massa van de vaste stof na het indampen kleiner is dan de massa van alle in het zeewater opgeloste stoffen. Zoals uit Binas tabel 64 A blijkt, komen in zeewater zowel calciumionen als sulfaationen voor. Je zou kunnen denken dat de aanwezigheid van deze ionen uitsluitend het gevolg is van het oplossen van calciumsulfaat. In een oplossing van uitsluitend calciumsulfaat (CaSO4) is de verhouding van het aantal mol calciumionen : het aantal mol sulfaationen = 1 : 1 Door het aantal mol calciumionen in zeewater te vergelijken met het aantal mol sulfaationen in zeewater kun je nagaan of de aanwezigheid van deze ionen uitsluitend het gevolg kan zijn van het oplossen van calciumsulfaat. 6 3p Bereken het aantal mol calciumionen en het aantal mol sulfaationen in 1,00 L onvervuild zeewater en ga na of de molverhouding van deze ionen in zeewater gelijk is aan de molverhouding van deze ionen in een oplossing van calciumsulfaat. Jasperina heeft een potje met zeezout in haar keukenkastje staan. Zij neemt het potje met zeezout mee naar school. Zij wil met een proefje aantonen dat dit zeezout sulfaationen bevat. 7 3p Beschrijf hoe Jasperine te werk kan gaan om aan te tonen dat dit zeezout sulfaationen bevat. Vermeld daarbij de naam van elke stof en/of oplossing die zij gebruikt, de handelingen die zij uitvoert en de waarneming die zij doet als dit zeezout sulfaationen bevat. Havo 2005 tijdvak 1 Rookgasreiniging Deze opgave gaat over het artikel „Rook: bacteriën lusten er wel pap van!” dat hieronder is afgedrukt Lees eerst dit artikel en beantwoord vervolgens de vragen van deze opgave ROOK: BACTERIËN LUSTEN ER WEL PAP VAN! 1 2 3 4 5 Zolang het nog niet mogelijk is om al onze benodigde energie op een schone manier op te wekken zullen er fossiele brandstoffen zoals olie, gas en kolen moeten worden verbrand. Met rook als bijproduct. De Nederlandse industrie ontwikkelt een milieuvriendelijke methode om rook te ontdoen van een aantal schadelijke bestanddelen. Een methode waarbij bacteriën het vuile werk doen. 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 Schoon aardgas 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 Puntbronnen aanpakken 26 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 Waterige soep Rook bestaat voornamelijk uit koolstofdioxide, roet en water en bevat daarnaast allerlei gassen die een schadelijk effect op het milieu kunnen hebben, zoals zwaveldioxide en stikstofoxiden (NO). NOx is een verzamelnaam voor stikstofmono-oxide en stikstofdioxide. NOx in rookgas bestaat voornamelijk uit stikstofmono-oxide en voor een klein deel uit stikstofdioxide. Stikstofoxiden zijn samen met zwaveldioxide de belangrijkste oorzaak van zure regen. Stikstofoxiden ontstaan altijd wanneer fossiele brandstoffen worden verbrand bij temperaturen boven 1100 ºC. Bij die hoge temperaturen reageren zuurstof en stikstof uit de lucht met elkaar tot stikstofoxiden. Het is dus belangrijk om bij verbrandingsprocessen de temperatuur onder de 1100 ºC te houden. Maar diesel verbrandt nou juist het beste rond deze temperatuur. Bovendien ontstaan ook onder de 1100 ºC stikstofoxiden als de brandstof zelf stikstofhoudend is. Omdat olie en kolen voor 2 massaprocent uit stikstof bestaan, zijn deze brandstoffen de belangrijkste oorzaak van de uitstoot van stikstofoxiden. Alleen aardgas is niet stikstofhoudend en is daarom een van de schoonste fossiele brandstoffen. De grootste bron van stikstofoxiden is het autoverkeer. Daarnaast zijn er een aantal zogenaamde puntbronnen, plaatsen waar heel veel stikstofoxiden worden uitgestoten, zoals kolen- en oliegestookte energiecentrales. De metaal- en ertsverwerkende industrie is ook een belangrijke bron. De puntbronnen kunnen gemakkelijk aangepakt worden door de verbrandingsprocessen goed te regelen en gebruik te maken van moderne verbrandingstechnologieën. Daarbij wordt bijvoorbeeld zuivere zuurstof in plaats van lucht gebruikt. Verder kan aan de rookgassen ammoniak worden toegevoegd. Voordat het mengsel de schoorsteen verlaat, wordt het bij een temperatuur van 400 ºC geleid over een katalysator die allerlei edele metalen bevat. De ammoniak reageert dan met de stikstofoxiden tot onschadelijk water en stikstof. Een nadeel zijn de hoge kosten. Voor kleinere bedrijven is deze methode te kostbaar. Hiervoor blijkt nu een oplossing in zicht. In Nederland werken Biostar en Akzo Nobel samen aan de ontwikkeling van een proces, waarbij de schadelijke stikstofoxiden op biologische wijze worden omgezet in stikstof en water. Bij dit proces wordt allereerst de rook afgekoeld tot ongeveer 35 ºC. Vervolgens wordt de rook in contact gebracht met een waterige soep waarin speciale bacteriën leven. Die soep wordt heel fijn verneveld waardoor de stikstofoxiden uit het rookgas in het water oplossen. Tenslotte wordt er alcohol (ethanol) aan de soep toegevoegd en krijgen de bacteriën in een grote tank de tijd om de stikstofoxiden te verwerken. Zoals zoogdieren met zuurstof uit de lucht hun voedsel omzetten in energie, zo gebruiken deze bacteriën de stikstofoxiden uit het rookgas om alcohol op te eten, met als enige bijproducten onschadelijk stikstof en water! naar: Mens en Wetenschap Havo 2005 tijdvak 1 In het artikel wordt aardgas „schoon” genoemd (regel 6). 8 1p Geef het argument uit het artikel om aardgas „schoon” te noemen. In het artikel worden stoffen genoemd die zure regen kunnen veroorzaken. 9 2p Geef de namen van twee zuren die uit de genoemde stoffen kunnen ontstaan. Uit het artikel blijkt dat stikstofoxiden die in het milieu terechtkomen, op twee manieren kunnen ontstaan. Daarbij speelt de temperatuur waarbij de verbranding plaatsvindt, een belangrijke rol. De gegevens uit het artikel zijn op de volgende wijze samen te vatten: • beneden 1100 ºC ontstaan de stikstofoxiden alleen door ...(manier 1) ... • boven 1100 ºC ontstaan de stikstofoxiden zowel door ...(manier 1) ... als door ...(manier 2) ... 10 2p Hoe ontstaan de stikstofoxiden bij manier 1 en hoe ontstaan de stikstofoxiden bij manier 2? Noteer je antwoord als volgt: bij manier 1 ontstaan de stikstofoxiden door …………. bij manier 2 ontstaan de stikstofoxiden door …………. Olie en kolen zijn altijd stikstofhoudend (regel 19). Dit komt doordat olie en kolen zijn ontstaan uit resten van planten en dieren die stikstofhoudende stoffen bevatten. 11 1p Geef de naam van een soort stikstofhoudende stoffen die in planten en dieren voorkomt. 12 3p Bereken hoeveel kg stikstofmono-oxide (NO) ontstaat door verbranding van de stikstofhoudende stoffen in 1,0·103 kg steenkool. Gebruik bij je berekening onder andere gegevens uit regel 19 van het artikel en neem aan dat alleen stikstofmono-oxide ontstaat. 13 2p Leg uit, aan de hand van gegevens uit het artikel, dat er bij gebruikmaking van moderne verbrandingstechnologieën (de regels 28 tot en met 31) schonere rookgassen ontstaan. 14 3p Geef de vergelijking van de reactie die beschreven is in de regels 33 en 34. Gebruik NO als formule voor de stikstofoxiden. De reactie tussen ammoniak en stikstofmono-oxide is een redoxreactie. De vergelijking van de halfreactie van de oxidator is hieronder gedeeltelijk weergegeven. Enkele coëfficiënten en e– zijn weggelaten. NO + H2O → N2 + 4OH– 15 2p Neem deze onvolledige vergelijking over, voeg aan de juiste kant van de pijl e- toe en maak de vergelijking kloppend door de juiste coëfficiënten in te vullen. 16 2p Welk effect heeft vernevelen (regels 42 en 43) op de snelheid van het oplossen van de stikstofoxiden? Geef een verklaring voor je antwoord. In de laatste zin van het artikel wordt gesteld dat in het proces dat in de bacteriën plaatsvindt als enige „bijproducten” (reactieproducten) stikstof en water ontstaan. Toch moet nog minstens één ander product ontstaan. Dit blijkt als je een overzicht maakt van de atoomsoorten die voorkomen in alle (soorten) stoffen die zijn genoemd bij het proces dat in de bacteriën plaatsvindt. 17 3p Maak zo’n overzicht. Neem daartoe onderstaande tabellen over en vul daarin de namen van de (soorten) stoffen en de symbolen van de atoomsoorten in. Havo 2005 tijdvak 1 Als voorbeeld is voor de stikstofoxiden de eerste tabel reeds ingevuld. Voor de reactie (soort) stof atoomsoort(en) stikstofoxiden N en O Na de reactie (soort) stof atoomsoort(en) 18 2p Leg uit aan de hand van het bij vraag 17 gemaakte overzicht, dat bij de omzetting die in de bacteriën plaatsvindt, behalve stikstof en water, nog minstens één andere stof moet ontstaan. Biodiesel Dieselolie is een veelgebruikte fossiele brandstof die voornamelijk bestaat uit een mengsel van alkanen waarvan de moleculen 13 tot 18 koolstofatomen bevatten. Men is al geruime tij op zoek naar brandstoffen die dieselolie kunnen vervangen omdat het gebruik van dieselolie onder andere de volgende twee nadelen heeft: Nadeel 1: de voorraad aan fossiele brandstoffen zal eens uitgeput zijn; Nadeel 2: de koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding van fossiele brandstoffen, levert een bijdrage aan het broeikaseffect. Enige jaren geleden is onderzocht of olie die uit plantenzaden verkregen kan worden, geschikt is als brandstof voor dieselmotoren. Deze olie noemt men bio-olie. De onderzoekers zijn van mening dat het gebruik van bio-olie deze nadelen niet heeft. 19 2p Ben je het eens met deze onderzoekers? Geef bij beide genoemde nadelen een argument om jouw mening te ondersteunen. De olie die uit plantenzaden wordt verkregen, bestaat voornamelijk uit esters waarvan de structuurformule als volgt kan worden weergegeven. H H C O O C R O (R stelt hierin een koolwaterstofgroep voor) H C O C R O H C O C R H Het bleek al snel dat bio-olie ongeschikt is als dieselbrandstof: bio-olie is te stroperig en verdampt moeilijk. Deze eigenschappen zijn het gevolg van de sterkte van de binding tussen de moleculen waaruit bio-olie bestaat. 20 1p Geef de naam van de soort binding die tussen deze moleculen aanwezig is. Havo 2005 tijdvak 1 Om van bio-olie een bruikbare brandstof te maken, laat men de esters reageren met stof X Daarbij treedt de volgende reactie op H H C O O C O R C O R H C O C R H C O H H C OH O +3 X H C OH + 3 H3C O C R H C OH H H glycerol 21 2p Geef de structuurformule van stof X De eigenschappen van de ontstane esters bleken vergelijkbaar met die van dieselolie. Ze kunnen in een gewone dieselmotor verbrand worden. Deze brandstof wordt biodiesel genoemd. Hieronder is het productieproces van biodiesel met een blokschema weergegeven. In het schema stellen de letters A, B .C ,D en E elk één van de volgende namen voor : Biodiesel, bio-olie, glycerol, stof X, zaden. C B A scheidingsruimte E reactor scheidingsruimte naar brandstofopslag afval 22 3p D Welke namen stellen de letters A, B, C, D en E voor? Noteer je antwoord als volgt: A : ………… B : ………… C : ………… D : ………… E : ………… 23 3p Geef de reactievergelijking voor de volledige verbranding van biodiesel. Neem als formule van biodiesel C19H34O2 Waterstofperoxide Waterstofperoxide kan ontleden tot water en zuurstof. Bij kamertemperatuur verloopt deze reactie niet merkbaar. Arno wil meer weten over deze ontledingsreactie. Hij schenkt in twee reageerbuizen een beetje waterstofperoxide-oplossing. Eén van deze reageerbuizen verwarmt hij tot 60 ºC. Ook bij deze temperatuur blijkt het waterstofperoxide niet merkbaar te ontleden. Vervolgens voegt hij aan beide reageerbuizen met waterstofperoxide-oplossing een beetje van een aangezuurde ijzer(II)sulfaatoplossing toe. Nu komt in beide buizen wel gas vrij. De gasontwikkeling in de reageerbuis van 60 ºC is heftiger dan de gasontwikkeling in de reageerbuis die niet is verwarmd. Havo 2005 tijdvak 1 24 2p Geef een verklaring voor het feit dat de gasontwikkeling in de reageerbuis van 60 ºC heftiger is dan de gasontwikkeling in de reageerbuis die niet is verwarmd. Gebruik daarbij het botsendedeeltjes- model. Met behulp van Binas-tabel 48 stelt Arno de vergelijking op van de reactie van waterstofperoxide met de aangezuurde ijzer(II)sulfaatoplossing: H2O2 + 2 H+ + 2 Fe2+ → 2 H2O + 2 Fe3+ (reactie 1) Reactie 1 geeft geen verklaring voor de gasontwikkeling die door Arno is waargenomen. Arno zoekt verder in Binas-tabel 48. Hij ontdekt dat Fe3+ ionen, die bij reactie 1 ontstaan, kunnen reageren met waterstofperoxidemoleculen. Bij deze reactie (reactie 2) ontstaat zuurstofgas en worden de Fe2+ ionen teruggevormd. 25 3p Geef van reactie 2 de vergelijkingen van de beide halfreacties en de vergelijking van de totale redoxreactie 26 2p Laat, onder andere door het optellen van de vergelijking van reactie 1 bij de vergelijking van reactie 2, zien dat de totale reactie in de reageerbuis neerkomt op de ontleding van waterstofperoxide tot water en zuurstof. Arno heeft waargenomen dat de zuurstofontwikkeling in de reageerbuizen pas begon na het toevoegen van de aangezuurde ijzer(II)sulfaat-oplossing. Hij heeft maar weinig ijzer(II)sulfaat toegevoegd. 27 2p Leg uit of de totale hoeveelheid zuurstof die kan ontstaan, afhangt van de hoeveelheid Fe2+ ionen die hij toevoegt. Suiker De winning van suiker (sacharose) uit suikerbieten gaat via een aantal bewerkingen. In blokschema 2 is de productie weergegeven van het zogenoemde dunsap, een tussenproduct bij de suikerwinning. Nadat de suikerbieten zijn gewassen, vindt in ruimte 1 sapwinning plaats en in ruimte 2 sapzuivering. Om bij de sapwinning het ruwsap te verkrijgen uit de gewassen en fijngesneden suikerbieten worden in ruimte 1 twee scheidingsmethoden toegepast. 28 2p Geef de namen van de twee scheidingsmethoden die in ruimte 1 worden toegepast. Bij de productie van suiker is het de bedoeling om uiteindelijk zuivere sacharose te verkrijgen. De zuiverheid wordt aangegeven met het Reinheid Quotiënt (RQ). Het RQ is gedefinieerd als het massapercentage sacharose van de totale hoeveelheid droge stof: RQ = Error! • 100% Havo 2005 tijdvak 1 In schema 1 de gemiddelde samenstelling van suikerbiet weergegeven. Met behulp van dit schema kan het RQ in de onbewerkte suikerbiet als volgt berekend worden: RQ = Error! •100% = 70% Zuivere sacharose heeft een RQ van 100%. Ook aan een oplossing van sacharose kan een RQ worden toegekend. Een oplossing van alleen sacharose heeft een RQ van 100%. Bij het berekenen van het RQ is eventueel aanwezig water niet van belang. Bij de sapwinning in ruimte 1 ontstaat zogenoemd ruwsap. Het RQ van het ruwsap is hoger dan 70%. 29 2p Bereken het RQ van het ruwsap dat uit ruimte 1 komt. Gebruik bij je berekening gegevens uit schema 1. Bij de sapzuivering in ruimte 2 wordt kalkmelk toegevoegd. Kalkmelk is een suspensie van calciumhydroxide, Ca(OH)2. Er wordt kalkmelk toegevoegd totdat de pH van het sap 11,0 is. 30 2p Bereken [OH–] in mol L–1 in het sap na toevoeging van de kalkmelk. In schema 1 van het informatieboekje staan onder het kopje „zouten” de ionen genoemd die opgelost zijn in het ruwsap. Met fosfaten worden hier voornamelijk di-waterstoffosfaationen (H2PO4–) bedoeld. Bij de sapzuivering reageert een deel van de hydroxide-ionen uit de kalkmelk met de diwaterstoffosfaationen in het ruwsap, waarbij onder andere fosfaationen worden gevormd. Deze reactie is een zuur-base reactie. Havo 2005 tijdvak 1 De fosfaationen reageren vervolgens met calciumionen tot calciumfosfaat. 31 3p Geef de vergelijking van de zuur-base reactie van di-waterstoffosfaationen met hydroxideionen waarbij fosfaationen worden gevormd. 32 1p Geef de formule van calciumfosfaat. Het dunsap dat uit ruimte 2 komt, wordt verwarmd. Na verdamping van een deel van het water blijft een geconcentreerde oplossing over, het zogenoemde diksap. Wanneer het diksap wordt afgekoeld, ontstaat vast suiker in de vorm van suikerkristallen. In diagram 1is de verzadigingscurve voor sacharose weergegeven. De curve geeft voor alle temperaturen tussen 0 °C en 100 °C aan hoeveel gram sacharose maximaal kan oplossen in 100 g water. Het punt P in diagram 1 geeft voor een bepaald soort diksap met een temperatuur van 80 °C aan hoeveel g sacharose dat diksap per 100 g water bevat. Dit diksap wordt vervolgens afgekoeld tot 30 °C. Tijdens het afkoelen kristalliseert de sacharose uit die niet in oplossing kan blijven. 33 2p Leid met behulp van diagram 1 af hoeveel gram sacharose hierbij uitkristalliseert per 100 g water. Neem hierbij aan dat er een verzadigde sacharose-oplossing ontstaat. Havo 2005 tijdvak 1 Kunststoffen PVC (polyvinylchloride) is een kunststof die ontstaat door polymerisatie van vinylchloride. De structuurformule van vinylchloride is: H H C C H Cl 34 2p Is vinylchloride een verzadigde of een onverzadigde verbinding? Geef een verklaring voor je antwoord. 35 2p Teken een stukje uit het midden van de structuurformule van PVC. In het getekende stukje moeten drie monomeer-eenheden zijn verwerkt. PVC wordt veel in de bouw toegepast. Daarom is het gedrag van PVC bij brand uitvoerig onderzocht. Bij volledige verbranding van PVC ontstaat behalve koolstofdioxide en water ook waterstofchloride. Wanneer tijdens het blussen waterstofchloride in het bluswater oplost, ontstaat een oplossing die problemen kan opleveren. 36 1p Door welke eigenschap van de ontstane oplossing kunnen problemen ontstaan? Ook van kunststoffen die het element fluor bevatten, is het gedrag bij hoge temperatuur onderzocht. Ze blijken nauwelijks brandbaar te zijn. Een voorbeeld van zo’n kunststof is PTFE, dat een hoog massapercentage fluor bevat. PTFE kan met de volgende structuurformule worden weergegeven: 37 3p Bereken het massapercentage fluor in PTFE. Geef je antwoord in twee significante cijfers. In verband met de gezondheid en het milieu onderzoekt de Consumentenbond regelmatig allerlei voorwerpen waarin kunststoffen zijn verwerkt. Het gaat daarbij vooral om de aanwezigheid van chloor en fluor in deze kunststoffen. De Consumentenbond maakt daarbij onder andere gebruik van onderstaand voorschrift. voorschrift De aanwezigheid van chloor in kunststoffen kan men vaststellen met behulp van de zogenoemde koperdraadtest. Men verhit hiertoe het uiteinde van een blanke koperdraad in een kleurloze vlam totdat deze een eventueel aanwezige groene kleur verliest en drukt dan de hete draad tegen een monster van de te onderzoeken stof. Verhit men de draad daarna opnieuw en wordt de vlam groen, dan bevat de stof chloor. Fluor kan op deze wijze niet worden aangetoond; hiervoor is een andere proef nodig. Als men vochtig blauw lakmoespapier houdt boven de dampen die ontstaan bij hoge verhitting van een stukje kunststof, dan verkleurt dit papier tot rood als de damp een zuur bevat. Is waterstofchloride via de koperdraadproef niet vastgesteld, dan is het via lakmoes aangetoonde zuur waterstoffluoride. naar: „Welke kunststof is dit?” Een staafje is gemaakt van PVC of van PTFE. Havo 2005 tijdvak 1 Hans krijgt de opdracht om te onderzoeken uit welke van deze twee kunststoffen het staafje bestaat. Daartoe verhit hij het staafje en houdt boven de ontwijkende dampen een vochtig blauw lakmoespapiertje. Het lakmoespapiertje wordt rood. 38 2p Kan Hans uit zijn waarneming de conclusie trekken dat het onderzochte staafje uit PTFE bestaat? Geef een verklaring voor je antwoord. Einde Havo 2005 tijdvak 1 Uitwerkingen Examens Havo 2005 tijdvak 1 Zeewater 1 Sr2+ 2 aantal protonen : 6 aantal neutronen : 14 – 6 = 8 3 0,027 + 0,067 + 0,410 + 19,455 + 0,001 + 0,390 + 1,304 + 10,820 + 0,013 + 2,715 + 0,144 + 30 • 10–9 = 35.346 g/ L dus in 250 ml Error! = 8,84 g of (atoomnummer is aantal protonen) (neutronen = massagetal – protonen) 19.455 ≙ 55,044 % dus 100 % = Error!• 100 = 35,344 g 35 dus in 250 ml 344;4 = 8,84 g 4 2HCO3– → H2O + CO2 + CO32– 5 Tijdens het indampen vindt bovenstaande reactie plaats er verdwijnt dan massa doordat van de 2HCO3– er een CO3– ion overblijft. De H2O en CO2 verdwijnen dus verdwijnt er massa en is de hoeveelheid die je overhoud kleiner dan de berekende 6 Ca2+ : 0,410 g / L SO42– : 2,715 g / L M (Ca2+) = 40,08 dus 0,410 g ≙ Error! mol = 0,0102 mol M (SO42–) = 32,06 + 4 . 16 = 96,06 Dus 2,715 g ≙ Error! = 0,02826 Dus verhouding is niet 1 : 1 dus niet gelijk aan een oplossing van CaSO4 7 Ze moet het zeezout oplossen en een oplossing van bariumchloride toevoegen. Als er sulfaat ionen aanwezig zijn dan zal er wit neerslag gevormd worden. Rookgasreiniging 8 Aardgas is niet stikstofhoudend 9 zwavelzuur en salpeterzuur 10 bij manier 1 ontstaan de stikstofoxiden door dat er stikstofhoudende verbindingen worden verbrand. bij manier 2 ontstaan de stikstofoxiden door dat stikstof uit de lucht reageert met zuurstof 11 aminozuren (eiwitten of DNA mag ook) Havo 2005 tijdvak 1 12 steenkool bevat 2 massa procent stikstof dus 1.0 • 103 kg steenkool bevat 0,02 • 1,0 • 103 = 20 kg ≙ 2,0 • 104 g stikstof dat zijn Error! = 1,43 • 103 mol N atomen dus ook 1,43 • 103 mol NO M(NO) = 14,01 + 16,00 = 30,01 1,43 • 103 mol NO ≙ 1,43 • 103 • 30.01 = 4,2 • 104 g NO dus 4 • 101 kg NO 13 Men gebruikt voor de verbranding zuurstof ipv lucht dus is er geen stikstof aanwezig (en kan er volgens manier 1 geen stikstofoxiden ontstaan) en wordt er dus minder stikstofoxiden gevormd 14 4NH3 + 6NO → 6H2O + 5 N2 15 Eerst massabalans kloppend maken geeft 2NO + 2H2O → N2 + 4OH– Daarna de ladingbalans kloppend maken door elektronen in de vergelijking te zetten 2NO + 2H2O + 4e– → N2 + 4OH– 16 Door het vernevelen wordt het oppervlak groter en zal het stikstofoxide sneller oplossen 17 Voor de reactie (soort) stof atoomsoort(en) Stikstofoxiden N en O alcohol C,H en O 18 Na de reactie (soort) stof Stikstof water atoomsoort(en) N H en O De atoomsoort koolstof komt in de stoffen die genoemd zijn na de reactie niet voor en wel in de stoffen die genoemd zijn voor de reactie (dus moet er nog minstens één stof gevormd worden waarin de atoomsoort koolstof voorkomt). Biodiesel 19 Voorbeelden van juiste of goed te rekenen argumenten bij nadeel 1: • Ik ben het er mee eens, want planten kunnen steeds opnieuw worden verbouwd (en kunnen dus niet opraken). • Ik ben het er niet mee eens, want het is niet mogelijk om voldoende planten te verbouwen om alle dieselolie te vervangen. Voorbeelden van juiste of goed te rekenen argumenten bij nadeel 2: • Ik ben het er mee eens, want de hoeveelheid koolstofdioxide die ontstaat bij de verbranding is eerder opgenomen bij de fotosynthese. • Ik ben het er mee eens, want bij bio-afbraak van planten komt ook koolstofdioxide vrij, dus levert verbranding geen extra koolstofdioxide op. 20 vd Waalsbinding 21 CH3OH 22 A : zaden B : bio-olie C : stof X D : glycerol E : biodiesel 23 2C19H34O2 + 53O2 → 38 CO2 + 34 H2O Havo 2005 tijdvak 1 Waterstofperoxide 24 Bij 60 ºC bewegen de deeltjes met een hogere snelheid dan bij de niet verwarmde. Doordat de deeltjes sneller bewegen zullen ze vaker botsen en zullen er dus ook meer effectieve botsingen zijn. De reactie gaat dus sneller bij 60 ºC dan bij de onverwarmde en dus zal de gasontwikkeling sneller zijn. 25 Fe3+ + e– → Fe2+ 2x H2O2 → O2 + 2H+ + 2e– 1x 2Fe3+ + H2O2 → 2Fe2+ + O2 + 2H+ 26 H2O2 + 2 H+ + 2 Fe2+ → 2 H2O + 2 Fe3+ (reactie 1) 2Fe3+ + H2O2 → 2Fe2+ + O2 + 2H+ (reactie 2) 2H2O2 + 2H+ + 2Fe2+ + 2Fe3+ → 2H2O + 2Fe3+ + 2Fe3+ + O2 + 2H+ wegstrepen van gelijke deeltjes geeft 2H2O2 → 2H2O + O2 27 Nee deze hangt er niet van af want in de totaalvergelijking komt geen Fe2+ voor (Fe2+ is hier katalysotor) Suiker 28 extraheren en filtreren 29 In het ruwsap zitten alleen nog opgeloste stoffen dus 16 g(sacharose) + 2 g (opgeloste stoffen) RQ = Error! • 100 = 89 % 30 pH = 11,0 pOH = 14 – 11,0 = 3,0 [OH–] = 10–pOH = 10–3,0 = 0,001 mol/L (1 • 10–3 mol / L) 31 H2PO4– + 2OH– → PO43– + 2H2O 32 Het is Ca2+ en PO43– dus verhouding 3 : 2 dus formule : Ca3(PO4)2 33 Bij 30 ºC kan er 218 g (± 5 g) sacharose oplossen (aflezen uit de grafiek bij 30ºC) Bij punt P er is 325 g (± 5 g) sacharose in de oplossing (punt P aflezen) Er zal dus 325 – 218 = 108 g sacharose uitkristalliseren. Kunststoffen 34 35 Ja want er zit een dubbele binding in. H H H H H H C C C C C C H Cl H Cl H Cl 36 Die oplossing is zuur 37 massapercentage = Error!• 100 = 76 % 38 Nee dat kan hij niet want er is nog niet met de kopertest vastgesteld dat het geen chloor bevat dus het papiertje kan ook rood worden als gevolg van het ontstane HCl Havo 2005 tijdvak 1 Einde