aivd-onderzoek bij vertrouwens- functies

advertisement
NEDERLANDS JURISTENBLAD
AIVD-ONDERZOEK
BIJ VERTROUWENSFUNCTIES
ž Ondoorgrondelijk wetsvoorstel HOF
ž Civilisering strafproces
ž Controle- en selectieprocedures NWO
ž Tolken en vertalen in het strafrecht
P. 286-343 JAARGANG 88 1 FEBRUARI 2013
10295511
5
W E B I N A R S
H O O G L E R A R E N
De Academie voor de Rechtspraktijk heeft onder de naam Magna Charta Webinars 30
hoogleraren bereid gevonden webinars te verzorgen op de verschillende rechtsgebieden.
Wab en procesrecht | 27 februari 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Massaschade; de juridische afwikkeling | 11 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Corporate Governance | 18 maart 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Kwalitatieve aansprakelijkheid | 18 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Internationaal Erfrecht | 25 maart 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Algemene voorwaarden | 28 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Consumentenrecht | 8 april 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Totstandkoming | 25 april 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Actualiteiten Internationaal Handelsrecht | 6 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Actualiteiten Merken- en Modellenrecht | 8 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Actualiteiten Auteursrecht en oneerlijke mededingingen | 8 mei 2013 | 12:45 - 16:00 uur
Actualiteiten Verzekeringsrecht | 13 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Hoger beroep | 14 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Huwelijksvermogensrecht | 27 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Flex BV | 29 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Actualiteiten Internationaal Handelsrecht | 6 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Actualiteiten Merken- en Modellenrecht | 8 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Actualiteiten Auteursrecht en oneerlijke mededingingen | 8 mei 2013 | 12:45 - 16:00 uur
Actualiteiten Verzekeringsrecht | 13 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Hoger beroep | 14 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Huwelijksvermogensrecht | 27 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Flex BV | 29 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Huwelijksvermogensrecht | 23 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Derivatenrecht | 28 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Aandeelhoudersovereenkomsten | 31 oktober 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Actualiteiten Erfrecht | 31 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Actualiteiten pensioenrecht | 11 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Awb bezwaarschriftprocedure | 18 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Sociaal recht | 25 november 2013 | 09:00 - 12:15 uur
Appartementsrecht | 25 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur
Magna Charta is onderdeel van de Academie voor de Rechtspraktijk
Postbus 13346
|
3507 LH Utrecht
|
T 030 - 220 10 70
E [email protected]
|
F 030 - 220 53 27
Inhoud
289
Vooraf 239
Prof. mr. T. Hartlief
Proportionele aansprakelijkheid
voor juristen en echte
wetenschappers
290
Wetenschap 240
Prof. mr. A.E. Schilder
Mr. dr. J.-P. Loof
Mr dr. C.F. Sparrius
‘Vechten tegen spoken in de
mist?’
Over veiligheidsonderzoeken
voor vertrouwensfuncties en
rechtsbescherming
299
ž Ondoorgrondelijk wetsvoorstel HOF
ž Civilisering strafproces
ž Controle- en selectieprocedures NWO
ž Tolken en vertalen in het strafrecht
5
10295511
PASSEN
Pagina 289
303
306
Is er sprake van een EERLIJK
proces? En staat betrokkenen
een daadwerkelijk EFFECTIEF
RECHTSMIDDEL ter
beschikking?
Pagina 291
De INTRODUCTIE van
structuren PARALLEL aan de
BESTAANDE zoals bij het
ESM en het Stabiliteitspact is
gebeurd, acht DE RAAD
voor de lange termijn
ONWENSELIJK
Pagina 335
306
Han von den Hoff
308
Tolken en vertalen in strafzaken
op orde
Nederland voldoet wél aan
EU-richtlijn 2010/64
Omslag: © Matt Kenyon/Alamy
WETENSCHAPPERS
van het recht AAN TE
Prof. dr. P. Hooimeijer
Reactie op ‘De onzichtbare
kosten van controle- en
selectieprocedures’
247-255 Rechtspraak
256 Boeken
257-271 Tijdschriften
272-280 Wetgeving
281-286 Nieuws
287 Universitair nieuws
288 Personalia
289 Agenda
AIVD-ONDERZOEK
BIJ VERTROUWENSFUNCTIES
en hun AGENDA aan die
Mr. W.F. Korthals Altes
Een (verdere) civilisering van
het strafproces
Rubrieken
is dat ECHTE
TEKORT aan te zuiveren
Opinie 242
Mr. M.A.J. de Leeuw
Naschrift
NEDERLANDS JURISTENBLAD
zich geroepen voelen het
Dr. J.-H. Reestman
De ondoorgrondelijke
systematiek van het
wetsvoorstel HOF
Prof. mr. W. van der Burg
Naschrift
RECHT kan overkomen,
P. 286-343 JAARGANG 88 1 FEBRUARI 2013
Focus 241
Reacties 243 t/m 246
Het BESTE wat het
Naar welke NORM voor de
structurele BEGROTING wil
de regering in art. 2 verwijzen
en HOE is de Minister van
Financiën straks op grond van
de WET HOF gehouden het
STABILITEITSVERDRAG
te respecteren?
Pagina 302
De Orde laat weten dat in 2013
de KWALITEIT van advocaten
die KWETSBARE groepen als
cliënt hebben, BIJZONDERE
AANDACHT zal krijgen
Pagina 336
310
312
319
320
329
335
340
342
343
De RECHTBANK weet pas in
een LAAT stadium van het
PROCES wat precies de
STANDPUNTEN van partijen
zijn en moet vervolgens binnen
TWEE WEKEN een schriftelijk
vonnis produceren
Pagina 303
De OORDELEN van kundige
referenten, die door NWO/
M A GW bij de beoordeling
worden betrokken, hebben een
belangrijke TOEGEVOEGDE
waarde voor de AANVRAGER
EN de indienende FACULTEIT
Pagina 306
NEDERLANDS JURISTENBLAD
Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven
toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging
opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonne-
Erevoorzitter J.M. Polak
t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB.
ment automatisch met een jaar verlengd.
Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion,
Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer
Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens
Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken (vz.),
reviewers beoordeeld.
van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonne-
Peter J. Wattel
Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.]
ments-)overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer,
Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en
Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84,
of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te
recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheids-
Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag,
informeren over relevante producten en diensten. Indien u
recht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen-
tel. (0172) 466399, e-mail [email protected], www.njb.nl en
hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen.
beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en
www.kluwer.nl
Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél
rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht,
Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman
Capital Media Services
Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-,
Adjunct-secretaris Berber Goris
Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen
familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de
Secretariaat Nel Andrea-Lemmers
Tel. 024 - 360 77 10, [email protected]
mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts-
Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, www.colorscan.nl.
ISSN 0165-0483 NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en
pleging, Richard H. Happé, belastingrecht, Aart Hendriks,
Uitgever Simon van der Linde
augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van
gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, Martijn
Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer.
deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de
W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht,
Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leverings-
auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijk-
P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H.
voorwaarden van toepassing, zie www.kluwer.nl.
heid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch
Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, onderne-
Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer
voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën
mingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de
Afdeling Klantcontacten, www.kluwer.nl/klantenservice,
uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m
Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J.
tel. (0570) 673 555.
16m Auteurswet j°. Besluit van 29 december 2008, Stb.
Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties,
Abonnementsprijs Inclusief toegang tot het besloten deel
2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde
Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migra-
van www.njb.nl en inclusief automatisch te ontvangen
vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te
tierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai,
banden € 298,- inclusief BTW en verzendkosten.
Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB).
verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G.
Studenten 50% korting! Losse nummers € 26,50.
Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst
Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden
en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout
aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de
Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht
eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige
periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen.
Auteursaanwijzingen Zie www.njb.nl. Het al dan niet op
Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor
verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert
de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden
Studiecentrum Kerckebosch
Aanbod bijeenkomsten met NOvA punten voorjaar 2013
Bestuursrecht
Strafrecht
7 maart 2013
12 maart 2013
Het nieuwe procederen De Wet Politiegegevens
bij de bestuursrechter
18 april 2013
7 mei 2013
9e Forensisch
De nieuwe Wet
Jaarcongres
aanpassing
bestuursprocesrecht
11 en 25 april 2013
Juridische bijstand
14 mei 2013
aan slachtoffers van
Bestuursrechtelijke
zedenmisdrijven
schadevergoeding en
(LANZS)
nadeelcompensatie
9ROJRQVRRNRSWZLWWHUYLD#NNEMXULGLVFKÀQ
Burgerlijk recht
19 maart 2013
Update Burgerlijk
(Proces)recht
9 april 2013
Letselschade & Sociale
zekerheid
17 april 2013
Financieel Jaarcongres
7 mei 2013
Update
Zekerheidsrecht
16 april 2013
Actualiteiten
Risicoaansprakelijkheid
Bekijk het volledige aanbod op
www.kerckebosch.nl
Vooraf
239
Proportionele aansprakelijkheid voor
juristen en echte wetenschappers
5
Het is een fundamenteel juridisch uitgangspunt.
Zonder causaal verband tussen de schade van eiser
en de onrechtmatige gedraging van gedaagde is
deze niet aansprakelijk. Het is aan eiser om het verband aan
te tonen, maar het recht komt hem soms tegemoet. Berucht
is de omkeringsregel. Haar werking is die van een botte bijl.
Proportionele aansprakelijkheid (hierna: PA) is dan aantrekkelijker, omdat dan de lasten van causaliteitsonzekerheid
over eiser en gedaagde worden verdeeld. Zij is aanvaard in
Nefalit/Karamus (RvdW 2006, 328). Centraal stond de vraag
of de werkgever wegens onrechtmatige asbestblootstelling
aansprakelijk was voor longkanker bij de werknemer die het
gevolg kon zijn van asbest maar ook van roken. Medisch is
de oorzaak niet vast te stellen. De Hoge Raad hecht zijn
zegel aan PA naar rato van de waarschijnlijkheid dat asbest
de oorzaak is, omdat afwenteling van causaliteitsonzekerheid op werkgever (volledige toewijzing) of werknemer
(afwijzing) onaanvaardbaar is. Hij hanteert daarbij wel een
onder- en een bovengrens: is de kans dat de longkanker is te
wijten aan asbest zeer klein of zeer groot, dan wordt de vordering wel degelijk volledig af- respectievelijk toegewezen.
In de zaak zelf leidt dat tot toewijzing voor 55% omdat een
deskundige de waarschijnlijkheid dat de longkanker door
asbest is veroorzaakt op dat percentage heeft gesteld.
Het arrest heeft niet alleen bijval gekregen. Zo werd
bezwaarlijk genoemd dat gedaagde mogelijk aansprakelijk
wordt gehouden voor schade die hij in werkelijkheid niet
of niet in die mate heeft veroorzaakt. Verder zijn vragen
gesteld over de onder- en bovengrens (wanneer is sprake
van een zeer grote of zeer kleine kans?) en het toepassingsbereik (is dat bijvoorbeeld beperkt tot werkgeversaansprakelijkheid?). En er is bezorgdheid geuit over de
cruciale betekenis van de veroorzakingswaarschijnlijkheid.
Hoe bepalen we die? Is de rechter daarbij niet afhankelijk
van deskundigen? Begrijpen zij elkaar?
Eind 2010 kwamen we meer te weten (NJ 2011, 251).
Vermogensbeheerder Fortis zou hebben nagelaten cliënt
Bourgonje dringend te adviseren bepaalde sterk in koers
dalende effecten te verkopen en niet langer, in de hoop op
betere tijden, aan te houden. De vraag is echter wat Bourgonje met dat advies zou hebben gedaan: zou hij dat hebben opgevolgd of naast zich neer hebben gelegd? Het hof
wees de miljoenenvordering daarom, op basis van PA, voor
de helft toe. De Hoge Raad erkent het bezwaar van aansprakelijkheid voor schade die gedaagde niet (in die mate) heeft
veroorzaakt en acht terughoudendheid daarom gepast. Of
PA in beeld komt, is afhankelijk van rechterlijke verantwoording aan de hand van factoren als strekking van de
norm en aard van de normschending. Voor Bourgonje loopt
dat verkeerd af: hier is PA niet aangewezen. Toepassing buiten werkgeversaansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen is
echter zeer wel mogelijk. Daarbij komt bijvoorbeeld medische aansprakelijkheid in beeld.
Sobzcak (Liability for asbestos-related-injuries, diss.,
2013) ziet ruimte voor toepassing op onder meer aansprakelijkheid voor RSI en burn out. Hij leunt daarbij zwaar op
het oordeel van deskundigen. Wat hem betreft blijft PA bui-
Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf.
ten beeld wanneer epidemiologisch materiaal dat zicht kan
geven op de veroorzakingswaarschijnlijkheid ontbreekt. Dat
klinkt niet onlogisch, maar de vraag is of het recht zich zo
niet té zeer afhankelijk maakt van wat ‘hot’ is in andere disciplines die ook door geld gedreven onderzoeksprioritering
kennen. De Hoge Raad lijkt mij terecht minder terughoudend, al betekent dat wel dat juristen zich bij gebreke van
deskundige inbreng op drassig terrein begeven, immers
noodgedwongen een slag slaan naar de veroorzakingswaarschijnlijkheid.
Elders geeft Sobzcak juristen juist voorrang. Hij ziet
namelijk ruimte voor het inbrengen van ‘normatieve elementen’ onder de noemer van de billijkheidscorrectie om
aldus het resultaat waartoe bijvoorbeeld epidemiologisch
materiaal aanleiding geeft bij te stellen. Zo zou recht worden
gedaan aan het concrete geval. Zouden echte wetenschappers dat nog volgen? Juristen weten dat onder de noemer
van de billijkheidscorrectie een breed scala aan argumenten
(mate van verwijtbaarheid, ernst van het letsel, verzekering)
tot drastische wijziging van aanvankelijke percentages kan
leiden. De billijkheidscorrectie is zelfs voor hen een soort
toverdoos. Is het niet het gevaar dat juristen het beschikbare
wetenschappelijk materiaal zo geweld aandoen?
Het treft dat de Hoge Raad recentelijk kleur heeft
moeten bekennen. Centraal staat letsel van een pasgeborene dat prenataal kan zijn ontstaan bij een verkeersongeval, maar ook als gevolg van ademhalingsproblemen na
de bevalling. Rechtbank en hof passen in de zaak tegen de
veroorzaker van het verkeersongeval PA toe. Beide gaan
uit van een veroorzakingswaarschijnlijkheid van 50%,
doch het hof komt op basis van een billijkheidscorrectie
tot een vergoeding van 60%. Die bijstelling is ingegeven
door aard van de aansprakelijkheid, WAM-verzekering en
ernst van het letsel. De Hoge Raad steekt hier echter een
stokje voor (RvdW 2013, 37): indien op basis van PA een
vergoedingspercentage is bepaald, en dat percentage vervolgens op grond van een billijkheidscorrectie verhoogd
zou worden, zou deze verhoging verder gaan dan de regel
van de PA rechtvaardigt. Terecht voorkomt de Hoge Raad
dat aansprakelijkheid wordt aangenomen voor een percentage dat de veroorzakingskans overstijgt.
In het ideale plaatje profiteren rechters van de
inbreng van deskundigen, epidemiologen bijvoorbeeld, en
vertalen zij de beschikbare informatie in een dialoog naar
het voorliggende geval. Dat is wat anders dan dat de rechter de verdeling waartoe het beschikbare materiaal leidt op
basis van ‘normatieve elementen’ bijstelt. Hij weet immers
niet beter dan de deskundige. Moet hij het echter zonder
deskundige inbreng stellen, dan kan de rechter moeilijk
zwijgen. Een poging in zo’n geval toch recht te doen zal in
andere disciplines wellicht wenkbrauwen doen fronsen. Het
beste wat het recht dan kan overkomen, is dat echte wetenschappers zich geroepen voelen het tekort aan te zuiveren
en hun agenda aan die van het recht aan te passen.
Ton Hartlief
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
289
Wetenschap
240
Vechten tegen spoken in
de mist?
Over veiligheidsonderzoeken voor vertrouwensfuncties
en rechtsbescherming
Jon Schilder, Jan-Peter Loof en Kees Sparrius1
De bescherming van vitale functies in de samenleving behoort tot de kerntaken van de overheid.
Staatsgeheimen behoren niet op straat te liggen en terroristische aanslagen moeten worden voorkomen. Het
veiligheidsonderzoek door de AIVD bij aanstellingen in vertrouwensfuncties speelt daarbij een belangrijke rol.
Maar ten koste waarvan? Het systeem zoals het nu werkt houdt te weinig rekening met de belangen van de
(beoogde) vertrouwensfunctionarissen. De rechtspositie van de betrokkenen valt, ondanks denkbare
dilemma’s, zelfs met eenvoudige maatregelen te verbeteren. Schade kan al worden voorkomen door betere
communicatie. Weten (potentiële) vertrouwensfunctionarissen voldoende welke risico’s verbonden zijn aan
een bepaalde levenshouding of aan de keuze van een (nieuwe) partner? Kunnen ze vermoeden welk gevecht
hun mogelijkerwijs te wachten staat?
‘D
at de carrière van een korpschef voorbij is door
oncontroleerbare informatie van de geheime
dienst is een grote fout in het Nederlandse systeem’. Aldus de Middelburgse burgemeester Koos Schouwenaar, tot voor kort korpsbeheerder van de politie Zeeland. Hij nam het in 2008 in NRC Handelsblad op voor
‘zijn’ korpschef aan wie de AIVD weigerde een verklaring
van geen bezwaar af te geven. Gevolg van de weigering
was dat de betrokkene, op dat moment al zo’n vijf jaar
hoofd van de politie in Zeeland, zijn functie moest neerleggen.2
Mensen verliezen hun baan én
reputatie omdat een veiligheidsonderzoek negatief uitvalt
De informatie waarop de AIVD haar beslissing baseerde,
kwam grotendeels van anonieme bronnen, die voor de
korpschef onzichtbaar bleven. Om die reden verklaarde hij
in de media dat hij ‘met zijn handen op de rug moet vechten tegen spoken in de mist’. Het door de korpschef tegen
de weigering ingestelde beroep bij de bestuursrechter liep
op niets uit.3 Ook de poging van burgemeester Schouwe-
290
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
naar om inzage af te dwingen in de AIVD-verslagen van
gesprekken die met hemzelf in het kader van het betreffende veiligheidsonderzoek waren gevoerd, was vruchteloos.4
Het protest van de Middelburgse burgemeester en de politiechef tegen de gang van zaken staat niet op zich. Meer
mensen verliezen hun baan én reputatie omdat een veiligheidsonderzoek negatief uitvalt. Soms moeten ze raden
waarom dat is, bijvoorbeeld als een kennis of familielid bij
de politie bekend is en de informatie daarover geheim
blijft, maar wel meetelt in het veiligheidsonderzoek. Aan
de betrokkene zelf wordt daarover geen mededeling
gedaan en dat geeft het gevoel van een ongelijke strijd.
Verder zijn er schrijnende gevallen van mensen die enige
tijd in een land hebben gewoond waarmee de AIVD geen
persoonsgegevens uitwisselt in het kader van veiligheidsonderzoeken. In dat geval kan de AIVD niet de informatie
over hun achtergrond achterhalen die nodig is voor het
groene licht voor de vervulling van een vertrouwensfunctie. De idealist die zijn maatschappelijke carrière onderbreekt om zich een jaar in te zetten voor een ontwikkelingsproject in Afrika of Azië kan bij terugkomst in
Nederland zo’n functie waarschijnlijk wel vergeten. En dan
zijn er nog personen die de schijn tegen hebben doordat
ze met de politie in aanraking zijn gekomen en verder
‘gedoe’ met een transactie hebben afgekocht zonder te
beseffen welke vergaande gevolgen dit kan hebben voor
hun verdere carrière.
Het is begrijpelijk dat voor de vervulling van vertrouwensfuncties in de samenleving zware eisen gelden. Maar ten
koste waarvan? Is er sprake van een eerlijk proces? En
staat betrokkenen een daadwerkelijk effectief rechtsmiddel ter beschikking? Wij menen dat de rechtspositie van
de betrokkenen, ondanks denkbare dilemma’s, valt te verbeteren. Mogelijk kan ook schade worden voorkomen door
betere communicatie. Weten (potentiële) vertrouwensfunctionarissen voldoende welke risico’s verbonden zijn
aan een bepaalde levenshouding of aan de keuze van een
(nieuwe) partner? Kunnen ze vermoeden welk gevecht
hun mogelijkerwijs te wachten staat?
Deze vragen leiden tot de onderzoeksvragen (a) hoe de
rechtsbescherming in procedures over veiligheidsonderzoeken zich verhoudt tot de artikelen 6 (recht op een eerlijk
proces), 8 (recht op bescherming van de persoonlijke
levenssfeer) en 13 (recht op een effectief rechtsmiddel) van
het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)
en (b) welke verbeteringen in die rechtsbescherming en in
de voorlichting over veiligheidsonderzoeken juridisch wenselijk en praktisch haalbaar zijn. Om een antwoord te vinden op deze vragen zetten wij de feiten op een rij.
Veiligheidsonderzoeken
Een veiligheidsonderzoek is een onderzoek dat men moet
ondergaan om een vertrouwensfunctie te mogen vervullen. Vertrouwensfuncties zijn functies waarin het mogelijk
is de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen
van de staat te schaden, zo maakt art. 3 lid 1 Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo) duidelijk. Op grond van
art. 4 lid 3 Wvo mag een werkgever iemand pas aannemen
voor een vertrouwensfunctie wanneer deze met succes
een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan. Het niet naleven van deze verplichting is in art. 14 Wvo strafbaar
gesteld. De Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties
maakt het mogelijk een functie aan te wijzen als vertrouwensfunctie vanwege de structurele noodzaak te werken
met staatsgeheimen, de mogelijkheid om door een nietintegere functievervulling de nationale veiligheid te schaden of het vitale belang van een functie voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.5 Vanwege de
omgang met staatsgeheimen zijn bijvoorbeeld de ambtelijke functies waarin het mogelijk is kennis te nemen van
de notulen van de ministerraad aangewezen als vertrouwensfuncties. Met het oog op hun vitale belang voor de
instandhouding van het maatschappelijk leven zijn bijvoorbeeld sleutelfuncties op het gebied van de drinkwatervoorziening en de energievoorziening aangewezen als
vertrouwensfuncties. Functies die de mogelijkheid bieden
om door een niet-integere functievervulling de nationale
veiligheid te schaden zijn te vinden in de burgerluchtvaart, bij het ministerie van Defensie en bij de politie.
Het wettelijk kader
Een veiligheidsonderzoek begint met de aanmelding van
een werknemer door de werkgever die hem een vertrouwensfunctie wil laten vervullen. Die werkgever is op
grond van het tweede lid lid van artikel 4 en 5 Wvo, verplicht hem te informeren over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding. Deze informatieplicht
heeft betrekking op de vertrouwelijke aspecten van de
Een transactie voor een straf baar
feit telt bij de beoordeling even
zwaar mee als een veroordeling
functie, het veiligheidsonderzoek en de mogelijkheid van
latere herhaalonderzoeken.6 Deze informatie moet de
werknemer in staat stellen een weloverwogen keuze te
maken om al dan niet – schriftelijk – in te stemmen met
het ondergaan van een veiligheidsonderzoek. Deze keuze
van de werknemer heeft ingrijpende rechtsgevolgen.
Instemmen heeft tot gevolg dat de betrokkene ook
instemt met alle herhaalonderzoeken die daarop kunnen
volgen (zie art. 9 lid 1 Wvo). Weigeren betekent dat de
betrokkene de functie waarvoor dat onderzoek is aangevraagd, niet mag vervullen.
In de praktijk
Vaak schiet de informatieverstrekking aan werknemers
die een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan tekort.
Bij werkgevers maar ook bij juridische professionals, is bijvoorbeeld vaak niet bekend dat een transactie voor een
strafbaar feit bij de beoordeling even zwaar meetelt als
een veroordeling.7 De vaste gedragslijn van de AIVD bij de
beoordeling van de zwaarte van straffen en transacties is
pas onlangs gepubliceerd.8
Daarnaast ontbreekt een schriftelijke opgave van de landen waarmee de AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt
in het kader van veiligheidsonderzoeken. Het gaat hierbij
om een groot aantal landen, waaronder landen die hebben behoord tot het Koninkrijk der Nederlanden, landen
waaruit veel Nederlandse allochtonen afkomstig zijn en
landen met een opkomende economie. Wie langer dan
drie maanden in zo’n land heeft verbleven of een relatie
aangaat met een partner uit zo’n land, kan geen vertrouwensfunctie gaan vervullen of moet een vertrouwens-
Auteurs
de Bezwarencommissie Veiligheidsonder-
Noten
ceerd op de website van de AIVD: www.
1. Prof. mr. A.E. Schilder is hoogleraar
zoeken. Mevrouw A. Flesschedrager heeft
2. NRC Handelsblad 1 augustus 2008,
aivd.nl.
staats- en bestuursrecht aan de Vrije Uni-
het schrijfproces gecoördineerd en een
http://vorige.nrc.nl/article1944891.ece
6. Kamerstukken II 1994/95, 24 023, nr. 3,
versiteit en lid van de Bezwarencommissie
aantal gegevens verzameld. Zij is adviseur
3. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus
p. 7.
Veiligheidsonderzoeken. Mr. dr. J.P. Loof is
bij het CAOP en secretaris van de Bezwa-
2009, LJN BJ4562.
7. Zie de toelichting op art. 2 lid 1 onderdeel
universitair docent Staats- en bestuursrecht
rencommissie Veiligheidsonderzoeken. Het
4. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus
a van deBeleidsregel justitiële gegevens
aan de Universiteit Leiden en lid van het
CAOP is het kennis- en dienstencentrum op
2009, LJN BJ4560.
veiligheidsonderzoeken, Stcrt. 2012, nr. 810.
College voor de Rechten van de Mens. Mr.
het gebied van arbeidszaken in de publieke
5. Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties
8. Deze gedragslijn is gepubliceerd in de
dr. C.F. Sparrius is senior adviseur bij het
sector.
herziene versie 2012 (AIVD, april 2012), p.
artikelsgewijze toelichting op bovenge-
4-10. Deze Leidraad is onder meer gepubli-
noemde beleidsregel.
CAOP en plaatsvervangend secretaris van
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
291
Wetenschap
© Matt Kenyon / Alamy
functie die hij vervult neerleggen, omdat naar hem geen
(hernieuwd) veiligheidsonderzoek kan worden ingesteld
wegens het ontbreken van de daarvoor benodigde gegevens. In de praktijk maken de AIVD en de MIVD op dit
beleid een uitzondering voor personen die tijdens hun
verblijf in het buitenland een officiële relatie onderhouden met de Nederlandse overheid.
292
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Typen veiligheidsonderzoeken en hoofdlijnen
van besluitvorming
Drie typen veiligheidsonderzoeken
Niet ieder veiligheidsonderzoek houdt hetzelfde in. De
verschillen zijn afhankelijk van het niveau van de vertrouwensfunctie waarvoor het veiligheidsonderzoek wordt
aangevraagd. De AIVD onderscheidt de basisniveaus A, B
en C, waarbij A het zwaarste niveau is en C het lichtste:
A. Een A-onderzoek heeft betrekking op de betrokkene en
zijn partner, maar ook op broers, zusters, ouders, kinderen,
schoonfamilie en medebewoners.9 Van de betrokkene worden de laatste tien jaar onderzocht; van de andere
genoemde personen de laatste vijf jaar. De nadruk ligt op
persoonlijke gedragingen en omstandigheden die de
De betrokkene heeft geen recht
op correctie van het verslag
van het gesprek dat met
hemzelf is gevoerd
betrokkene kwetsbaar kunnen maken in zijn functie. Volgens de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden van de AIVD en de MIVD uit oktober 2009 gaat het
daarbij om verslavingen, financiële kwetsbaarheid, ongewenste beïnvloeding, leugenachtig of heimelijk gedrag,
niet integer gedrag en onverantwoord of risicovol
gedrag.10 Uit de rechtspraak blijkt dat ook gebruik van
softdrugs in de privésfeer en bezoeken aan seksclubs worden onderzocht.11 Ter controle van de betrouwbaarheid
van de informatie van de betrokkene over zijn persoonlijke gedragingen en omstandigheden omvat een A-onderzoek ook gesprekken met referenten en informanten.
Referenten zijn gesprekspartners die de betrokkene zelf
heeft voorgedragen. Informanten zijn door de AIVD of de
MIVD op eigen initiatief benaderd.
B. Een B-onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de
betrokkene en zijn partner en kent voor gegevens over
de betrokkene een beoordelingsperiode van acht jaar. De
beoordelingsperiode van gegevens over zijn partner
bedraagt vijf jaar. De meeste B-onderzoeken omvatten
slechts een administratieve naslag in enkele geautomatiseerde systemen van politie, justitie en AIVD. Alleen
B-onderzoeken voor medewerkers van het Koninklijk
Huis en de politie omvatten tevens een gesprek met de
betrokkene.
C. Een onderzoek op niveau C betreft uitsluitend de
betrokkene zelf en komt voor het overige overeen met een
onderzoek op niveau B.
Alle zojuist genoemde beoordelingsperiodes staan in art.
2 van de Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens veiligheidsonderzoeken.
Openbaarheid van gespreksverslagen
Van de gesprekken die in het kader van een veiligheidsonderzoek worden gevoerd, wordt een verslag gemaakt.
De betrokkene heeft geen recht op correctie van het verslag van het gesprek dat met hemzelf is gevoerd. Wel
heeft hij het recht om zijn mening kenbaar te maken
over de inhoud van dit verslag. Op grond van art. 48
WIVD 2002 kan de zienswijze van de betrokkene hierover
worden toegevoegd aan dit verslag. De betrokkene krijgt
hierin echter alleen inzage wanneer hij bezwaar maakt
tegen het besluit dat is genomen op basis van dit verslag. Hij ontvangt hiervan dan een versie waarin verwijzingen naar referenten en informanten onzichtbaar zijn
gemaakt. Op grond van art. 15 WIVD 2002 zijn de AIVD
en de MIVD verplicht de gegevens en bronnen die daarvoor in aanmerking komen geheim te houden. Dit is
essentieel voor het functioneren van de AIVD en de
MIVD en voor de bescherming van hun bronnen, maar
beperkt de openbaarheid. Ook referenten en informanten hebben geen recht van inzage. Dit blijkt uit de uitspraak op het beroep van korpsbeheerder Schouwenaar
tegen de weigering hem inzage te verschaffen in het verslag van zijn gesprek met de AIVD. Volgens deze uitspraak was deze weigering terecht, omdat de Wob hierop
niet van toepassing is en de WIVD 2002 deze weigering
dwingend voorschrijft.12
Weigeringsgronden en intrekkingsgronden van een verklaring van geen bezwaar
Na een veiligheidsonderzoek wordt besloten of de betrokkene zijn vertrouwensfunctie mag (blijven) vervullen. In
dat geval ontvangt hij een verklaring van geen bezwaar of
behoudt hij die. Op grond van art. 8 lid 2 Wvo is het
mogelijk zo’n verklaring te weigeren, als er onvoldoende
waarborgen zijn dat de betrokkene de verplichtingen van
zijn vertrouwensfunctie onder alle omstandigheden
getrouwelijk zal volbrengen of indien het onderzoek
onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om dat te beoordelen. Art. 10 lid 1 Wvo noemt onvoldoende waarborgen
voor een getrouwe functievervulling als enige grond voor
de intrekking van een verklaring van geen bezwaar. Deze
grond wordt ook gehanteerd wanneer een herhaalonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd.
Bezwaarprocedure
De weigering en de intrekking van een verklaring van
geen bezwaar zijn besluiten. Art. 7:1 Awb verplicht degene
die tegen een besluit beroep kan instellen eerst bezwaar
te maken. In de memorie van toelichting bij de Wvo staat
dat voor de behandeling van bezwaren, bezwaaradviescommissies worden ingesteld, die door hun samenstelling
bijzondere waarborgen bieden voor een deskundige en
onbevangen behandeling van bezwaren.13 Zowel de AIVD
als de MIVD beschikt over zo’n commissie. Deze commissies behandelen enkele tientallen bezwaren per jaar. De
adviezen van deze commissies wegen zwaar maar zijn
niet bindend. De AIVD en de MIVD nemen deze adviezen
dan ook niet altijd over.14
14. Zie voor wat betreft de AIVD Jaarver-
9. Rapport CTIVD nr. 11b, § 4.2.
gepubliceerd op de website van de AIVD:
12. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus
10. Leidraad persoonlijke gedragingen en
www.aivd.nl.
2009, LJN BJ4560.
slag Bezwarencommissie Veiligheidsonder-
omstandigheden, p. 8-9. Deze Leidraad
11. ABRvS 9 februari 2011, AB 2012/184,
13. Kamerstukken II 1994/95, 24 023, nr.
zoeken 2011, p. 4-5.
dateert uit oktober 2009 en is onder meer
m.nt. Jansen.
3, p. 8.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
293
Wetenschap
Uitzonderingen op een procedure op tegenspraak mogen niet
verder gaan dan strikt nodig is, ook in zaken waarin geheime
informatie een rol speelt
Juridische knelpunten bij de besluitvorming en
rechtsbescherming
EVRM-eisen aan de rechtsbescherming rondom veiligheidsonderzoeken
Het aanleggen van een dossier door een veiligheidsdienst,
wordt in de EHRM-jurisprudentie aangemerkt als een
inmenging in de persoonlijke levenssfeer zoals gegarandeerd door art. 8 EVRM.15 Het toepassen van heimelijke
onderzoeksmethoden door de dienst levert dan als het
ware nog een extra privacyinmenging op,16 evenals de weigering om volledige inzage te verschaffen in de verzamelde
informatie.17 Bij zo’n inmenging moet volgens het EHRM
voorzien zijn in voldoende wettelijke waarborgen tegen willekeur. Dit vereist in de eerste plaats dat de wettelijke regeling die de privacyinmenging mogelijk maakt, de burger
voldoende houvast biedt om – eventueel na het inwinnen
van juridisch advies – te kunnen begrijpen onder welke
omstandigheden deze inmenging zal plaatsvinden en een
redelijke inschatting te kunnen maken van de rechtsgevolgen van een bepaalde gedraging.18 Ook moet de wettelijke
regeling waarborgen dat degenen die aan een onderzoek
worden onderworpen afdoende op de hoogte worden
gesteld van de onderzoeksmethoden die in het kader van
dat onderzoek kunnen worden gebruikt.19 In de tweede
plaats vergt de bescherming tegen willekeur dat iemand
die geraakt wordt door zo’n privacyinmenging een oordeel
over de rechtmatigheid van die inmenging moet kunnen
vragen aan een onafhankelijke en onpartijdige (rechterlijke) instantie. Deze instantie moet bevoegd zijn ‘to review
all the relevant questions of fact and law, in order to determine the lawfulness of the measure’. Dat moet gebeuren in
een procedure op tegenspraak (adversarial proceedings)
waarin de betrokkene de kans krijgt zijn zienswijze naar
voren te brengen en de argumenten van de autoriteiten te
weerleggen.20 Bovendien moeten de autoriteiten in die procedure voldoende bewijs overleggen om de noodzaak tot
het treffen van de maatregel te onderbouwen.21
Adversarial proceedings en equality of arms
Dit recht op ‘adversarial proceedings’ wordt nog eens versterkt en verder ingevuld door art. 6 en 13 EVRM. Deze beide EVRM-bepalingen schrijven voor dat al het bewijs dat
wordt overgelegd aan een rechter, met inbegrip van de
daaraan ten grondslag liggende stukken, toegankelijk moet
zijn voor beide partijen om een procedure op tegenspraak
mogelijk te maken.22 Dit betekent dat de rechter bij het
vaststellen van de feiten niet geheel mag afgaan op de visie
van een bestuursorgaan. Een burger moet de mogelijkheid
hebben om het oordeel van zo’n orgaan te bestrijden.23 De
overheid mag een burger niet zonder goede reden de toegang onthouden tot documenten die van belang zijn voor
een zaak, aangezien die burger anders zijn zaak niet effectief kan voorleggen aan de rechter.24 Het eveneens uit art. 6
294
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
af te leiden beginsel van equality of arms voegt daaraan
toe dat elke partij een redelijke mogelijkheid moet krijgen
om zijn zaak aan de rechter toe te lichten onder zodanige
omstandigheden dat hij niet substantieel wordt benadeeld
ten opzichte van de tegenpartij.25 In de EHRM-jurisprudentie over art. 6 en 13 EVRM is aanvaard dat er – onder meer
ter bescherming van de nationale veiligheid – redenen kunnen zijn om de toegang tot het procesdossier te beperken
of om gebruik te maken van anonieme bronnen. Dergelijke
beperkingen van het recht op een eerlijk proces moeten
strikt proportioneel zijn en vergezeld gaan van compenserende maatregelen. Deze maatregelen hebben tot doel om
(a) de belangen van de betrokkene te beschermen, (b) de
eerlijkheid van het proces als geheel te kunnen garanderen
en (c) procedurele rechten niet volledig teniet te doen.26
Uitzonderingen op een procedure op tegenspraak mogen
niet verder gaan dan strikt nodig is, ook in zaken waarin
geheime informatie een rol speelt. Daarom moet de rechter
in ieder geval zelf inzage krijgen in alle informatie waaruit
het veiligheidsrisico wordt afgeleid.27 Ook moet hij de
mogelijkheid hebben om een oordeel uit te spreken over de
noodzaak bepaalde informatie voor de betrokken burger
geheim te houden.28
In het rechtssysteem van een land dat partij is bij het
EVRM moet zoveel mogelijk gezocht worden naar procedurele oplossingen die het belang van de nationale veiligheid met een eerlijke procesgang kunnen verenigen.29 Dat
kan bijvoorbeeld door een speciale procesvertegenwoordiger aan te wijzen met een ‘security clearance’, die wél toegang krijgt tot het volledige procesdossier.30
Effectieve toegang tot de rechter
Een ander relevant element van art. 6 EVRM is de eis van
full jurisdiction, die deel uitmaakt van het recht op effectieve toegang tot de rechter. Deze eis houdt in dat de rechter de bevoegdheid moet hebben om een oordeel te geven
over alle rechtsvragen en feitelijke vragen die relevant zijn
voor een zaak.31 Hij heeft dus consequenties voor de
vormgeving en intensiteit van de rechterlijke toetsing.
Een beperkte rechterlijke toetsing van de feiten die zijn
vastgesteld door een bestuursorgaan kan geoorloofd zijn,
mits voor die beperking een overtuigende rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Deze kan gelegen zijn in de aard
van het materiële rechtsgebied, de discretionaire bevoegdheid die daaraan kleeft of het gespecialiseerde karakter
van de feitenvaststelling. Randvoorwaarde is dan wel dat
de feitenvaststelling door het bestuursorgaan met voldoende controleerbaarheidsgaranties is omgeven, zoals
een plicht tot motivering van het besluit en het bestaan
van een mogelijkheid voor de belanghebbende om zijn
zienswijze met betrekking tot de feiten naar voren te
brengen.32 Bovendien moet de rechter bevoegd zijn de
evenredigheid (proportionaliteit) van de keuze van het
bestuur te beoordelen.33
Ambtenaren
Bij het toepassen van een veiligheidsonderzoek ten aanzien van sommige ambtenaren zijn de eisen van art. 6
EVRM soms minder hard. Sinds het EHRM-arrest Eskelinen vs. Finland uit 2007 kan echter niet langer worden
volgehouden dat geschillen over de rechtspositie van
ambtenaren met een functie die kenmerkend is voor de
specifieke taak van de overheid (zoals bijvoorbeeld militairen) per definitie buiten de reikwijdte van dit artikel
vallen, zeker niet als volgens het nationale recht een procedure bij de rechter openstaat.34 Nu de hierboven
geschetste eisen voortvloeien uit een samenhangend
geheel van art. 6, 8 en 13 EVRM, zijn de eisen aan de
rechtsbescherming van ambtenaren rondom veiligheidsonderzoeken naar ons oordeel niet principieel anders.35
Knelpunten in rechtsbescherming
Het beperkte inzagerecht, voor zowel degene die aan het
veiligheidsonderzoek onderworpen is als de referenten en
informanten, wringt met de hierboven in kaart gebrachte
EVRM-eisen. De Nederlandse rechtsbeschermingsprocedure kent geen mogelijkheden voor de betrokkenen om
gespreksverslagen te controleren op juistheid of om een
interpretatie die de AIVD aan bepaalde gespreksdelen toekent te weerspreken. Bovendien ontbreekt het ook de
rechter aan goede mogelijkheden om de juistheid van verslagen van gesprekken te controleren. Weliswaar kan aan
de rechter op basis van art. 8:29 Awb toestemming worden verleend de onderliggende geheime stukken in te
zien, maar die stukken zijn zelf al weer een interpretatie
van – onder meer – de gevoerde gesprekken.
Summier gemotiveerde besluiten
Doorgaans worden besluiten waarbij een verklaring van
geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken, gemotiveerd. Soms verzet art. 15 WIVD 2002 zich echter tegen
bekendmaking van (een deel van) de motivering van een
besluit. Daardoor komt het af en toe voor dat een verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken uitsluitend op basis van gronden waarover de AIVD of de
MIVD de betrokkene geen nadere mededelingen zegt te
mogen doen. Betrokkene tast dan volledig in het duister
over de reden(en) waarom zijn verklaring van geen bezwaar
wordt geweigerd of ingetrokken en dat wreekt zich wanneer hij bezwaar wil maken of beroep wil instellen.
Weliswaar is het recht op een eerlijk proces van art. 6
EVRM niet van toepassing op de bezwaarschriftenprocedure, nu deze procedure geen proces is ten overstaan van
De ABRvS vereist een afweging van
de mate van geheimhouding van de
motivering van een besluit die is
toegespitst op de omstandigheden
van het geval
een onafhankelijke rechter,36 maar op een (hoger) beroep
tegen een weigering of intrekking van een verklaring van
geen bezwaar is dit recht wel van toepassing. De ABRvS
erkent dat wanneer er een rechtstreeks verband bestaat
tussen de verlening van de verklaring van geen bezwaar
en het voortbestaan van de arbeidsverhouding van de
betrokkene, een weigering of intrekking van die verklaring moet worden aangemerkt als een vaststelling van
burgerlijke rechten in de zin van art. 6 EVRM.37 In de
15. Zie onder meer EHRM 26 maart 1987,
vs. Bulgarije), § 137.
driks (Eternit vs. Frankrijk).
2012/7, m.nt. A.L.M. Jansen, AB 2012/9,
Series A vol. 116 (Leander vs. Zweden), § 48;
23. EHRM 28 november 1996, JB 1997/43
26. Zie onder meer EHRM 23 april 1997,
m.nt. Barkhuysen en Van Emmerik (Menari-
EHRM 16 februari 2000, EHRC 2000/31,
(Terra Woningen vs. Nederland); EHRM 13
nrs. 21363/93, 21364/93 en 22056/93
ni Diagnostics vs. Italië), § 64-65.
m.nt. Brems (Amann vs. Zwitserland), § 23.
februari 2003, AB 2004/52 (Chevrol vs.
(Van Mechelen e.a. vs. Nederland), § 54.
34. EHRM 19 april 2007, AB 2007/317, m.
16. Zie onder meer EHRM 25 maart 1998,
Frankrijk).
27. EHRM 15 november 1996, NJ
nt. Barkhuysen en Van Emmerik (Vilho
nr. 23224/94 (Kopp vs. Zwitserland), § 53.
24. EHRM 9 juni 1998, JB 1998/179
1997/301, m.nt. Boon (Chahal vs. VK),
Eskelinen e.a. vs. Finland).
17. EHRM 6 juni 2006, EHRC 2006/89
(McGinley en Egan vs. VK), § 85-86.
§ 130-131.
35. Vergelijk de opmerkingen van annotator
(Segerstedt-Wiberg e.a. vs. Zweden; m.nt.
25. EHRM 27 oktober 1993, NJ 1994/534
28. EHRM 16 februari 2000, nr. 27052/95
Overkleeft-Verburg bij CRvB 7 oktober
Loof), § 99-100.
(Dombo Beheer vs. Nederland). De relevantie
(Jasper vs. VK), § 51-53; EHRM 19 februari
2004, JB 2004/380. Bovendien vloeien uit
18. Zie onder meer EHRM 26 maart 1987,
van dit beginsel voor Nederlandse bestuurs-
2009, NJ 2010/468, m.nt. Alkema, EHRC
art. 47 EU-Grondrechtenhandvest – het
Series A Vol. 116 (Leander vs. Zweden),
rechtelijke procedures is onder meer erkend
2009/50 m.nt. Loof (A. e.a. vs. VK), § 206.
equivalent van art. 6 EVRM, maar dan
§ 51 en EHRM 4 mei 2000, nr. 28341/95
in de zogenoemde ‘Pemba-jurisprudentie’.
29. EHRM 15 november 1996, NJ 1997/301,
zonder reikwijdtebeperking ten aanzien van
(Rotaru vs. Roemenië), § 56-57.
Het feit dat in een arbeidsongeschiktheids-
m.nt. Boon (Chahal vs. VK), § 131.
ambtenaren – vergelijkbare eisen voort.
19. EHRM 31 mei 2005, nr. 64330/01
procedure niet de werkgever zelf, maar alleen
30. EHRM 20 juni 2002, AB 2002/400, m.
36. ABRvS 1 juni 2011, LJN BQ6834. De
(Antunes Rocha vs. Portugal), EHRC
de arts-gemachtigde van de werkgever inza-
nt. I. Sewandono (Al-Nashif vs. Bulgarije),
ABRvS stelt dan ook geen bijzondere eisen
2005/78, m.nt. Brems onder 77.
ge kon krijgen in het medisch dossier van een
§ 137; EHRM 19 februari 2009, NJ
aan de inhoud en de wijze van totstandko-
20. Onder meer EHRM 8 juni 2006, JV
werknemer werd door de CRvB in strijd
2010/468, m.nt. Alkema, EHRC 2009/50
ming van een besluit op bezwaar tegen een
2006/311, m.nt. Lawson (Lupsa vs.Roeme-
geacht met de equality of arms: CRvB 20 juli
m.nt. Loof (A. e.a. vs. VK), § 220.
weigering of intrekking van een verklaring
nië), § 33-34.
2001, AB 2001/252 en CRvB 10 februari
31. EHRM 17 december 1996, JB 1997/43
van geen bezwaar die geheel of ten dele is
21. Zie onder meer EHRM 12 februari
2004, AB 2004/169. Ook in de EHRM-juris-
(Terra Woningen vs. Nederland).
gebaseerd op geheime informatie, zie
2009, AB 2009/258, m.nt. B. Aarrass
prudentie is duidelijk gemaakt dat dit begin-
32. EHRM 21 juli 2011, RvdW 2012/850,
ABRvS 3 mei 2006, LJN AW7311.
(Nolan & K vs. Rusland), § 69-73.
sel tevens geldt in bestuursrechtelijke proce-
EHRC 2012/6, m.nt. A.L.M. Jansen (Sigma
37. ABRvS 30 november 2011, LJN
22. Zie onder meer EHRM 20 juni 2002, AB
dures. Zie onder meer EHRM 27 maart 2012,
Radio Television Ltd. vs. Cyprus).
BU6382, AB 2012/142, m.nt. Barkhuysen
2002/400, m.nt. I. Sewandono (Al-Nashif
EHRC 2012/123, AB 2012/240, m.nt. Hen-
33. EHRM 27 september 2011, EHRC
en Van Emmerik.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
295
Wetenschap
recente ABRvS-jurisprudentie zien we dat de Afdeling probeert punten waarop de rechtsbescherming rond veiligheidsonderzoeken in strijd is met het EVRM te repareren.
In afwijking van haar eerdere jurisprudentie38 heeft de
ABRvS eind vorig jaar geoordeeld dat er niet wordt voldaan aan de EHRM-rechtspraak over art. 6 EVRM39 als de
rechter een zaak mede beoordeelt op basis van voor de
betrokkene geheime stukken, zonder vooraf te hebben
beoordeeld of en in hoeverre beperkte kennisneming van
die stukken is gerechtvaardigd. Daarom laat de ABRvS art.
87 lid 1 eerste volzin WIVD 2002, buiten toepassing voor
zover volgens die bepaling de Minister van BZK en niet de
rechter beslist in hoeverre beperkte kennisneming van
stukken is gerechtvaardigd.40 De ABRvS beoordeelt dit zelf
en maakt daarbij een afweging tussen het belang van de
staatsveiligheid en het belang van de betrokkene om verweer te kunnen voeren tegen de bezwaren die tegen hem
zijn gerezen. In een zeer recente uitspraak oordeelt de
ABRvS dat het belang van de staatsveiligheid in het geval
dat heeft geleid tot die uitspraak niet rechtvaardigt dat de
motivering waarom de betrokkene niet in aanmerking
komt voor een verklaring van geen bezwaar geheel
geheim wordt gehouden. Dit doet volgens de Afdeling te
zeer afbreuk aan het beginsel van hoor en wederhoor. Een
gedeeltelijke geheimhouding van deze motivering acht de
ABRvS in het betreffende geval wel gerechtvaardigd.41 De
ABRvS vereist dus een afweging van de mate van geheimhouding van de motivering van een besluit die is toegespitst op de omstandigheden van het geval.
In het licht van de eerdergenoemde EHRM-jurisprudentie
juichen wij deze uitspraken toe, maar constateren tevens
dat daarmee nog niet alle adversarial proceedings/equality of arms-problemen zijn opgelost. Een verdere tegemoetkoming aan beide beginselen is te vinden door naar Canadees en Engels voorbeeld een speciale advocaat te
introduceren die een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan en daarom kennis mag nemen van geheim te houden informatie. Nu verkeert zo’n advocaat in een lastige
positie, omdat hij na kennisneming van de geheime informatie daarover niet meer mag spreken met zijn cliënt,
zodat hij ook moeilijk om instructies kan vragen aan zijn
cliënt.42 Desalniettemin kan hij diens belangen toch in
zekere mate verdedigen door voorafgaand aan de kennisneming van het geheime materiaal met de cliënt te overleggen om een goed beeld te krijgen van alle feiten en
belangen die zijnerzijds in de procedure een rol spelen.
Hij kan daardoor bijvoorbeeld de noodzaak om het materiaal geheim te houden43 en de bewijskracht ervan beargumenteerd aanvechten. De eisen die de zojuist genoemde
uitspraken van de ABRvS stellen aan de motivering van
het op het veiligheidsonderzoek gebaseerde besluit bieden de betrokkene waarschijnlijk nog een redelijke mogelijkheid om deze advocaat enigszins effectief te instrueren
(waar dit bijvoorbeeld in de Engelse praktijk als één van
de grote knelpunten rondom de inschakeling van dergelijke advocaten wordt gezien).
Hoewel het EHRM nog nimmer heeft geoordeeld dat art. 6
EVRM – of enig ander EVRM-artikel44 – verplicht tot het
inschakelen van zo’n speciale security cleared advocaat,
heeft het zich in diverse uitspraken wel gecharmeerd
getoond van deze manier om de ongelijke positie van de
partijen in een procedure die afhankelijk is van geheime
informatie van veiligheidsdiensten zo goed mogelijk in
balans te brengen.45 Door diverse auteurs is dan ook reeds
betoogd dat het huidige Nederlandse regime voor rechterlijke kennisname van geheime informatie ex art. 8:29 Awb
tekort schiet.46
Besluiten gebaseerd op justitiële gegevens
Beleidsregels voor de beoordeling van justitiële gegevens
In ieder veiligheidsonderzoek worden justitiële gegevens
onderzocht. Deze gegevens zijn de eerste categorie waar in
een veiligheidsonderzoek op wordt gelet. Voor de beoordeling van deze gegevens heeft de AIVD een algemene
beleidsregel, de Beleidsregel justitiële gegevens veiligheidsonderzoeken,47 en een beleidsregel voor veiligheidsonderzoeken voor de burgerluchtvaart, de Beleidsregel
vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken op de
burgerluchthavens.48
Toepassing van de beleidsregels
Met instemming van de ABRvS worden de zojuist
genoemde beleidsregels strikt gehanteerd en wordt hiervan zelden afgeweken met toepassing van art. 4:84 Awb.
Daardoor is de grond van vrijwel ieder bezwaar en beroep
tegen een weigering of intrekking van een verklaring van
geen bezwaar dat de betrokkene daardoor zijn baan dreigt
te verliezen, op voorhand vrijwel kansloos. Volgens vaste
jurisprudentie van de ABRvS behoeft iemand geen verklaring van geen bezwaar te krijgen of te behouden vanwege
de dreiging van het verlies van zijn baan en de economische omstandigheden die daarmee samenhangen. De
ABRvS acht deze omstandigheden niet onevenredig in verhouding tot het belang van de bescherming van de nationale veiligheid. In dit kader valt te wijzen op een uitspraak van de ABRvS van 29 juli 2009.49 In deze uitspraak
heeft de Afdeling het uitgangspunt dat het belang van de
nationale veiligheid, bij afweging van de betrokken belangen, zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van
iemand die een vertrouwensfunctie vervult, gelet op het
bijzondere karakter van een dergelijke functie niet onredelijk geacht. Wij constateren dat het ten gevolge van deze
jurisprudentie vrijwel onmogelijk is met een beroep op
art. 4:84 Awb afwijking van een beleidsregel af te dwingen.
Besluiten gebaseerd op onvoldoende gegevens
Wanneer de betrokkene of zijn partner in de beoordelings-
Iemand die een vertrouwensfunctie vervult en een relatie
aangaat met een partner uit zo’n land, kan vroeg of laat komen
te staan voor de keuze tussen zijn relatie en zijn baan
296
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
periode van het veiligheidonderzoek langer dan drie
maanden heeft verbleven in een land waarmee de AIVD
geen persoonsgegevens uitwisselt is er sprake van onvoldoende gegevens om een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek te kunnen instellen. De AIVD wisselt alleen persoonsgegevens uit met veiligheidsdiensten van landen die
aan de naleving van mensenrechten prioriteit geven en
waar geen vraagtekens kunnen worden gezet bij de professionaliteit, betrouwbaarheid en democratische inbedding van de veiligheidsdienst.50 De AIVD wisselt om deze
reden met een groot aantal landen geen persoonsgegevens uit. Daardoor ontbreken de benodigde gegevens wanneer de betrokkene of zijn partner langer dan drie maanden in zo’n land heeft verbleven. Doordat de AIVD van
mening is dat deze gegevens uitsluitend kunnen worden
verkregen van een veiligheidsdienst, leidt het ontbreken
van gegevensuitwisseling met een veiligheidsdienst van
een land waar een kandidaat voor een vertrouwensfunctie
of zijn partner heeft verbleven, vrijwel altijd tot weigering
of intrekking van een verklaring van geen bezwaar. Dit
betekent dat iemand die een vertrouwensfunctie vervult
en een relatie aangaat met een partner uit zo’n land,
vroeg of laat kan komen te staan voor de keuze tussen
zijn relatie en zijn baan. In het licht van het recht op
‘family life’ van art. 8 EVRM en de jurisprudentie van het
EHRM over dit recht vinden wij dit alleen aanvaardbaar,
wanneer voor de betrokkene bij het aangaan van een relatie voorzienbaar is dat hij hierdoor de eerste vijf jaar51 niet
(meer) in aanmerking komt voor een vertrouwensfunctie.
Aan dit voorzienbaarheidsvereiste wordt momenteel niet
voldaan, omdat een publicatie van de landen waarmee de
AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt in het kader van
veiligheidsonderzoeken ontbreekt. Er zijn dus goede redenen om op korte termijn tot een dergelijke publicatie over
te gaan.
Tot slot
De bescherming van vitale functies in de samenleving
behoort tot de kerntaken van de overheid. Staatsgeheimen behoren niet op straat te liggen en terroristische
aanslagen moeten worden voorkomen. Het veiligheidsonderzoek bij vertrouwensfuncties speelt daarbij een belangrijke rol; personen die dergelijke bijzondere functies ambieren moeten de inherente nadelen van een dergelijk
onderzoek voor lief nemen.
Actieve voorlichting door de werkgever
Het systeem dat we nu kennen houdt echter te weinig
rekening met de belangen van de (beoogde) vertrouwensfunctionarissen. Meer evenwicht tussen de verschillende
belangen valt al met eenvoudige maatregelen te bereiken.
Allereerst is er snel winst te boeken met betere voorlichting. Kandidaten weten vaak eenvoudigweg niet waar ze
aan beginnen wanneer ze hun belangstelling kenbaar
maken voor een vertrouwensfunctie. Omdat het niettegenstaande de strafbaarstelling hiervan soms voorkomt
dat deze functies al worden vervuld voordat het onderzoek is afgerond, en naast initiële onderzoeken ook herhaalonderzoeken plaatsvinden, bestaan er onvermoede
afbreukrisico’s in de vorm van verlies van werk, inkomen
en reputatie.52 Een actieve voorlichting over deze risico’s
door de werkgever, mogelijk gemaakt door de overheid,
kan potentiële kandidaten behoeden voor onaangename
verrassingen.
Inzicht in risico’s levensstijl en transactie
Ook moet van te voren duidelijk zijn dat aan een bepaalde (verborgen) levensstijl (zoals gokken of geheime relaties), kwetsbaarheden en dus veiligheidsrisico’s kunnen
zijn verbonden. Goede voorlichting is verder nodig over
de mogelijke consequenties van justitiële transacties,
waarvan de echte rekening pas later zichtbaar wordt als
de benodigde verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken en de betrokkene voor een functie
wordt geweerd of daaruit wordt ontheven. Juist omdat in
het rechtsgevoel van de betrokkenen een strafzaak met
een transactie is afgedaan, moet het in elk geval voor hun
rechtshulpverleners duidelijk zijn dat de aanvaarding van
een transactie een beletsel kan vormen voor het vervullen
van een vertrouwensfunctie. Zij kunnen hun cliënten dan
38. ABRvS 13 juni 2007, LJN BA7084.
aangemerkt terwijl dit toch reeds op eniger-
advocate daarbij. Voor het antwoord op de
48. Gepubliceerd in Stcrt .2012, nr. 809.
39. Onder andere EHRM 19 februari 2009,
lei wijze tot het publiek domein behoort,
vraag of de inschakeling van een special
49. ABRvS 29 juli 2009, LJN BJ4095.
NJ 2010, 468 m.nt. E.A. Alkema (A e.a. vs.
zodat geheimhouding als niet-noodzakelijk
advocate voldoende compensatie biedt
50. Artikelsgewijze toelichting op art. 3 van
VK) en EHRM 5 juni 2009 (Mirilashvili vs.
kan worden beschouwd. Zie: ‘House of
voor het geheimhouden van bewijsmateri-
de Beleidsregel beoordelingsperiodes en
Rusland).
Commons Select Committee on Constituti-
aal ten opzichte van de betrokkene acht het
onvoldoende gegevens veiligheidsonder-
40. ABRvS 30 november 2011, LJN
onal Affairs, Seventh Report of Session
EHRM de mate waarin het wel openbare
zoeken, Stcrt. 2012, nr. 809.
BU6382, AB 2012/142 m.nt. Barkhuysen
2004–05’, Volume I: The operation of the
bewijs duidelijkheid biedt over de aard van
51. Op grond van art. 2 lid 2 Beleidsregel
en Van Emmerik.
Special Immigration Appeals Commission
de nationale veiligheidsbezwaren jegens
beoordelingsperiodes en onvoldoende
41. ABRvS 29 augustus 2012, LJN BX5966.
(SIAC) and the use of Special Advocates,
betrokkene beslissend.
gegevens veiligheidsonderzoeken, moeten
42. Om die reden is de figuur van de speci-
HC 323-I, p. 23.
46. Zie in dit verband het pleidooi van Bark-
voor een veiligheidsonderzoek over deze
al advocate in ieder geval in Engeland zeer
44. In de meeste EHRM-zaken over deze
huysen en Van Emmerik in hun noot bij
periode gegevens beschikbaar zijn over een
omstreden, mede omdat daar meer restric-
kwestie worden de eerlijk-procesaspecten
EHRM 20 juli 2010, AB 2011/132 (A vs.
partner van een (kandidaat-)vertrouwens-
ties aan de special advocates worden opge-
behandeld als onderdeel van art. 5 lid 4
Nederland), van annotator Boeles bij EHRM
functionaris.
legd dan in Canada. Zie onder meer A.
EVRM.
6 december 2007, JV 2008/32 (Liu en Liu
52. Met name bij herhaalonderzoeken zijn
Boon & S. Nash, ‘Special Advocacy: Political
45. Onder andere in de eerder reeds aange-
vs. Rusland) en het recente Jonge NJV
de reputatierisico’s groot, aangezien betrok-
Expediency and Legal Roles in Modern Judi-
haalde arresten Chahal vs. VK, Al-Nashif
pre-essay van Anita van den Berg, ‘Integri-
kene de vertrouwensfunctie dan reeds
cial Systems’, Legal Ethics, Vol. 9, no. 1, p.
vs. Bulgarije en A. e.a vs. VK. In § 220-224
teitsonderzoek ter bescherming van publie-
bekleedt, zijn omgeving daarmee bekend is
101-124.
van dit laatste arrest formuleert het EHRM
ke belangen’, NJB 2012/2465, afl. 43, p.
en hij als gevolg van het uitblijven van
43. In de Engelse rechtspraktijk blijkt dat
wel enkele eisen aan het gebruik van
3009-3014.
nieuwe verklaring van geen bezwaar deze
nogal eens materiaal als vertrouwelijk wordt
geheim bewijs en de rol van de special
47. Gepubliceerd in Stcrt. 2012, nr. 810.
baan ‘plotseling’ kwijtraakt.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
297
Wetenschap
adviseren een aangeboden transactie te weigeren en de
zaak voor te leggen aan de rechter. Bij de rechter kunnen
zij vervolgens een strafmaat bepleiten waarbij de betrokkene nog in aanmerking komt voor een verklaring van
geen bezwaar.53
Actueel landenoverzicht uitwisseling persoonsgegevens
Verder beseffen maar weinigen welke risico’s verbonden
zijn aan een verblijf van meer dan drie maanden in het
buitenland, niet alleen van de betrokkene zelf, maar ook
van zijn (aanstaande) partner. Een actueel en goed toegankelijk overzicht van landen waarmee geen persoonsgegevens worden uitgewisseld in het kader van veiligheidsonderzoeken is daarom onontbeerlijk. Om de inbreuk op het
recht op family life verder zo gering mogelijk te houden,
zouden de AIVD en de MIVD eerder dan nu het geval is
alternatieve onderzoeksgegevens moeten accepteren die
kunnen leiden tot de afgifte van de benodigde verklaring.
Het is toch moeilijk te verteren dat beperkte onderzoeksmogelijkheden per definitie in het nadeel uitvallen van de
betrokken werknemer.
Soepeler toepassing beleidsregels
Een andere tegemoetkoming aan de belangen van werknemers kan bestaan in een minder rigide toepassing van
de beleidsregels over de waardering van justitiële gegevens in veiligheidsonderzoeken. Met een standaardverwijzing naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak op dit punt, delven bezwaarmakers die op
grond van hun persoonlijke omstandigheden om enige
clementie verzoeken, steevast het onderspit. Het gebod
van art. 4:84 Awb om rekening te houden met individuele
omstandigheden die nopen tot afwijking van een beleidsregel, krijgt hierdoor onvoldoende betekenis.
Procedurele oplossingen verenigen nationale veiligheid en
eerlijke procesgang
Het is verder begrijpelijk dat bezwaarden vaak geen
informatie krijgen over de afwijzingsgronden, dat bren-
298
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
gen de aard van het onderzoek en de noodzakelijke bronbescherming met zich. Aan deze structurele onevenwichtigheid valt weinig te sleutelen. Ook het EHRM acht dit
acceptabel, al eist de Straatsburgse jurisprudentie wel
dat die onevenwichtigheid niet groter blijft dan absoluut
noodzakelijk. Aantastingen van het recht op adversarial
proceedings en het beginsel van equality of arms moeten
zo gering mogelijk blijven en vergezeld gaan van procedurele oplossingen om het belang van de nationale veiligheid zo goed mogelijk te verenigen met een eerlijke
procesgang. Op dit terrein ligt daarom een grote verantwoordelijkheid bij de bezwaarschriftcommissie en de
rechter, die zonder de kritische blik van een scherpzinnig raadsman naar de belastende feiten moeten kijken.
Processuele verbeteringen zijn echter wel denkbaar. Zo
valt niet in te zien waarom referenten, informanten en
de betrokkene zelf de mogelijkheid wordt onthouden tot
correctie van hun eigen gespreksverslagen; deze beperking verdraagt zich slecht met het recht op een eerlijk
proces. Ook kan om de rechtspositie van de betrokkene
te versterken de inschakeling worden overwogen van een
speciale advocaat met security clearance, die kan kennisnemen van de geheime informatie. Ten slotte lijkt het
maken van geluidsopnames van de gesprekken die in
het kader van een veiligheidsonderzoek worden gevoerd
met referenten, informanten en de betrokkene zelf, geen
overbodige luxe voor de controleerbaarheid van de vaststelling van de feiten.
Al met al zal het gevoel van bezwaarmakers te moeten
vechten tegen spoken in de mist, niet geheel kunnen worden weggenomen. Maar het staat voor ons wel vast dat
verbeteringen in de procedure van het veiligheidsonderzoek zeker mogelijk zijn.
53. Gelet op de toelichting op art. 2 lid 1 onderdeel c Beleidsregel justitiële gegevens veiligheidsonderzoeken, moeten zij dan een vrijheidsstraf bepleiten van minder dan twintig dagen,
een werkstraf van minder dan 40 uur of een geldboete van minder dan € 1000.
Focus
241
De ondoorgrondelijke
systematiek van het
wetsvoorstel HOF
Jan-Herman Reestman1
Het wetsvoorstel inzake houdbare overheidsfinanciën dat de verplichtingen uit het Stabiliteitsverdrag met
betrekking tot de Europese begrotingsregels in het nationale recht omzet roept nogal wat verwarring op.
Terwijl het nu juist de bedoeling was om de regels inzichtelijk te maken voor politici en burgers.
E
r is iets vreemds met het wetsvoorstel inzake houdbare overheidsfinanciën van de collectieve sector
(hierna: wet(-svoorstel) HOF).2 Dat is het voorstel
voor de wet waarmee de Nederlandse regering ministers
van financiën wil verplichten een zogenaamd trendmatig
begrotingsbeleid te voeren. Tegelijkertijd wil de regering
de minister daarbij binden aan een aantal Europese
begrotingsregels. Om te voorkomen dat de wet HOF
steeds moet worden aangepast als die Europese regels veranderen, heeft de regering ze in het wetsvoorstel niet
gekwantificeerd. In plaats daarvan heeft de regering een
schakelbepaling opgenomen die als een vlotter moet meedrijven op het peil van die Europese regels: als de regels
strikter worden, moet de Minister van Financiën automatisch een strikter begrotingsbeleid gaan voeren, enz.3 Dat
is op zichzelf genomen een slimme gedachte. Alleen: het
voorstel bevat enkele definitiefouten en hangt daardoor
deels in de lucht. Bovendien is de systematiek van een
ander deel van het voorstel volstrekt ondoorgrondelijk,
voor mij en ongetwijfeld ook voor vele andere geïnteresseerden. De materie is nogal technisch, maar tegelijkertijd
te belangrijk om alleen aan economen en financieel specialisten over te laten: de Europese begrotingsregels beheersen (ook) in Nederland in toenemende mate het politieke
debat en het gevoerde (bezuinigings-)beleid. Het is daarom van cruciaal belang dat ook parlement en samenleving ze zo goed als mogelijk is kunnen begrijpen. Daaraan
draagt het wetsvoorstel HOF niet bij.
In dit stuk spelen maar liefst vier Europese begrotingsnormen een rol. Zij staan naast elkaar en verschillen van
elkaar onder meer qua rechtsgrondslag, object en normstelling.
De eerste loot aan de tak van de begrotingsnormen
en tevens de meest bekende is vervat in het 12e Protocol
‘inzake de procedure bij buitensporige tekorten’. Dat protocol is aan de EU-verdragen gehecht. Volgens het protocol
mag het tekort op de begroting van de EU-lidstaten feitelijk niet groter zijn dan 3% van het bruto binnenlands
produkt (bbp). Als een lidstaat een groter tekort krijgt dan
die 3%, en daarmee in Eurojargon een ‘buitensporig
tekort’, kan hij in de zogenoemde buitensporigtekortprocedure terecht komen, waarin de Raad van de EU boetes
kan opleggen. In het 12e Protocol is ook neergelegd dat,
kort gezegd, de staatsschuld van de lidstaten niet groter
mag zijn dan 60% bbp.
In tegenstelling tot deze 3%-norm hebben de overige
drie begrotingsnormen geen betrekking op de feitelijke
begroting, maar op wat genoemd wordt de structurele
begroting. Dat is de feitelijke begroting geschoond van
eenmalige inkomsten en uitgaven en van conjuncturele
schommelingen. De begrotingsnormen voor de structurele begroting zijn preventief van aard. Zij moeten verzeke-
De normen laten een zekere
ruimte voor investeringen en
voor Keynesiaans beleid tijdens
een economische crisis
ren dat de lidstaten op de middellange termijn een houdbare begroting hebben en daarmee voorkomen dat deze
ooit nog een buitensporig tekort oplopen; tegelijkertijd
laten de normen een zekere ruimte voor investeringen en
voor Keynesiaans beleid tijdens een economische crisis.
Auteur
Noten
1. Dr. J.H. Reestman is universitair hoofd-
2. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 2.
docent constitutioneel recht aan de Univer-
3. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3,
siteit van Amsterdam. Met dank aan
p. 6.
Marleen Wessel voor haar commentaar.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
299
Focus
De eerste van de drie normen voor de structurele
begroting is neergelegd in EU Verordening 1466/1997
(hierna: de Verordening), zoals laatstelijk gewijzigd door
Verordening 1175/2011. Volgens de Verordening moeten
de lidstaten met de euro als munt (eurolidstaten) een
middellange begrotingstermijndoelstelling voor de structurele begroting hebben binnen ‘een vastgestelde marge
tussen -1% van het bbp en evenwicht dan wel overschot’
(art. 2bis tweede alinea Verordening). Deze doelstelling
voor de structurele begroting wordt veelal aangeduid met
de afkorting MTO (van Medium Term Objective). Op basis
van de Verordening moeten de eurolidstaten dus een
MTO hebben dat voorziet in een tekort op de structurele
begroting van maximaal 1% bbp.
Naar wie van die drie verwijst
nu art. 2?
De tweede norm voor de structurele begroting is een
landspecifieke. Volgens de Verordening dient iedere eurolidstaat bij de Raad en de Commissie een zogenaamd stabiliteitsprogramma in. Daarin moeten de eurolidstaten,
op basis van een Code of Conduct4 en binnen de grenzen
die de Verordening stelt, onder meer hun MTO en ‘het
aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze
doelstelling’ vaststellen.5 Die MTO kan per staat verschillen. Nederland is verder gegaan dan de Verordening eist
en heeft zich gecommitteerd aan een MTO met een maximaal structureel tekort van 0,5% bbp.6 Dat is een politieke
keuze en tevens een in de tijd beperkt commitment. De
MTO’s worden om de drie jaar bijgesteld (art. 2bis derde
alinea Verordening). Op termijn kan Nederland (weer) kiezen voor een minder strenge MTO, op voorwaarde natuurlijk dat het blijft voldoen aan de algemene norm in de
Verordening: geen groter tekort op de structurele begroting dan 1% bbp.
De derde en meest recente norm voor de structurele begroting is neergelegd in het zogenoemde Stabiliteitsverdrag.7 Dat verdrag is formeel geen EU-verdrag,
maar een ‘gewoon’ internationaal verdrag, waarbij 25 EUlidstaten partij zijn – het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië
doen niet mee. Het verdrag is nog niet goedgekeurd door
de Staten-Generaal, maar dat gaat ongetwijfeld gebeuren.8 Het verdrag moet bijdragen aan de bestrijding van
de financiële crisis die de eurozone nu al jaren teistert.
Daartoe scherpt het de algemene norm voor de structurele begroting in de Verordening aan: volgens het Stabiliteitsverdrag mag het tekort op de structurele begroting
van de verdragsstaten niet groter zijn dan 0,5% bbp.9
Daarnaast verplicht het verdrag er toe deze begrotingsregel in het nationale recht neer te leggen ‘middels bindende en permanente, bij voorkeur constitutionele,
bepalingen of door andere garanties voor de volledige
inachtneming en naleving ervan gedurende de nationale
begrotingsprocessen’ (art. 3(2)). Met het wetsvoorstel
HOF wil de regering onder meer uitvoering geven aan
die implementatieverplichting.10
300
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Nu het wetsvoorstel HOF. Art. 2, lid 1, 2 en 3 in samenhang, bepaalt dat de Minister van Financiën een trendmatig begrotingsbeleid voert met in achtneming van
onder meer ‘de door de instellingen van de Europese
Unie vastgestelde norm voor
i. de MTO voor het structureel EMU-saldo,
ii. het feitelijk jaarlijks EMU-saldo en
iii. de feitelijke jaarlijkse EMU-schuld.’
De normen waarnaar de regering met de onderdelen (ii) en (iii) wil verwijzen, zijn gemakkelijk te
identificeren. Het zijn de normen uit het 12e Protocol bij de Unieverdragen: het begrotingstekort van de
EU-lidstaten mag feitelijk niet groter zijn dan 3% bbp
en hun staatsschuldquote niet groter dan 60% bbp.11
Toch missen de verwijzingen doel, want deze normen
zijn niet vastgesteld door ‘instellingen van de Europese
Unie’, maar door de EU-lidstaten gezamenlijk, als verdragsluitende partijen.12 Een protocol is immers geen besluit
van de EU instellingen, maar een (aanvullend) verdrag.
Nu de verwijzing in art. 2 naar de ‘door de instellingen van de Europese Unie vastgestelde norm voor de MTO
voor het structureel EMU-saldo’. Duidelijk is dat het hier
gaat om een norm voor de structurele begroting. Daarvan
zijn er zoals we zagen drie. Naar wie van die drie verwijst
nu art. 2 c.q. wil de regering verwijzen?
Gezien de wens om met het wetsvoorstel HOF uitvoering te geven aan het Stabiliteitsverdrag, ligt het voor
de hand aan te nemen dat het de bedoeling is dat art. 2
verwijst naar de norm voor de structurele begroting uit
dat verdrag. Maar zelfs als de regering naar die norm zou
willen verwijzen, doet zij dat niet, want (ook) deze norm is
niet vastgesteld door de ‘instellingen van de EU’, maar
door de partijen bij dat verdrag.13 Ondertussen heb ik echter begrepen dat de regering helemaal niet wil verwijzen
naar de norm in het Stabiliteitsverdrag. Naar verluidt zou
naar haar mening kunnen worden volstaan met een verwijzing naar (secundair) EU-recht om uitvoering te geven
aan het verdrag. Dat zou voldoende zijn omdat, zoals de
memorie van toelichting het verwoordt, ‘de afspraak tot
(het bereiken van) structureel begrotingsevenwicht reeds
rechtstreeks voortvloeit uit de preventieve arm van het
SGP en het verdrag voor wat betreft (de voortgang naar)
structureel begrotingsevenwicht hier ook nauw bij aansluit’.14 Welnu, tot de preventieve arm van het SGP, voluit
het Stabiliteits- en Groeipact, behoort de Verordening en
kan men met wat goede wil ook de landspecifieke MTO’s
rekenen. Het is echter maar de vraag of kan worden volstaan met een verwijzing naar óf de algemene norm voor
de structurele begroting in de Verordening óf de MTO van
de lidstaat Nederland om te voldoen aan de norm in het
Stabiliteitsverdrag. Laten we de opties langslopen.
De eerste optie. Zowel de tekst van het voorstel als de
memorie van toelichting geeft een aanwijzing dat de regering in art. 2 wil verwijzen naar de 1% bbp-norm in de Verordening. De Verordening is oorspronkelijk vastgesteld
door de Raad, maar in 2011 gewijzigd door de Raad en het
Europees Parlement gezamenlijk;15 zij is dus vastgesteld
door de ‘instellingen van de EU’. Ook de memorie van toelichting wijst in de richting van de Verordening. Zo schrijft
de regering, onder verwijzing naar de amendering van de
Verordening in 2011, dat ‘een verwijzing naar de Europese
eisen zonder nadere kwantificering, (...) het daarbij moge-
lijk (maakt) dat eventuele toekomstige wijzigingen in het
SGP, zoals de aanscherpingen van het SGP die in 2011 zijn
doorgevoerd, niet hoeven leiden tot wetswijziging.’16 Toch
kan verwijzen naar de 1% bbp-norm in de Verordening
mijns inziens niet volstaan om uitvoering aan het Stabiliteitsverdrag te geven, want dan zou de Minister van Financiën straks volgens de wet HOF een begrotingsbeleid
mogen voeren dat in strijd is met het Stabiliteitsverdrag:
dat staat immers hoogstens een structureel tekort van 0,5%
bbp toe.
De tweede optie. De definitie die in art. 1 van het
wetsvoorstel wordt gegeven van het begrip MTO is een
aanwijzing dat de regering in art. 2 wil verwijzen naar de
landspecifieke MTO van Nederland. Art. 1 definieert het
begrip MTO als ‘de middellangetermijndoelstelling voor
het structureel EMU-saldo voor de lidstaat Nederland,
zoals vastgesteld door de Raad van de Europese Unie’
(nadruk JHR).17 Maar als het inderdaad de bedoeling is
naar die landspecifieke norm te verwijzen, gaat het mijns
inziens opnieuw mis, en wel op twee punten.
Het eerste punt is dat¸ zoals al gezegd, de ‘MTOnorm voor de lidstaat Nederland’ niet vastgesteld wordt
door de Raad, maar door Nederland zelf, althans formeel.
Dat blijkt heel duidelijk uit de Duitse versie van de Verordening: ‘Jeder Mitgliedstaat setzt sich ein differenziertes mittelfristiges Haushaltsziel für seine Haushaltslage’
(art. 2bis). Overigens is er wel enige bemoeienis van de
Raad met de landspecifieke MTO’s. Op aanbeveling van
Ook als de Raad een scherpere MTO
‘voorstelt’, is en blijft het Nederland
dat zijn eigen MTO vaststelt
4. Specifications on the implementation of
tekort op de structurele begroting van
implementeren, zie mijn ‘Constitutioneel
teitsverdrag binnen vijf jaar in het EU-recht
the Stability and Growth Pact and Guideli-
0,5% bbp.
minimalisme. Het Stabiliteitsverdrag in de
wordt geïncorporeerd; art. 16 Stabiliteits-
nes on the format and content of Stability
7. Officieel het Verdrag inzake stabiliteit,
Nederlandse rechtsorde’, Tijdschrift voor
verdrag.
and Convergence Programmes; http://
coördinatie en bestuur in de economische
Constitutioneel Recht 2013, p. 6.
14. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3,
ec.europa.eu/economy_finance/economic_
en monetaire unie, Trb. 2012, 51. Zie over
11. Vergelijk Kamerstukken 2012/13,
p. 6.
governance/sgp/pdf/coc/code_of_con-
het verdrag Michal Diamant en Michiel van
33 416, nr. 3, p. 6 (noot) 1); het kan niet
15. Door het Verdrag van Lissabon heeft
duct_en.pdf. Deze Code is gebaseerd op
Emmerik, ‘Verplicht begrotingsevenwicht in
gaan om een verwijzing naar de regels en
het EP op dit terrein medewetgevende
art. 3 lid 2bis Verordening.
Nederlandse (Grond)wet naar buitenlands
criteria volgens welke het feitelijk maximale
bevoegdheden gekregen (art. 121 lid 6
5. Art. 2bis jo. art. 3 lid 2; zie ook art. 5 lid
voorbeeld?’, NJB 2012/1681, afl. 29, p.
begrotingstekort en de feitelijke maximale
VWEU).
2 Verordening.
2024 e.v.
staatschuld worden vastgesteld, want naar
16. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3,
6. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3,
8. Zie het wetsvoorstel tot goedkeuring
die regels, die de Minister van Financiën
p. 6; zie ook p. 29: ‘(d)it (derde) lid geeft de
p. 6. Overigens heb ik die norm in het
van het verdrag, Kamerstukken 2011/12,
óók moet gaan respecteren, wordt verwe-
Europese begrotingsregels ook een nationa-
Nederlandse stabiliteitsprogramma niet
33 319, nr.2.
zen in art. 2 lid 3 onder b van het wetsvoor-
le wettelijke grondslag. Expliciet worden de
kunnen vinden. Navraag bij het Ministerie
9. Althans in beginsel. Het tekort mag
stel (‘met inachtneming van de door instel-
Europese normen van het SGP voor het
van Financiën leerde mij dat er domweg
oplopen tot 1% bbp als de verhouding
lingen van de Europese Unie vastgestelde
structurele EMU-saldo (….) vastgelegd.’
geen ‘eigen’ document is waarin Nederland
tussen de algemene overheidsschuld en het
procedures voor het respecteren van de
17. Zie ook het advies van de RvS van 8
zijn MTO vastlegt. In de praktijk worden de
bbp van een staat ‘aanzienlijk kleiner’ is dan
onder a bedoelde normen’).
februari 2010 op het wetsvoorstel tekortre-
MTO’s vastgesteld in de boezem van (of
60% bbp en ‘de risico’s wat betreft de
12. Wel kan de Raad met eenparigheid van
ductie Rijk en medeoverheden (wetsvoorstel
feitelijk misschien zelfs door?) het Econo-
houdbaarheid op lange termijn van de over-
stemmen, op voorstel van de Commissie en
TREM), de voorloper van het wetsvoorstel
misch en Financieel Comité (zie over dat
heidsfinanciën laag zijn’; art. 3. lid 1 sub d
na raadpleging van het EP en de ECB, de
HOF, waarin de RvS het heeft over een ‘door
Comité art. 134 VWEU). Hetzelfde ministe-
Stabiliteitsverdrag.
bepalingen in het 12e Protocol vervangen
de Raad van de Europese Unie (Raad van de
rie vertelde mij dat in november 2012 een
10. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3,
(art. 126 lid 14 tweede alinea VWEU).
EU) vastgestelde langetermijndoelstelling
nieuwe MTO voor Nederland is vastgesteld
p. 6. Op de vraag of een wet in formele zin
13. Op termijn wordt dat misschien anders.
voor het structurele EMU-saldo’ (p. 2).
die (wederom) voorziet in een maximaal
voldoende is om het verdrag correct te
Het is namelijk de bedoeling dat het Stabili-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
301
Focus
de Commissie van de EU kan de Raad een eurolidstaat ‘verzoeken’ (volgens de Engelse tekst: ‘invite
the Member State concerned’) zijn MTO of het aanpassingstraject daar naar toe aan te scherpen.18
Het is begrijpelijk dat zulke (eventuele) aanbevelingen van de Raad politiek veel gewicht
in schaal leggen. Maar juridisch bindend
zijn zij niet. Ook als de Raad een scherpere
MTO ‘voorstelt’, is en blijft het Nederland dat
zijn eigen MTO vaststelt.
Het tweede punt is dat de landspecifieke MTO’s om
de drie jaar kunnen worden bijgesteld en Nederland bij
het vaststellen van zijn MTO juridisch alleen gebonden
wordt door algemene norm in de Verordening. Weliswaar
heeft Nederland momenteel een MTO met een maximaal
tekort van 0,5% bbp, maar Nederland zou op termijn, net
als vroeger, weer kunnen opteren voor een MTO met een
maximaal tekort van 1% bbp. Dat zou weliswaar in strijd
zijn met het Stabiliteitsverdrag, maar op zichzelf niet met
de wet HOF, simpelweg niet omdat zij op geen enkele
manier verwijst naar dat verdrag.
Kortom, ik kan er geen wijs uit. Ik kan maar niet
begrijpen naar welke norm voor de structurele begroting
de regering in art. 2 wil verwijzen en hoe de Minister van
Financiën straks op grond van de wet HOF gehouden is
het Stabiliteitsverdrag te respecteren. Mis ik iets?
Het hoeft geen betoog dat een wet(-svoorstel) juridisch
deugdelijk in elkaar dient te zitten. Dat doet het wetsvoorstel op punten niet. Het bevat in ieder geval drie definitiefouten: de normen voor het feitelijk jaarlijks EMU-saldo
en de feitelijke jaarlijkse EMU-schuld zijn niet vastgesteld
door instellingen van de EU, maar door de EU-lidstaten; de
MTO voor de lidstaat Nederland is niet vastgesteld door
de Raad van de EU, maar door Nederland zelf. Een nota
van wijzigingen lijkt mij om deze redenen onvermijdelijk.
Verder is volstrekt onduidelijk naar welke norm voor de
structurele begroting het wetsvoorstel verwijst. Op dat
punt is op zijn minst een nadere toelichting vereist.
Daar komt nog iets bij. Zoals gezegd verplicht het
Stabiliteitsverdrag tot verankering van de regel voor de
structurele begroting in het nationale recht. De bedoeling
daarvan is onder meer om de regel zichtbaar te maken
voor de nationale politici en de nationale bevolkingen.
Ook moet de aanvaarding van de regel door de nationale
politiek het zogenoemde ‘nationale eigenaarschap’ van de
regel bevorderen:19 de binding eraan is niet opgelegd door
‘Brussel’, maar een vrijwillige keuze. Wetsvoorstel HOF
schiet op al deze punten tekort: het verwijst niet eens
naar de regel in het Stabiliteitsverdrag, laat staan dat het
de regel zichtbaar maakt voor de Nederlandse politiek en
bevolking en het ‘nationale eigenaarschap’ ervan bevordert. Ook dat kan beter.
18. Art. 5 lid 2 Verordening jo. art. 121 lid
dend met de door instellingen van de Euro-
ficant afwijkt van zijn MTO. Art. 2 lid 6
19. Brief van de Minister van Financiën aan
4 VWEU. Ik vermoed dat art. 2 lid 3 onder
pese Unie aan de lidstaat Nederland gege-
wetsvoorstel verplicht de Minister van
de Eerste Kamer der Staten-Generaal van
c van het wetsvoorstel naar deze (eventue-
ven aanbevelingen voor het respecteren
Financiën namelijk al de ‘adequate maatre-
19 maart 2012, Kamerstukken 2011/12,
le) aanbevelingen van de Raad verwijst.
van de onder a bedoelde normen’. Het kan
gelen’ die de ministers op grond van deze
33 181, p. 12.
Want daar staat, gelezen in samenhang met
hier mijns inziens niet gaan om de aanbeve-
aanbeveling moeten nemen, op te nemen
het eerste lid, dat de Minister van Financiën
ling die de Raad op basis van art. 6 lid 2
in een ‘herstelplan’ en aan de Staten-Gene-
het begrotingsbeleid voert ‘rekening hou-
Verordening kan geven als Nederland signi-
raal aan te bieden in een ‘budgettaire nota’.
302
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Opinie
242
Een (verdere) civilisering
van het strafproces
Willem F. Korthals Altes1
Door Promis zijn we eraan gewend geraakt dat vonnissen in strafzaken qua opzet wat meer op civiele vonnissen
zijn gaan lijken. Rechters stellen feiten vast, bespreken de standpunten van partijen en geven dan hun oordeel.
Die lijn zouden we ook naar de voorkant van het strafproces kunnen doortrekken, als we net als in civiele zaken
aan partijen (OM en verdediging) in een eerder stadium van het proces een substantiëringsplicht zouden
opleggen. De kwaliteit van het strafgeding – en daarmee ook van het vonnis – zou erbij gebaat kunnen zijn.
Substantiëringsplicht bij civiel sinds 2002
Ruim tien jaar geleden onderging het Wetboek van Burgerlijk Procesrecht een forse aanpassing. Voordien was
het mogelijk (en bon ton) een civiele vordering met een
uiterst summiere dagvaarding aanhangig te maken en
daarop met niet veel meer dan een ‘blote’ ontkenning als
conclusie van antwoord te reageren. Partijen kwamen
pas in hun conclusies van repliek en dupliek met hun
kaarten op tafel.
Sinds de wijziging per 1 januari 2002 hebben zij de plicht
al bij dagvaarding en antwoord hun standpunten te
onderbouwen, (wat eiser betreft) op reeds bekende verweren van de wederpartij in te gaan en zich over het mogelijk te leveren bewijs uit te laten. De onderlinge posities
worden daarmee in een vroeger stadium meer uitgekristalliseerd en de rechter kan op basis daarvan een zinnige
comparitie houden. Als hij toch nog een vonnis moet
schrijven, heeft hij daarvoor met al die stukken als ondersteuning nog steeds ruimschoots de tijd. Verder reageren
partijen in civiele zaken in hun conclusies doorgaans op
elkaar. Het tijdsverloop tussen de momenten waarop ze
worden genomen, laat dat toe.
dan ter zitting aan de orde. Pas bij requisitoir laat de
officier van justitie weten welk bewijs hij als ondersteuning van de tenlastelegging wil gebruiken (‘bezigen’ in
jargon) en daarna komt de verdediging voor het eerst
met haar eigen visie op de zaak.
Tenzij het om megazaken met meer zittingsdagen gaat,
wordt van de verdediging verwacht dat zij terstond na het
requisitoir haar pleidooi houdt. Je zou denken dat zij daarin op het requisitoir reageert. Dat is in kleinere zaken
natuurlijk ook het geval. Maar in grotere onderzoeken is
het vooral een kwestie van anticiperen. Opvallend in vergelijking met de conclusiewisseling in civiele zaken is dat
het pleidooi vaak al gedetailleerd op papier staat, voordat
de officier van justitie zijn requisitoir heeft gehouden.
Alleen op de strafeis en onverwachte opmerkingen (of
eventuele wijzigingen van de tenlastelegging) reageren
raadslieden nog weleens buiten hun pleitnota om.
Hoe het ook zij, de rechtbank weet dus pas in een laat stadium van het proces wat precies de standpunten van partijen zijn en moet vervolgens binnen twee weken een
schriftelijk vonnis met onderbouwing van haar oordeel
produceren.
Dat zou ook anders kunnen.
In strafzaken gebeurt het op de zitting
Dat ligt anders in strafgedingen. Daar heeft doorgaans
pas op de openbare zitting de uitwisseling van standpunten plaats. Weliswaar wordt het geding met de tenlastelegging (vergelijk het petitum in civiele zaken) ingeleid en moet de officier van justitie het dossier (vergelijk
de producties in civiele gedingen) overleggen, maar het
verband tussen beide en het verweer komen niet eerder
Van de verdediging wordt verwacht
Een conclusie van eis van de officier van
justitie
Waarom verlangen wij niet van het OM dat het op een veel
eerder moment dan de zitting bij wijze van ‘conclusie van
eis’ met de onderbouwing van zijn uiteindelijke vordering
komt? Het ‘petitum’ zelf (de eventuele strafeis met alles wat
daaraan vastzit) hoeft er nog niet in. Maar wat is ertegen,
als de officier van justitie tegelijk met de dagvaarding zijn
standpunt over de bewezenverklaring aan de hand van het
dossier toelicht? Hij kan dan kenbaar maken welke bewijsmiddelen hij voor de bewezenverklaring van belang acht.
dat zij terstond na het requisitoir
haar pleidooi houdt
Auteur
1. Mr. W.F. Korthals Altes is senior rechter in de Rechtbank Amsterdam.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
303
Opinie
Eugene Ivanov, Orange cards player © Shutterstock
Op deze wijze moet hij zich ook al een behoorlijke tijd voor
de zitting in de zaak verdiepen en kan hij eventuele hiaten
tijdig vullen of tijdig tot de conclusie komen dat het bewijs,
al dan niet op onderdelen, onvoldoende is.
Als deze procedure wordt toegepast, zullen ook wijzigingen van tenlasteleggingen minder vaak voorkomen,
Leent elke strafzaak zich voor
deze procedure? Nee
304
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
zeker als ze betrekking hebben op onderdelen die al uit
het dossier volgen. Het wekt bij verdediging en rechtbank – begrijpelijkerwijs – nogal eens irritatie, als de
officier van justitie meteen bij aanvang van de zitting
een vordering wijziging tenlastelegging indient die
alleen uit een betere lezing van het dossier voortvloeit
en dus al veel eerder, in concept, naar alle betrokkenen
had kunnen zijn gestuurd. Je zou het OM kunnen verplichten dat soort wijzigingen tegelijk met de ‘conclusie
van eis’ kenbaar te maken.
Wordt deze procedure toegepast, dan beschikken alle betrokkenen
voor het begin van de openbare zitting over een behoorlijk overzicht
van de standpunten van partijen
Op deze manier beschikken de betrokkenen enige tijd
voor de zitting over een met een moderne civiele dagvaarding vergelijkbaar stuk van de ‘eisende partij’. Alleen het
‘petitum’– de strafeis met alles wat daarbij komt – blijft
tot op de zitting in portefeuille. Dit laatste ligt voor de
hand, omdat ter zitting van alles naar voren kan komen
wat de eventuele strafeis kan beïnvloeden. Sterker nog, ter
zitting kan de officier van justitie alsnog tot de conclusie
komen dat het bewijs er – geheel of ten dele – niet inzit
en dat – opnieuw al dan niet voor een deel – vrijspraak
moet volgen. Bovendien kan hij op de zitting pas op het
verweer reageren en de persoonlijke omstandigheden van
verdachte, die in de – op de bewezenverklaring gerichte
– ‘conclusie van eis’ nog zijn meegenomen, in zijn vordering betrekken. Ter zitting heeft zijn statement in deze
procedure het karakter van een ‘conclusie van repliek’,
afgesloten met de definitieve vordering.
De conclusie van antwoord van de
verdediging
Dat dan van een conclusie van repliek sprake is, heeft als
achtergrond dat tegenover deze substantiëringsplicht
voor het OM ook van de verdediging, in het kader van de
equality of arms, kan worden verlangd dat zij zich al
voorafgaand aan de zitting schriftelijk uitlaat en bij ‘conclusie van antwoord’ op de ‘conclusie van eis’ van de officier van justitie reageert. Ook hierbij gaat het vooral om
een uitlating over het bewijs, al is er natuurlijk niets
tegen, als de verdediging tevens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bespreekt. Daarnaast – of,
gezien de artikelen 348 en 350 Sv, daaraan voorafgaand
– kan de verdediging eventuele formele verweren opwerpen. Afhankelijk van het karakter daarvan zal ter zitting
daarmee kunnen worden begonnen.
De ‘conclusie van antwoord’ leent zich tevens voor het
formuleren en onderbouwen van verzoeken tot nader
onderzoek, zoals het horen van getuigen. Als de getuigen voor de zitting moeten worden opgeroepen, kan
daarmee met de planning rekening worden gehouden.
Dat geldt ook, als de verzoeken van dien aard en omvang
zijn dat de zaak naar de rechter-commissaris moet worden verwezen. De zaak kan eventueel op voorhand worden aangehouden. Wordt deze procedure toegepast, dan
beschikken alle betrokkenen voor het begin van de
openbare zitting over een behoorlijk overzicht van de
standpunten van partijen en kan de zitting, die daarmee
bijna een soort comparitie na antwoord wordt, daarop
voortbouwen.
Geen verval van rechten
Betekent dit dat allerlei andere rechten en mogelijkheden
vervallen? Dat hoeft niet. Zowel de officier van justitie als
de verdediging moeten binnen het kader van de tenlastelegging met aanvullingen en nieuwe standpunten (verweren) kunnen komen. Deze zullen echter vooral hun basis
– horen te – vinden in feiten en omstandigheden die zich
na de indiening van de conclusie van antwoord, bijvoorbeeld ter zitting, hebben voorgedaan. Ook kan nieuw –
belastend of ontlastend – materiaal aan het dossier zijn
toegevoegd. Verder moet de officier van justitie op de zitting de mogelijkheid houden met succes een vordering
wijziging tenlastelegging in te dienen. Daarvan kan dan
wel worden verlangd dat ze betrekking heeft op gebeurtenissen van na de indiening van zijn conclusie van eis.
Leent elke strafzaak zich voor deze procedure? Nee. Bij
zaken waarin de verdachte geen raadsman heeft en bij kleinere zaken (in principe bij alle politierechterzaken) lijkt
daarvoor geen plaats te bestaan. Maar bij – wat meer
omvangrijke – MK-zaken met van een raadsman voorziene
verdachten kan de hier voorgestelde gang van zaken worden toegepast. Het voert te ver in detail hier termijnen te
bespreken. Voorstelbaar is echter dat iedereen uiterlijk
twee weken voor de zitting over de conclusie van antwoord
beschikt. De conclusie van eis van de officier van justitie
moet daaraan een redelijke tijd voorafgaan. Men zou regiezittingen kunnen organiseren om een en ander in goede
banen te leiden.
Hindernissen en oplossingen
Het gebruik van conclusies van eis en dergelijke in strafzaken is overigens niets nieuws. In grotere ontnemingszaken
komen ze al voor, met als gevolg dat zittingen aanmerkelijk
efficiënter en met meer diepgang kunnen verlopen. Dat
effect zou ook in gewone strafzaken kunnen worden
bereikt. Ongetwijfeld zullen zich, zoals in alle procedures,
hindernissen opwerpen. Daarvoor kan gaandeweg naar
oplossingen worden gezocht. Het uitgangspunt is dat de
procedure in een vroeger stadium en daarmee zorgvuldiger wordt voorbereid. Voorkomen worden de gevolgen van
de praktijk dat de betrokken functionarissen pas op een
laat moment (bij wijze van spreken de avond ....) voor de zitting naar het dossier gaan kijken en tegen allerlei omstandigheden aanlopen waaraan op dat ogenblik niets meer
kan worden gedaan anders dan de zaak aan te houden. Verder kan de rechtbank zich gerichter op de standpunten van
partijen oriënteren en naar de bewijsmiddelen kijken. Het
vonnis kan er alleen maar beter van worden.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
305
Reacties
243
Reactie op ‘De onzichtbare kosten van
controle- en selectieprocedures’
Namens het Gebiedsbestuur MAGW/NWO, prof. dr. P. Hooimeijer (voorzitter)
H
et NWO-Gebiedsbestuur
Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MaGW) heeft
kennis genomen van het artikel ‘De
onzichtbare kosten van controle- en
selectieprocedures. NWO-promotieprojecten op het terrein van Recht en
Bestuur als case study’ van professor
Wibren van der Burg (NJB 2012/2024,
afl. 36, p. 2528-2537). Het gebiedsbestuur heeft waardering voor de gedegen en constructieve wijze waarop van
der Burg een bijdrage levert aan de discussie over de efficiency en effectiviteit van ons wetenschapssysteem. Een
reactie is om die reden op zijn plaats.
De kern van het betoog van professor Van der Burg is dat de totale
kosten voor het schrijven, indienen,
en beoordelen van aanvragen in het
programma Onderzoekstalent van
NWO 12,7% bedragen van het totale
budget voor het programma. Als
alternatief stelt hij beoordeling binnen faculteiten voor. Dat zou de helft
van de kosten (het NWO-deel) bespa-
ren en daarmee geld voor een extra
promotiepost vrijmaken.
Het gebiedsbestuur stelt geen
vragen bij de kostenberekening, maar
vindt dat Van der Burg de baten van
een gedegen beoordeling onderschat.
De oordelen van ter zake kundige
referenten, die door NWO/MaGW bij
de beoordeling worden betrokken,
hebben een belangrijke toegevoegde
waarde voor de aanvrager, maar ook
voor de indienende faculteit. Terecht
constateert Van der Burg dat het niet
ongebruikelijk is dat goed beoordeelde voorstellen alsnog voor facultaire
financiering in aanmerking komen.
Daarnaast hanteren faculteiten deze
beoordelingen als criterium voor het
functioneren van de eigen wetenschappelijke staf. De onafhankelijkheid en gedegenheid van het oordeel
spelen daarbij een belangrijke rol,
omdat deze partijdigheid en willekeur uitsluiten.
Het Gebiedsbestuur MaGW
meent, alles afwegende, dat de door
professor Van der Burg berekende
marginale meerkosten van de beoordeling door NWO/MaGW ruimschoots opwegen tegen het kwaliteitsverlies die facultaire beoordeling
met zich meebrengt.
Blijft overeind dat ook voor het
Gebiedsbestuur het terugdringen
van de kosten een prioriteit is. Een
niet onbelangrijk deel van de kosten
wordt veroorzaakt doordat ook evident slechte voorstellen moeten
worden beoordeeld. Vandaar dat
MaGW de universiteiten heeft
gevraagd alleen voorstellen in te
dienen die een minimale interne
kwaliteitstoets hebben doorstaan.
Daarnaast speelt het te lage honoreringspercentage voor de als zeer
goed beoordeelde voorstellen een
rol. De kosten worden immers toegerekend aan de gefinancierde
voorstellen. Dat zou pleiten voor
verruiming van het budget voor
Onderzoekstalent in plaats van voor
afschaffing daarvan.
leidt tot een substantieel grotere output (of eventueel een betere kwaliteit
van de proefschriften), maar ik heb
aannemelijk gemaakt dat dit niet het
geval is. Tot mijn verbazing wordt dit
cruciale kritiekpunt niet betwist.
Daarmee lijkt MaGW zelf het failliet
van de procedure te erkennen, want
het primaire doel van NWO wordt
niet gerealiseerd. Nu beperkt de reactie zich tot twee ondergeschikte
neveneffecten – op zich al een merkwaardige argumentatiestrategie.
1) De NWO-beoordelingen zouden
een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de aanvrager
244
Naschrift
Wibren van der Burg1
H
et is te waarderen dat het
Gebiedsbestuur heeft gereageerd op mijn kritiek. Maar
helaas overtuigt de reactie niet, integendeel. MaGW bestrijdt niet dat de
huidige verdelingsprocedure veel geld
kost. Die kosten zouden alleen
gerechtvaardigd zijn als de procedure
306
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Reacties
omdat ze een objectief criterium
bieden voor het functioneren van
de wetenschappelijke staf. Voor de
Vernieuwingsimpuls (Veni, Vidi,
Vici) kan dit zo zijn, omdat daar de
kwaliteit van de aanvrager wezenlijk is. Maar bij Onderzoekstalentsubsidies draait het om de kwaliteit van de kandidaat (de
promovendus) en het voorstel (grotendeels door de kandidaat
geschreven). Toewijzing van een
dergelijke subsidie zegt dus weinig
over de kwaliteit van de aanvrager.
Dit argument is dus onhoudbaar.
2) Goed beoordeelde voorstellen zouden vaak alsnog gefinancierd wor-
den door de faculteit. Inderdaad,
maar dit is geen argument voor
het NWO-systeem. In sommige
gevallen vindt de faculteit middelen om een door de faculteit positief gewaardeerd voorstel alsnog te
honoreren. Maar dat facultaire oordeel is niet uitsluitend gebaseerd
op het NWO-oordeel; soms valt het
besluit al voor de uitslag van NWO
omdat men een excellente kandidaat niet kwijt wil raken.2 Ook het
argument van de meerwaarde voor
de faculteit faalt dus.
NWO suggereert dat universitaire voorselectie, waardoor ‘evident
slechte voorstellen’ afvallen, de kos-
ten kan terugbrengen. Dit is, zoals ik
in mijn artikel geadstrueerd heb,
een ernstige misvatting. De totale
beoordelingskosten worden juist
hoger. Ze worden echter deels verschoven van NWO naar de universiteiten en daardoor onzichtbaar –
maar dan alleen vanuit het Haagse
NWO-perspectief.3
De conclusie is dat de door
MaGW aangevoerde argumenten
empirisch onhoudbaar zijn en dat het
nieuwe beleid van voorselectie door
de universiteiten ineffectief en zelfs
contraproductief is. De wetenschap
verdient beter dan een dergelijk factfree wetenschapsbeleid.
Auteur
enkele jaren afgeschaft. Ik heb geen informatie dat andere
besparing opleveren op 8,4% beoordelingskosten. (De
1. Prof. mr. W. van der Burg is hoogleraar rechtsfilosofie en
faculteiten dit systeem wel hanteren.
4,3% kosten van de aanvragers blijven ongewijzigd, want
rechtstheorie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de
3. Overigens zou ook als dat niet meegeteld wordt, er
de slechte aanvragen worden wel geschreven, maar door
Erasmus Universiteit Rotterdam.
sprake zijn van een misvatting. Slechts ongeveer 20% van
de universiteiten weggefilterd.) Dat is een besparing van
de voorstellen is evident slecht. Zelfs als, for the sake of
1,7% van (8,4 plus 4,3 =) 12,7%. Dat is 13% van de
Noten
argument, we zouden aannemen dat we door een koste-
totale kosten – niet verwaarloosbaar, maar ik zou het ook
2. De Universiteit van Tilburg had vroeger een systeem
loze ingangstoets deze voorstellen kunnen wegfilteren
niet als ‘niet onbelangrijk’ willen aanduiden. Verbetering
waarbij door NWO met een A beoordeelde voorstellen
zonder vals-positieven en vals-negatieven – ik zou overi-
van de selectieprocedures waarop MaGW thans inzet,
gehonoreerd werden uit facultaire middelen, maar dat is
gens niet weten hoe – zou dat slechts maximaal 20%
biedt dus geen wezenlijke verlichting.
Op www.njblog.nl kunt het artikel ‘De onzichtbare kosten van controle- en selectieprocedures. NWO-promotieprojecten op het terrein van Recht en Bestuur als case study’ van Wibren van der Burg alsmede deze reactie en
het naschrift lezen en deelnemen aan de discussie.
AANWIJZINGEN VOOR AUTEURS
Het verdient aanbeveling vóór het inzenden van artikelen contact
op te nemen met het redactiebureau; dit kan dubbel of vergeefs werk
voorkomen.
žOpinies zijn in beginsel gebonden aan de omvang van één pagina.
Dit is 800 woorden.
žôüàėÐðäąĭĊĊėàäėĤÛėôäýO&M omvatten maximaal 1200 woorden.
žôüàėÐðäąĭĊĊėàäėĤÛėôäýReacties blijven binnen de 600 woorden
Het NJB kent verschillende soorten hoofdartikelen. Voor alle artikelen
en een naschrift binnen de 300 woorden.
geldt dat de auteur in de eerste alinea’s duidelijk maakt aan de NJBlezers waarom dit artikel interessant is om verder te lezen.
- Noten kunnen alleen bij artikelen worden geplaatst; daarin geen
meningen, toelichtingen of andere uitweidingen, maar alleen
žWetenschappelijke artikelen: omvang inclusief notenapparaat
3 000 tot maximaal 5 000 woorden. Uitgebreidere versies kunnen
op de NJB-site worden geplaatst. Deze artikelen voldoen aan de
maatstaven van het wetenschappelijk forum. Zij vermeerderen de
vindplaatsen.
- Meestal ontvangt de auteur binnen 1 maand bericht of de inzending zal worden geplaatst.
- Artikelen of andere bijdragen die elders in dezelfde of vrijwel dezelf-
bestaande kennis met relevante nieuwe inzichten die methodisch
de vorm zijn of worden gepubliceerd worden niet aanvaard.
worden verantwoord.
Bij inzending dient vermeld te worden of en waar het artikel of de
Auteurs van wetenschappelijke artikelen kunnen de redactie verzoeken hun artikel aan peer review te laten onderwerpen. Meer informatie op www.njb.nl onder Voor Auteurs
žLessen voor de praktijk: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2 500 woorden. Dit is een analyse van een expert met als
doel de praktijk te informeren over ‘best practices’.
žFocus: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2500 woorden. Deze artikelen geven een schets en ordening van interessante
andere bijdrage eveneens ter plaatsing is aangeboden.
- Auteurs die bij een zaak of onderwerp waarover zij in het NJB willen schrijven, betrokken zijn of zijn geweest, dienen dat in een
voetnoot te vermelden met een korte uitleg van de aard van hun
betrokkenheid.
- Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen
aan het NJB impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB.
actuele ontwikkelingen in een deelgebied.
žEssays: indicatie van de omvang 3 000 woorden. Dit is een prikke-
Een uitgebreide toelichting op het bovenstaande is te lezen in de
lende beschouwing over een breder onderwerp. Verwijzingen staan
brochure Schrijven voor het NJB, te vinden op www.njb.nl onder
bij voorkeur in de tekst zelf.
Voor Auteurs
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
307
245
Reacties
Tolken en vertalen in strafzaken op orde
Nederland voldoet wél aan EU-richtlijn 2010/64
Han von den Hoff1
I
n het NJB van 14 september2
plaatste mevrouw mr. M. de Leeuw
enkele kritische kanttekeningen bij
de wijze waarop Nederland met (onder
andere) de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv)3 invulling geeft aan EUrichtlijn 2010/64 inzake het recht op
vertolking en vertaling in strafzaken.4
Op deze plek wil ik de werking van de
Wbtv verder belichten en aantonen
dat Nederland met deze wet wel degelijk voldoet aan de richtlijn.
Wat regelt de richtlijn?
De Europese Richtlijn 2010/64 waarborgt de rechten van verdachten in
strafzaken via adequate vertolking en
vertaling. De regels beschrijven procedures voor het vaststellen van de
moedertaal en de taalvaardigheid in
de ‘inheemse’ taal (in ons geval het
Nederlands) van een verdachte.5 De
richtlijn geeft aan bij welke onderdelen van een strafrechtelijk onderzoek
of proces een tolk beschikbaar moet
zijn en welke documenten vertaald
moeten worden.6 De lidstaten dienen
verder een register van gekwalificeerde tolken en vertalers in te richten en
voorzieningen te treffen om de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten in
strafzaken te optimaliseren (onder
andere via een klachtenregeling en
opleidingen van degenen die met tolken en vertalers werken).
Wet beëdigde tolken en
vertalers
Nederland kent al voorzieningen die
de rechten van anderstalige verdachten waarborgen. Waar nodig zetten justitie-instanties tolken en vertalers in
strafrechtelijke procedures in. Ook
voor het overleg tussen advocaat en
verdachte zijn deze diensten beschikbaar. Alle kosten worden door de overheid vergoed. Hiermee speelde de overheid vooral in op art. 6 lid 3 (sub a en
e) EVRM.7 De wetgeving die op basis
van Richtlijn 2010/64 op dit moment
in de Tweede Kamer voorligt,8 zal vooral de bestaande praktijk codificeren.
308
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
De Wbtv vormt sinds 1 januari
2009 een belangrijk onderdeel van
dit systeem. Met deze wet liep Nederland feitelijk (op onderdelen) vooruit
op de EU-richtlijn.
Kern van de Wbtv is een register9 met gegevens van beëdigde tolken en vertalers. Om voor inschrijving en beëdiging in aanmerking te
komen, moeten de tolken en vertalers beschikken over in de wet
genoemde competenties en integriteit.10 Belangrijk is ook de wettelijke
afnameplicht,11 die (onder andere)
politie, OM, gerechten en Koninklijke
Marechaussee dwingt om in straf(en vreemdelingen)zaken een beëdigde tolk of vertaler in te schakelen.
Keuze voor algemene eisen
Mevrouw De Leeuw stelt dat dit
Nederlandse systeem niet voldoet
aan de eisen van de richtlijn, omdat
voor inschrijving in het Register
beëdigde tolken en vertalers kennis
van het strafrecht geen eis is en
bovendien niet alle beëdigde tolken
en vertalers minimaal een bachelorsdiploma hebben behaald.
De Europese richtlijn spreekt echter slechts in zeer algemene termen
over de kwaliteit van deze tolken en
vertalers,12 maar noemt daarbij geen
specifieke kennis of vaardigheid die
vereist zijn, noch een opleidingsniveau.
Dat de wetgever ervoor heeft gekozen om kennis van het strafrecht
niet als basiseis voor inschrijving in
het Rbtv en beëdiging op te nemen,
is ook te verdedigen:
– In de Wbtv worden alle wettelijke
eisen voor de kwaliteit van tolken
en vertalers geüniformeerd.13 De
norm voor taaldiensten in strafzaken moest met ander woorden
dezelfde zijn als die voor het zogenoemde gewaarmerkt (beëdigd)
vertalen. Het gaat hier echter
slechts zelden om documenten in
het kader van strafrecht. Daardoor
zou het niet zinvol zijn voor alle
beëdigde vertalers kennis van het
strafrecht te eisen. Deze kennis is
daarom niet als basiseis voor registratie en beëdiging opgenomen.
– Tevens wilde de wetgever het register toegankelijk maken voor andere opdrachtgevers die kwalitatief
goede en integere beëdigde tolk of
vertaler zoeken. Ook hier hoeft
kennis van het strafrecht geen
voorwaarde te zijn.
– De afnameplicht uit art. 28 Wbtv
geldt ook voor het vreemdelingenrecht. Dwingende kennis van het
strafrecht zou ook hier zijn doel
voorbij schieten.
– Voor veel onderdelen van strafrechtelijke procedures (verhoren.
Overleg) is gespecialiseerde kennis
niet altijd nodig om goed te kunnen tolken.
Specialisatie is mogelijk
Ondanks het gegeven dat de EUrichtlijn de inzet van gespecialiseerde tolken en vertalers niet eist, kent
het Nederlandse systeem wel degelijk
een voorziening om bij voorkeur tolken en vertalers met kennis van het
strafrecht in te kunnen zetten. De
Wbtv biedt namelijk de mogelijkheid14 naast de inschrijving op basis
van algemene competenties, aanvullende bekwaamheden (specialisaties)
te vermelden.
Sinds 1 juli 2012 hanteert de
Raad voor Rechtsbijstand als beheerder van het Rbtv15 een specialisatiebeleid16 waardoor gespecialiseerde
tolken en vertalers in strafrecht eenvoudig in het register zijn te vinden.
Tolkopleiding op
bachelorniveau
In tegenstelling tot hetgeen
mevrouw De Leeuw stelt, beschikt
het overgrote deel van de beëdigde
tolken over een bachelor- of een
daarmee vergelijkbaar tolkdiploma.
Terwijl de wet, noch de richtlijn een
opleidingsniveau als ondergrens
noemen.
Reacties
Voor de Nederlandse situatie is
het Besluit btv17 enigszins richtinggevend. Dat stelt echter slechts dat
de tolk of vertaler die een bachelorsdiploma heeft, daarmee kan aantonen over de benodigde kennis en
vaardigheden uit art. 3 Wbtv te
beschikken. Maar niet dat dit niveau
de norm voor alle inschrijvingen is.
De Raad voor Rechtsbijstand
beschouwt het bachelorniveau echter wel degelijk als norm voor
inschrijving in het Rbtv bij diegenen
die zo’n diploma niet kunnen overleggen18 en anderszins willen aantonen te beschikken over de wettelijke
competenties.19 De meeste tolken
hebben daartoe een speciale tolktoets ondergaan of zijn positief
beoordeeld door een commissie van
deskundigen.20
tijdens de parlementaire behandeling21 geschrapt.
Inzet beëdigde aanbieders
als norm
Naast instanties die onder de
afnameplicht uit art. 28 Wbtv vallen,
heeft de overheid de verworvenheden van de Wbtv ook geïncorporeerd
in de contracten met bemiddelingsbureaus. Die moeten daardoor eveneens waar mogelijk een beëdigde tolk
of vertaler inzetten. Voor het tolken
bij cliënt-advocaatcontacten controleert de Raad voor Rechtsbijstand de
naleving van deze verplichting diepgaand. Daaruit blijkt dat deze diensten na een tumultueuze start in
2010 inmiddels ruim binnen de contractuele marges worden geleverd.
Uitwijklijst redelijk alternatief
Lagere eisen veel vertalers
een zogenoemde Uitwijklijst.22
Een recente uitspraak van de
Raad van State23 noopt tot heroverweging van dat beleid, in elk geval
waar het gaat om de beheersing van
de vreemde taal.
Maar desondanks biedt de Uitwijklijst Wbtv opdrachtgevers in het
strafrecht de mogelijkheid tolken en
vertalers te vinden die de Nederlandse en vreemde taal en cultuur redelijk beheersen en aantoonbaar
beschikken over enige tolk- c.q. vertaalvaardigheid en een recente Verklaring omtrent gedrag. Tolken en
vertalers op de Uitwijklijst vallen, net
als beëdigde tolken en vertalers,
onder de werking van de Gedragscode die in het kader van de Wbtv is
ontwikkeld,24 de wettelijke klachtenregeling25 en moeten bijscholing volgen om hun plaatsing te verlengen.26
Met dit beleid is op een creatieve manier invulling gegeven aan het
doel van deze wettelijke bepaling.
Tolken en vertalers die niet aan de
strenge eisen voor inschrijving in het
Rbtv kunnen voldoen, kunnen vaak
wel worden geplaatst op de Uitwijklijst Wbtv. En opdrachtgevers hebben
daarmee énige zekerheid met betrekking tot de kwaliteit en integriteit
van tolken en vertalers in minder
gangbare talen.27
Bij beëdigde vertalers ligt de situatie
anders. Door de overgangsbepalingen
uit art. 37 Wbtv zijn veel vertalers in
2009 en 2010 in het Rbtv ingeschreven omdat ze al beëdigd waren
onder de voormalige Wet beëdigd
vertalers uit 1878. De eisen die deze
wet verbond aan beëdiging waren
aanzienlijk lager dan die uit de Wbtv.
Aanvankelijk was het de bedoeling
van de wetgever dat deze vertalers na
een eerste inschrijfperiode van vijf
jaar alsnog via opleidingen en toetsen moesten aantonen te voldoen
aan de eisen uit art. 3 Wbtv. Onder
druk van de beroepsorganisaties van
tolken en vertalers is deze bepaling
Terecht plaatst mevrouw De Leeuw
kanttekeningen bij de wijze waarop
invulling is gegeven aan art. 2 lid 3
Wbtv. Deze bepaling introduceert
een lijst waarop tolken en vertalers
kunnen worden ingeschreven voor
een taal waarvoor toetsing van taalen cultuurkennis niet mogelijk is.
Maar hoe kan worden vastgesteld dat
iemand een taal beheerst als toetsing
van taalkennis onmogelijk is? En
beperkt de beschikbaarheid van taaltoetsen zich tot Nederland of moet
ook over de grenzen worden gekeken? Om aan deze uitvoeringvragen
tegemoet te komen, heeft de Raad
voor Rechtsbijstand uitvoeringsbeleid ontwikkeld door plaatsing op
Auteur
6. Overweging 30 en art. 1 lid 2, art. 2, art. 3 EU-richtlijn
16. Besluit specialisatie, Stcrt. 2012, nr. 12 134, d.d. 18 juni
1. J.H.M. von den Hoff is binnen de Raad voor Rechtsbij-
2010/64.
2012 en Besluit aanwijzen specialisaties, Stcrt. 2012, nr.
stand verantwoordelijk voor uitvoering van de Wbtv. Voor
7. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Men-
12 136, d.d. 18 juni 2012.
de inwerkingtreding van de wet beheerde hij namens de
sen de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Pro-
17. Besluit van 11 december 2008, houdende regels inzake
Raad voor Rechtsbijstand al enkele jaren het vergelijkbare
tocol Nr. 11.
de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers
Kwaliteitsregister Wbtv. Hij participeert in diverse gremia die
8. Kamerstukken II 33 355.
(Besluit beëdigde tolken en vertalers), Stb. 2008, nr. 555.
de kwaliteit van tolken en vertalen, al dan niet binnen het
9. Art. 2 Wbtv.
18. Beleid inschrijving Rbtv, Stcrt. 68, 9 april 2009 en ‘Kader
justitiedomein, proberen te versterken en waarborgen.
10. Art. 3 Wbtv.
voor tolk- en vertaaltoetsen’, 17 november 2011.
11. Art. 28 Wbtv.
19. Art. 8, lid 1 sub b Besluit btv.
Noten
12. Art. 2 lid 8, art. 3 lid 9 en art. 5 EU-richtlijn 2010/64.
20. Art. 2 Besluit btv.
2. Mieke de Leeuw, ‘Tolken en vertalers’, NJB 2012/1816,
13. Memorie van Toelichting Wbtv, dossiernr. 29 936, nr. 3.
21. Vijfde nota van wijziging, dossierstuk 29 936, nr. 9.
afl. 31, p. 2191.
14. Art. 2 lid 1 sub d Wbtv en art. 10 lid 2 Besluit btv.
22. Beleid Uitwijklijst Wbtv 2009, aangevuld bij, Stcrt. 2011,
3. Wet van 11 oktober 2007, houdende regels inzake de
15. Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 9
nr. 23 956, d.d.30 december 2011.
beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de inte-
december2008, nr. 5577676/08, houdende aanwijzing tot
23. LJN BY0403, Raad van State , 201106108/1/A3 d.d. 17
griteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tol-
bewerker en verlening van mandaat en machtiging van de
oktober 2012.
ken en vertalers), Stb. 2007, nr. 375.
Minister van Justitie aan de Raad voor Rechtsbijstand te
24. Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de
4. Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de
’s-Hertogenbosch betreffende het register beëdigde tolken
Wbtv, Stcrt. 2009, nr. 15 358, d.d. 14 oktober 2009.
Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertol-
en vertalers (Regeling aanwijzing bewerker en mandaat
25. Art. 16 e.v. Wbtv, art. 15 e.v. Besluit btv.
king en vertaling in strafprocedures.
register beëdigde tolken en vertalers), Stcrt. 2008 nr. 2502,
26. Art. 10 Beleid Uitwijklijst Wbtv.
5. Overweging 21 EU-richtlijn 2010/64.
d.d. 24 december 2008.
27. Art. 28 lid 4 Wbtv.
Uitvoering in ontwikkeling
Sinds de inwerkingtreding van de
wet in 2009 heeft de Raad voor
Rechtsbijstand, in samenspraak met
het veld van tolken en vertalers,
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
309
Reacties
opleidingsinstituten, de wetenschap
en andere belanghebbenden, de uitvoeringspraktijk steeds verder vorm
gegeven. Bijvoorbeeld via beleid over
de verplichte bijscholing,28 een kader
voor taal-29 en tolk- en vertaaltoetsen.30 De Stichting Nationale Examens Vertalen en Tolken (SNEVT), die
al geruime tijd examens verzorgt
voor het reguliere hbo-tolk- en vertaalonderwijs, biedt deze laatste toetsen in steeds meer talen aan. Bureau
Wbtv verzorgt die dus niet zelf, zoals
mevrouw De Leeuw in haar artikel
stelt.
In voorbereiding zijn aanvullende mogelijkheden om inschrijving te
realiseren zonder hbo-diploma en
regels voor de verlenging van de
inschrijving, maar ook aangepast
beleid voor permanente educatie en
plaatsing op de Uitwijklijst Wbtv.
Conclusie
De Wbtv is zeker geen perfecte wet.
Op onderdelen zijn bepalingen erg
algemeen (de competenties en hun
niveau uit art. 3 Wbtv) of niet goed
genoeg uitgewerkt (de wijze waarop
tolken en vertalers zonder bachelorsdiploma kunnen aantonen te
beschikken over de vereiste competenties). Sommige cruciale procedures (afnameplicht, indienen klachten)
ogen relatief vrijblijvend en de overgangsbepalingen uit art. 37 Wbtv
hadden beter gekund. Maar de uitvoeringspraktijk heeft voor al deze
complicaties werkbare oplossingen
bedacht of werkt daar aan. Daarmee
zorgt de Wbtv er wel degelijk voor
dat de rechten van anderstalige verdachten in strafzaken beter worden
gewaarborgd. Met de Wbtv voldoet
Nederland aan de EU-richtlijn
2010/64.
28. Art. 11 e.v. Besluit btv, Besluit Permanente educatie Wbtv
(vigerende versie: Stcrt. nr.23 957 d.d. 30 december 2011).
29. http://www.bureaubtv.nl/tolk-vertaler/AanwijzenDeskundige.cfm.
30. http://www.bureaubtv.nl/pdf/Kader%20voor%20
tolk%20en%20vertaaltoetsen.pdf.
246
Naschrift
Mieke de Leeuw1
I
n zijn reactie op mijn artikel
bevestigt Von den Hoff de grondslagen van mijn kritiek, maar gaat
daar niet of nauwelijks op in. In dit
naschrift beperk ik mij tot de kwaliteit
van tolken en vertalers in strafzaken,
het onderwerp van mijn artikel.
De EU-richtlijn is uitgevaardigd
voor tolk- en vertaaldiensten in strafzaken. Het Rbtv daarentegen is, zoals
Von den Hoff betoogt, een algemeen
register en reeds daarmee strijdig
met de richtlijn. Voor inschrijving in
het Rbtv is naar zijn mening, merkwaardig genoeg, geen vakdiploma
vereist en kennis van het strafrecht
onnodig voor diensten in strafzaken.
In de meeste landen is inmiddels
voorzien in universitaire vakopleidingen, terwijl in Nederland ook
hbo-opleidingen bestaan. Daarom
koos de EU-wetgever voor de bewoording: naar behoren gekwalificeerd
(art. 5 lid 2), waarbij het uitgangspunt een vakdiploma (hbo of universitair) van een onafhankelijke onderwijsinstelling is. Het Bureau Wbtv is
dat niet. In de nationale wet (art. 3
310
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Wbtv) staan als kernvereisten: tolken vertaalvaardigheid. Inschrijving
zonder diploma kan alleen voor talen
waarvoor geen opleiding is.2
In art. 2 lid 8 en art. 3 lid 9 van
de richtlijn staat voorts dat diensten
van voldoende kwaliteit moeten zijn.
Om daaraan te voldoen is mijns
inziens – anders dan Von den Hoff
betoogt – in de gehele strafrechtketen specialistische kennis alsmede
specifieke tolk- en vertaalvaardigheid
broodnodig. Begin jaren negentig is
daartoe in samenwerking met het
toenmalige Ministerie van Justitie de
Stichting Instituut Gerechtstolken en
Vertalers (SIGV) opgezet, juist omdat
voor straf- en vreemdelingenzaken
specifieke kennis en vaardigheden
zijn vereist en de bestaande opleidingen daarin niet voorzagen. Deze deeltijdopleiding is het sluitstuk van een
beroepsopleiding tot gerechtstolk en/
of juridisch vertaler, normaliter gaat
daar een hbo-basisopleiding aan
vooraf.
Om het belang van de geschetste specialistische kennis te illustre-
ren noem ik art. 275 lid 2 Sv (ten
bezware van de verdachte wordt geen
acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen,
zonder dat dit voor hem vertolkt is)
waaruit volgt dat vertolking van het
requisitoir absoluut vereist is en dat
kan alleen simultaan, zoals ook verhoren bij de politie, de RC en de IND.
Een SIGV-diploma (of op te zetten
geaccrediteerde universitaire dagopleiding die mijns inziens wel wat
zwaarder mag zijn) is dan ook onontbeerlijk. Alle SIGV-tolken tolken
simultaan, ook al is dat niet apart
vermeld op het SIGV-diploma.
Von den Hoff bevestigt dat een
substantieel deel van de tolken
(ongeveer 1/3) en het merendeel van
de vertalers (ongeveer 2/3) in strijd
met de richtlijn en evenzeer in strijd
met de nationale wet in het Rbtv is
ingeschreven. Het gaat om personen
die niet zijn getoetst op tolk- en/of
vertaalvaardigheid. Daar komt bij dat
het Bureau Wbtv onlangs alle opleidingsgegevens zonder enig overleg
met de beroepsgroep van de site
Reacties
heeft gehaald. Afnemers kunnen niet
meer selecteren op grond van opleiding (geen, hbo of SIGV). Dat is
opmerkelijk, temeer daar vermelding
van die gegevens juist in een algemeen register, voor afnemers alsook
vanuit het oogpunt van transparantie, van essentieel belang en van grote toegevoegde waarde is.
De vermelding van specialisaties is, ruim twaalf jaar nadat dit in
het kader van het toenmalige kwaliteitsregister (ktv) was toegezegd, in
gang gezet naar aanleiding van een
rapport van de Nationale ombudsman. Het lukt echter slechts weinigen die vermelding te realiseren
omdat daarvoor, anders dan voor de
inschrijving in het register, aanvullende eisen worden gesteld. De vermelding geldt slechts voor een jaar,
terwijl de reguliere inschrijving vijf
jaar geldig is. De afnemers kennen
deze specialisatie niet en evenmin is
aan de vermelding een afnameplicht
verbonden. Daarbij komt dat de
gerechten sinds enkele maanden niet
meer bij voorkeur SIGV-tolken en
-vertalers inschakelen zoals voorheen, maar enkel nog op postcode
selecteren. Dat gaat ten koste van de
kwaliteit van de rechtspleging en
wanneer niet simultaan wordt
getolkt (consecutief tolken duurt veel
langer) komt het tot vertragingen die
gepaard gaan met aanzienlijke kostenstijgingen. Door deze concurrentievervalsing kunnen specialisten
niet langer op kwaliteit concurreren
en worden dus juist de in strafzaken
gespecialiseerde tolken en vertalers
uit de markt gewerkt. Dat brengt een
verlies mee van kostbare specifieke
kennis die steeds zeldzamer wordt.
Dat schaadt niet alleen de betrokken
specialisten, maar vooral ook de
rechten van de verdediging, die de
EU-richtlijn nu juist beoogt te waarborgen.
Von den Hoff gaat geheel voorbij aan mijn kritiek dat de Uitwijklijsten zijn ingericht voor talen waarvoor in Nederland een diploma kan
worden behaald en niet zoals voorzien voor exotische talen. Hij vraagt
zich af of we voor toetsing van tolkvaardigheid in ‘kleine’ talen over de
grens moeten gaan, terwijl de Lessius-Hogeschool vlak over de grens in
Antwerpen huist en toetsing bovendien telefonisch kan plaatsvinden,
mits in samenwerking met geaccrediteerde onderwijsinstellingen.
Evenmin reageert hij op mijn
stelling over de hoge, volstrekt
onnodige, bemiddelingskosten.
Zolang er geen onafhankelijk toezicht bij de bemiddelaars en geen
kwaliteitscontrole van geleverde
diensten plaatsvindt, zal men doorgaan met het inschakelen van goedkope krachten en het behalen van
woekerwinsten op met gemeenschapsgeld gefinancierde diensten.
Er zijn mij voorbeelden gemeld van
aan tolken en vertalers betaalde
tarieven rond 30% van de officiële
tarieven van het Btis 2003. Telefonisch wordt overal (ook ver over de
grens) getolkt door niet identificeer-
bare personen en strafrechtelijke
stukken worden niet-geanonimiseerd rondgestuurd aan meerdere
potentiële dienstverleners (ook ver
over de grens) hetgeen afbreuk doet
aan de vertrouwelijkheid. De
beroepsverenigingen verzetten zich
al jarenlang fel tegen de uitbesteding aan bemiddelaars, de enige
partij die garen spint bij het ‘creatieve’ beleid van het Bureau Wbtv.
Opschonen dus dat register, schrappen die uitwijklijsten, kandidaten
verwijzen naar opleidingsinstellingen die opleidingen voor alle talen
verzorgen, stoppen met de uitbesteding van diensten en die overlaten
aan hen die daartoe speciaal zijn
opgeleid! De afnameplicht koppelen
aan het bestaande register voor strafen vreemdelingenzaken van de SIGVopleiding (www.sigv.nl)! Wellicht
wordt het tijd om het beheer van het
nationale register onder te brengen
bij de beroepsgroep. Dan kan ook
eens worden gesnoeid in de wildgroei van PE-cursussen, die met permanente beroepseducatie veelal weinig van doen hebben.
Auteur
1. Mr. M.A.J. de Leeuw is gerechtstolk en juridisch vertaler
Italiaans.
Noten
2. Art. 3 Besluit Inschrijving: Indien voor een vaardigheid en/
of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
311
Rechtspraak
Aanbevolen citeerwijze:
de dat een onderzoek naar de
omzeilen. Zeker nu de informatie waarmee de
NJB 2013/ … (nummer uitspraak)
vingerafdrukken tot de identificatie van hun
bron wordt geïdentificeerd ook informatie
bron zou kunnen leiden. Naar het oordeel
bevat over de wijze waarop de informatie is
EHRM
312
van de rechtbank is het recht van klager
verkregen en nog ongepubliceerde informatie.
Hoge Raad (civiele kamer)
313
zoals beschermd door art. 10 EVRM niet
Vervolgens staat het Hof stil bij de vraag of
Hoge Raad (strafkamer)
317
geschonden: van een actieve medewerkings-
de inmenging is voorzien bij wet. De Wet op
plicht van de journalisten bij het openbaar
de inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2002
maken van de bron is geen sprake. De
biedt de vereiste wettelijke basis. Aan het
Europees Hof voor de
Rechten van de Mens
bescherming van staatsgeheimen rechtvaar-
vereiste van ‘voorzienbaarheid’ is volgens het
digt voorts de inmenging in het recht op
Hof ook voldaan nu van de journalisten mag
Deze rubriek wordt verzorgd door onderzoe-
bronbescherming. De Hoge Raad wijst het
worden verwacht dat zij ervan op de hoogte
kers van de Universiteit Leiden, de VU
cassatieberoep van de Telegraaf af.
waren dat in reactie op de publicatie van
Amsterdam en de RU Nijmegen. Onderstaan-
Vanwege de vermeende inzet van geheime
onrechtmatig verkregen AIVD informatie
de bewerking is verzorgd door T. de Jong (Uni-
toezichtsbevoegdheden (waaronder het tap-
geprobeerd zou worden de herkomst van
versiteit Leiden). Alle uitspraken van het
pen van de telefoon) zijn de journalisten in
deze informatie te achterhalen.
EHRM staan op www.echr.coe.int; een selec-
juni 2006 een civiele procedure tegen de
Tot slot gaat het Hof in op de vraag naar de
tie verschijnt uiteindelijk in Reports of Judg-
staat gestart. Zij stelden dat de inzet van deze
aanwezigheid van speciale waarborgen voor
ments and Decisions. De uitspraken van
bevoegdheden onrechtmatig is. De staat
journalisten teneinde hun bronnen te
kamers van het EHRM worden drie maanden
heeft de inzet van de bevoegdheden niet
beschermen. In deze zaak ziet de inzet van
na de uitspraakdatum definitief, tenzij er
bevestigd, noch ontkend. De Hoge Raad heeft
de geheime toezichtsbevoegdheden op het
intern appel wordt ingesteld bij de Grote
uiteindelijk geoordeeld dat de journalistieke
achterhalen van de bron van de journalisten.
Kamer van het Hof.
bronbescherming niet absoluut is, en dat de
Het Hof benadrukt het belang van toezicht
inzet van speciale bevoegdheden niet op
op de inzet van de toezichtsbevoegdheden
voorhand moet worden uitgesloten.
door een rechter of een adequate onafhanke-
In november van datzelfde jaar zijn de journa-
lijke autoriteit. Te meer gelet op het gevaar
listen door de rechtbank als getuigen onder-
van misbruik als ook de schadelijke gevolgen
vraagd in een strafprocedure tegen de drie
voor de samenleving. In deze zaak ontbrak
Inzet speciale toezichtsbevoegdheden.
personen die ervan verdacht werden AIVD
het aan een voorafgaande beoordeling waar-
Afluisteren journalisten door AIVD. Vooraf-
informatie te hebben gelekt. De journalisten
bij de inzet van de speciale toezichtsbevoegd-
gaande beoordeling door rechter of onaf-
weigerden de vragen te beantwoorden, waar-
heden kon worden voorkomen of beëindigd.
hankelijke autoriteit ontbreekt. Adequate
op zij in gijzeling zijn genomen. De rechtbank
Daar komt bij dat een beoordeling achteraf
waarborgen voor bronbescherming journa-
heeft hen echter na een paar dagen vrij gela-
de vertrouwelijkheid van de journalistieke
listen afwezig. Verplichting overleggen van
ten vanwege het belang dat wordt gehecht
bronnen niet kan herstellen.
documenten aan AIVD. Schending art. 8 en
aan de journalistieke bronbescherming.
In het ontbreken van deze speciale waarbor-
art. 10 EVRM.
Bovendien gaat het argument van de staats-
gen bij wet bij de inzet van speciale toe-
veiligheid hier niet op, nu in de media bekend
zichtsbevoegdheden tegen journalisten ten-
is geworden dat de documenten ook buiten de
einde hun bron te achterhalen, vindt het Hof
AIVD beschikbaar zijn, aldus de rechtbank.
een schending van art. 8 en 10 EVRM.
247
22 november 2012, appl.nr. 39315/06
(EVRM art. 8 en 10)
Ten tweede gaat het Hof in op het bevel aan de
Telegraaf Media Nederland Landelijke
B. Procedure in Straatsburg
Telegraaf tot het overleggen van de AIVD docu-
Op 29 september 2006 hebben klagers een
menten. Van een inmenging in art. 10 EVRM is
A. Feiten
klacht ingediend bij het Europees Hof voor
sprake (bronbescherming wordt beschermd
Eerste klager in deze zaak is de Telegraaf
de Rechten van de Mens. Klagers hebben
door art. 10 EVRM), aan het vereiste van een
Media Nederland Landelijke Media B.V. (hier-
hierbij een beroep gedaan op artikel 8 EVRM
wettelijke basis is voldaan, als ook aan het ver-
na: de Telegraaf). Tweede en derde klager zijn
(recht op privacy) en artikel 10 EVRM (vrij-
eiste van een legitiem doel. Vervolgens gaat
de voor de Telegraaf werkzame journalisten
heid van meningsuiting).
het Hof in op de vraag of de beperking ook
Media B.V. e.a. vs. Nederland
noodzakelijk was in een democratische samen-
De Haas en Mos (hierna: de journalisten).
Deze twee journalisten hebben in januari
C. Uitspraak van het Hof
leving. Het benadrukt allereerst het belang van
2006 een artikel gepubliceerd over de Alge-
(Derde Kamer: Casadevall, Myjer, Gyulumyan,
de bescherming van journalistieke bronnen
mene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
Šikuta, Guerra, Tsotsoria, Pardalos)
teneinde de rol van ‘publieke waakhond’ te
(AIVD) waaraan vertrouwelijke informatie
Allereerst gaat het Hof in op de inzet van de
kunnen vervullen en betrouwbare en accurate
ten grondslag lag, die bovendien ook in han-
speciale bevoegdheden. In het onderhavige
informatie te kunnen publiceren. Alleen het
den was gekomen van de Amsterdamse
geval behandelt het Hof dit deel van de klacht
zwaarwegende maatschappelijke belang (‘over-
onderwereld. Hierop heeft de Rijksrecherche
onder art. 8 EVRM en art. 10 EVRM gelijktijdig.
riding requirement in the public interest’) kan
de Telegraaf verzocht om de documenten te
Het Hof stelt vast dat er sprake is van een
een dergelijk bevel rechtvaardigen. Het achter-
overhandigen, waarop de Telegraaf vervol-
inmenging in de rechten van de journalisten
halen van de identiteit van de personen werk-
gens (nadat overigens eerst is geprobeerd om
onder art. 8 en 10 EVRM. Hoewel de AIVD met
zaam bij de AIVD die de informatie aan de
tot een overeenkomst te komen) beroep
de inzet van de geheime toezichtsbevoegdhe-
journalisten zouden hebben verstrekt, recht-
heeft ingesteld bij de rechtbank. De Telegraaf
den beoogd heeft te achterhalen wie de infor-
vaardigt het overhandigingsbevel niet. Ten
deed hierbij een beroep op haar journalistie-
matie heeft gelekt, oordeelt het Hof dat de
eerste had de AIVD zelf de identiteit kunnen
ke privileges ten aanzien van de openbaar-
AIVD met de inzet van deze bevoegdheden de
achterhalen door te bepalen wie toegang had
making van journalistieke bronnen en meen-
journalistieke bronbescherming heeft willen
tot de bewuste documenten. Het terughalen
312
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Rechtspraak
van de documenten vindt het Hof een legitie-
van diensten, getuigt niet van een onjuiste
niet onder het bereik van Richtlijn 92/50/EEG
me reden van de AIVD. Echter, dit is onvol-
rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of
valt en daarom niet aanbestedingsplichtig is.
doende voor het bevel tot overhandiging van
ontoereikend gemotiveerd. 2. Transparan-
P1 heeft onvoldoende onderbouwd dat bij de
de documenten. Bovendien is de informatie
tieverplichting. De uit het EG-Verdrag voort-
Overeenkomst van 2003 sprake was van een
toch al bekend bij criminelen, een overhandi-
vloeiende transparantieverplichting is van
duidelijk grensoverschrijdend belang. Daarom
ging van de documenten brengt hier geen ver-
toepassing wanneer een in een andere lid-
kan niet worden aangenomen dat de gemeen-
andering in. Tot slot overweegt het Hof dat de
staat gevestigde onderneming in de conces-
te op grond van een Europeesrechtelijke trans-
daadwerkelijke overhandiging van de docu-
sie geïnteresseerd kan zijn. Het oordeel van
parantieverplichting gehouden was een ‘soort’
menten niet nodig is: een vernietiging na
het hof dat onvoldoende onderbouwd is dat
aanbestedingsprocedure te volgen. Voor het
inspectie dat de (kopieën van de) documenten
daarvan sprake is, getuigt niet van een
antwoord op de vraag of sprake is van staats-
compleet zijn, volstaat.
onjuiste rechtsopvatting en is toereikend
steun, is beslissend of het rendement op de
Naar het oordeel van het Hof ontbreekt het
gemotiveerd. 3. Staatssteun. Voor de beant-
Overeenkomst van 2003, indien de betaling
aan de zijde van de staat aan relevante en vol-
woording van de vraag of bij een overeen-
voor goodwill wordt weggedacht, substantieel
doende redenen voor het bevel de documen-
komst een voordeel is verstrekt dat niet
hoger is dan een marktconform rendement. In
ten te overhandigen: schending art. 10 EVRM.
langs normale commerciële weg zou zijn
verband met het voornemen om dienaangaan-
verkregen, zijn de ten tijde van het aangaan
de een deskundigenbericht te gelasten, heeft
D. Slotsom
van de overeenkomst kenbare marktsitua-
het hof de zaak naar de rol verwezen. Het hof
Het Hof oordeelt unaniem dat art. 8 en art.
tie en voorzienbare marktontwikkelingen
heeft tussentijds cassatieberoep opengesteld.
10 EVRM geschonden zijn ten aanzien van de
bepalend. Niet valt in te zien waarom art.
inzet van speciale bevoegdheden door de
108 VWEU zich principieel zou verzetten
Hoge Raad
AIVD bij de journalisten. Het Hof oordeelt
tegen het uitspreken van partiële nietig-
In het incidentele beroep: de klachten betref-
met vijf stemmen tegen twee dat art. 10
heid van een rechtshandeling.
fen de verwerping van het beroep op rechts-
EVRM geschonden is ten aanzien van het
bevel om documenten te overhandigen.
verwerking. Het hof heeft overwogen dat zui(VWEU art. 49, 56, 107 en 108; BW art. 3:41)
Het Hof veroordeelt Nederland onder art. 41
ver tijdsverloop op zichzelf een beroep op
rechtsverwerking niet rechtvaardigt. Dit oor-
EVRM tot het betalen van 60 000 euro aan
Pl. adv. mr. B.T.M. van der Wiel, vs. de
deel is juist, hetgeen meebrengt dat het hof
proceskosten.
gemeente Maastricht, adv. mr. M.J. Schenck,
mocht eisen dat de Gemeente en Q-Park
Aan de uitspraak is een gezamenlijke dissen-
en vs. Q-Park, adv. mrs. W.H. van Hemel en
naast het enkele ‘stilzitten’ van P1 bijkomen-
ting opinion van de rechters Myjer en Lopéz
R.L. Bakels
de omstandigheden zouden stellen. Het oor-
Guerra gehecht.
deel van het hof dat zodanige omstandighe-
Feiten en procesverloop
den onvoldoende zijn gesteld, is niet
Op grond van overeenkomsten uit 1979 en
onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd.
Hoge Raad (civiele kamer)
1988 huurde en beheerde Q-Park een aantal
In het principale beroep: onderdeel 3 bestrijdt
Deze rubriek wordt verzorgd door mr. G.C.C.
parkeergarages van de gemeente. Bij Overeen-
de kwalificatie van de Overeenkomst van 2003
Lewin, raadsheer in het gerechtshof Amster-
komst van 2003 hebben Q-Park en de gemeen-
als dienstenconcessie. Het onderdeel faalt. Het
dam. De uitspraken zijn integraal in te zien
te, onder beëindiging van de lopende huur- en
hof heeft terecht de overeenkomsten in hun
op www.rechtspraak.nl
beheerovereenkomsten, hun relatie opnieuw
geheel beschouwd en diende derhalve op
vormgegeven, aldus dat Q-Park de parkeerga-
grond van de uit het partijdebat blijkende
rages voortaan als erfpachter exploiteert.
omstandigheden van dit geval te onderzoeken
Daarbij heeft Q-Park zich tot nieuwbouw van
of het overwegende element van die overeen-
18 januari 2013, nr. 11/02728
één van de parkeergarages en tot onderhoud
komsten was gelegen in de aanbesteding van
(Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T.
van de overige parkeergarages verplicht. De
werken of in de opdracht tot verlening van
Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders; A-G
overeenkomst voorziet voorts in betaling door
diensten. Zijn beslissing in laatstgenoemde
mr. L.A.D. Keus)
de gemeente van een bedrag ineens bij het
zin getuigt niet van een onjuiste rechtsopvat-
LJN BY0543
einde van de erfpacht, onder meer in verband
ting en berust voor het overige op waarderin-
met in de overeenkomsten uit 1979 en 1988
gen van feitelijke aard. Die waarderingen zijn
Onrechtmatige overheidsdaad. Aanbeste-
besloten liggende goodwill.
niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemoti-
ding. Op grond van overeenkomsten uit
In dit geding heeft P1 vorderingen ingesteld
veerd en onttrekken zich voor het overige aan
1979 en 1988 huurde en beheerde Q-Park
op grond van haar standpunt dat de gemeen-
beoordeling in cassatie.
een aantal parkeergarages van de gemeente
te, door de exploitatie van de parkeergarages
Onderdeel 4 komt op tegen het oordeel van
Maastricht. Bij overeenkomst van 2003
onderhands aan Q-Park te gunnen, in strijd
het hof dat op de Gemeente niet een transpa-
geven Q-Park en de gemeente hun relatie
met Europeesrechtelijke regels van aanbeste-
rantieverplichting op grond van het EG-Ver-
opnieuw vorm. Een concurrerende parkeer-
dingsrecht heeft gehandeld, en op grond van
drag rustte. Bij de beoordeling hiervan wordt
garage-exploitant meent dat de gemeente
haar standpunt dat in de Overeenkomst van
het volgende vooropgesteld. Ook indien de
door de overeenkomst van 2003 te sluiten
2003 verboden staatssteun is vervat. De
Overeenkomst van 2003 niet op grond van
Europeesrechtelijke regels van aanbeste-
gemeente en Q-Park hebben zich verweerd
een aanbestedingsrichtlijn in het openbaar
dingsrecht schendt en verboden staatssteun
met onder meer een beroep op rechtsverwer-
behoefde te worden aanbesteed, diende de
verleent. HR: 1. Gemengde overeenkomst.
king door P1. Het hof heeft het beroep op
Gemeente de fundamentele regels van het
Het oordeel van het hof dat het overwegen-
rechtsverwerking verworpen en voorts als
EG-Verdrag, met name de artikelen 43 en 49
de element van de overeenkomst van 2003
volgt geoordeeld. De Overeenkomst van 2003
EG (thans art. 49 en 56 VWEU) en de daaruit
niet was gelegen in de aanbesteding van
moet in hoofdzaak worden aangemerkt als
voortvloeiende transparantieverplichting in
werken, maar in de opdracht tot verlening
een concessieovereenkomst voor diensten, die
acht te nemen (zie onder meer HvJ EG 7
248
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
313
Rechtspraak
december 2000, zaak C-324/98, Jur. I-10745,
overgaan tot nietigverklaring van de rechts-
tussen de onteigening en de verwerving
LJN AD4279, NJ 2001, 387 (Telaustria en
handeling waarbij de staatssteun is verleend
van de vervangende grond, op het bedrag
Telefonadress), punten 60-62, HvJ EG 13 okto-
(vgl. HvJ EU 8 december 2011, zaak C-275/10,
van de in de schadeloosstelling begrepen
ber 2005, zaak C-458/03, Jur. I-8585, LJN
LJN BU8588, NJ 2012/124 (Residex), punten
vergoeding van de werkelijke waarde van
AW2848, NJ 2006/226 (Parking Brixen), punten
34 en 44-49). Hiervan uitgaande:
het onteigende, de rente kan genereren die
46-49 en HvJ EU 13 april 2010, zaak C-91/08,
i) valt niet in te zien waarom art. 108 VWEU
hij bij een solide bankinstelling zou kun-
Jur. I-2815, LJN BM1484, NJ 2010/367 (Wall),
zich principieel zou verzetten tegen het uit-
nen bedingen. 3. Proceskosten. Niet kan
punt 33). Deze transparantieverplichting is
spreken van partiële nietigheid van een
worden aangenomen dat de onteigende
van toepassing wanneer een onderneming die
rechtshandeling, zoals het onderdeel betoogt;
slechts aanspraak heeft op vergoeding van
is gevestigd in een andere lidstaat dan die
ii) heeft, anders dan het onderdeel bepleit,
dat deel van de door hem gemaakte proces-
waar de betrokken dienstenconcessie wordt
het hof terecht geoordeeld dat een enkele
kosten dat betrekking heeft op de vaststel-
verleend, in deze concessie geïnteresseerd kan
verklaring voor recht dat (verdere) uitvoering
ling van de schadeloosstelling. De onteige-
zijn. Mede gelet op hetgeen hiervoor is over-
van de overeenkomst in verband met staats-
ningsrechter kan wèl tot het oordeel komen
wogen, heeft het hof zonder schending van
steun onrechtmatig is jegens P1 (dus zonder
dat buitensporige kosten voor het voeren
enige rechtsregel kunnen vaststellen dat de
een daaraan gekoppeld gebod of verbod dat
van een bij voorbaat kansloos verweer
Overeenkomst van 2003 betrekking heeft op
strekt tot herstel van de mededingingssitua-
tegen de vordering tot vervroegde onteige-
diensten die vallen onder Bijlage I-B bij Richt-
tie als zojuist bedoeld) in dit verband niet
ning, niet of in verminderde mate voor ver-
lijn 92/50/EEG. Daarom dient te worden uitge-
kan worden aangemerkt als een passende
goeding in aanmerking komen. Hierbij
gaan van het vermoeden dat de Overeen-
maatregel die leidt tot een herstel van de
heeft de rechter een grote vrijheid en is hij
komst van 2003 naar zijn aard geen
mededingingssituatie van voor de uitkering
in belangrijke mate ontheven van zijn
grensoverschrijdend belang heeft. In een
van de desbetreffende staatssteun.
motiveringsplicht. Art. 50 Ow is ook van
zodanig geval ligt het op de weg van de partij
Het hof heeft kennelijk onvoldoende toege-
toepassing in gevallen waarin de rechter de
die zich op het niet naleven van de transpa-
licht geacht dat de Overeenkomst van 2003
vordering tot vervroegde onteigening
rantieverplichting beroept om een (duidelijk)
tot een niet marktconforme bevoordeling
afwijst of niet-ontvankelijk verklaart.
grensoverschrijdend belang te stellen en zo
van Q-Park zal kunnen leiden voordat de
nodig te bewijzen. Hiervan uitgaande getuigt
totale duur van die overeenkomst is verstre-
het oordeel van het hof dat P1 haar stelling
ken en de afspraken omtrent de betaling van
dat van een zodanig belang sprake was onvol-
het additionele bedrag worden uitgevoerd, in
X (de onteigende partij), adv. mr. J.A.M.A.
doende heeft onderbouwd, niet van een
welk geval naar het oordeel van het hof ook
Sluysmans, vs. de Staat der Nederlanden,
onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is ook
zou kunnen worden volstaan met partiële
Ministerie van Infrastructuur en Milieu, adv.
toereikend gemotiveerd.
nietigheid ter zake van alleen die afspraken.
mrs. M.W. Scheltema en R.T. Wiegerink
Onderdeel 5 betreft de vraag of in de Over-
Anders dan het onderdeel betoogt, is dit oor-
eenkomst van 2003 staatssteun is vervat. Het
deel niet onbegrijpelijk. Van dit oordeel uit-
Feiten en procesverloop
onderdeel klaagt dat het hof zijn onderzoek
gaande kon het hof zonder schending van
Onteigend zijn percelen en perceelsgedeel-
niet mocht beperken tot het moment van
enige rechtsregel of motiveringseis komen
ten met een gezamenlijke grootte van
het sluiten van de overeenkomsten van 1979
tot zijn oordeel dat voor opschorting van de
2.58.78 hectare. De onteigening is bij vervroe-
en 1988. Deze klacht faalt. Voor de beant-
Overeenkomst van 2003 geen plaats is.
ging geschied ten behoeve van de aanleg van
woording van de vraag of bij een overeen-
Volgt in het principale beroep en in het inci-
de aansluiting Woerden-Oost op de Rijksweg
komst een voordeel is verstrekt dat niet
dentele beroep verwerping, overeenkomstig
A12. De rechtbank heeft, in het voetspoor
langs normale commerciële weg zou zijn ver-
de conclusie van de A-G.
van de deskundigen, de op de onteigende
kregen, zijn de ten tijde van het aangaan van
De A-G geeft regels over de kwalificatie van
gronden rustende verkeersbestemming weg-
de overeenkomst kenbare marktsituatie en
een gemengde overeenkomst (2.9), de Euro-
gedacht en heeft daaraan een agrarische
voorzienbare marktontwikkelingen bepalend.
peesrechtelijke transparantieverplichting (2.20-
waarde toegekend van € 5,50 per m².
Indien op het moment van sluiten van die
2.23) en het verbod op staatssteun (2.49).
overeenkomst geen sprake is van verstoring
van de concurrentieverhoudingen, brengt de
249
omstandigheid dat een op een later tijdstip
(Ow art. 40d lid 2, 50 lid 1 en 4)
Hoge Raad
In het principale beroep: X heeft betoogd dat
er een dusdanige samenhang bestaat tussen
– zoals in het onderhavige geval 2003 –
18 januari 2013, nr. 11/03950
de onteigende grond en het gebied Leidsche
onder dezelfde voorwaarden gesloten over-
(Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spa-
Rijn dat van een complex moet worden
eenkomst niet marktconform zou zijn, dus
pens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en A.H.T.
gesproken en dat de onteigende gronden
niet mee dat alsnog van een zodanige versto-
Heisterkamp; A-G mr. F.F. Langemeijer)
daarom op basis van complexwaarde moeten
ring moet worden uitgegaan.
LJN BY0547
worden gewaardeerd. De rechtbank heeft dit
Bij de beoordeling van onderdeel 6 wordt het
betoog verworpen. Het hiertegen gerichte
volgende vooropgesteld. In geval van een
Onteigening. 1. Complex. De klachten tegen
onderdeel faalt. Het oordeel van de rechtbank
inbreuk op art. 108 VWEU moeten de natio-
het oordeel dat de onteigende gronden niet
geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvat-
nale rechterlijke instanties ervoor zorgen dat
op basis van complexwaarde moeten wor-
ting. De rechtbank behoefde, na te hebben
maatregelen worden getroffen die ertoe lei-
den gewaardeerd, stellen te hoge eisen aan
vastgesteld dat noch in functioneel en geogra-
den of ertoe bijdragen dat de mededingings-
de rechterlijke motiveringsplicht met
fisch noch in exploitatietechnisch opzicht kan
situatie van vóór de uitkering van de desbe-
betrekking tot oordelen als hier aan de
worden gezegd dat de aansluiting op de A12
treffende staatssteun wordt hersteld, hetgeen
orde. 2. Inkomensschade. Rentevoet. Het ligt
en het gebied Leidsche Rijn als één geheel in
betekent dat de rechter bij gebreke van min-
voor de hand om ervan uit te gaan dat de
exploitatie worden gebracht, niet ook nog
der dwingende procedurele maatregelen kan
onteigende in het betrekkelijk korte tijdvak
afzonderlijk te motiveren waarom naar haar
314
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Rechtspraak
oordeel ook in gecombineerd functioneel, geo-
daaruit kan niet worden afgeleid dat de
ter de vordering tot vervroegde onteigening
grafisch en exploitatietechnisch opzicht niet
rechtbank daarbij een verkeerde maatstaf
afwijst of niet-ontvankelijk verklaart. Dit
van een complex als bedoeld in art 40d Ow
heeft aangelegd. Waar, zoals de rechtbank
strookt met de strekking van deze bepaling
kan worden uitgegaan. Ook de overige klach-
heeft vastgesteld, deze door X gestelde scha-
om kosten die redelijkerwijs gemaakt worden
ten van het onderdeel falen, omdat zij begrij-
depost niet is weersproken door de Staat en
met het oog op verweer tegen een vordering
pelijke oordelen van feitelijke aard bestrijden
partijdebat daarover achterwege is gebleven,
tot (vervroegde) onteigening niet voor reke-
en te hoge eisen stellen aan de rechterlijke
behoefde de rechtbank geen meeromvatten-
ning van de rechthebbende te laten.
motiveringsplicht met betrekking tot oorde-
de motivering voor haar oordeel te geven.
Volgt in het principale beroep vernietiging
len als hier aan de orde.
Onderdeel 2 bestrijdt de door de rechtbank
en verwijzing en in het incidentele beroep
X heeft voorts aanspraak gemaakt op vergoe-
uitgesproken veroordeling van de Staat in de
verwerping.
ding van inkomensschade gedurende de peri-
door X gemaakte proceskosten. De Staat
De A-G concludeert in het principale beroep tot
ode waarin hij nog geen vervangende grond
klaagt dat de rechtbank met haar oordeel dat
verwerping en in het incidentele beroep tot
zal hebben aangekocht. De rechtbank heeft
art. 50 lid 1 Ow ziet op de kosten van het hele
vernietiging. Hij meent dat de klachten in het
geoordeeld dat deze inkomensschade volle-
proces en dus ook op de kosten gemaakt in de
principale beroep tegen de door de rechtbank
dig wordt gecompenseerd door de rente op
fase waarin verweer is gevoerd tegen de ontei-
gehanteerde rentevoet van 4% falen (2.22) en
het vrijkomende kapitaal die de onteigende
gening als zodanig, blijk geeft van een onjuis-
dat de klachten in het incidentele beroep met
kan maken met een belegging die wat risico
te rechtsopvatting, omdat art. 50 lid 1 Ow
betrekking tot de proceskosten slagen, omdat
en liquiditeit betreft de investering die voor
slechts aanspraak geeft op vergoeding van de
de tegengestelde opvatting tot een oneven-
hem verloren ging zo dicht mogelijk bena-
proceskosten die de onteigende heeft
wichtig stelsel zou leiden (3.8-3.12).
dert, te stellen op het gangbare percentage
gemaakt in de fase waarin de schadeloosstel-
van 4%. Onderdeel IV komt hiertegen terecht
ling wordt vastgesteld. Deze klacht is onge-
op. Het gaat in deze om het inkomensverlies
grond. Art. 50 lid 1 Ow bepaalt dat de kosten
dat een onteigende lijdt doordat hij geduren-
van het proces ten laste komen van de ontei-
18 januari 2013, nr. 12/00503
de het betrekkelijk korte tijdvak dat naar ver-
genende partij, zonder daarbij een onder-
(Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en
wachting gemoeid zal zijn met de verwerving
scheid te maken tussen de proceskosten ter
C.E. Drion; A-G P. Vlas)
van vervangende grond, de opbrengsten mist
zake van de onteigening als zodanig en de
LJN BY0535
die de exploitatie van het onteigende hem
proceskosten ter zake van de vaststelling van
opleverde. In mindering op dat als onteige-
de schadeloosstelling. Waar de kostenbepaling
Nederlanderschap. Eisen van een goede pro-
ningsgevolg te vergoeden verlies komen de
van art. 50 lid 1, in iets andere versie, reeds in
cesorde. Nieuwe bewijsstukken. Verzoeker
renteopbrengsten over de in de schadeloos-
de wet stond voordat de wijzigingswet van 27
verzoekt de vaststelling dat hij de Neder-
stelling begrepen vergoeding van de werkelij-
oktober 1972, Stb. 578 de vervroegde onteige-
landse nationaliteit bezit en legt zes geboor-
ke waarde van het onteigende. De vergoeding
ning mogelijk maakte, en uit niets blijkt dat
teakten over ter onderbouwing van zijn stel-
van die werkelijke waarde kan niet worden
de wijzigingswetgever een dergelijke splitsing
ling dat Y zijn biologische moeder is. Na
aangemerkt als ‘vrijkomend kapitaal’ in de
van de kosten voor ogen heeft gestaan, kan
tussenbeschikking legt verzoeker twee
gebruikelijke onteigeningsrechtelijke beteke-
niet worden aangenomen dat art. 50 lid 1 de
schriftelijke verklaringen over. De rechtbank
nis, omdat die vergoeding is bestemd voor de
onteigende slechts aanspraak geeft op vergoe-
laat die twee verklaringen buiten beschou-
aankoop van de vervangende grond. Er kan
ding van dat deel van de door hem gemaakte
wing. HR: De rechtbank had niet op de enke-
dan ook niet zonder meer van worden uitge-
proceskosten dat betrekking heeft op de vast-
le grond dat zij in de tussenbeschikking ver-
gaan dat de onteigende met het bedrag van
stelling van de schadeloosstelling. Opmerking
zoeker slechts gelegenheid had gegeven zich
die vergoeding zodanige renteopbrengsten
verdient hierbij dat de onteigeningsrechter
uit te laten omtrent medewerking aan een
kan genereren als hij zou kunnen behalen
wèl toetst of de kosten waarvan de onteigende
DNA-onderzoek, aan deze nieuwe bewijs-
met een belegging die wat risico en liquidi-
partij op de voet van art. 50 lid 1 Ow vergoe-
stukken mogen voorbijgaan. De rechtbank
teit betreft de investering die voor hem ver-
ding verlangt redelijkerwijs zijn gemaakt en
had evenwel tot geen ander oordeel kunnen
loren ging zo dicht mogelijk benadert. Veel-
binnen een redelijke omvang zijn gebleven, en
komen dan dat ook deze verklaringen onge-
eer ligt het voor de hand om uit te gaan van
dat hij daarbij tot het oordeel kan komen dat
noegzaam zijn voor het verlangde bewijs.
de rente over dat bedrag die de onteigende in
buitensporige kosten die de onteigende
het betrekkelijk korte tijdvak tussen de ontei-
gemaakt heeft voor het voeren van een bij
(Wet op het Nederlanderschap en ingezeten-
gening en de verwerving van de vervangende
voorbaat kansloos verweer tegen de vordering
schap van 1892 art. 1 onder c; Rv art. 130,
grond bij een solide bankinstelling zou kun-
tot vervroegde onteigening, niet of in vermin-
152 en 283)
nen bedingen. Het oordeel van de rechtbank
derde mate voor vergoeding in aanmerking
berust dus op een onjuiste rechtsopvatting.
komen. Bij die toets geeft de wet aan de rech-
Verzoeker, adv. mr. K. Aantjes, vs. de Staat
In het incidentele beroep: onderdeel 1
ter een grote vrijheid terwijl het vierde lid van
der Nederlanden (Ministerie van Binnen-
bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat
art. 50 hem door de gebezigde bewoordingen
landse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immi-
aan X een vergoeding van € 5 000 toekomt
in belangrijke mate ontheft van zijn motive-
gratie- en Naturalisatiedienst), adv. mr. J.
wegens waardevermindering van het over-
ringsplicht (zie rov. 3.4 van HR 6 maart 1991,
van Duijvendijk-Brand
blijvende, met name van de woning, voort-
LJN AB9358, NJ 1991/818). Ook de motive-
vloeiende uit overlast van het verkeer op het
ringsklachten van het onderdeel zijn onge-
Feiten en procesverloop
onteigende. De overweging van de rechtbank
grond. De rechtbank heeft haar beslissing toe-
In dit geding heeft verzoeker op 11 december
dat deze door X gestelde waardeverminde-
reikend gemotiveerd. Ten overvloede wordt
2008 de rechtbank verzocht vast te stellen dat
ring haar niet onredelijk voorkomt, geeft
nog overwogen dat art. 50 Ow in overeen-
hij bij zijn geboorte de Nederlandse nationali-
inderdaad geen inzicht in de wijze waarop zij
stemming met het hiervoor overwogene ook
teit heeft verkregen en die nationaliteit nog
die waardevermindering heeft begroot, maar
van toepassing is in gevallen waarin de rech-
altijd heeft. Daartoe heeft hij aangevoerd dat
250
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
315
Rechtspraak
hij op in 1970 in Ghana is geboren als zoon
De A-G meent dat de rechtbank kennelijk
verklaard wegens misbruik van procesrecht
van de ongehuwde vrouw Y die toen de Neder-
ambtshalve heeft beslist de twee nieuwe ver-
en de vader veroordelen in de proceskosten in
landse nationaliteit had, zodat hij op grond
klaringen buiten beschouwing te laten
hoger beroep, aan de zijde van de moeder
van art. 1 onder c van de Wet op het Nederlan-
wegens strijd met de eisen van een goede pro-
begroot op € 1788.
derschap en ingezetenschap van 1892 (hierna:
cesorde en dat in cassatie niet kan worden
WNI) door geboorte het Nederlanderschap
opgekomen tegen die beslissing (2.2-2.4).
heeft verkregen. Zijn biologische vader, die hij
nooit heeft gekend, is overleden toen verzoe-
251
ker ongeveer zeven jaar oud was. Zijn ouders
Hoge Raad
In cassatie komt de vader uitsluitend op
tegen de proceskostenveroordeling. Hij
bestrijdt niet het oordeel van het hof dat
zijn nooit met elkaar gehuwd geweest en hij is
18 januari 2013, nr. 12/02463
sprake is van misbruik van procesrecht. Vol-
nimmer door zijn biologische vader erkend.
(Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Hei-
gens het middel is in verzoekschriftprocedu-
De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking
sterkamp, M.A. Loth en G. Snijders; A-G mr.
res slechts plaats voor een kostenveroorde-
het volgende overwogen. Beoordeeld moet
J.L.R.A. Huydecoper)
ling indien sprake is van een ‘duidelijke
worden of Y werkelijk de biologische moeder
LJN BY0572
tegenpartij’, zodat een proceskostenveroorde-
van verzoeker is. De overgelegde zes geboorte-
ling alleen ten gunste van de ‘verweerder’ (in
akten roepen bedenkingen op. Als geen ander
Verzoekschriftprocedure. Proceskostenver-
dit geval: de Raad) uitgesproken kan worden
bewijs wordt bijgebracht, moet het verzoek
oordeling. Het hof oordeelt dat een vader
en niet ten gunste van (andere) belangheb-
worden afgewezen. De rechtbank stelt verzoe-
misbruik van procesrecht maakt door
benden. Dit betoog berust op een onjuiste
ker in de gelegenheid zich te beraden over
hoger beroep in te stellen tegen een
rechtsopvatting. In verzoekschriftprocedures
zijn medewerking aan een DNA-onderzoek. In
beschikking waarbij zijn zoon onder toe-
worden volgens de wet de verzoeker(s) en de
haar eindbeschikking heeft de rechtbank
zicht is gesteld, en veroordeelt hem in de
belanghebbende(n) als procespartijen aange-
vooropgesteld dat de behandeling van de zaak
proceskosten, waaronder de kosten van de
merkt. Aan alle belanghebbenden worden
alleen was aangehouden om verzoeker in de
moeder. HR: In de verzoekschriftprocedure
een afschrift van het verzoekschrift en een
gelegenheid te stellen zich uit te laten over
is de rechter bevoegd ten gunste van elke
oproeping voor de zitting toegezonden (art.
zijn medewerking aan een DNA-onderzoek,
partij een proceskostenveroordeling uit te
279 lid 1 en 2 Rv), en zij hebben allen het
zodat de door verzoeker na de tussenbeschik-
spreken ten laste van een andere partij,
recht een verweerschrift in te dienen (art.
king naar voren gebrachte nieuwe argumen-
indien laatstbedoelde partij ten opzichte
282 lid 1 Rv). Hun komt het recht toe bij dat
ten buiten beschouwing zullen worden gela-
van eerstgenoemde partij kan worden aan-
verweerschrift een zelfstandig verzoek te
ten (rov. 2.1). De rechtbank heeft het verzoek
gemerkt als in het ongelijk gesteld. Of in
doen dat betrekking moet hebben op het
afgewezen en daartoe overwogen dat de religi-
een bepaald geval aanleiding tot zodanige
onderwerp van het oorspronkelijke verzoek,
euze bezwaren van verzoeker tegen het uit-
veroordeling bestaat, en zo ja, ten gunste
maar dat zich niet behoeft te richten tegen
voeren van een DNA-onderzoek voor zijn reke-
van welke belanghebbende(n), is aan het
de verzoeker, doch ook gericht kan zijn tegen
ning dienen te blijven.
inzicht van de feitenrechter overgelaten.
andere belanghebbenden (art. 282 lid 4 Rv).
Hoge Raad
(Rv art. 289)
De belanghebbenden mogen voorts tegen de
eindbeschikking hoger beroep instellen (art.
358 lid 2 Rv) dan wel in hoger beroep een
In cassatie komt verzoeker uitsluitend op
tegen rov. 2.1 van de eindbeschikking. Het
De vader, adv. mrs. P.S. Kamminga en T. Wel-
verweerschrift indienen (art. 361 lid 3 Rv), bij
middel klaagt dat de rechtbank zonder motive-
schen, vs. de moeder, adv. mr. M.J. van Basten
welk verweerschrift zij ook incidenteel hoger
ring is voorbijgegaan aan een tweetal schrifte-
Batenburg en vs. de Raad voor de Kinderbe-
beroep mogen instellen (art. 358 lid 5 Rv).
lijke verklaringen die verzoeker na de tussen-
scherming, niet verschenen
Omdat aldus bij verzoekschriftprocedures
ook belanghebbenden onderling in zeker
beschikking heeft overgelegd ten bewijze van
het feit dat Y zijn moeder is. De rechtbank had
Feiten en procesverloop
opzicht tegenover elkaar kunnen komen te
inderdaad niet op de enkele grond dat zij in de
Uit de relatie van de vader en de moeder is
staan, is de rechter op de voet van art. 289 Rv
tussenbeschikking verzoeker slechts gelegen-
in 2008 een zoon geboren.
bevoegd ten gunste van elke partij een pro-
heid had gegeven zich uit te laten omtrent
In dit geding heeft de Raad de rechtbank ver-
ceskostenveroordeling uit te spreken ten las-
medewerking aan een DNA-onderzoek, aan
zocht de zoon onder toezicht van Stichting
te van een andere partij, indien laatstbedoel-
deze nieuwe bewijsstukken mogen voorbij-
Bureau Jeugdzorg Limburg te stellen. De recht-
de partij ten opzichte van eerstgenoemde
gaan. Hoewel de klacht in zoverre gegrond is,
bank heeft dit verzoek toegewezen. De vader
partij kan worden aangemerkt als in het
kan zij niet tot cassatie leiden. In het licht van
heeft hoger beroep ingesteld en het hof ver-
ongelijk gesteld. Of in een bepaald geval aan-
hetgeen de rechtbank in haar tussenbeschik-
zocht te bepalen dat de gezinsvoogd afkom-
leiding tot zodanige veroordeling bestaat, en
king reeds had overwogen over de ongenoeg-
stig moet zijn van de locatie Maastricht. De
zo ja, ten gunste van welke
zaamheid van de overgelegde geboorteakten
Stichting heeft bij verweerschrift verzocht om
belanghebbende(n), is aan het inzicht van de
en de noodzaak van ander bewijs zoals een
het beroep van de vader ongegrond te verkla-
feitenrechter overgelaten. Het oordeel van
DNA-onderzoek, had zij tot geen ander oordeel
ren. De moeder heeft zich bij verweerschrift
het hof dat de vader in dit geval is aan te
kunnen komen dan dat ook deze verklaringen,
gerefereerd aan het oordeel van het hof. Bij de
merken als de in het ongelijk gestelde partij,
gelet op hun summiere inhoud en bij gebreke
mondelinge behandeling door het hof zijn de
ook ten opzichte van de moeder, geeft geen
van objectieve en verifieerbare gegevens en
vader als appellant, de Raad als verweerder, en
blijk van een onjuiste rechtsopvatting.
van een nader bewijsaanbod, ongenoegzaam
de Stichting en de moeder als belanghebben-
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
zijn voor het verlangde bewijs dat Y werkelijk
den verschenen. Ter zitting heeft de moeder
sie van de A-G.
de biologische moeder is van verzoeker.
verzocht de vader te veroordelen in de proces-
De A-G meent dat, wanneer een verzoeker/
Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu-
kosten van het hoger beroep. Het hof heeft de
appellant nodeloos heeft veroorzaakt dat een
sie van de A-G.
vader niet-ontvankelijk in het hoger beroep
belanghebbende kosten heeft opgelopen, de
316
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Rechtspraak
rechter bevoegd is een kostenveroordeling ten
op de hardheidsclausule kunnen rechtvaardi-
voor met de honkbalknuppel een gat in twee
gunste van de belanghebbende uit te spreken,
gen.
van de desbetreffende ruiten geslagen.
ook als de belanghebbende het standpunt
Volgt niet-ontvankelijkverklaring in het cassa-
Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt
van de verzoeker/appellant niet inhoudelijk
tieberoep, overeenkomstig de conclusie van
dat het onderste deel van de gevel (tot aan de
heeft bestreden (onder 11).
de A-G.
bovenverdieping) van het café bestaat uit een
252
houten raamwerk met daarin 6 glazen panelen van dubbel glas. Eén van deze panelen zit
Hoge Raad (strafkamer)
in de toegangsdeur (paneel nr. 4). Bij onder-
18 januari 2013, nr. 12/04425
Deze rubriek wordt verzorgd door prof. mr.
zoek aan de glaspanelen naar aanleiding van
(Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V.
P.H.P.H.M.C van Kempen, hoogleraar
het schietincident werden vier, mogelijk vijf,
Polak; A-G mr. F.F. Langemeijer)
straf(proces)recht Radboud Universiteit Nij-
inschoten waargenomen en ingemeten. Alle
LJN BY6024
megen.
mogelijke inschoten zijn van buitenaf ont-
Griffierecht. Niet-tijdige betaling. Hard-
253
staan. In paneel 5 werd in de buitenste ruit op
de hoogte van 137 centimeter en 14,5 centimeter uit de linkerstijl een ringvormig gat
heidsclausule. HR: Dat de advocaat mogelijk niet binnen de wettelijke betalingster-
8 januari 2013, nr. 11/00081
aangetroffen. In het verlengde van dit gat
mijn een nota heeft ontvangen, brengt niet
(Mrs. W.A.M. van Schendel, W.F. Groos, Y.
bevond zich op nagenoeg gelijke hoogte een
zonder meer mee dat de termijnoverschrij-
Buruma, N. Jörg en V. van den Brink)
gat in de binnenste ruit. Behoudens dit gat
ding verschoonbaar is.
(Na conclusie van A-G Knigge, strekkende
was een groot deel van de ruit gebroken en
tot vernietiging uitsluitend wat betreft
zijn de gebroken ruitdelen grotendeels terecht
opgelegde gevangenisstraf, tot verminde-
gekomen op de grond van het café.
ring daarvan en tot verwerping voor het
Uit bovenstaande bevindingen, bezien in
De vrouw, adv. mr. K. Mohassel Zadeh, vs. de
overige; adv. mr. J. Boksem, Leeuwarden)
samenhang met de verklaringen van verdach-
man
LJN BX6742
te en twee getuigen, leidt het hof het volgen-
Procesverloop
Voorwaardelijk opzet op meervoudige
4] met een ijzeren voorwerp een gat in het
De betalingstermijn van het door de vrouw in
poging moord. Gelet op bewijsvoering niet
vijfde paneel en vervolgens in het vierde
cassatie verschuldigde griffierecht is op 11
zonder meer begrijpelijke vaststelling dat
paneel geslagen. Daarna heeft verdachte ach-
oktober 2012 verstreken. Zij heeft het griffie-
één schot van verdachte voorwaardelijk
tereenvolgens één kogel op het vijfde paneel,
recht echter pas op 8 november 2012 voldaan.
opzet op poging tot moord op vier personen
één kogel op het vierde paneel, twee kogels op
De advocaat van de vrouw heeft aangevoerd
omvat. A-G: anders.
het derde paneel en tenslotte één kogel op het
(Rv art. 282a lid 2 en 4, 427b)
de af. ‘Eerst heeft medeverdachte [betrokkene
vijfde paneel afgevuurd. Alle vijf de kogels zijn
dat zij de nota voor het griffierecht pas op 29
oktober 2012 heeft ontvangen, hetgeen moge-
(Sr art. 289)
daarbij door het dubbele glas geschoten.’
Gebleken is dat op de benedenverdieping van
lijk hierdoor wordt verklaard dat de wijziging
van haar kantooradres niet goed door de Afde-
Inleiding
het pand waarin het café is gevestigd vijf per-
ling Financiën van de Hoge Raad is verwerkt.
Schietpartij in café te Valkenburg. Verdachte
sonen aanwezig zijn geweest ten tijde van
is veroordeeld wegens viervoudige poging
(een deel van) het schietincident. Uit de uit
Hoge Raad
moord omdat hij – kort gezegd – in Valken-
het proces-verbaal sporenonderzoek blijkende
Als uitgangspunt moet worden genomen dat
burg ter uitvoering van het door verdachte
positie van de aanwezigen in het café leidt het
in cassatie partijen in alle gevallen worden
voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met
hof af ‘dat op het moment dat het eerste schot
vertegenwoordigd door een advocaat en dat
voorbedachten rade vier personen van het
op het vijfde paneel werd afgevuurd in ieder
deze op grond van zijn deskundigheid en ken-
leven te beroven, met dat opzet en na kalm
geval [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrok-
nis ten aanzien van de procedure in cassatie
beraad en rustig overleg met een vuurwapen
kene 5] en [betrokkene 6] zich rechts van het
zonder meer geacht moet worden op de hoog-
een kogel heeft afgevuurd op een café, in
midden van het café bevonden bij of in de
te te zijn van de hier aan de orde zijnde ter-
welk café, tijdens voornoemd afvuren van die
buurt van de voorste bar. Voorts staat op basis
mijn en van de verstrekkende gevolgen die de
kogel, voornoemde personen zich bevonden,
van de van het interieur van het café gemaak-
wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dit
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen
te foto’s 6 en 7, die ter zitting in hoger beroep
brengt mee dat de advocaat niet kan afwach-
misdrijf niet is voltooid.
aan de orde zijn geweest, vast dat de voorste
ten totdat hem een nota wordt toegestuurd,
Aanleiding tot de schietpartij was een onenig-
bar zich in het verlengde van het vijfde paneel
maar zo nodig actie moet ondernemen tenein-
heid die de verdachte kreeg met de eigenaar
bevond, hetgeen wordt bevestigd door de
de te zorgen voor tijdige betaling van het grif-
van het café [betrokkene 1] over de betaling
getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat
fierecht. Dat de advocaat van de vrouw moge-
van drie door de verdachte bestelde biertjes.
achter de ruit waarop door verdachte als eer-
lijk niet binnen de wettelijke betalingstermijn
Verdachte, die in gezelschap was van [betrok-
ste werd geschoten, de bar stond waar de eige-
een nota heeft ontvangen, brengt daarom niet
kene 4], is toen op een gegeven moment met
naar en het personeel stonden.’ Wat betreft de
zonder meer mee dat de termijnoverschrijding
[betrokkene 4] weggegaan om korte tijd later,
schietrichting heeft verdachte verklaard dat
verschoonbaar is (HR 16 maart 2012, LJN
nu voorzien van een honkbalknuppel en een
hij alle vijf de pistoolschoten in de richting
BU7361, NJ 2012/275; HR 16 november 2012,
vuurwapen, met [betrokkene 4] bij het café
van de aan de linkerzijde van het pand bevin-
LJN BX7466). Verder zijn geen feiten of
terug te keren. Uit bewijsmiddelen blijkt dat
dende muziekinstallatie heeft geschoten. Het
omstandigheden aangevoerd die ertoe leiden
verdachte vijfmaal vanaf de buitenzijde van
hof concludeert op grond van bevindingen
dat de te late betaling verschoonbaar is. Ook
het café met een vuurwapen heeft geschoten
van de deskundige en de verklaring van een
overigens heeft de vrouw geen feiten of
op de ruiten aan de voorzijde van het café.
getuige ‘dat verdachte in ieder geval de eerste
omstandigheden aangevoerd die een beroep
Medeverdachte [betrokkene 4] had even daar-
twee schoten nagenoeg recht op de respec-
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
317
Rechtspraak
254
tieve ruiten (panelen 4 en 5) heeft afgevuurd
paneel het café was ingeschoten;
en dat het niet aannemelijk is dat deze scho-
is het hof van oordeel dat er sprake was van
ten gericht zijn geweest op de muziekinstalla-
een aanmerkelijke kans dat verdachte één van
8 januari 2013, nr. 11/03166
tie.’ Daarna overweegt het hof het volgende.
genoemde vier personen dodelijk zou raken.
(Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.F. Groos,
‘14 […] Het hof komt dan toe aan de vraag of
Op grond van bovenstaande feiten en
Y. Buruma en J. Wortel)
de verdachte voorwaardelijk opzet had op de
omstandigheden in onderling verband en
(Na conclusie van A-G Hofstee, strekkende tot
dood van één of meer van de in de tenlaste-
samenhang beschouwd, komt het hof tot de
verwerping; adv. mr. H.K. Jap-A-Joe, Utrecht)
legging bedoelde personen. In dat kader
slotsom dat (in ieder geval) het lossen van
LJN BX6910
dient in de eerste plaats te worden beoor-
het eerste schot door verdachte moet worden
deeld of door de gedragingen van verdachte
aangemerkt als een gedraging zozeer gericht
Witwassen door het voorhanden hebben van
de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel van
op het mogelijk gevolg, te weten de dood van
een voorwerp dat afkomstig is uit een door
één of meer van deze personen is ontstaan.
[betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 5]
de verdachte zelf begaan misdrijf. Aanvul-
Naar het oordeel van het hof dient dit in
en [betrokkene 6], dat het niet anders kan
ling op HR 26 oktober 2010, LJN BM4440, NJ
ieder geval te worden aangenomen wat
zijn dan dat verdachte bewust de aanmerke-
2010/655 wat betreft situatie waarin vast-
betreft het schot dat verdachte heeft afge-
lijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
staat dat het enkele voorhanden hebben door
vuurd op paneel 5. Op foto 28 (die ter zitting
Het hof verwerpt het verweer van de raads-
de verdachte van een voorwerp dat afkom-
in hoger beroep aan de orde is gesteld) is
man in zoverre het gaat om het voorwaarde-
stig is uit een door hemzelf begaan misdrijf
waar te nemen dat de door verdachte op
lijk opzet op de dood van de vier zojuist
niet kan hebben bijgedragen aan het verber-
paneel 5 afgevuurde kogel een gat heeft ver-
genoemde personen.’
gen of verhullen van de criminele herkomst
oorzaakt op korte afstand van een zeer groot
Het (eerste) cassatiemiddel komt op tegen de
van dat voorwerp. A-G: in casu anders.
gat dat even daarvoor door [betrokkene 4] in
bewezenverklaring en de kwalificatie door
dat paneel was geslagen.
het Hof. Het middel klaagt dat de bewezen-
De kans dat de afgevuurde kogel niet het glas
verklaring en de daarop gebaseerde kwalifica-
had geraakt, maar door het reeds ontstane gat
tie – die erop zouden neerkomen dat de ver-
Hoge Raad, onder meer:
het café zou zijn ingegaan, acht het hof groot
dachte heeft getracht vier personen met één
2.3.1. Over het witwassen door het voorhan-
tot zeer groot. Hierbij betrekt het hof het
schot uit een vuurwapen dood te schieten
den hebben van een voorwerp dat afkomstig
gegeven dat verdachte volgens zijn verklaring
– onbegrijpelijk is en/of blijk geeft van een
is uit een door de verdachte zelf begaan mis-
vóór 19 september 2009 nog nimmer een pis-
onjuiste rechtsopvatting.
drijf, is in HR 26 oktober 2010, LJN BM4440,
(Sr art. 420bis en 420quater)
NJ 2010/655 het volgende overwogen.
tool in handen had gehad en dus een ongeoefend schutter was, alsmede de omstandighe-
Hoge Raad, onder meer:
Vooropgesteld moet worden dat op zichzelf
den dat verdachte in een geagiteerde
2.3. De tenlastelegging houdt in, kort gezegd,
noch de tekst noch de geschiedenis van de tot-
gemoedstoestand verkeerde en onder invloed
dat de verdachte heeft gepoogd opzettelijk
standkoming van de art. 420bis en 420quater
was van alcohol en van cocaïne, welke drug
en met voorbedachten rade ‘[betrokkene 1]
Sr eraan in de weg staat dat iemand die een in
verdachte naar zijn zeggen nooit eerder had
en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/
die bepalingen omschreven gedraging ver-
gebruikt. Het is een feit van algemene
of een of meer andere personen’ van het
richt ten aanzien van een voorwerp dat
bekendheid dat deze omstandigheden belem-
leven te beroven. Het Hof heeft zich blijkens
afkomstig is uit enig door hemzelf begaan
merend kunnen werken op het waarnemings-
bewijsoverweging 14 de vraag gesteld of ‘door
misdrijf, wordt veroordeeld wegens – kort
en oriëntatievermogen en op de fijne moto-
de gedragingen van de verdachte de aanmer-
gezegd – (schuld)witwassen. Dat geldt, naar
riek. Aangenomen moet dan ook worden dat
kelijke kans op dodelijk letsel van één of
uit de tekst van de wet volgt, ook voor het
verdachte niet in staat was zo nauwkeurig te
meer van deze personen is ontstaan’. Het
voorhanden hebben van zo’n voorwerp (vgl.
schieten dat hij (net) naast het grote gat in de
heeft daarover uiteindelijk als ‘slotsom’ vast-
HR 2 oktober 2007, LJN BA7923, NJ 2008/16).
ruit zou schieten dat eerder door het slaan
gesteld ‘dat (in ieder geval) het lossen van het
Dit betekent niet dat elke gedraging die in de
van [betrokkene 4] is ontstaan.
eerste schot door verdachte moet worden
art. 420bis, eerste lid, en 420quater, eerste lid,
In aanmerking genomen voorts dat uit het-
aangemerkt als een gedraging zozeer gericht
Sr is omschreven, onder alle omstandigheden
geen hiervoor is overwogen is gebleken dat:
op het mogelijk gevolg, te weten de dood van
de - in beide bepalingen nader omschreven
- het eerste schot op een hoogte van 137 cen-
[betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 5]
- kwalificatie witwassen onderscheidenlijk
timeter in het vijfde paneel is aangetroffen,
en [betrokkene 6], dat het niet anders kan
schuldwitwassen rechtvaardigt (vgl. in ander
hetgeen inhoudt dat de kogel vitale
zijn dan dat verdachte bewust de aanmerke-
verband HR 5 september 2006, LJN AU6712,
lichaamsdelen van de in het café aanwezige
lijke kans op dat gevolg heeft aanvaard’. In
NJ 2006/612). Zo kan ingeval het gaat om een
personen had kunnen treffen;
overeenstemming daarmee heeft het Hof
voorwerp dat afkomstig is uit een door de
- verdachte dit schot nagenoeg recht op de
bewezenverklaard dat de verdachte heeft
verdachte zelf begaan misdrijf en hem het
ruit heeft afgevuurd;
gepoogd ‘[betrokkene 1] en [betrokkene 2] en
‘voorhanden hebben’ daarvan wordt verwe-
- op het moment dat bedoeld schot werd
twee andere personen’ van het leven te bero-
ten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel
afgevuurd zich in ieder geval vier personen,
ven, hetgeen het Hof vervolgens heeft gekwa-
voorhanden hebben voldoende is om als
te weten [betrokkene 2], [betrokkene 1],
lificeerd als ‘poging tot moord, meermalen
(schuld)witwassen te worden aangemerkt.
[betrokkene 5] en [betrokkene 6] in het
gepleegd’. Die beslissingen zijn echter, gelet
Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaar-
schootsveld hebben bevonden;
op hetgeen het Hof in de bewijsvoering met
stelling van witwassen strekt ter bescherming
- verdachte heeft verklaard te hebben gezien
betrekking tot dat eerste schot heeft vastge-
van de aantasting van de integriteit van het
dat zich meerdere personen in de buurt van
steld, niet zonder meer begrijpelijk.
financieel en economisch verkeer en van de
de bar bevonden;
Het middel dat daarop gerichte klachten
openbare orde, dat witwassen een veelomvat-
- dodelijk letsel zeer reëel dient te worden
bevat, slaagt.
tend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en
geacht wanneer door het (grote) gat in het
Volgt vernietiging en terugwijzing.
dat ook in het geval het witwassen de
318
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Rechtspraak
opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de
een voorwerp - te weten een geldbedrag - dat
gemaakt voor een onderzoek door de bedrijfs-
witwasser in beginsel een handeling wordt
afkomstig is uit een door de medeverdachte
recherche alsmede de daarmee gemoeide per-
gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele
begaan misdrijf (niet-ambtelijke corruptie). In
soneelskosten. De bestreden uitspraak houdt
opbrengsten veilig te stellen’.
een dergelijk geval zal uit de motivering van het
wat betreft de vordering van de benadeelde
Gelet hierop moet worden aangenomen dat
oordeel dat sprake is van het medeplegen van
partij het volgende in over het onderzoek door
indien vaststaat dat het enkele voorhanden
(schuld)witwassen moeten kunnen worden
de bedrijfsrecherche: ‘De benadeelde partij zag
hebben door de verdachte van een voorwerp
afgeleid dat in nauwe en bewuste samenwer-
zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te
dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan
king meer is gedaan dan het enkele voorhan-
schakelen, nu de bij de bewoners en het perso-
misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het
den hebben van het voorwerp doordat de gedra-
neel ontstane onrust zo snel mogelijk wegge-
verbergen of verhullen van de criminele her-
gingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op
nomen diende te worden en de prioriteit van
komst van dat voorwerp, die gedraging niet als
het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de
de politie niet bij deze zaak lag.
(schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd.
criminele herkomst van het voorwerp.
Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel
2.3.2. Aan deze overwegingen voegt de Hoge
2.5. Nu het Hof niet meer heeft vastgesteld
het maken van de kosten als de omvang ervan
Raad ter verduidelijking het volgende toe. Met
dan dat de medeverdachte de gelden in de
redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met
deze rechtspraak wordt mede beoogd te voor-
kluis in zijn woning bewaarde en de verdach-
dien verstande dat – conform het oordeel van
komen dat een verdachte die een bepaald mis-
te hiervan op de hoogte was, heeft het Hof
de rechtbank – de crediteurskosten niet bij de
drijf heeft begaan en die de door dat misdrijf
zijn oordeel dat sprake was van het medeple-
factuur van [...] Bedrijfsrecherche moeten wor-
verkregen voorwerpen onder zich heeft en dus
gen van witwassen ontoereikend gemoti-
den opgeteld, zoals in de vordering is gedaan,
voorhanden heeft, zich automatisch ook schul-
veerd, omdat daaruit niet zonder meer kan
maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek
dig maakt aan het witwassen van die voorwer-
worden afgeleid dat daarmee in nauwe en
bedraagt deze schadepost € 8.082,25.’
pen. Bovendien wordt aldus bevorderd dat in
bewuste samenwerking gedragingen zijn ver-
zo een geval het door de verdachte begane
richt die ook (kennelijk) gericht zijn geweest
Hoge Raad, onder meer:
(grond)misdrijf, dat in de regel nader is
op het daadwerkelijk verbergen of verhullen
2.4. Voor toewijzing van een vordering tot
omschreven in een van specifieke bestandde-
van de criminele herkomst van de gelden.
schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eer-
len voorziene strafbepaling, in de vervolging
2.6. Het middel slaagt.
ste lid, Sv komen alleen die schade in aan-
centraal staat. Daarom is beslist dat ‘indien
Volgt vernietiging en terugwijzing.
merking die rechtstreeks is geleden door het
vaststaat dat het enkele voorhanden hebben
door de verdachte van een voorwerp dat
255
afkomstig is uit een door hemzelf begaan mis-
strafbare feit als bedoeld in art. 361, tweede
lid onder b, Sv. Indien daarvan sprake is
komen ingevolge art. 6:96, tweede lid onder
drijf niet kan hebben bijgedragen aan het ver-
8 januari 2013, nr. 11/04372
b, BW als vermogensschade mede voor ver-
bergen of verhullen van de criminele her-
(Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter-
goeding in aanmerking redelijke kosten ter
komst van dat voorwerp, die gedraging niet als
van Kan en J. Wortel)
vaststelling van schade en aansprakelijkheid.
(schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd’.
(Na conclusie van A-G Silvis, strekkende tot
2.5. Het oordeel van het Hof dat de kosten die
Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn
verwerping; adv. mr. H.J. Veen, Delfzijl)
door NOVO als benadeelde partij zijn gemaakt
van een gedraging die meer omvat dan het
LJN BY5333
in het kader van een onderzoek door een
enkele voorhanden hebben en die een op het
extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in
daadwerkelijk verbergen of verhullen van de
Vordering benadeelde partij. Voor toewijzing
dit verband gemaakte personeelskosten, in het
criminele herkomst van dat door eigen mis-
van een vordering tot schadevergoeding als
onderhavige geval moeten worden aange-
drijf verkregen voorwerp gericht karakter
bedoeld in art. 51a lid 1 Sv komen – binnen
merkt als rechtstreekse schade in de zin van
heeft. Ingeval de gedraging betrekking heeft
de reikwijdte van art. 361 lid 2 onder b Sv
art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in
op een gedeelte van die voorwerpen, kan
– ingevolge art. 6:96 lid 2 onder b BW als ver-
het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW,
slechts het voorhanden hebben van dat
mogensschade mede voor vergoeding in aan-
niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het
gedeelte worden aangemerkt als witwassen.
merking redelijke kosten ter vaststelling van
Hof heeft in zijn overwegingen voorts als zijn
In die eerdere rechtspraak is voorts tot uit-
schade en aansprakelijkheid.
oordeel tot uitdrukking gebracht dat ook is
drukking gebracht dat een vonnis of arrest
voldaan aan de vereisten dat de kosten die
voldoende duidelijkheid moet verschaffen
(Sv art. 51a lid 1 en 361 lid 2 sub b; BW art.
door de benadeelde partij te dezer zake zijn
over de door de rechter in dit verband rele-
6:96 lid 2)
gevorderd in redelijkheid zijn gemaakt en ook
vant geachte gedragingen van de verdachte.
in omvang redelijk zijn. Dat oordeel is niet
Wanneer het gaat om het voorhanden hebben
Inleiding
onbegrijpelijk en, in aanmerking genomen
van een voorwerp dat afkomstig is uit een
Verdachte is veroordeeld voor het samen met
hetgeen blijkens het proces-verbaal door en
door de verdachte zelf begaan misdrijf, moe-
twee anderen wegnemen van een geldbedrag,
namens de verdachte als verweer met betrek-
ten daarom bepaaldelijk eisen worden gesteld
een kluis en een aantal doosjes uit een woon-
king tot deze onderdelen van de vordering is
aan de motivering van het oordeel dat sprake
zorgcomplex van benadeelde partij NOVO waar
aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Uit het
is van (schuld)witwassen. Uit die motivering
zij als stagiaire werkzaam was, waarbij haar
proces-verbaal van de terechtzitting in hoger
moet kunnen worden afgeleid dat de verdach-
mededaders zich de toegang tot de plaats des
beroep blijkt niet dat een beroep is gedaan op
te het voorwerp niet slechts voorhanden heeft
misdrijfs hebben verschaft en de weg te
de in de schriftuur vermelde feiten en omstan-
gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kenne-
nemen goederen onder hun bereik hebben
digheden. Beoordeling daarvan vergt een
lijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk
gebracht door middel van valse sleutels.
onderzoek van feitelijke aard zodat daarop
verbergen of verhullen van de criminele her-
Het cassatiemiddel bevat onder meer de klacht
niet voor het eerst in cassatie met vrucht een
komst van het voorwerp.
dat het Hof ten onrechte heeft toegewezen de
beroep kan worden gedaan.
2.4. In het onderhavige geval gaat het om het
vordering van de benadeelde partij voor zover
Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld.
medeplegen van het voorhanden hebben van
betrekking hebbende op de kosten die zijn
Volgt verwerping.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
319
256
Boeken
Mensenrechten zijn niet soft
Over plechtige beloftes, politici die
dat even dreigen te vergeten en
Straatsburgse rechters die doen waarvoor ze zijn ingehuurd
Deze rede werd in
verkorte vorm uitgesproken bij gelegenheid van de opening
van het academisch
jaar 2012-2013 van
de juridische faculteit van de VU.
Egbert Myjer, tot voor kort EHRMrechter, betoogt waarom mensenrechten niet soft zijn. De rechten uit
het EVRM zijn keiharde minimumrechten en bovendien van een hoge
orde. De lidstaten zullen zich moeten houden aan hun beloftes die
rechten na te komen. Het EHRM
heeft de taak die naleving te controleren. Het Hof mag uitdrukkelijk
interpreteren maar is daarbij wel
gebonden aan de grenzen van het
Weens verdragenverdrag. Kritiek op
het Hof is er altijd wel geweest. Hij
geeft een aantal richtlijnen voor Staten die menen dat het Hof toch te
ver gaat in die interpretatie. Het is
wel nuttig te bedenken dat veel uitspraken die ooit voorwerp waren van
kritiek nu worden gekoesterd als het
‘acquis’ van het Hof. De grenzen van
aanvaardbare interpretatie zijn volgens Myjer nog lang niet bereikt.
Egbert Myjer
dhr. Van Dijk door middel van het
boek te kunnen laten blijken. Van
Dijk is een prominent criminoloog
die zijn wereldwijde faam onder veel
meer te danken heeft aan zijn bijdrage aan de International Crime Victims Survey. Hij ontving vele prijzen,
waaronder recentelijk de Stockholm
Prize in Criminology, ook wel de
Nobelprijs voor criminologie
genoemd. Een van de opvallende
aspecten van Van Dijk’s carrière is
dat hij zo succesvol is geworden terwijl zijn werkende leven zich maar
gedeeltelijk aan de Universiteit heeft
afgespeeld: hij heeft ook een indrukwekkende loopbaan gekend als ambtenaar. Wat maakte hem zo bijzonder? Blijkens het voorwoord van de
bundel, kunnen in elk geval twee
dimensies worden genoemd waarin
hij echt een verschil maakte. Ten eerste dat Van Dijk al heel vroeg de
mogelijkheden en relevantie van
internationalisatie voor zowel academisch onderzoek als beleidsmakers
onderkende. Hijzelf reisde daarom
erg veel en kreeg zo zijn bijnaam
KLM Van Dijk. In de tweede plaats
leverde hij in al de posities die hij
bekleedde zeer regelmatig de doorslaggevende intellectuele bijdrage.
Marc Groenhuijsen, Rianne
Letschert en Sylvia Hazenbroek
(red.)
Wolf Legal Publishers 2012, 446 p., € 39,95
ISBN 978 90 5850 932 1
Wolf Legal Publisher 2012, 38 p., € 8
ISBN 978 90 5850 915 4
KLM Van Dijk
Liber amicorum
prof.dr. mr. J.J.M. van Dijk
Dit liber amicorum is samengesteld
ter ere van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van Jan
‘KLM’ van Dijk, hoogleraar Victimology and Human Security aan Tilburg
University (International Victimology Institute Tilburg, oftewel: INTERVICT). Niet dat hij van plan is geheel
te stoppen; hij zal actief blijven als
docent en onderzoeker, maar de
mensen die hebben bijgedragen aan
deze bundel hebben de gelegenheid
met enthousiasme te baat genomen
om hun enorme waardering voor
320
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Over meesters in de rechten
en priesters van het recht
Feit en fictie in hun opleiding
De inhoud van de opleiding van de jurist is al
eeuwenlang voorwerp
van discussie en zal dat
ook blijven. Vanaf het
einde van de 19e eeuw
beschouwt de overheid
het als haar taak de kwaliteit van de toekomstige rechter en
advocaat te waarborgen door invloed
uit te oefenen op het curriculum. Zij
immers zijn de bewakers van de
rechtsstaat die, voorzien van een
moreel kompas, geacht worden in de
beroepspraktijk ‘meesterlijk’ te handelen. In deze uitgebreide versie van
haar oratie beschrijft de auteur het
spanningsveld tussen academische en
beroepsopleiding. Rode draad in haar
betoog is dat keuzes worden gemaakt
zonder voldoende inzicht in de feiten
die daaraan ten grondslag liggen. De
invoering van het bachelor-masterstelsel, de toename van het aantal vakken
in de studie, de specialisering van juridische faculteiten vergen analyse en
visie hoe het curriculum goed vorm te
geven. Dat is voor de togaberoepsgroepen van belang om een continuüm in
hun opleiding te kunnen creëren.
Margreet Ahsmann
Boom Juridische uitgevers 2013, 177 p., € 21
ISBN 978 90 8974 742 6
Boobytraps, valkuilen en
instinkers in het burgerlijk
recht
Soms hebben vervalclausules, verjaringstermijnen, terhandstellingsplichten meer weg van een boobytrap, valkuil of instinker dan van een
zinvolle verdeling van rechten en
plichten in een civielrechtelijke
rechtsverhouding. En er zijn nog
meer instinkers: voor beleidsmakers
bijvoorbeeld, die denken een probleem op te lossen zonder in te zien
dat ze een ander probleem creëren.
Of voor onervaren deelnemers aan
het rechtsverkeer die door onwetendheid structureel op achterstand
komen te staan. De auteurs besteden
aandacht aan herkomst, doel en
strekking van verschillende boobytraps, valkuilen en instinkers. Zij
gaan ook na in hoeverre het recht
verbeterd kan worden om beter tegemoet te komen aan de belangen van
partijen, om beter hanteerbaar recht
te verkrijgen en om effectiviteit van
wettelijke regels te waarborgen.
Het boek bevat dertien opstellen van
masterstudenten van de Erasmus
School of Law. Met het schrijven van
hun bijdrage aan dit boek voltooiden
zij hun Master Privaatrecht, Master
Aansprakelijkheid en Verzekering of
hun Togamaster.
W.H. van Boom, M. van Kogelenberg
en M.L. Tuil (red.)
Jonge Meesters-reeks
Boom Juridische uitgevers 2012, 325 p., € 65
ISBN 978 90 8974 726 6
Tijdschriften
257
Algemeen
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
C. Stolker
Over de toekomst van het juridisch
onderwijs
– Het universitaire
juridische onderwijs staat volop in
de belangstelling:
van de opleidingen
zelf natuurlijk, van
de studenten,
onderwijsspecialisten, de beroepspraktijk, van visitatieen accreditatiecommissies, en inmiddels ook van de regering. De
rechtenfaculteiten leggen de lat al
enkele jaren steeds hoger, voor zichzelf en voor de studenten. Schr. gaat
in dit artikel in op de doelstellingen
van de rechtenopleiding en beziet,
mede aan de hand van een vergelijking met de medische opleiding, hoe
met vaak beperkte middelen misschien nog meer kan worden bereikt.
258
Burgerlijk (proces) recht
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
T. van der Linden
De opgedrongen verrijking
– Schr. onderzoekt in dit artikel de
problematiek rondom de opgedrongen verrijking. In hoeverre kan de
verrijkte aansprakelijkheid uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking
ontlopen met het verweer dat hem
een bestedingspatroon is opgedrongen? Om deze vraag te beantwoorden belicht schr. eerst het theoretische fundament van het verrijkingsrechtelijke uitgangspunt dat een
opgedrongen verrijking niet voor
schadevergoeding in aanmerking
komt. Deze vuistregel is terug te voeren op het aan het systeem van het
vermogensrecht ten grondslag liggende autonomiebeginsel. Betoogd
wordt dat voor het antwoord op de
gestelde vraag van doorslaggevend
belang is in hoeverre de verrijkte
daadwerkelijk in zijn autonomie
wordt aangetast als hij schadevergoeding moet betalen. Schr. illustreert
deze stelling aan de hand van een
aantal casusposities die in het verlengde liggen van de zaakwaarneming, de precontractuele fase en
onbevoegde vertegenwoordiging.
Bedrijfsjuridische berichten
Nr. 1, 15 jan. 2013
G.H. van Lankhorst, Bb 2013/1
Inspanningen ten behoeve van de
boedel
– In dit artikel geeft schr. een uitgebreide bespreking van het arrest van
het Hof ’s-Hertogenbosch van 19
april 2012, LJN BW3476, waarin aan
de orde kwam of het niet voldoen
aan de sollicitatieverplichting van
een saniet moet leiden tot een verlenging van de termijn van de
schuldsaneringsregeling.
259
Fiscaal recht
Praktijkblad
Salarisadministratie
15e jrg. nr. 2, 18 jan. 2013
Mr. C.L.J.R. Douven
Gebruikelijk loon – afroommethode: lekker (niet) makkelijk.
Belastingverdrag België &
gebruikelijkloonregeling
– De Hoge Raad heeft in 2004 bij de
bepaling van het gebruikelijke loon
van een directeur/aanmerkelijkbelanghouder de afroommethode
goedgekeurd. De Belastingdienst
heeft deze methode omarmd, omdat
zo relatief eenvoudig een hoog
gebruikelijk loon kan worden vastgesteld in afwijking van het daadwerkelijk uitbetaalde loon. Grote stappen snel thuis lijkt de werkwijze van
de Belastingdienst. De Hoge Raad
heeft op 9 november 2012 deze
benadering als te ongenuanceerd
voor bepaalde situaties afgewezen.
Dit artikel gaat in op de nuanceringen die de Hoge Raad aanbrengt.
Omdat het in één casus ging om
een inwoner van België, komt ook de
toepassing van een belastingverdrag
bij de gebruikelijkloonregeling aan
de orde.
Tijdschrift voor Agrarisch
recht
72e jrg. nr. 12, dec. 2012
A. Visscher, A. Verduijn
Inkomstenbelastingaspecten van
´Rood voor Rood´
– Er zijn in Nederland bij provincies
en gemeenten diverse regelingen
voor functiewijziging van agrarische
bebouwing. Met name de functiewijzigingsregelingen als de Ruimte
voor Ruimteregelingen en de regelingen voor Vrijkomende Agrarische
Bedrijfsgebouwen (VAB) voorzien in
het onder voorwaarden kunnen verkrijgen van een bouwtitel voor een
nieuwe woning in het buitengebied,
waarbij de tegenprestatie bestaat uit
bijvoorbeeld het slopen van oude
agrarische bedrijfsgebouwen of het
ontwikkelen van een landgoed met
natuur. In deze bijdrage wordt ingegaan op de fiscale gevolgen (met
name voor de inkomstenbelasting)
van één van deze vormen van functieverandering, het slopen van voormalige agrarische gebouwen en het
in ruil daarvoor verkrijgen van een
bouwtitel voor één of meer nieuwe
woningen op grond met een oorspronkelijk agrarische bestemming,
anders dan een agrarische bedrijfswoning.
Weekblad Fiscaal recht
142e jrg. nr. 6984, 17 jan. 2013
Mr. C. Bruijsten, mr. A.J.F. Antonius,
WFR 2013/70
Het wetsvoorstel Wet verhuurderheffing wacht op een novelle
– De Eerste Kamer heeft de stemming over het wetsvoorstel Wet verhuurderheffing aangehouden. Minister Blok heeft toegezegd om met een
novelle te komen. In dit artikel
bespreken schrs. de achtergrond van
het wetsvoorstel en gaan zijn vervolgens nader in op een aantal onderdelen van het huidige wetsvoorstel.
(Zie voor de novelle de rubriek Wetgeving, onder Nieuwe wetsvoorstellen, in deze aflevering van het NJB.)
Mr. G.P. Schutz, WFR 2013/80
Het aanmerkelijkbelangregime in
de vennootschapsbelasting en het
Nederlandse vestigingsklimaat voor
hoofdkantoren
– Een keuze voor Nederland als vestigingslocatie voor reële (hoofdkantoor)activiteiten wordt regelmatig
gedwarsboomd door het aanmerkelijkbelangregime voor buitenlands
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
321
Tijdschriften
belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting. Dit regime brengt
met zich dat het gunstiger is om substance in het buitenland dan in
Nederland op te bouwen. Uitgaande
van de wens om het gebruik van
postbusmaatschappijen in Nederland
te verminderen en tevens de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingslocatie voor reële (hoofdkantoor)activiteiten te bevorderen, is dit
uiterst onwenselijk. Schr. doet enkele
aanbevelingen voor een beleidsbesluit waardoor Nederland aantrekkelijker zou worden als hoofdkantoorlocatie. Tevens schetst hij de contouren
van een alternatieve benadering
waarbij de stimulans om substance
buiten Nederland op te bouwen
wordt weggenomen en de nadruk
meer komt te liggen op het opbouwen van (hoofdkantoor)activiteiten
in Nederland.
Mr. F. Tromp, WFR 2013/89
“Doe eens even normaal!”
– In een BTW-structuur met een
schoolgebouw oordeelde de Hoge
Raad dat sprake was van misbruik van
recht. In twee latere arresten wees de
Hoge Raad de toepassing van dit leerstuk af. In dit artikel onderzoekt schr.
de betekenis van deze arresten voor
dit soort structuren.
260
Gezondheidsrecht
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
R. Giard
Juridisch oordelen over medische
missers. Hoe medische
aansprakelijkheid de kwetsbare
plekken van civiele rechtspraak
blootlegt
– Dokters kunnen fouten maken,
maar rechters ook. De Deense psycholoog Erik Hollnagel, die onderzoekt hoe en waarom mensen fouten maken, stelt: ‘To err is human; to
understand why humans err is
science’. Als een wetenschappelijke
benadering de beste manier is om
uit te zoeken waarom medische professionals kunnen dwalen, heeft dat
gevolgen voor hoe het onderzoek
naar de toedracht bij medische aansprakelijkheid dient te geschieden.
Die inzichten kunnen vervolgens
322
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
weer helpen om gerechtelijke dwalingen bij de waarheidsvinding te
voorkomen. Zo legt onderzoek van
medische aansprakelijkheid de
kwetsbare plekken van civiele rechtspraak bloot.
Expertise en Recht
Nr. 6, dec. 2012
Raimond Giard
Ziekenhuizen op drift. De noodzaak
van een toetsingskader voor het
onderzoek van ernstige fouten in
ziekenhuizen
– De afgelopen jaren
raakten verschillende
ziekenhuizen in
opspraak doordat hun
zorgverlening structurele tekortkomingen
liet zien, uitmondend
in ongewenste letselen overlijdensschade. Mede door de
uitgebreide media-aandacht en de
resulterende publieke verontwaardiging werden dergelijke calamiteiten
het onderwerp van onderzoek door
speciaal daarvoor benoemde commissies. Maar als er schuldigen
gestraft moeten worden en we van
gemaakte fouten willen leren, kunnen we dan ook voldoende vertrouwen op de uitkomsten van die
enquêtes? Er is dringend behoefte
aan een toetsingskader voor dit ad–
hoccalamiteitenonderzoek waarin de
beginselen van behoorlijk onderzoek
worden geformuleerd en de juiste
methodologie van dit type onderzoek wordt omschreven. Het toetsingskader dient meer aandacht en
vorm te krijgen, zowel juridisch als
methodologisch. Dit type normatief
onderzoek vraagt een geëigende integratie van procedurele en materiële
waarheidsvinding.
PS Documenta
Nr. 17, 18 dec. 2012
N.J.E.G. Cremers,
PS Documenta 2012/201
Vrije artsenkeuze onder druk
– De vrije artsenkeuze bestond ook al
ten tijde van de Ziekenfondswet en is
logischerwijze ook doorgevoerd bij
de totstandkoming van de Zorgverzekeringwet (Zvw), mede doordat dit
verplicht leek op grond van de Europese regelgeving. De vrije artsenkeuze staat niet op zichzelf, maar maakt
deel uit van de polisvoorwaarden. In
dit artikel geeft schr. een korte uit-
eenzetting over de aanspraken van
een verzekerde, de wijze waarop die
tot uitdrukking komen en aan de
verzekerde worden gepresenteerd, en
de plek die de vrije artsenkeuze hierin heeft.
N.J.E.G. Cremers,
PS Documenta 2012/202
Beperking BTW-vrijstelling voor
medische diensten
– Met ingang van 1 januari 2013
houdt ten gevolge van de implementatie van het Lente-akkoord de BTW-vrijstelling voor medische beroepen op te
bestaan. Dit zal leiden tot een BTWheffing van 21%. Uitsluitend op
geneesmiddelen en hulpmiddelen is
het lage btw-tarief van toepassing. In
dit artikel gaat schr. in op de praktische consequenties van deze wijziging.
261
Handels- & economisch recht
Bedrijfsjuridische berichten
Nr. 1, 15 jan. 2013
D.T.A. Noordeloos,
S.J.M. van Kuppeveld, Bb 2013/2
Wegener en feitelijk leidinggevenden succesvol in beroep
– In dit artikel bespreken schrs. de
uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 27 september 2012, LJN
BX8528. Eerst schetsen schrs. de achtergrond van de zaak van de Koninklijke Wegener N.V. en vijf leidinggevenden tegen de NMa. De boete van
€ 19 miljoen die aanvankelijk aan
Wegener was opgelegd, werd fors verlaagd. Na deze schets geven Noordeloos en Van Kuppeveld een toelichting op 1. de uitleg van de
voorwaarde die de NMa aan de concentratie verbond, 2. de boeteverlaging en 3. het beboeten van feitelijk
leidinggevenden. Ook plaatsen schrs.
kritische kanttekeningen bij deze
drie punten.
Nederlands tijdschrift voor
Europees recht
18e jrg. nr. 10, dec. 2012
Mr. dr. H.J. van Harten, mr. T. Nauta
Nog geen horizontale rechtstreekse
werking van het vrije verkeer van
goederen?
– In brede kring wordt aangenomen
dat het vrij verkeer van diensten,
werknemers en vestiging onder
Tijdschriften
omstandigheden rechtstreeks doorwerken in horizontale relaties. In de
zaak Fra.bo past het Hof van Justitie
het leerstuk van de horizontale rechtstreekse werking niet expliciet toe op
het vrije goederenverkeer. Zaakspecifiek maakt het Hof van Justitie echter duidelijk dat onder omstandigheden ook een particuliere organisatie
als gedaante van ‘publieke macht’
kan worden aangemerkt waarmee
haar activiteiten en voorschriften
binnen de reikwijdte van het recht
betreffende het vrije goederenverkeer vallen. Het Hof van Justitie lijkt
hiermee impliciet aan te sluiten bij
zijn collectiviteitsredenering inzake
het vrij verkeer van diensten, werknemers en de vestigingsvrijheid.
Mr. drs. D.P. Kuipers, mr. J.I. Kohlen
De titanenstrijd tussen Apple
en Samsung. Uitleg van de
FRAND-verplichtingen bij de rechter
en in het onderzoek van de
Europese Commissie naar Samsung
– De gemoederen in de elektronicasector worden de laatste tijd aardig
bezig gehouden door het juridische
gevecht tussen Samsung en Apple in
een flink aantal landen. In dit artikel
geven schrs. vanuit mededingingsrechtelijk perspectief een beschouwing van de procedures die Apple en
Samsung in Nederland voeren.
Daarbij zoomen zij in op de FRANDaspecten van die zaak waarbij met
name interessant is te constateren
dat deze zowel in civielrechtelijke
octrooiprocedures aan de orde komen
als in het onderzoek dat de Europese
Commissie is gestart. Zij concluderen
dat het voor de eenduidigheid van de
rechtspraak goed zou zijn als de Europese Commissie snel duidelijkheid
schept in de FRAND-discussie en aangeeft op welke wijze deze ingrijpt op
het mededingingsrecht, in het bijzonder artikel 102 VWEU.
Openbaar Bestuur
Nr. 1, 2013
M.D.L. Veraart
Parlement keurt privatisering
– Op 30 oktober 2012 presenteerde
de Parlementaire Onderzoekscommissie privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten haar rapport ‘Verbinding verbroken,
Onderzoek naar de parlementaire
besluitvorming over de privatisering
en verzelfstandiging van overheidsdiensten’. Hierin worden een viertal
privatiseringsprocessen onderzocht.
Bij dit onderzoek lag de nadruk op de
parlementaire behandeling.
Uit het onderzoek kan het volgende
worden geleerd: het succes van complexe privatiseringsprocessen is
afhankelijk van de ordening en
inrichting van het hervormingsproces, bij transitieprocessen is een sterke en onafhankelijke marktmeester
van groot belang en tot slot, een
beter begrip en inzicht in veranderprocessen is onontbeerlijk.
recht een actueel thema hebben
behandeld. Het seminar werd georganiseerd door de Deutsche Gesellschaft für Agrarrecht. De Belgische
vereniging moest verstek laten gaan,
evenals de Denen. Thema´s waren de
stand van zaken met betrekking tot
het nieuwe Europese landbouwbeleid
en juridische kwesties rond energie
en landbouw. In deze bijdrage wordt
een samenvatting gegeven van hetgeen is besproken.
Tijdschrift voor Compliance
Rechtskundig Weekblad
76e jrg. nr. 19, 5 januari 2013
Tâm Dang Vu
De nieuwe richtlijn betalingsachterstand handelstransacties en haar
omzetting in het Belgische recht:
een mogelijkheid tot vooruitgang
inzake (betalings)achterstand?
– (België) Een nieuwe Europese richtlijn betreffende de bestrijding van
de betalingsachterstand bij handelstransacties moet tegen 16 maart
2013 in het Belgische recht worden
omgezet. Deze richtlijn vervangt de
richtlijn die aanleiding gaf tot de wet
van 2 augustus 2002 betreffende
betalingsachterstand en die één van
de katalysatoren was voor de wet op
de verhaalbaarheid van de kosten en
erelonen van de advocaat. De nieuwe
richtlijn wijzigt en verstrengt de
maatregelen die door de vorige richtlijn zijn ingevoerd, waaronder de
betalingstermijnen, de rol van de
ingebrekestelling, de omvang van de
moratoire interesten en de verhaalbaarheid van invorderingskosten. Er
wordt o.m. een forfaitaire vergoeding
van 40 euro voor invorderingskosten
opgelegd. In deze bijdrage worden de
huidige regels in het Belgische recht,
de regeling van de nieuwe richtlijn
en enkele sporen voor de omzetting
besproken.
Tijdschrift voor Agrarisch
recht
72e jrg. nr. 12, dec. 2012
D.W. Bruil
Het Drielandenseminar in Dresden
– Van 29 november
tot en met 1 december 2012 vond een
tweelandenseminar
plaats in Dresden,
waarbij de Duitse en
Nederlandse verenigingen voor agrarisch
Nr. 4, 2012
O. Sueur, W. van Tol
Het True North van de compliance
officer: Navigator en verbindingsofficer
– In dit artikel pleiten schrs. voor
een bredere rol voor de compliance
officer: minder instrumenteel, meer
fundamenteel en richtinggevend. In
hun visie moet het beleid van een
onderneming niet alleen worden
getoetst aan wet- en regelgeving,
maar moet het beleid worden gedreven door waardecreatie voor alle stakeholders. Zij beschrijven daarbij de
vaardigheden, instelling en positie
die een compliance officer hiervoor
nodig heeft.
J. de Bie, E. van Bekkum
Compliance officer: graag aandacht
voor de soft-controls!
– In dit artikel bespreken schrs. de
‘soft-controls’, cultuur en gedrag binnen organisaties, die van grote
invloed zijn op (on)gewenst gedrag
van medewerkers. In toenemende
mate hebben compliance officers
aandacht voor soft controls, ook wel
gedragsbeïnvloedende factoren
genoemd. Schrs. stellen acht basis
soft controls aan de orde: helderheid,
bespreekbaarheid, voorbeeldgedrag,
uitvoerbaarheid, betrokkenheid,
transparantie, aanspreekbaarheid en
handhaving. Hierna komen de rollen
van de compliance officer aan de
beurt, te weten de preventieve rol, de
detectieve rol, en de repressieve rol.
C.A. Wielenga, H.T.J.M. van den Hout
De rol van de compliance officer ten
aanzien van gedrag en cultuur.
De stand tot nu toe en de
verwachtingen voor 2013-2014
– In dit artikel bespreken schrs. de
uitkomsten van het onderzoek
‘Winst op gedrag en cultuur. De rol
van de Compliance officer ten aanzien van gedrag en cultuur’. Op
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
323
Tijdschriften
basis van de onderzoeksgegevens
geven schrs. handvatten voor de borging van cultuur in het compliancesysteem. Ook wordt het onderzoek
van de DNB naar cultuur besproken
evenals de resultaten van de AFMonderzoeken naar cultuur. De onderzoeksbevindingen worden vertaald
in praktische richtlijnen om het
onderwerp ‘cultuur’ te borgen in de
compliancecyclus.
W.H.A. Swinkels, M. van Tienhoven
Gedrag als expliciet onderdeel van
het in-control vraagstuk
– Naar aanleiding van de parlementaire enquête naar de bouwnijverheid concluderen schrs. dat het
(maatschappelijk ongewenste) gedrag
in de basiswaarden zit van de ondervraagde personen, en dat dit gedrag
ook is geïnstitutionaliseerd binnen
de bouwsector. Schrs. zijn van
mening dat gedrag en cultuur niet
als afzonderlijke elementen moeten
worden beschouwd, maar als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van een onderneming.
S. Kuijper
Odysseus en Compliance
– In dit artikel betoogt schr. aan de
hand van de avonturen van Odysseus
dat compliance geen rationele aangelegenheid is. Op het moment dat de
bemanning in de verleiding komt, is
er van rationeel gedrag geen sprake
meer. Richtlijnen en procedures gaan
uit van een rationele medewerker in
een rationele organisatie. Schr. trekt
de conclusie dat een effectieve aanpak begint met het accepteren en
onderzoeken van de irrationaliteit
van de medewerkers.
262
Intellectuele eigendom,
mediarecht & informatierecht
Berichten industriële
eigendom
3e jrg., nov/dec. 2012
Ulrich Hildebrandt
Germany, a legal report
Trademarks, designs and unfair
competition.
– This report gives an update on the
developments in German intellectual
property law over the last three or
four years. Trademarks, designs and
unfair competition will be the focus
324
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
of this report. There have been no
important legislative measures in
Germany in this field over the last
few years. Therefore this report is
mainly concerned with important
decisions by the Bundesgerichtshof.
‘Keeping in mind that almost all
Dutchmen speak better German
than most Germans’ the author
included the original wording of
German decisions in the footnotes.
Computerrecht
Nr. 6, 2012
S.J.H. Gijrath,
Computerrecht 2012/181
Informatie- en netwerkbeveiliging
in juridisch perspectief: een kwestie
van contractbesturing?
– Hoewel de urgentie
van informatie- of
netwerkbeveiliging
door de regelgevers
wordt onderkend, is
het domein versnipperd en niet consequent gereguleerd. De
nadruk in het debat over (de wenselijkheid van) regulering van informatiebeveiliging ligt op het afleggen
van verantwoording als het misgaat
en op het informeren van gedupeerden. Tegelijk lijkt het, gezien de snelle technologische ontwikkelingen,
niet realistisch om veiligheidsrisico’s
en beveiligingsmaatregelen bij voorbaat in detail te willen reguleren. Dit
roept de vraag op hoe men in de
praktijk met veiligheidsrisico’s zou
moeten omgaan. In dit artikel verdedigt schr. de stelling dat ICT-beveiliging een onderwerp is dat in ICT-contracten beter en effectiever kan
worden geregeld
C. Cuipers, P. Marcelis,
Computerrecht 2012/182
Oprekken van het concept
persoonsgegevens beperking van
privacybescherming?
– Uit een analyse van verschillende
opinies van de Artikel 29-werkgroep
blijkt een steeds ruimere uitleg van
het begrip persoonsgegevens. In dit
artikel stellen schrs. vanuit twee
perspectieven de vraag of een dergelijke ruime uitleg van het begrip
persoonsgegevens bijdraagt aan een
betere bescherming van persoonsgegevens en privacy. Door een ruimere
uitleg vervaagt de link tussen gegevensbescherming en privacy, wat
vragen oproept over het fundamen-
tele karakter van het recht op gegevensbescherming. Ook is een ruime
uitleg van het begrip persoonsgegevens praktisch moeilijk toe te passen. Schrs. illustreren dit aan de
hand van voorbeelden van het laagdrempelige gebruik van informatie
die beschikbaar is op internet. In dit
artikel signaleren schrs. problemen
van een steeds ruimere uitleg, en
geven een voorzet voor nader onderzoek.
S. van Camp,
Computerrecht 2012/183
Het doorverkopen van gedownloade
software en communautaire
uitputting: het UsedSoft-arrest van
het Hof van Justitie
– In deze bijdrage wordt het arrest
van het Hof van Justitie inzake
UsedSoft/Oracle besproken. Dit
arrest geeft een antwoord op verschillende vragen over de communautaire uitputting van het distributierecht inzake software. Schr.
onderzoekt of het begrip ‘verkoop
van software’ te verzoenen valt met
de licentiepraktijk, en of de uitputting een verkoop van een materiële
drager vereist. Daarna komt de
vraag aan de orde of licentievoorwaarden moeten wijken voor een
autonoom wettelijk gebruiksrecht
van de tweedehandse verkrijger.
263
Internationaal privaatrecht
Letsel & Schade
Nr. 4, 2012
Mr. C.A.M.Roijackers
Internationaal privaatrecht met
betrekking tot onrechtmatige daad;
een beknopt overzicht
– (België) Dit overzicht geeft een
basale inleiding op het voor Nederland geldende IPR, waarbij de EEXverordening, Rome II, het Haags Verkeersongevallenverdrag en het Haags
Productaansprakelijkheidsverdrag,
art. 1-14 Rv en het nieuwe boek 10
BW aan de orde komen. Er wordt een
eigen opvatting bepleit ten aanzien
van de toepassing van het overgangsrecht van Rome II door de Nederlandse rechter.
Tijdschriften
264
Omgevingsrecht
Tijdschrift Omgevingsrecht
Nr. 4, dec. 2012
Mr. G.M. van den Broek
De toekomst van nadeelcompensatie in het omgevingsrecht
– Schr. zet in deze bijdrage zijn verwachtingen voor de toekomst van de
nadeelcompensatie in het omgevingsrecht uiteen. Die verwachtingen
zijn gebaseerd op het wetsvoorstel
voor een algemene nadeelcompensatieregeling in de Algemene wet
bestuursrecht en op de recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake de afbakening
van het normale maatschappelijke
risico. Het toekomstbeeld van de
nadeelcompensatie in het omgevingsrecht kan naar zijn mening
kernachtig worden geschetst met de
oneliner ‘ruime reikwijdte van de
regeling – beperkte toekenning van
schadevergoeding’. In deze bijdrage
wordt deze toekomstverwachting
onderbouwd.
Mr. D.G.J. Sanderink
De vergoeding van indirecte schade
op grond van artikel 1 Eerste
Protocol volgens het Europese Hof
voor de Rechten van de Mens
– De overheid verricht dagelijks activiteiten in de omgeving van eigendommen van burgers. Ook staat de
overheid het burgers dagelijks toe
om activiteiten in de omgeving van
eigendommen van andere burgers te
ontplooien. Dergelijke overheidsmaatregelen kunnen leiden tot een
waardedaling van de eigendommen
van burgers. Indirecte schade zonder
onteigening en indirecte schade met
onteigening komen in Nederland
onder bepaalde voorwaarden voor
vergoeding in aanmerking. Bij indirecte schade met onteigening vindt
die vergoeding plaats onder artikel
41 Onteigeningswet. Bij indirecte
schade zonder onteigening vindt die
vergoeding thans doorgaans plaats
op grond van artikel 6.1 e.v. Wet
ruimtelijke ordening of (voor infrastructurele projecten) artikel 22 Tracéwet. In de toekomst zal de vergoeding hiervan evenwel (waarschijnlijk)
op de algemene nadeelcompensatieregeling van artikel 4:126 Algemene
wet bestuursrecht berusten. Het
recht op eigendom, dat door artikel 1
Eerste Protocol (EP) bij het Europees
Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele
vrijheden gewaarborgd wordt, is hier
ook van belang. Het doel van deze
bijdrage is om te onderzoeken in
hoeverre aan artikel 1 EP een recht
op schadevergoeding ontleend kan
worden voor indirecte schade zonder
onteigening en indirecte schade met
onteigening. Bekeken zal daarbij worden of de rechtspraak van het EHRM
wat betreft het recht op schadevergoeding een onderscheid maakt tussen beide soorten schade. Ook zal
steeds een relatie worden gelegd met
het Nederlandse recht.
Dr. J. van Zeben
Marktconforme regulering binnen
het nieuwe instrumentarium van
de Omgevingswet?
– In het kader van de voorgenomen
stelselwijziging binnen het Nederlandse omgevingsrecht speelt
instrumentkeuze een belangrijke
rol. In deze bijdrage zal worden ingegaan op de ervaringen met het Europese handelssysteem in broeikasgasemissierechten en hoe deze
instrumenten, vanuit rechtseconomische perspectief, een aanvulling
kunnen zijn op het huidige instrumentarium binnen de omgevingsrechtelijke regelgeving.
265
digen is het vooral de exclusiviteit
van de verblijfsvoorwaarde, en de
geringe motivering van de noodzaak
hiervan, waar het Hof van Justitie
over valt. De uitspraak laat de mogelijkheid alternatieve voorwaarden
aan meeneembare studiefinanciering te koppelen.
266
Rechten van de mens
Rechtskundig Weekblad
76e jrg. nr. 20, 12 jan. 2013
Koen Lemmens
Antigone(s) in Straatsburg:
mensenrechten tussen recht en
gerechtigheid
– De kritiek op het Europees Hof
voor de Rechten van de Mens is
intussen gemeengoed geworden. In
dit artikel wordt enerzijds aangetoond dat deze kritiek doel mist
omdat hij het essentieel dynamische
karakter van de Straatsburgse mensenrechtenbescherming miskent.
Anderzijds is het evenzeer nodig de
kritiek op de Straatsburgse rechtspraak te nuanceren. Het klassieke
drama Antigone biedt alvast een
leessleutel aan die het mogelijk
maakt te begrijpen waarom arresten
van het Hof veel commotie veroorzaken en andere onopgemerkt een anoniem bestaan leiden.
Rechtstreeks
Onderwijsrecht
Nederlands tijdschrift voor
Europees recht
18e jrg. nr. 10, dec. 2012
Prof. dr. A.A.M. Schrauwen
De kosten van studentenmobiliteit
– Het arrest van het
Hof van Justitie inzake de Nederlandse
verblijfsvoorwaarde
in de regeling voor
meeneembare studiefinanciering heeft tot
teleurstelling bij het
kabinet geleid. Hoewel het Hof van
Justitie erkent dat bevordering van
de mobiliteit van studenten die een
band met Nederland hebben een
legitiem doel is dat een beperking
op het recht van vrij verkeer van
werknemers zou kunnen rechtvaar-
P. Frissen
Reputatie op afstand
– In deze Rechtspraaklezing staat de
vraag centraal of rechtspraak een
sterk merk is of dat haar reputatie
moet worden beschermd. De lezing is
gebaseerd op een onderzoek dat in
opdracht van de Raad voor de Rechtspraak is verricht door de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en
waar schr. aan heeft meegewerkt
(‘Reputaties gewogen. Beelden over de
rechtspraak bij beslissers en publieke
opinieleiders’ Research Memoranda
nr. 2012/4). Hierin werd de mening
over de rechtspraak van Nederlandse
beslissers en opinieleiders onderzocht. Belangrijkste conclusie uit het
onderzoek is dat volgens de ondervraagden van het onderzoek de
rechtsgang, het leiderschap en de
maatschappelijke waardering in het
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
325
Tijdschriften
geding zijn. Schr. bespreekt de aanbevelingen uit het rapport en sluit af
met enkele reflecties op het thema
reputatie van de rechtspraak. De
rechtspraak doet er volgens schr. goed
aan soms een wat grotere afstand te
nemen tot de samenleving en de overige machten in de trias.
267
Rechtsgeschiedenis
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
J. Hallebeek
De iustum pretium-leer en het
evenredigheidsbeginsel
Serie: ‘Historische wortels van het
recht’
– De iustum pretium-leer en het
evenredigheidsbeginsel hebben in
het westerse rechtsdenken altijd een
rol gespeeld. Hoewel vanaf de vroegmoderne tijd het primaat van de contractsvrijheid hun rol sterk heeft
teruggedrongen, wordt een approximatieve equivalentie van wederkerige prestaties als algemeen beginsel
thans weer bepleit. Schr. stelt zich de
vraag of het huidige contractenrecht
daar ruimte voor biedt.
268
Sociaal Recht
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
S. Charitakis
An introduction to the disability
strategy 2010-2020, with a focus on
accessibility
– Dit artikel heeft tot doel een overzicht te geven over de Europese strategie inzake handicaps, met een
focus op toegankelijkheid. Met dit
strategische plan zet Europa koers
naar een Europa zonder drempels.
Juridisch up to Date
Nr. 1, 10 jan. 2013
M.J. van Herwerden
De Wet arbeid en zorg en de stand
van zaken per 31 december 2012
– De Wet arbeid en zorg bestaat tien
jaar. Schr. bespreekt eerst de geschiedenis van deze wet gevolgd door de in
326
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
2012 ingevoerde wijzigingen. Hierbij
ligt de nadruk op de aanpassing van
de arbeidsduur na afloop van het
ouderschapsverlof en het wetsvoorstel
‘babyverlof’ dat momenteel in behandeling is bij de Tweede Kamer. Schr. is
van mening dat de aangebrachte wijzigingen een betere balans tussen
arbeid en zorg ondersteunen. Toch
moet men zich volgens schr. afvragen
of deze wettelijke regeling zelfregulering van werkgever en werknemer
niet juist tegenwerkt. Als voorbeeld
noemt schr. artikel 4:1b Wet arbeid en
zorg dat maakt dat het voor de werkgever moeilijker wordt om een permanente aanpassing van de arbeidsduur na genoten ouderschapsverlof te
weigeren.
Nederlands tijdschrift voor
Europees recht
18e jrg. nr. 10, dec. 2012
Mr. A.G. Veldman
Het kip-ei-probleem van het leveren
van een prima facie bewijs van
discriminatie bij sollicitatie
– Bewijs leveren van discriminatie is
geen gemakkelijke opgave. Dat geldt
zeker bij sollicitatie, waarbij het niet
altijd duidelijk zal zijn wat de precieze redenen voor afwijzing waren. Het
is daarom de vraag of de werkgever
verplicht is informatie te verschaffen
over de procedure en de kandidaten.
De EU non-discriminatierichtlijnen
schrijven een verlicht bewijslastregime voor. Of dit regime een informatierecht met zich meebrengt, kwam
aan de orde in de Galina Meisterzaak. Het antwoord is ontkennend,
maar de weigering van de werkgever
om informatie te geven kan wel een
rol spelen bij het vaststellen van een
vermoeden van discriminatie.
Praktijkblad
Salarisadministratie
15e jrg. nr. 2, 18 jan. 2013
Rachel Reinhard
Ongevraagd informatie inwinnen
over de sollicitant: mag dat?
– Het controleren van een curriculum
vitae en navraag doen bij oud-werkgevers van een sollicitant zijn voorbeelden van methoden die werkgevers
gebruiken om een breder beeld te
krijgen van de sollicitant. Daarnaast is
het niet ondenkbaar dat een werkgever iemand in zijn privé- of zakelijke
netwerk kent die hem informatie over
de sollicitant kan verschaffen. Ook
komt het steeds meer voor dat werkgevers internetresearch naar sollicitanten verrichten. In hoeverre het
juridisch toelaatbaar is om ongevraagd informatie over een sollicitant
in te winnen, leest u in dit artikel.
PS Documenta
Nr. 17, 18 dec. 2012
P.G. Mantel, PS Documenta 2012/199
Verhouding tussen de WWB en het
Bbz 2004
– Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz
2004) maakt deel uit
van de Wet Werk en
Bijstand (WWB). Zowel
de WWB als het Bbz
2004 heeft als grondslag om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Het Bbz
2004 is een regeling voor de bijstand
aan zelfstandigen. De mogelijkheden
in het Bbz 2004 zijn ruim. Niet de
voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan staat centraal,
maar het doel om te komen tot onafhankelijkheid van een uitkering. Ten
tweede kent het Bbz een kapitaalinjectie voor levensvatbare ondernemingen. Zelfstandigen die tijdelijk niet
rond kunnen komen van hun onderneming of de nodige investeringen
moeten doen, kunnen een lening krijgen om in die behoefte te voorzien. In
dit artikel staat de vraag centraal wat
de verhouding is tussen het Bbz 2004
en de WWB. Voor de beantwoording
van deze vraag kijkt schr. naar de
doelgroepen, de aanspraken, en het
probleem van de voorliggende voorziening. Hierbij komen de wet- en
regelgeving van vroeger en nu aan de
orde. Ook bespreekt schr. de jurisprudentie omtrent de verhouding tussen
beide regelingen.
269
Staats- & bestuursrecht
Ars Aequi
62e jrg. nr. 1, 2013
M.M.J. Daams
Vaststelling van een nieuwe
Politiewet; vorming van één
landelijk politiekorps
– Met ingang van 1 januari 2013 is
de Politiewet 2012 in werking getre-
Tijdschriften
den. Daarmee is de vorming van één
landelijk politiekorps een feit geworden. De Politiewet 2012 vervangt de
Politiewet 1993, waarin voorzien was
in een regionaal politiebestel. In deze
bijdrage wordt de Politiewet 2012
nader belicht.
De Gemeentestem
162e jrg. nr. 7380, 20 dec. 2012
C.J. IJdema, Gst. 2012/119
De beslissing omtrent invordering
van verbeurde dwangsommen in de
praktijk
– Met de inwerkingtreding van de Wet
vierde tranche Awb
op 1 juli 2009, werd
in art. 5:37 Awb de
beschikking
omtrent invordering
van verbeurde
dwangsommen (invorderingsbeschikking) geïntroduceerd. Inmiddels
werkt men al ruim drie jaar met de
invorderingsbeschikking. In dit artikel bespreekt schr., in het licht van
de systematiek van titel 4.4 Awb, aan
de hand van de jurisprudentie, hoe
het werken met de invorderingsbeschikking in de praktijk gaat.
L.J.M. Timmermans, Gst. 2012/123
Kroniek Algemeen bestuursrecht
– In dit artikel geeft schr. een overzicht van en een toelichting op de
voorstellen in het regeerakkoord van
het Kabinet Rutte-Asscher, die betrekking hebben op bestuursrechtelijke
onderwerpen.
Netherlands Administrative
Law Library
www.nall.nl
Claartje van Dam
De doorwerking van Europese
administratieve soft law: in strijd
met Nederlandse legaliteit?
– Dit peer reviewed artikel bestudeert de doorwerking van Europese
administratieve soft law in de
Nederlandse rechtsorde in het licht
van het Nederlandse legaliteitsbeginsel. Alhoewel Europese administratieve soft law juridische verbindendheid mist op grond van de
Verdragen, kan van Europese administratieve soft law een juridisch
bindende werking uitgaan. Uit het
onderzoek naar de omgang met
Europese administratieve soft law
bij de uitvoering van Europese subsidieregelingen blijkt dat adminis-
tratieve soft law daarnaast een ‘de
facto’ bindende werking voor de lidstaten kan genereren.
Deze (juridisch en de facto) bindende
werking van administratieve soft law
staat op gespannen voet met het
Nederlandse legaliteitsbeginsel, dat
vereist dat bindende normen in hard
law worden neergelegd. Drie doelen
van het legaliteitsbeginsel (het bevorderen van rechtszekerheid, legaliteit
en het bieden van bescherming
tegen de overheid) worden niet voldoende vervuld. Verschillende oplossingsrichtingen die de spanningen
met het legaliteitsbeginsel kunnen
wegnemen, worden voorgesteld.
Openbaar Bestuur
Nr. 1, 2013
J.H.J. van den Heuvel
Lessen uit bestuurlijke affaires
– In het openbaar bestuur wordt in
het geval van belangenverstrengeling
een integriteitsonderzoek gedaan.
Meestal lijdt het integriteitsonderzoek alleen al tot reputatieschade
van de bestuurder. Schr. schetst de
moeilijkheden rond een integriteitsonderzoek en bespreekt de middelen
die ingezet kunnen worden om
belangenverstrengeling te voorkomen. Binnen het gemeentelijk en
provinciaal bestuur bestaan er geen
duidelijke regels voor zakelijke belangen die strijdig worden geacht met
het ambt. Op dit bestuursniveau is
het gevaar van belangenverstrengeling echter reëel omdat er een directe relatie is tussen bestuur en
samenleving. De ondernemende
bestuurder kan door het inhuren van
een ‘hofhouding’ en lak aan regels en
procedures het gedrag van een zonnekoning gaan vertonen. Dit kenmerkt zich door quasi openheid en
vertrouwen naar binnen toe en
geslotenheid naar buiten. Schr.
bespreekt de maatregelen die het
bestuur kan nemen om dit gedrag te
voorkomen. Want volgens schr. telt
in het openbaar bestuur maar één
ding en dat is het algemeen belang.
I.L.J.C. Konings
Opleidingsniveau van
volksvertegenwoordigers
– Michels stelt in zijn ijzeren wet van
de oligarchie (een elitetheorie) dat
elke organisatie haar eigen elite
voortbrengt. Op basis van deze
inzichten zijn hypothesen geformuleerd over het te verwachten oplei-
dingsniveau van volksvertegenwoordigers van decentrale overheden.
Vervolgens is het opleidingsniveau
van leden van Provinciale Staten en
gemeenten met meer dan 30.000
inwoners met behulp van enquetes
onderzocht. Uit dit onderzoek bleek
dat 70% van de volksvertegenwoordigers van de onderzochte instituties
een hbo- of wo-opleiding had afgerond. Dit betekent dat de elite theorie van Michels nog steeds actueel is;
er is een grote discrepantie tussen
het opleidingsniveau van volksvertegenwoordigers en dat van de burgers
die zij vertegenwoordigen.
S. Austen
Europees burgerschap en kunst en
cultuur
– Het cultuurbeleid is lange tijd het
instrumentarium geweest om de
representativiteit van de staat
tegenover de burger te onderstrepen. Het Verdrag van Maastricht
introduceerde het begrip Europese
burger. Het burgerschap van de Unie
is een volkomen nieuw fenomeen.
Burgers zijn niet alleen onderdaan
van een nationale staat, maar ook
burger in de Europese Unie. Schr.
stelt de vraag of de kunsten in deze
nieuwe situatie van duaal burgerschap een rol kunnen spelen. Volgens schr. leven we in de eeuw van
de burger. Kunstinstellingen kunnen
bij het vormgeven van burgerschap
in Europa een belangrijke rol spelen.
De kunsten kunnen een intermediaire rol spelen tussen burgers onderling en tussen de civil society en de
politieke klasse. Kunstinstellingen
kunnen gelegenheid bieden voor het
verdiepen van en oriëntatie op de
uitgangspunten voor een democratisch Europa.
PS Documenta
Nr. 17, 18 dec. 2012
G.A. le Noble,
PS Documenta 2012/200
Wetsvoorstel Wet aanpassing
bestuursprocesrecht
– De plenaire behandeling van het
wetsvoorstel Wet aanpassing
bestuursprocesrecht door de Eerste
Kamer vond plaats op 11 en 18
december 2012. Het voorstel is op
18 december 2012 na stemming bij
zitten en opstaan aangenomen
(CDA, SGP, GroenLinks, SP en OSF
stemden tegen). De Wet aanpassing
bestuursrecht (Wab) concentreert
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
327
Tijdschriften
het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De
Wab bevat ook een aantal maatregelen om het bestuursprocesrecht
slagvaardiger te maken. De belangrijkste wijzigingen komen in dit artikel aan de orde. Ten slotte gaat schr.
nader in op enkele wijzigingen ten
aanzien van de rechtsbescherming
van de burger.
270
Straf (proces)recht,
penitentiair recht &
criminologie
forensisch deskundigen, van wie de
rapportages een cruciale rol spelen
in de rechtsgang, kunnen worden
geborgd. Een adequaat functionerend kwaliteitssysteem kent in ieder
geval enkele essentiële elementen,
zoals up-to-date wetenschappelijke
normen, theoretische en praktische
opleidingen en een vorm van borging door middel van objectieve en
onafhankelijke toetsing. Met de Wet
deskundige in strafzaken (Wet DIS)
is het instrumentarium voor forensische kwaliteitsborging verder uitgebreid.
Rechtskundig Weekblad
62e jrg. nr. 1, 2013
J. van der Leun
Zal de strafbaarstelling van
illegaliteit effectief zijn? En wil
iemand dat eigenlijk weten?
– Het kabinetsvoornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen is
volgens schr. een staaltje beleid voeren zonder enige interesse in de
vraag of het gaat werken: onvoorstelbaar in een tijd waarin zo hard wordt
geroepen om evidence based beleid.
Naast morele bezwaren wordt ook
gewezen op het feit dat het een heilloze weg is om in te slaan. Resultaten
van bestaand onderzoek – dat deels
is gedaan in opdracht van de overheid – zouden op eenvoudige wijze
kunnen zorgen voor het besparen
van veel geld en moeite. Een pleidooi
voor evidence informed law making.
76e jrg., nr. 21, 19 januari 2013
Joëlle Rozie
Beklaagde Alwetend. Over het criterium van de redelijke voorzienbaarheid als maatstaf van het lex certaprincipe in strafzaken
- (België) De invulling die het Hof
van Cassatie in recente arresten geeft
aan het lex certa-beginsel wordt
steeds soepeler, mede onder invloed
van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en van het Europees
Hof voor de Rechten van de Mens. De
wetgever verliest langzaam maar
zeker zijn geprivilegieerde positie.
Het is meer dan ooit de strafrechter
die uiteindelijk bepaalt hoe de in de
strafwet geformuleerde strafbaarstelling in een concrete toepassing vorm
moet krijgen. Bovendien verlangt
men van de rechtzoekende een anticiperende houding. In dit artikel
wordt deze evolutie op een kritische
manier in kaart gebracht.
Expertise en Recht
Nieuw Juridisch Weekblad
Nr. 6, dec. 2012
Michel Smithuis, Esther van Ruth,
Ed Wieles
Kwaliteitsborging van forensisch
deskundigen: de complementaire
rol van accreditatie en certificering
– In dit artikel wordt ingegaan op de
manier waarop competenties van
12e jrg., afl. 274, 16 januari 2013
Roeland Vasseur
Ars Aequi
328
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Strafbare feiten jegens
scheidrechters
- (België) Een bespreking van de Wet
van 5 juli 2012 tot wijziging van het
Strafwetboek met het oog op de
invoering van een verzwarende
omstandigheid voor
strafbare feiten jegens
scheidrechters van
sportwedstrijden.
Geregeld verschijnen
berichten in de media
van uitzinnige spelers, begeleiders of
supporters die, al dan niet in een
groep, de scheidsrechter van een
sportwedstrijd te lijf gaan omwille
van gecontesteerde beslissingen.
Een nieuw artikel 410ter Sw. beoogt
door middel van een strafverzwaring de scheidsrechters beter te
beschermen tegen zulk gedrag. De
parlementaire voorbereiding wordt
besproken, evenals wie beschermd
wordt en welke feiten geviseerd worden. Ook worden enkele bedenkingen geformuleerd.
271
Vreemdelingenrecht
Nieuw Juridisch Weekblad
12e jrg., afl. 274, 16 januari 2013
Redactie
Belgische nationaliteit
– (België) Beschreven wordt de Wet
van 4 december 2012 tot wijziging
van het Wetboek van de Belgische
nationaliteit teneinde het verkrijgen
van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken. Inwerkingtreding op 1 januari 2013. Vreemdelingen die vanaf die datum Belg willen
worden, moeten ‘onbeperkt verblijfsrecht’ hebben in België, een landstaal
kennen en geïntegreerd zijn. Verder
kan men geen Belg meer worden
vanuit het buitenland, wordt naturalisatie moeilijker en gelden er strenge criteria voor het behoud van de
nationaliteit. De wetgever maakt
daarmee korte metten met de (soepele voorwaarden uit de) Snelbelgwet
van 2000.
Wetgeving
Een overzicht van aanhangige wetsvoorstellen en gepubliceerde staatsbladen met links naar de integrale
Kamerstukken is opgenomen op de
NJB-site www.njb.nl
Wet van 23 april 2012 tot wijziging
van de Pensioenwet met betrekking
tot een evenwichtige samenstelling
van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen (Stb. 2012, 203).
– De wet treedt in werking met
ingang van 1 juli 2013.
Nieuwe
wetsvoorstellen
Strafbaarstelling illegaliteit
Inwerkingtredingsbesluit van 7-1-2013, Stb. 2013, 14
Staatsblad
Wijziging Wet
bodemsanering
272 Wet (22-11-2012) tot wijziging
van de Wet bodembescherming met
het oog op het terugbrengen van de
administratieve en bestuurlijke
lasten en enkele verbeteringen van
de uitvoering.
– Deze wet is enerzijds onderdeel van
de afspraken die zijn opgenomen in
het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (het
convenant) en anderzijds bedoeld om
invulling te geven aan het voornemen
uit het regeerakkoord om te komen
tot vermindering van bestuurlijke en
administratieve lasten. De wet loopt
vooruit op een meer ingrijpende herziening van de bodemregelgeving. In
de wet is de hoofddoelstelling – vereenvoudigen en hervormen van de
wet- en regelgeving – vertaald in twee
elementen. Ten eerste het verminderen van bestuurlijke en administratieve lasten met behoud van het niveau
van bodembescherming, hier aangeduid als ‘lastenvermindering’. Dit
betreft onder meer het terugbrengen
van het aantal beschikkingsmomenten en het daarmee verkorten van
procedures. Ten tweede het wegnemen van belemmeringen voor een
goede uitvoering van de wet, hier aangeduid als ‘verbetering van de uitvoerbaarheid’.
Inwerkingtreding (gedeeltelijk) m.i.v.
1-2-2013
Wet van 22-11-2012, Stb. 2012, 62
(Kamerstukken 33 150) en inwerkingtredingsbesluit van
8-1-2013, Stb. 2013, 19
Medezeggenschap
pensioengerechtigden
Inwerkingtreding
273 Besluit tot vaststelling van het
tijdstip van inwerkingtreding van de
Geneesmiddelenbewaking
274 Wet tot wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van
Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering
van de publieke gezondheid door het
systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen
efficiënter te maken.
– Richtlijn 2010/84 stelt nieuwe regels
voor de geneesmiddelenbewaking in
de Europese Unie met als doel het versterken van de publieke gezondheid,
de patiëntveiligheid en een vermindering van administratieve lasten. De
uiterste implementatiedatum van
richtlijn 2010/84 is 21 juli 2012.
Geneesmiddelenbewaking houdt in
het systematisch verzamelen en beheren van gegevens over bijwerkingen
voortkomend uit het gebruik of misbruik van geneesmiddelen waarvoor
een handelsvergunning is verleend.
Doorgaans kunnen de risico’s preciezer
worden vastgesteld nadat het middel
tot de markt is toegelaten. Voorschriften over geneesmiddelenbewaking
richten zich tot de farmaceutische
industrie (de houder van de betrokken
handelsvergunning) en tot de bevoegde registratieautoriteiten. Richtlijn
2010/84 stelt nieuwe regels voor de
bewaking van geneesmiddelen die per
lidstaat worden toegelaten in nationale en decentrale procedures. Door bijwerkingen van geneesmiddelen te
monitoren kan het College ter beoordeling van de geneesmiddelen de
balans tussen werkzaamheid en veiligheid voortdurend blijven beoordelen
en zo nodig ingrijpen. Het nemen van
passende maatregelen kan variëren
van het opleggen van aanvullende verplichtingen aan de houder van de handelsvergunning en het aanpassen van
de productinformatie of zo nodig de
indicatie, of het wijzigen of intrekken
van de handelsvergunning.
Inwerkingtreding op een bij kb te
bepalen tijdstip
Wet van 20-12-2013, Stb. 2013, 21
(Kamerstukken 33 208)
275 Wetsvoorstel (7-1-2013) tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000
in verband met de strafbaarstelling
van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland.
Kamerstukken II 2012/13, 33 512, nrs. 1-4
Zie voor een beschrijving van dit
wetsvoorstel de rubriek Nieuws in
NJB 2013/230, afl. 4, p. 276
Lebisch ouderschap
(Rijkswet)
276 Voorstel van rijkswet (14-1-2013)
tot wijziging van de Rijkswet op het
Nederlanderschap in verband met de
wijziging van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek betreffende
het ontstaan van het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van
de moeder anders dan door adoptie.
– In het voorstel tot wijziging van
Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW) in verband met het
juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders
dan door adoptie (Kamerstukken II, 33
032) wordt geregeld dat de vrouwelijke partner van de moeder – de duomoeder – het juridisch ouderschap
verkrijgt op basis van het afstammingsrecht. Dit betekent dat de duomoeder juridisch ouder kan worden
buiten de rechter om: van rechtswege
door huwelijk of door erkenning.
Daarnaast kan zij het juridisch ouderschap verkrijgen door de gerechtelijke
vaststelling van het ouderschap. Wetsvoorstel 33 032 is op 30 oktober 2012
door de Tweede Kamer aanvaard. Aan
het juridisch ouderschap zijn rechtsgevolgen verbonden, onder meer wat
betreft nationaliteit. In dit voorstel
tot wijziging van de Rijkswet op het
Nederlanderschap (RWN) wordt geregeld dat de duomoeder die het ouderschap van rechtswege door huwelijk,
door erkenning of door gerechtelijke
vaststelling verkrijgt het Nederlanderschap kan doorgeven aan haar kind.
Wetsvoorstel 33 032 betreft uitsluitend een wijziging van het Nederlandse afstammingsrecht. Het heeft
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
329
Wetgeving
geen gevolgen voor het afstammingsrecht van de andere landen
van het Koninkrijk. Het afstammingsrecht van Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt evenmin gewijzigd,
gelet op de periode van legislatieve
rust tot 2015. Het moederschap naar
Nederlands recht zal in de overige
delen van het Koninkrijk wel erkend
moeten worden op grond van artikel
40 Statuut van het Koninkrijk en
artikel 5 Invoeringswet BES.
Kamerstukken II 2012/13, 33 514 (R 1998), nrs. 1-3
Novelle verhuurderheffing
277 Wetsvoorstel (14-1-2013) tot wijziging van de Wet verhuurderheffing.
– Tijdens de plenaire behandeling van
het voorstel van wet houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet
verhuurderheffing kamerstukken 33
407) heeft de Eerste Kamer de motieEssers c.s. aanvaard, waarin de regering
verzocht wordt met een novelle te
komen om de verhuurderheffing 2013
te splitsen van de jaren daaropvolgend.
Voor de vormgeving daarvan is, ook in
relatie tot de verruimingen in het
huurbeleid, een zorgvuldige verdere
analyse noodzakelijk. Onderhavig voorstel tot wijziging van de Wet verhuurderheffing strekt tot uitvoering van
deze motie. Door deze wijziging wordt
bewerkstelligd dat die wet uitsluitend
geldt voor het jaar 2013. In andere wijzigingen is niet voorzien. Daarnaast is
van belang dat de beschikkingen houdende de waardevaststelling uit hoofde van de Wet waardering onroerende
zaken worden verzonden aan de
belanghebbende aan het begin van het
kalenderjaar. Als deze gegevens op het
tijdstip van verschuldigdheid, later dan
het begin van het kalenderjaar, niet
meer actueel zouden zijn, zou dit tot
onduidelijkheid kunnen leiden. Voor
de jaren 2014 en volgende zal een
nieuw wetsvoorstel worden ingediend,
waarin (mede) de uitkomsten van de
voornoemde analyse tot uitdrukking
komen.
Kamerstukken II 2012/13, 33 515, nrs. 1-4
der Nederlanden) en de Macedonische
Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese
Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de overname van personen die
zonder vergunning op het grondgebied verblijven; Brussel, 30 juli 2012.
– Brief van de Minister van BuZa (101-2013) waarbij hij ter stilzwijgende
goedkeuring overlegt het op 30 juli
2012 te Brussel tot stand gekomen
Protocol tussen de Benelux-Staten en
de Macedonische Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de
Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek
Macedonië betreffende de overname
van personen die zonder vergunning
op het grondgebied verblijven (Trb.
2012, 153). Nederland is gehouden
aan terug- en overnameovereenkomsten die de Europese Unie sluit.
Bij de overnameovereenkomsten die
in EU-verband tot stand komen, kan
elke lidstaat afzonderlijk een uitvoeringsprotocol met de andere partij
sluiten. Het onderhavige uitvoeringsprotocol ziet hierop en is gebaseerd
op artikel 19 van de EU-overnameovereenkomst. De desbetreffende
bepaling, die in beginsel standaard
in de EU-overnameovereenkomst
wordt opgenomen, biedt de partijen
de mogelijkheid nadere afspraken te
maken over de praktische uitvoering
van de in de EU-overnameovereenkomst overeengekomen bepalingen
en over de concrete samenwerking
tussen de uitvoerende diensten die
hiervoor verantwoordelijk zijn.
De EU-overnameovereenkomst met
de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië strekt ertoe de feitelijke uitzetting van vreemdelingen
ten aanzien van wie op basis van het
nationale recht de verplichting
bestaat Nederland te verlaten, te vergemakkelijken. In het uitvoeringsprotocol bij een EU-overnameovereenkomst worden vooral de
procedurele bepalingen die door de
uitvoerende diensten van de verdragsluitende Partijen dienen te worden
gevolgd, nader uitgewerkt.
279
Vervolgstukken
Koopzondagen: beslissing bij
gemeenten
Brief van de Minister van EZ (14-12013) over het initiatiefwetsvoorstel
van de leden Verhoeven en Van
Tongeren tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met het verruimen van de bevoegdheid van
gemeenten om vrijstelling te verlenen
van de verboden met betrekking tot
de zondag en een aantal feestdagen.
– Brief minister met antwoorden op
vragen uit het voorlopig verslag.
Kamerstukken I 2012/13, 32 412, C
Terugvordering bonussen
Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel
(18-12-102) tot wijziging van boek 2
van het Burgerlijk Wetboek en de Wet
op het financieel toezicht in verband
met de bevoegdheid tot aanpassing
en terugvordering van bonussen en
winstdelingen van bestuurders en
dagelijks beleidsbepalers.
Kamerstukken I 2012/13, 32 512, A
Remigratiewet
Vierde nota van wijziging (17-1-2013)
bij het wetsvoorstel tot wijziging van
de Remigratiewet.
Kamerstukken II 2012/13, 33 085, nr. 10
Opslag duurzame energie
Brief van de Staatssecretaris van EZ
(21-1-2013) over de wet houdende
regels voor de opslag duurzame energie.
– Brief staatssecretaris over verlaagd
tarief glastuinbouw 2013 en 2014.
Kamerstukken I 2012/13, 33 115, F
Huurverhoging op grond van
inkomen
Verslag van een schriftelijk overleg
(18-1-2013) over het wetsvoorstel tot
wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte
Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I
Staten-Generaal 2012/13, 33 517, A/nr. 1
Overnameovereenkomst
Macedonië
Verlenging Crisis- en
herstelwet
278 Protocol tussen de Benelux-Staten
(het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk
Nadere memorie van antwoord (15-12013) en eindverslag (22-1-2013) bij
het wetsvoorstel tot wijziging van de
Crisis- en herstelwet en diverse ande-
330
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
Wetgeving
re wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele
verbeteringen op het terrein van het
omgevingsrecht.
Kamerstukken I 2012/13, 33 135, E en F
Wederzijdse bijstand
belastingzaken
Goedkeuring
Eindverslag (15-1-2013) over het Protocol tot wijziging van het Verdrag
inzake wederzijdse administratieve
bijstand in belastingzaken; Parijs, 27
mei 2010.
Kamerstukken I 2012/13, 33 174 (R1974), F
taire unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het
Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek,
het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de
Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het
Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, Roemenië, de
Republiek Slovenië, de Slowaakse
Republiek, de Republiek Finland en
het Koninkrijk Zweden (Trb. 2012, 51)
Kamerstukken II 2012/13, 33 319, nr. 6
Actualisering materieel
strafrecht
Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel
(20-12-2012) tot partiële wijziging van
het Wetboek van Strafrecht en enkele
andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht
aan recente ontwikkelingen.
Kamerstukken I 2012/13, 33 185, A
Nederlands Zorginstituut
Tweede nota van wijziging (16-12013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg
en andere wetten in verband met de
taken en bevoegdheden op het
gebied van de kwaliteit van de zorg.
Kamerstukken II 2012/13, 33 243, nr. 9
Beperken duur
partneralimentatie
Huren middeninkomens
Brief van de Minister voor WenR (161-2013), nota naar aanleiding van het
verslag en nota van wijziging (17-12013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging
op grond van een tweede categorie
huishoudinkomens).
– Brief minister met informatie inzake genoemd wetsvoorstel
Kamerstukken II 2012/13, 33 330, nr. 7, 8 en 9
Pandbeleningen
Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot aanvulling van Boek 7
van het Burgerlijk Wetboek met een
nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen).
Advies en reactie indiener(s) en tekst
gewijzigd wetsvoorstel en gewijzigde
memorie van toelichting (15-1-2013)
bij het initiatief voorstel van wet van
het Lid Bontes tot wijziging van Boek
1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur
van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met
het desverzocht verstrekken van
berekeningen van draagkracht en
behoefte in zaken betreffende partneralimentatie.
Kamerstukken II 2012/13, 33 334, nr. 5
Kamerstukken II 2012/13, 33 311, nrs. 4 - 5 en 6
Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving
van voorschriften in de Engelse taal.
Stabiliteit, coördinatie en
bestuur EMU
Nota naar aanleiding van het verslag
(16-1-2013) bij het wetsvoorstel tot
goedkeuring van het op 2 maart 2012
te Brussel tot stand gekomen Verdrag
inzake stabiliteit, coördinatie en
bestuur in de economische en mone-
Verhoging alcoholleeftijd
Nota naar aanleiding van het verslag
(18-1-2013) bij het initiatiefwetsvoorstel houdende wijziging van de
Drank- en Horecawet teneinde enkele
leeftijdsgrenzen te verhogen van 16
naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren.
Kamerstukken II 2012/13, 33 341, nr. 7
Handhaving Engelstalige
voorschriften
Kamerstukken II 2012/13, 33 427, nr. 5
luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr.
216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari
2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van
burgerluchtvaart en tot oprichting
van een Europees Agentschap voor
de veiligheid van de luchtvaart.
Kamerstukken II 2012/13, 33 476, nr. 5
Beperkende maatregelen
gesloten jeugdzorg
Nota van verbetering (17-1-2013) bij
het wetsvoorstel tot wijziging van de
Wet op de jeugdzorg in verband met
het opnemen van een grondslag voor
het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens
een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige
en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw.
Kamerstukken II 2012/13, 33 494, nr. 6
280
Nota’s,
rapporten &
verslagen
Pakistaanse asielzoekers
Brief van de Staatssecretaris van VenJ
(15-1-2013) over het landgebonden
asielbeleid ten aanzien van Pakistan
n.a.v. een nieuw thematisch ambtsbericht over de situatie van christenen
en ahmadi’s in Pakistan gedurende
juli 2010 tot en met november 2012.
– Uitgangspunt blijft een individuele
beoordeling van de asielaanvraag van
asielzoekers uit Pakistan, ook daar
waar het gaat om christenen of
ahmadi’s. Een Pakistaanse asielzoeker
die aannemelijk maakt dat hij christen of ahmadi is, zal ook aannemelijk
moeten maken dat er persoonlijke
redenen zijn waarom hij bescherming in Nederland nodig heeft. De
informatie in het ambtsbericht over
de positie van ahmadi’s is wel aanleiding om ahmadi’s voortaan te kwalificeren als risicogroep.
Kamerstukken II 2012/12, 19 637, nr. 1599
Uitvoering
luchtvaartverordening
Kredietcrisis
Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet
Brief van de Algemene Rekenkamer
(16-1-2013) over de maatregelen die
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
331
Wetgeving
de EU heeft ontwikkeld om de huidige financiële en economische crisis
tegen te gaan.
– In het webdossier www.rekenkamer.nl/eu-governance houdt de
Rekenkamer de belangrijkste ontwikkelingen bij rond de Europese noodfondsen, begrotingsdiscipline, toezicht op de bancaire sector en
economische prioriteiten van de EU.
Daarnaast volgen zij de maatregelen
en interventies die het Ministerie
van Financiën heeft genomen om de
gevolgen van de kredietcrisis tegen
te gaan. Op http://kredietcrisis.rekenkamer.nl/ staat een overzicht van
relevante gebeurtenissen.
Per 17 januari 2013 zijn deze websites geactualiseerd. In deze brief
worden de belangrijkste ontwikkeling opgesomd die op beide sites zijn
opgenomen.
eniging Vrijbit 12 punten. Deze punten hebben betrekking op: 1. Beschikkingsrecht op medische gegevens
2. Informatie naar patiënten
3. De mogelijkheid voor patiënten
om autorisatie (i.c. toestemming) te
verlenen of in te trekken 4. Het
gebruik van het BSN in de zorgsector
5. Niet beperken tot één systeem 6.
Nut en noodzaak van gegevensuitwisseling 7. Evaluatie van het gebruik
van systemen voor gegevensuitwisseling 8. Meldplicht voor datalekken 9.
Zorgverzekeraars zouden niet mogen
beschikken over medische gegevens
10. Europese of mondiale systemen
voor uitwisseling van medische gegevens 11. (Medische) gegevens naar
andere landen (Patriot Act) 12. De
patiënt en de zorgverlener centraal.
Op al deze punten wordt een reactie
gegeven.
Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 991
Kamerstukken II 2012/13, 27 529, nr. 121
Toezicht detentie
Veilige publieke taak
Brief van de Staatssecretaris van VenJ
(14-1-2013) met de gebundelde
beleidsreactie op rapporten van de
Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J),
de voormalige Inspectie voor de
Sanctietoepassing.
– Gereageerd wordt op rapporten die
in de periode november 2011 tot en
met oktober 2012 zijn gepubliceerd
en die niet met een aparte beleidsreactie zijn aangeboden.
Het gaat om inspectierapporten die
betrekking hebben op penitentiaire
inrichtingen van het gevangeniswezen en Themaonderzoeken.
De Inspectie heeft in de verslagperiode drie themaonderzoeken uitgevoerd: Dienstverlening Shared Service Centra (SSC’s), Plaatsing in
Isolatie en het vervolgonderzoek Zeer
Beperkt Beveiligde Inrichtingen
(ZBBI’s). Ook wordt het inspectierapport doorlichting Detentiecentrum
Rotterdam en Toezichtbericht
Vreemdelingenbewaring behandeld.
Brief van de Ministers van BZK en
VenJ (14-1-2013) met de uitkomsten
van een evaluatieonderzoek naar de
implementatie en naleving door politie en OM van de in 2010 ingevoerde
Eenduidige Landelijke Afspraken.
– De ELA bevatten tal van afspraken
voor politie en OM die gericht zijn op
een hoge prioriteit van de opsporing
en vervolging van VPT-zaken (Veilige
Publieke Taak), aandacht voor kwaliteit van de onderzoeken en processen-verbaal, lik-op-stukbeleid (waaronder snelrecht, Aanhouden en
Uitreiken), schadeverhaal, informeren van slachtoffers en een actief
communicatiebeleid.
Uit het onderzoek komt naar voren
dat de meerderheid van de korpsen
het overgrote deel van de 19 opsporingsafspraken goed naleeft. Vooral
de afspraken die betrekking hebben
op de kwaliteit van onderzoeken en
processen-verbaal worden goed nageleefd. Ruimte voor verbetering is er
bij de eenduidige registratie en de
structurele informatieanalyse en bij
het informeren van slachtoffers. Uit
het onderzoek ook komt naar voren
dat de meerderheid van de parketten
het overgrote deel van de 17 vervolgingsafspraken goed naleeft. Vooral
de afspraken die betrekking hebben
op de hoge prioriteit voor de vervolging en het lik-op-stukbeleid worden
goed nageleefd. Ruimte voor verbetering is er bij de actieve communica-
Kamerstukken II 2012/13, 24 587, 482
Schakelpunt EPD
Brief van de Minister van VWS (15-12013) over (de doorstart van) het landelijk schakelpunt (LSP).
– Er wordt gereageerd op de brief van
18 december 2012 van Privacy Barometer en het bestuur van Burgerrechtenvereniging Vrijbit. In hun
brief noemen Privacy Barometer en
het bestuur van Burgerrechtenver-
332
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
tie over veroordelingen, de eenduidige registratie en het eisen van
zwaardere straffen.
Kamerstukken II 2012/13, 28 684, 367
Woningcorporaties
č Toezicht
Brief van de Minister voor WenR (141-2013) waarbij hij de eindrapportage van de Commissie Kaderstelling
en Toezicht Woningcorporaties aanbiedt.
– In de bijgevoegde eindrapportage
beziet de commissie Hoekstra conform haar opdracht de leerpunten
uit de Vestia-casus en heeft ze aanbevelingen geformuleerd op het terrein
van het toezicht. De minister constateert dat de commissie van oordeel is
dat de Herzieningswet op een aantal
punten al beantwoordt aan de benodigde oplossingen tot versterking
van het stelsel en verbetering van
het toezicht. Wel doet de commissie
op onderdelen een aantal aanbevelingen in aanvulling of ter wijziging.
Binnenkort volgt een inhoudelijke
reactie op de analyse en aanbevelingen in het rapport. Dan zal ook worden aangeven welke elementen op
korte termijn reeds betrokken kunnen worden bij de aanpassing van de
herziening van de Woningwet.
č Overleg
– Verslag van een Algemeen Overleg
van 28-11-2012 (vastgesteld 16-12013) met minister Blok voor Wonen
en Rijksdienst over o.a.: de Aanbieding Beleidsregels gebruik financiële
derivaten door toegelaten instellingen volkshuisvesting (29 453, nr.
274), de CFV-rapportage inzake liquiditeitsrisico’s woningcorporaties vanwege derivatenbezit (29 453, nr. 275),
de Verkenning woningcorporaties,
staatssteun en middeninkomens (29
453, nr. 277), de Stand van zaken
derivatencorporaties (Wooninvest,
Portaal en Vestia) (29 453, nr. 278) en
de analyse van het Centraal Fonds
Volkshuisvesting (CFV) van het
Regeerakkoord over de effecten van
het voorgenomen huurbeleid en de
verhuurderheffing (29 453, nr. 279).
Kamerstukken II 2012/13, 29 453, nr.s 286 en 287
Parlementen en Fiscal
Compact
Verslag (vastgesteld 21 januari 2013)
van een informele Voorzittersconferentie van de parlementen van de
oprichtingslanden (‘Founding Mem-
Wetgeving
ber States’) van de Europese Unie.
– De Voorzitters van de parlementen
van de oorspronkelijke zes lidstaten
van de Europese Gemeenschap en de
Voorzitter van het Europees Parlement over het vergroten van het parlementair toezicht op besluiten binnen de Economische en Monetaire
Unie – en in het bijzonder het begrotingsbeleid. De Voorzitters spraken
over het op 1 januari in werking
getreden verdrag inzake Stabiliteit,
Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Dit verdrag, ook wel aangeduid als het
‘Begrotingspact’ (Fiscal Compact),
bevat een bepaling (artikel 13) waarin nationale parlementen en het
Europees Parlement worden opgeroepen om gezamenlijk een conferentie
te organiseren waarin de vertegenwoordigers van de relevante commissies van deze parlementen over het
begrotingsbeleid en over andere
onder het verdrag vallende kwesties
zullen spreken.
Op basis van een concept van het
Luxemburgse voorzitterschap van de
bijeenkomst is een werkdocument
opgesteld dat mogelijke denkrichtingen bevat ten aanzien van onder
meer de frequentie, locatie, samenstelling en werking van de nieuw op
te richten conferentie.
Staten-Generaal 2012/13, 30 180, nr. 17
Toegang tot raadsman
Brief van de Minister van VenJ (15-12013) met een schriftelijke reactie op
de zorgen van de Commissie-Meijers
over de uitsluiting van lichte strafbare feiten van de reikwijdte van een
richtlijn over het recht op toegang
tot een raadsman.
– Na de totstandkoming van de algemene oriëntatie in de Raad en na de
oriënterende stemming in het Europees Parlement zijn in september
van dit jaar de onderhandelingen
over het voorstel in de trilogen
gestart. Overeenstemming is bereikt
over een beperking van de richtlijn
in gevallen waarin een licht strafbaar
feit buitengerechtelijk wordt afgedaan. Deze beperking bestaat hierin
dat de richtlijn bij lichte strafbare feiten pas toepassing vindt in de procedure voor de strafrechter waarin de
verdachte zich tegen de buitengerechtelijke afdoeningsbeslissing verzet. In de meeste lidstaten worden
lichte strafbare feiten alleen buiten-
gerechtelijk afgedaan. Sommige lidstaten kennen geen buitengerechtelijke afdoening. In die lidstaten
kunnen lichte strafbare feiten dus
alleen door de strafrechter worden
afgedaan. Het zou ongewenst zijn
wanneer lidstaten die geen buitengerechtelijke afdoening kennen of die
niet alle lichte strafbare feiten buitengerechtelijk afdoen, zoals Nederland, alleen vanwege dit kenmerk
van hun rechtssysteem bij die lichte
strafbare feiten al vanaf de beginfase
van de strafprocedure het recht op
toegang tot een raadsman zouden
moeten waarborgen. Het gaat materieel veelal om de oplegging van een
geldboete of een andere, minder
ingrijpende sanctie dan vrijheidsbeneming. Tegen deze achtergrond zou
er een ongelijkheid ontstaan met de
lidstaten die vergelijkbare lichte
strafbare feiten alleen buitengerechtelijk afdoen. Dat is dan ook de reden
waarom in de tekst van de richtlijn,
waarover in de Raad een algemene
oriëntatie is bereikt, is bepaald dat
de richtlijn bij lichte strafbare feiten
die door de strafrechter worden afgedaan eveneens alleen van toepassing
is in de procedure voor de strafrechter. Het moet daarbij gaan om lichte
strafbare feiten waarvoor geen vrijheidsbenemende sanctie kan of zal
worden opgelegd. Op deze manier
ontstaat voor lidstaten die lichte
strafbare feiten niet of niet steeds
buitengerechtelijk afdoen, een gelijkwaardige mogelijkheid om bij deze
feiten het recht op toegang tot een
raadsman alleen in de procedure
voor de strafrechter te hoeven waarborgen. In de trilogen wordt thans
gesproken over deze gelijkwaardige
mogelijkheid. Nederland acht het primair van belang dat lidstaten verplicht worden de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te
zorgen dat aangehouden verdachten
hun recht op toegang tot een raadsman kunnen uitoefenen. Maar het
zou ongewenst zijn wanneer lidstaten een dergelijke verplichting ook
zouden hebben bij verdachten die
zich in vrijheid bevinden, en zelf
contact kunnen opnemen met een
raadsman. Daarom wilden een aantal
lidstaten, waaronder Nederland, in de
ontwerprichtlijn bepaald zien dat
deze in de beginfase van de strafprocedure alleen van toepassing is op
verdachten die zijn aangehouden.
Deze, in de ogen van Nederland
meest wenselijke, inperking kon echter op onvoldoende draagvlak in de
Raad rekenen. Ook het Europees Parlement bleek geen voorstander van
een dergelijke beperking. Om deze
reden heeft Nederland sterk de
nadruk gelegd op uitsluiting van
lichte strafbare feiten. Daardoor kan
in elk geval worden bereikt dat een
actieve verplichting om maatregelen
te treffen om het recht op toegang
van een raadsman te waarborgen,
niet kan ontstaan bij verdachten van
een licht strafbaar feit die zich in
vrijheid bevinden. Bij de implementatie van de richtlijn zullen daarom
alleen strafbare feiten die in het
Nederlandse strafrecht als overtredingen zijn geclassificeerd, worden
aangemerkt als ‘lichte strafbare feiten’. Dat betekent dat de richtlijn in
de toekomst ten volle van toepassing
zal zijn op verdachten van misdrijven. Ook, wanneer deze verdachten
niet van hun vrijheid zijn beroofd, en
ook, wanneer de misdrijven waarvan
zij worden verdacht, buitengerechtelijk worden afgedaan.
Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 152
Omgevingswet en
grondbeleid
Brief van de Minister van IenM (11-12013) waarbij zij het onderzoeksrapport ‘Ten gronde beschouwd’ van de
Radboud Universiteit aanbiedt.
– De totstandkoming van een Omgevingswet impliceert dat ook de weten regelgeving op het gebied van het
grondbeleid (in het bijzonder afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening de Wet voorkeursrecht gemeenten en de onteigeningswet) tegen het
licht worden gehouden. Het is niet
uitgesloten dat het grondbeleidsinstrumentarium in de Omgevingswet
zal worden geïntegreerd. De Wet
ruimtelijke ordening (en dus ook
afdeling 6.4) staat op de lijst van wetten die in de Omgevingswet zullen
opgaan. Voor de onteigeningswet en
de Wet voorkeursrecht gemeenten
geldt dat deze mogelijkerwijs in de
Omgevingswet geïncorporeerd zullen
worden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in dat
kader opdracht verleend om te
onderzoeken of het huidige juridisch
instrumentarium voor het grondbeleid eenvoudiger (en beter) kan. In
het bijzonder is gevraagd om enkele
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
333
Wetgeving
alternatieven en stelselwijzigingen te
analyseren en deze kwalitatief te
beoordelen.
De onderzoekers zijn er geen voorstander van de Wvg te schrappen of
het toepassingsbereik van die wet te
beperken. Wel is denkbaar dat de
procedure verdergaand wordt vereenvoudigd, bijvoorbeeld door in de Wvg
vast te leggen dat (in bepaalde gevallen) van rechtswege een voorkeursrecht geldt. Een andere mogelijkheid
tot vereenvoudiging van de Wvg is
het schrappen van de structuurvisie
als ijkmoment in de vestigingsprocedure en het verlengen van de voorkeursrechttermijn ingevolge artikel 5
Wvg van drie naar zes jaar. De totale
looptijd van het voorkeursrecht tot
aan het bestemmingsplan blijft per
saldo gelijk. Door middel van deze
vereenvoudiging kunnen wetsbepalingen worden geschrapt, wordt het
systeem vereenvoudigd en de kans
op fouten in de vestigingsprocedure
verkleind. Verder wordt geconstateerd dat het exploitatieplan als stok
achter de deur goed functioneert.
Daaraan draagt de wettelijke verplichting tot vaststelling van het
exploitatieplan onbetwist bij. Het
alternatief om de vaststelling van
een exploitatieplan een facultatief
karakter te geven wordt daarom afgeraden. Voor wat betreft de huidige
onteigeningsprocedure zijn de onderzoekers huiverig voor al te rigoureuze veranderingen, zoals het schoeien
van de gehele onteigeningsprocedure
op Awb-technische leest of het in de
wet opnemen van nadere regels over
hoe de schadeloosstelling te berekenen. Uit het uitgevoerde onderzoek
blijkt dat noch het huidige functioneren van het onteigeningsrecht,
noch de wensen van de gebruikers
van dit recht nopen tot radicale wijzigingen. Enkele maatregelen kunnen worden getroffen om tot een
verbetering van de huidige onteigeningspraktijk te komen. Die maatregelen zijn dan vooral gericht op vereenvoudiging, harmonisatie en
versnelling.
Het rapport is als bijlage bij dit
Kamerstuk te vinden.
Kamerstukken II 2012/13, 33 118, nr. 7
VOG
Brief van de Staatssecretaris van VenJ
(9-1-2013) over relevante ontwikkelingen in het kader van het integri-
334
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
teitsinstrument Verklaring Omtrent
het Gedrag (VOG).
– Steeds meer werkgevers en organisaties vragen een VOG aan (nieuwe)
medewerkers. Het aantal VOG-aanvragen is afgelopen jaren aanzienlijk
gestegen. In 2005 werden circa
250.000 VOG-aanvragen gedaan. Dit
aantal is ruim verdubbeld naar meer
dan 560.000 aanvragen in 2012. Toegezegd is om bij VOG-aanvragen van
adolescenten de terugkijktermijn te
verkorten. Voorwaarde voor een verkorting van vier naar twee jaar is dat
de aanvrager ten tijde van de VOGaanvraag maximaal 22 jaar oud is.
Deze gewijzigde terugkijktermijn
geldt voor alle delicten met uitzondering van zedendelicten en zware
geweldsdelicten. De beleidsregels zullen zo spoedig mogelijk in lijn met
deze toezegging worden aangepast.
Sinds 1 oktober jl. worden bij alle
VOG-aanvragen van personen die
belast zijn met de zorg voor minderjarigen in de kinderopvang, de jeugdzorg en het onderwijs, justitiële
gegevens uit het EU-land van nationaliteit opgevraagd. Deze procedure
wordt toegepast bij aanvragers die
een andere EU-nationaliteit hebben
dan de Nederlandse. De justitiële
gegevens worden uitgewisseld via
het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). Justis betrekt
deze buitenlandse juridische gegevens in de beoordeling van de VOG.
Tot december 2012 zijn door Nederland rond de 630 informatieverzoeken uitgezet. In Nederland doen naar
schatting ruim twee miljoen mensen
vrijwilligerswerk met minderjarigen.
Dit is een grote en kwetsbare groep,
waarvoor een toekomstbestendig veiligheidskader ontbreekt. De afgelopen jaren zijn de eerste stappen voor
het ontwikkelen van een dergelijk
beleid gezet. Diverse integriteitsinstrumenten voor de vrijwilligerssector zijn ontwikkeld, waaronder ‘de
gratis VOG’, het stappenplan en de
toolkit van ‘In Veilige Handen’ en een
referentielijst voor vrijwilligers die
tuchtrechtelijk zijn gesanctioneerd.
Om aan de maatschappelijke behoefte aan screening en veiligheid op
maat te voldoen worden momenteel
de mogelijkheden om de VOG uit te
breiden met andere bronnen, dan de
gebruikelijke justitiële informatie,
verkend.
Medisch beroepsgeheim
Kamerstukken II 2012/13, 33 400 VI, nr. 87
Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XVI, nr. 129
Brief van de Minister van VWS (16-12013) met de uitkomsten van een
onderzoek naar het medisch beroepsgeheim in algemene zin door het
Instituut Beleid & Management
Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook
wordt een reactie op dat rapport
gegeven.
– Vooral in relatie tot onderwerpen
als veiligheid en bestrijding van fraude is discussie ontstaan over de
mogelijkheden tot doorbreking van
het medisch beroepsgeheim. De fundamentele betekenis van het
beroepsgeheim voor de gezondheidszorg maakt een zorgvuldige afweging
noodzakelijk voor een standpuntbepaling over de reikwijdte van het
medisch beroepsgeheim.
Het onderzoek omvatte:
1. een inventarisatie van de bestaande mogelijkheden voor doorbreking
van het beroepsgeheim; 2. een inventarisatie van knelpunten en onduidelijkheden ten aanzien van de doorbreking van het beroepsgeheim; 3.
mogelijke oplossingen voor geconstateerde knelpunten en onduidelijkheden.
De onderzoekers zijn van mening
dat vanuit het belang van het
medisch beroepsgeheim gezien –
namelijk vrije toegang tot zorg – de
bestaande wetgeving voldoende
mogelijkheid biedt tot doorbreking
van het beroepsgeheim. Wetswijziging achten zij niet nodig, invulling
via beroepsnormen biedt genoeg
mogelijkheden.
Gebrek aan kennis over (omgang
met) het medisch beroepsgeheim
leidt er volgens de onderzoekers
soms toe dat het beroepsgeheim ten
onrechte niet wordt doorbroken of
juist ten onrechte wel wordt doorbroken. De geconstateerde knelpunten
zijn volgens de onderzoekers vooral
op te lossen door in de opleidingen
en de beroepspraktijk meer aandacht
te besteden aan de omgang met het
medisch beroepsgeheim. De minister
deelt de algemene conclusies van de
onderzoekers, met de kanttekening
dat zij wetswijziging wel noodzakelijk acht ten aanzien van arbeidsongeschiktheids- en zorgfraude en wat
betreft observandi die weigeren mee
te werken aan psychiatrisch onderzoek.
Nieuws
281
Raad van State over democratische
controle Europese besluitvorming
De Raad van State heeft de Eerste
Kamer, op haar verzoek, voorgelicht
over de verankering van democratische controle bij de actuele hervormingen in het economisch bestuur
in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis. De
reactie op deze zogenoemde ‘voorlichtingsaanvraag’ is 22 januari
gepubliceerd op de website van de
Eerste Kamer.
D
e Senaat wilde van de Raad
van State onder meer weten
welke waarborgen nodig zijn
om de rechten en bevoegdheden van
het Nederlandse parlement - in het
bijzonder het budgetrecht - in de toekomst in stand te houden en welke
- mogelijk nieuwe - democratische
waarborgen nodig zijn wanneer soevereiniteit is of zou worden overgedragen. De Senaat heeft het kabinet
ook om een visie gevraagd. Zodra die
binnen is, zal hierover dit voorjaar
met het kabinet gedebatteerd worden in de Eerste Kamer.
De Raad constateert een groeiende
verwevenheid tussen het Europese en
het nationale besluitvormingsproces
en een complexe juridische structuur
van het bestuur van de eurozone
waarbij een deel van de regelgeving
slechts van toepassing is op lidstaten
die deel uitmaken van de eurozone.
De Raad van State heeft al eerder zorg
uitgesproken dat bij het bestrijden
van de economische en financiële crisis (deels) is gegrepen naar instrumenten die buiten de autonome rechtsorde en het institutionele kader van de
EU liggen. In het EU-verdrag zijn
belangrijke rollen weggelegd voor het
Europees Parlement, de Europese
Rekenkamer en het Hof van Justitie
van de EU.
De introductie van structuren parallel
aan de bestaande en de inzet van andere instrumenten dan het totstandbrengen van algemeen verbindende regels,
zoals bij het ESM en het Stabiliteitspact
is gebeurd, acht de Raad voor de lange
termijn onwenselijk.
Bij de invulling van toekomstige parlementaire betrokkenheid dient onderscheid gemaakt te worden tussen de
aanpak van crisissituaties waar de verantwoordingsinstrumenten en de vertrouwensregel de boventoon voeren
en perioden van redelijke stabiliteit
waarin meer openbaarheid en politiek
debat met de parlementen mogelijk
moet zijn. Een rol voor nationale parlementen op Europees niveau acht de
Raad van State alleen zinvol indien
die gepaard gaat met concrete
bevoegdheden binnen de Europese
besluitvorming, in het bijzonder de
eurozone. De Raad acht het in het
uiterste geval denkbaar een apart parlement voor de landen van de eurozone op te richten.
Bij de inzet van nationale middelen
van Lidstaten in het kader van de crisisaanpak blijft volgens de Raad van
State betrokkenheid van nationale
parlementen vanuit hun verantwoordelijkheid voor het budgetrecht geboden. De Raad voorziet dat politieke
besluitvorming over de begroting van
het volgend jaar verschuift van het
najaar naar het voorjaar. Het zwaartepunt van de inzet van Eerste en Tweede Kamer dient dan te liggen op
standpunten die Nederland in de verschillende gremia inneemt in het
kader van het Europees Semester over
het begrotingsbeleid, het economisch
structuurbeleid en het beleid in het
kader van het financieel toezicht.
De voorlichting is gepubliceerd als
Kamerstuk I, 33 454, AB.
282
Eindrapportage 2012 Interim
rapporteur toezicht advocatuur
Mr. R.J. Hoekstra maakte op 22 januari jl. de eindrapportage 2012 van
zijn onderzoek naar de kwaliteit,
objectiviteit en integriteit van het
toezicht op advocaten openbaar. In
deze rapportage geeft hij zijn bevindingen over het functioneren van
het toezicht op de advocatuur weer.
Los van de implementatie van de
aanbevelingen uit de tussenrapportage (zie daarover NJB 2012/1460,
afl. 25) heeft dit onderzoek zich
meer specifiek gericht op de invoering van de herziening van de
gerechtelijke kaart in de advocatuur
en het financieel toezicht.
I
n de tussenrapportage werd
geconcludeerd dat veel in gang
was gezet, maar dat versnelling
noodzakelijk was, vooral op het
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
335
Nieuws
gebied van de formulering van prioriteiten in het toezicht, de implementatie van die prioriteiten en de
handhaving van de gemaakte afspraken op landelijk en lokaal niveau.
Ook moest de zichtbaarheid worden
verbeterd en er moest kritisch gekeken worden naar de ondersteuning
en de verantwoording.
De Orde heeft het afgelopen jaar
onderkend dat versnelling geboden
is bij het doorvoeren van de gewenste veranderingen. De algemene raad,
de dekens en het dekenberaad en de
ondersteunende bureaus hebben het
afgelopen jaar veel werk verzet om
alle acties en initiatieven verder te
ontplooien, maar de operatie is nog
onvoltooid.
zicht ondersteunen. Er werken veel
goede mensen, maar uitbreiding van
de ondersteuning zowel met betrekking tot de omvang, de kwaliteit en de
gedifferentieerde deskundigheid acht
hij geboden, zeker gelet op de uitbreiding van de taken van de deken en
alle acties die vanuit het dekenberaad
worden geïnitieerd.
Financieel toezicht
Het financieel toezicht wordt een van
de speerpunten van 2013. De plannen van de Orde zijn ambitieus en
het eerste half jaar van 2013 staat in
het teken van verdere operationalisering. Daarbij is het wenselijk dat de
Orde zo snel mogelijk duidelijk
maakt wat de plannen van de unit
Voorkomen moet worden dat het bij
overwegingen blijft dat het noodzakelijk
is dat er meer aan proactief toezicht
wordt gedaan
2013 moet dan ook het jaar van de
waarheid worden, het jaar waarin de
resultaten van het werk dat de Orde
heeft verricht in volle omvang zichtbaar moet worden. Tegen deze achtergrond heeft de algemene raad
van de Nederlandse orde van advocaten mr. Hoekstra verzocht ook in
2013 aan te blijven als interim rapporteur toezicht advocatuur. Hij
heeft op dit verzoek positief geantwoord en afgesproken is dat hij zijn
volgende rapportage uitbreng in
december 2013.
Gerechtelijke kaart
In het kader van de herziening van de
gerechtelijk kaart zijn de noodzakelijke stappen gezet. Per 1 januari 2013
zijn er tien arrondissementen en per
1 april 2013 weer elf. De algemene
raad heeft nieuwe raden van toezicht
benoemd die moeten zorgen voor
nieuwe verkiezingen. De verschillende
bureaus zijn inmiddels samengevoegd en werken op zich naar behoren. De rapporteur heeft waardering
voor de wijze waarop de verschillende
bureaus hun werkzaamheden uitoefenen en de deken en de raad van toe-
336
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
FTA inhouden en wanneer de eerste
resultaten verwacht kunnen worden.
Een van de onderdelen van het financieel toezicht is de oprichting per 1
januari 2013 van het kenniscentrum
Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) inwonend bij de lokale Orde in
Den Haag. Hier kunnen lokale dekens
als toezichthouder en alle advocaten
terecht met vragen over de wwft. Dit
kenniscentrum zal in 2013 zijn waarde moeten bewijzen.
Er komt nog een speciale afdeling
financieel toezicht die de lokale
dekens zal ondersteunen bij het toezicht op derdengelden, op de administratie en op de naleving van de
Wwft. De Orde heeft hiervoor op de
begroting € 800 000 gereserveerd. De
werving van nieuwe medewerkers is
inmiddels gestart.
Proactief toezicht
Het invoeren van proactief toezicht
blijft een punt van aandacht. Voorkomen moet worden dat het bij overwegingen blijft dat het noodzakelijk is
dat er meer aan proactief toezicht
wordt gedaan. Ook hier geldt dat veel
initiatieven zijn ontplooid, maar dat
het nu gaat om het concretiseren en
toepassen van die initiatieven. Dit
moet leiden tot zichtbare en ook
toetsbare verbeteringen. Een goed
voorbeeld daarvan is het afleggen van
kantoorbezoeken. In het dekenberaad
zijn afspraken gemaakt over het afleggen van kantoorbezoeken. De lokale
dekens hebben onderling afgesproken
dat ze jaarlijks 10% van alle kantoren
proactief gaan bezoeken. Sommige
dekens zijn daar in 2012 al mee
gestart. Bij de kantoorbezoeken wordt
gebruik gemaakt van een uniforme
checklist zodat de resultaten aan het
eind van het jaar kunnen worden vergeleken en kunnen worden gebruikt
voor het vaststellen van nieuwe prioriteiten in het toezicht. De rapporteur
heeft kennis genomen van deze kantoorbezoeken zoals die in Den Haag al
plaatsvinden en hij ziet voor de arrondissementen die de kantoorbezoeken
nog aan het ontwikkelen zijn de uitdaging om hier zo snel mogelijk werk
van te maken.
Het toezicht op kwaliteit vergt de
komende periode nadere uitwerking.
Daarbij speelt de vraag waar het toezicht zich concreet op gaat richten.
Ziet het toezicht vooral de meer ‘harde’ elementen van kwaliteit, zoals het
volgen van voldoende opleiding, of
ziet het meer op de ‘zachte’ en minder duidelijk toetsbare elementen
van kwaliteit. De uitdaging bij het
toezicht op kwaliteit is dat dit toezicht ook leidt tot zichtbare verbetering van de kwaliteit van advocaten.
Daarnaast zal ook aandacht moeten
blijven voor bestaande en nieuwe
instrumenten ter bevordering van de
kwaliteit van de dienstverlening van
advocaten. De Orde laat weten dat in
2013 de kwaliteit van advocaten die
kwetsbare groepen als cliënt hebben,
bijzondere aandacht zal krijgen.
Publieke verantwoording
De publieke verantwoording blijft
een belangrijk punt van zorg. De
invoering van deze aanbeveling verkeert nog in de beginfase. De publieke verantwoording moet zich meer
richten op dat wat in het kader van
het toezicht is gedaan, wat de prioriteiten zijn in het toezicht en wat de
komende periode gaat gebeuren. De
jaarplannen van de algemene raad
en het dekenberaad zijn ambitieus
en geven een helder beeld wat de
Nieuws
Orde komende periode wil gaan
doen, ook op het terrein van het toezicht. De verantwoording daarentegen staat nog in de kinderschoenen.
De klachtenregistratie waarmee in
november is gestart begint langzaamaan zijn vruchten af te werpen.
Dat is een goede ontwikkeling.
De eindrapportage 2012 is, evenals de
tussenrapportage en andere relevante
stukken, te vinden op
www.toezichtadvocatuur.nl.
283
Toekomst studiefinanciering
Hoofdlijnenbrief naar Tweede Kamer
Het kabinet wil vanaf collegejaar
2014/2015 een sociaal leenstelsel
invoeren met een aanvullende
beurs. Studenten krijgen de mogelijkheid om het levensonderhoud
te bekostigen met een studie-inkomen dat zij lenen. De leningen zijn
gebonden aan een kredietlimiet
per maand voor de nominale duur
van de studie met eventueel drie
uitloopjaren. Ze kunnen naar eigen
inzicht gecombineerd worden met
andere financiële bronnen als
ouderlijke bijdragen, bijverdiensten en spaargeld. Studieleningen
moeten worden terugbetaald in de
mate waarin studenten erin
geslaagd zijn een succesvolle
investering te doen.
D
at staat in een hoofdlijnenbrief die de minister van
Onderwijs op 18 januari aan
de Tweede Kamer heeft gestuurd met
de uitwerking van de maatregelen
uit het regeerakkoord op het terrein
van de studiefinanciering.
In de brief wordt geconstateerd dat
de overheid nu een groot deel van
de kosten voor het volgen van een
studie draagt (gemiddeld € 25 000
per opleiding van 4 jaar) alsmede
via het studiefinancieringsstelsel de
kosten die een student maakt om te
voorzien in het levensonderhoud.
De samenleving als geheel investeert daarmee fors in de ontwikkeling van de student. Terwijl dit om
een groep gaat die na afronding van
de studie over het algemeen significant meer gaat verdienen dan andere groepen in de samenleving. Het
kabinet vindt dat dit anders kan en
moet. Zij vindt het dan ook gerecht-
vaardigd om een groter beroep te
doen op de studenten (en hun
ouders) om zelf bij te dragen in de
kosten voor levensonderhoud. Door
meer private inbreng van de studenten te vragen, zou vervolgens een
duurzame kwaliteitsimpuls in het
onderwijs mogelijk moeten zijn.
Onderwijs wordt bij de bezuinigingen ontzien maar het kabinet kiest
er voor om de publieke middelen in
onderwijs en onderzoek te investeren in plaats van in de kosten van
levensonderhoud en reiskosten van
studenten.
Het stelsel
Het kabinet wil studenten niet tijdens een studie met veranderingen
treffen. De maatregelen worden
ingevoerd met een cohortgarantie
binnen de bachelor- respectievelijk
de masterstudie. Nieuwe studenten
vanaf collegejaar 2014/2015 gaan
onder het nieuwe stelsel vallen alsmede huidige bachelorstudenten,
die per 2014/2015 aan een masteropleiding gaan beginnen. Studenten
die eerder zijn begonnen aan hun
bachelorstudie, kunnen deze studie
onder het oude stelsel afronden, studenten die reeds waren begonnen
aan hun masterstudie kunnen deze
studie eveneens afronden onder het
recht van het oude stelsel.
Nieuwe studenten krijgen de mogelijkheid om het levensonderhoud te
bekostigen met een studie-inkomen
dat zij lenen tegen gunstige voorwaarden en naar draagkracht terugbetalen.
Wanneer een student het bedrag
van de basisbeurs gedurende een
4-jarige studie volledig leent, dan
leent hij tussen de € 5300 (thuiswonende student) en € 14 700 (uitwonende student) meer dan voorheen.
Hij betaalt dan tussen de € 35 en
€ 101 extra per maand af. Dat vindt
het kabinet alleszins redelijk. De
aanvullende beurs is inkomensafhankelijk en is tot een ouderlijk
inkomen van maximaal € 46 000
euro beschikbaar. In essentie zorgt
de aanvullende beurs ervoor dat de
financiële toegankelijkheid van het
hoger onderwijs in beginsel voor
iedereen gelijk is.
Leenangst
De toekomstige studenten hoeven,
volgens de brief, niet bang te zijn
zo’n lening aan te gaan. Lenen bij de
overheid is betrouwbaar, omdat studieleningen veilige leningen zijn en
niet te vergelijken zijn met consumptief krediet of een hypotheek voor
een eigen woning. Immers:
- Iedereen krijgt een lange periode de
tijd om zijn studielening terug te
betalen (15 jaar), maar het maximale
bedrag dat iemand moet terugbetalen is inkomensafhankelijk. Op de
terug te betalen bedragen staat een
begrenzer in de vorm van een automatische draagkrachtregeling.
- Mocht het aan het einde van de
looptijd niet gelukt zijn om de schuld
volledig te hebben afgelost, dan
wordt de resterende schuld kwijtgescholden.
Lenen bij de overheid is betrouwbaar
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
337
Nieuws
- De rente is laag, vergelijkbaar met
de rente die de overheid zelf op de
kapitaalmarkt moet betalen.
- Studenten gaan twee jaar na hun
afstuderen beginnen met de verplichte aflossing.
- Als het even niet lukt om terug te
betalen dan kunnen studenten na
hun studie de terugbetaling maximaal 20 keer een kwartaal (dus vijf
jaar in totaal) opschorten.
Studiefinanciering met een ouderafhankelijke aanvullende beurs en
inkomensafhankelijke terugbetaling
van studieleningen bevat alle elementen die nodig zijn om de
toegankelijkheid te waarborgen.
Kwaliteit in verscheidenheid
De maatregelen zullen pas vanaf
begrotingsjaar 2015 middelen opleveren voor investeringen in de
kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Binnen de huidige kaders wil
de minister investeren in de kwaliteitsverbetering van het onderwijs,
met het in te dienen wetsvoorstel
‘Kwaliteit in Verscheidenheid’.
Het verhogen van de private bijdrage
is ook een prikkel om een bewustere
studiekeuze te maken. In het wetsvoorstel ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ zal daarom ook een aantal
koerswijzigingen worden voorgesteld
om de studiekeuze te verbeteren.
Het studiekeuzeadvies voor bacheloropleidingen krijgt een wettelijke
basis. Aspirant-studenten uit het
voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs krijgen het
recht op studiekeuzeadviezen voor
de opleiding(en) waarvoor zij zich op
uiterlijk 1 mei hebben aangemeld.
Omgekeerd kunnen instellingen de
aspirant-studenten verplichten deel
te nemen aan activiteiten die leiden
tot een studiekeuzeadvies (studiekeuzeactiviteiten).
284
Migratieactiviste veroordeeld tot
4 maanden wegens opruiing
De rechtbank Haarlem heeft op 22
januari 2013 een 49-jarige vrouw
veroordeeld tot een gevangenisstraf
van 4 maanden voor het meermalen plegen van opruiing tot het plegen van strafbare feiten, door middel van geschriften of afbeeldingen.
D
e vrouw, die al vele jaren
actie voert tegen het Nederlandse vreemdelingenbeleid
heeft een website getiteld ‘Freedom
for all’ waarop zij onder haar schrijfsterpseudoniem Joke Kaviaar teksten,
gedichten en oproepen plaatst.
Eén van de laatste posts op de website
dateert van 18 januari jl. en heeft als
titel ‘Gezocht: Fred Teeven, wegens
MOORD op Russische activist’.
De rechtbank neemt een aantal zinsneden uit teksten op deze website
zoals “tijd voor een nieuwe generatie
om de fakkel van RaRa over te
nemen”, “waar blijft de Hollandse
opstand” en “het wordt tijd dat we de
uitnodiging aannemen maar dan niet
om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?” onder de loep. De rechtbank ziet in al deze teksten opruiingen tot het plegen van strafbare
338
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
feiten jegens bijvoorbeeld Leers, of tot
bijvoorbeeld vernieling, brandstichting en het plegen van aanslagen,
gelet op de context en de afbeeldingen die bij de teksten zijn geplaatst.
De rechtbank heeft het beroep van
verdachte op de vrijheid van
meningsuiting, zoals beschermd in
artikel 10 van het EVRM, verworpen.
Dit recht mag ingeperkt worden, als
dat bij wet is voorzien en als dat
noodzakelijk is in een democratische
samenleving, in het belang van,
onder meer, het voorkomen van
strafbare feiten.
Aan deze voorwaarden is, zo beslist
de rechtbank, voldaan. Opruien tot
enig strafbaar feit of tot gewelddadig
optreden tegen het openbaar gezag
is in artikel 131 van het Wetboek van
Strafrecht strafbaar gesteld. Doel van
die inperking is ook het voorkomen
van strafbare feiten. En de inperking
is noodzakelijk, omdat verdachte niet
alleen op kritische en prikkelende
wijze geprobeerd heeft het maatschappelijk debat of de politieke discussie aan te zwengelen, maar zij in
dat kader heeft opgeroepen tot het
plegen van strafbare feiten om zo
haar doelen te bereiken.
Een persbericht van Anonymous
meldt dat Kaviaar in hoger beroep
gaat. Volgens datzelfde bericht werd
Joke Kaviaar op 13 september 2011
thuis gearresteerd en drie dagen in
beperkingen vastgehouden. Ook
vond er een huiszoeking plaats. Er
werd haar ‘opruiing en verspreiding
tot opruiing, met terroristisch oogmerk’ ten laste gelegd. Het ging
daarbij om een aantal teksten waarin zij zich fel uitspreekt tegen het
migratiebeleid. Een paar maanden
later, in december, haalde het Openbaar Ministerie haar website uit de
lucht. Deze werd een dag later door
onbekenden weer online gezet en is
nog altijd bereikbaar.
Na een langlopend onderzoek
vond op 8 januari, eindelijk de zitting voor de meervoudige kamer
plaats. Vier van haar teksten werden
door het Openbaar Ministerie als
zijnde opruiend aan de rechtbank
voorgelegd.
De eerdere aanklacht dat Joke Kaviaar bij de vermeende opruiing ook
een terroristisch oogmerk had, kwam
te vervallen. Dat doet het vermoeden
rijzen dat deze verzwaring van de
aanklacht ten tijde van de arrestatie,
Nieuws
de huiszoeking, en gedurende het
hele onderzoek enkel is toegevoegd
als intimidatie, en om gebruik te
kunnen maken van de vergaande
opsporingsbevoegdheden uit de terrorismewetgeving.
Uitspraak LJN BY9120
De teksten zijn te vinden op
www.jokekaviaar.nl.
285
Jailhouseshop
Onlangs is webwinkel de Jailhouse
Shop gelanceerd, een marktplaats
voor producten uit de gevangenis.
D
oor een wijziging in de penitentiaire beginselenwet sluiten arbeidsprestatie van
gedetineerden nu aan op een promotie- en degradatiesysteem voor
onder andere het verlofbeleid. In
combinatie met trainingen en opleidingen leren veel gedetineerden een
vak en halen door de samenwerking
met ROC’s vaak een diploma.
Tijdens het werk worden producten
vervaardigd als houten tuinmeubels,
vuurkorven en dienbladen, maar
ook pindakransen voor de vogels en
hobbelpaarden voor de kleintjes.
Edward de Regt, initiatiefnemer van
Jailhouse Shop, vertelt op de website
“Ik zocht mogelijkheden om werk uit
te besteden en bezocht hiertoe een
gevangenis. Tijdens de rondleiding
zag ik wat voor producten hier
gemaakt worden. Dat biedt commerciële kansen, zeker in tijden van
bezuinigingen. Omdat gevangenissen niet aan particulieren mogen
verkopen fungeren wij hierin als
intermediar.”
De webshop heeft een vast assortiment dat continu geleverd wordt en
een wisselend assortiment met tijdelijke producten. Deze worden voor
marktconforme prijzen aangeboden.
Naast de verkoop van kant en klare
producten bemiddelt Jailhouse Shop
ook in productiecapaciteit voor
bedrijven. “Wij willen de concurrentie met China wel aan” zegt de Regt.
Toch gaat een deel van de
opbrengst naar de stichting Slachtoffer in Beeld. Slachtoffer in Beeld
richt zich op herstelbemiddeling
tussen slachtoffers en daders van
misdrijven en verkeersongevallen
door het begeleiden van slachtoffer-dadergesprekken, het organiseren van bewustwordingsbijeenkomsten aan daders en het trainen van
professionals die werken met
slachtoffers en daders.
www.jailhouseshop.nl
286
AFM publiceert agenda 2013
De AFM gaat in 2013 door met verschillende bekende toezichtthema’s.
Er zijn ook nieuwe accenten. Zo
besteedt de AFM extra aandacht aan
professionele klanten van financiële ondernemingen. Dat blijkt uit de
plannen en begroting voor 2013 die
zij heeft gepubliceerd.
E
en ander onderwerp waaraan
de AFM in 2013 aandacht
besteedt is de bijdrage van
gedragstoezicht aan de stabiliteit van
het financiële stelsel. Hierbij wordt
onder meer gekeken naar het functioneren van wholesale markten, waaronder die voor derivaten en gestruc-
tureerde producten. Ook heeft de
AFM in dit verband aandacht voor
het zogenaamde schaduwbankieren
en securities lending, het uitlenen
van effecten.
Thema’s
De Agenda 2013 telt negen toezichtthema’s:
- Productaanbieders stellen het
belang van de klant centraal;
- Kwaliteit van financiële dienstverlening wordt beter;
- Vermogensopbouwproducten en de
advisering daarover worden verbeterd;
- Niet-retailklanten krijgen een pas-
sende dienstverlening van financiële ondernemingen;
- Pensioenen worden transparant en
passend;
- De kwaliteit van governance, verslaggeving en accountantscontrole
gaat omhoog;
- De effectenmarkten functioneren
eerlijk en efficiënt en de infrastructuur blijft bestendig;
- Gedragstoezicht draagt bij aan stabiliteit van het financiële stelsel;
- Bedreigingen van de integriteit van
de financiële sector worden effectief
aangepakt.
Bron: www.afm.nl
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
339
287
Universitair Nieuws
Wilt u dat uw (juridische) proefschrift of dat van iemand die u kent
aangekondigd wordt in deze rubriek
dan kunt u het proefschrift en een
samenvatting sturen naar het redactiebureau; zie colofon.
Oraties
Toerekeningsvatbaarheid
Het begrip toerekeningsvatbaarheid
is in de Nederlandse wetgeving niet
gedefinieerd. Bij een rechtszaak gaat
de rechter voor het beantwoorden
van de vraag of iemand toerekeningsvatbaar is, voor een belangrijk
deel af op het oordeel van een psychiater. Bijzonder hoogleraar Forensische psychiatrie Gerben Meynen stelt
echter voor om een juridische definitie van toerekeningsvatbaarheid te
hanteren, waarmee de taakverdeling
tussen de rechter en de psychiater
duidelijker wordt. Daarover ging zijn
inaugurele rede die hij op 25 januari
2013 hield aan de Universiteit van
Tilburg.
In Nederland wordt deze vraag in
een rechtszaak voor een belangrijk
deel beantwoord door een psychiater.
In de wet staat: “Niet strafbaar is hij
die een feit begaat, dat hem wegens
gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van zijn geestvermogens
niet kan worden toegerekend” (art. 39
Sr). Dit artikel zegt echter niets over
de voorwaarden waaronder iemand
op basis van een stoornis ontoerekeningsvatbaar is. Gedragsdeskundigen
hebben wel een format ontwikkeld
voor het beantwoorden van die
vraag, maar dat is geen juridische
standaard. Eigenlijk doen psychiaters
met hun oordeel over de toerekeningsvatbaarheid een uitspraak over
een juridische vraag.
Meynen stelt voor om, net als in een
aantal andere landen, een juridische
standaard te hanteren die aangeeft
welk type gedragsbeïnvloeding als
gevolg van een stoornis strafrechtelijk
relevant is als het gaat om toerekeningsvatbaarheid. Met zo’n standaard
zou voor iedereen duidelijk zijn hoe
de rechter toerekeningsvatbaarheid
zal toetsen. Bovendien helpt een standaard inzichtelijk te maken waarom
iemand in een specifiek geval toerekeningsvatbaar is volgens de rechter. De
340
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
psychiater geeft dan alleen een oordeel over de aanwezigheid van een
stoornis, de invloed van de stoornis
op het gedrag, toekomstig gevaar en
mogelijkheden om dit gevaar af te
wenden. In zijn rede deed Meynen
een voorstel voor een juridische
standaard, uitgaande van wat de
ethiek zegt over de voorwaarden
waaronder mensen verantwoordelijk
zijn voor hun gedrag.
Promoties
Integriteitsschendingen
Advocaten, notarissen
en accountants bekleden een bijzondere
positie in ons rechtssysteem. Met de uitoefening van hun beroep
zijn publieke belangen
gemoeid en zij beschikken over wettelijke bevoegdheden om
deze belangen te dienen. Tevens bekleden zij een vertrouwensfunctie. Op
abstract niveau betekent dit dat de
samenleving erop moet kunnen vertrouwen dat zij hun beroep naar behoren uitoefenen. Op concreet niveau
betekent dit dat de cliënt erop moet
kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke
communicatie tussen hem en de
beroepsbeoefenaar geheim blijft.
Integriteitsschendingen van advocaten, notarissen en accountants vormen een bedreiging voor de behartiging van de publieke belangen en de
vertrouwenspositie. Met name hun
dienstverlening aan de vastgoedsector vormt een risicofactor. Gebleken
is dat de vastgoedsector kwetsbaar is
voor de ontplooiing van criminele
activiteiten. Vanwege hun bijzondere
positie zijn deze vrije beroepsbeoefenaren voor vastgoedcriminelen aantrekkelijk om in te schakelen voor
het plegen of verhullen van deze activiteiten. Zij kunnen hun bevoegdheden aanwenden om criminele activiteiten te ontplooien en zich ten
aanzien daarvan op hun geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht
beroepen. De juridische bescherming
van de vertrouwelijke communicatie
tussen de beroepsbeoefenaar en zijn
cliënt bemoeilijkt voor toezichthouders en opsporingsinstanties de
mogelijkheden om integriteitsschendingen van deze beroepsbeoefenaren
te detecteren.
Vanwege hun bijzondere positie zijn
advocaten, notarissen en accountants aan overheidsregulering onderworpen. De overheid – de wetgever
maar ook de publiekrechtelijke
beroepsorganisaties – stelt vast welke eisen gelden voor de toegang tot
de beroepsuitoefening, bepaalt welke
beroepsnormen van toepassing zijn,
op welke wijze hierop toezicht
gehouden wordt en op welke wijze
normschendingen worden afgedaan.
In dit onderzoek staan twee – specifiek voor deze beroepsgroepen geldende – handhavingsinstrumenten
centraal: de preventieve bestuursrechtelijke en de repressieve tuchtrechtelijke aanpak. De daarbij gehanteerde invalshoek wordt gevormd
door de juridische mogelijkheden en
knelpunten om ten behoeve van die
aanpak informatie te vergaren en te
delen.
In het kader van de preventieve
bestuursrechtelijke aanpak is door
Anita van den Berg onderzocht in
hoeverre personen die willen toetreden tot de advocatuur, het notariaat
en de accountancy gescreend kunnen worden. In de toegangsprocedure wordt momenteel vooral gebruik
gemaakt van de Verklaring Omtrent
het Gedrag en de bronnen waarop
deze verklaring is gebaseerd. Voor
het overige blijkt het vermoeden dat
de betrokkene integriteitsschendingen zal gaan plegen, afhankelijk te
zijn van toevalligheden of de welwillendheid van degene die toegang tot
de beroepsuitoefening verzoekt om
openheid van zaken te geven. Uit het
proefschrift blijkt dat de Wet Bibob
interessante aanknopingspunten
biedt om uitgebreidere screeningen
te verrichten. Hiervoor zijn wetswijzigingen nodig.
In het kader van de repressieve
tuchtrechtelijke aanpak wordt onderzocht welke bijdrage de tuchtrechtelijke afdoening van integriteitsschendingen kan leveren aan de aanpak
van integriteitsschendingen in de
vastgoedsector. De informatiepositie
van de tuchtrechter wordt hoofdzakelijk gevormd door de informatieverstrekking van de klager. Voor
zover de klager een overheidsinstantie is, worden de mogelijkheden om
informatie te verstrekken aan de
tuchtrechter belemmerd door
geheimhoudingsplichten.
Als de wetgever de mogelijkheden
Universitair Nieuws
wil verruimen om informatie te
betrekken in de toegangsprocedure
of tuchtrechtprocedure, moet hij een
afweging maken tussen enerzijds de
aanpak van integriteitsschendingen
van advocaten, notarissen en accountants in de vastgoedsector en
anderzijds de bescherming van de
vertrouwenspositie die deze beroepsbeoefenaren bekleden. Beide aspecten dragen bij aan de bescherming
van de publieke belangen die met de
beroepsuitoefening zijn gemoeid.
Van den Berg promoveerde op 17
december 2012 aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Haar promotor was
prof. mr. J. Struiksma.
Anita van den Berg
Integriteitsbeoordelingen in
advocatuur, notariaat en
accountancy. Een juridisch
onderzoek naar informatiegebruik
bij de bestrijding van integriteitsschendingen in de vastgoedsector
Een handelseditie wordt verwacht
De Preventiestaat
Voorkomen is beter
dan genezen. In toenemende mate
neemt de overheid
dit adagium als
richtsnoer voor haar
handelen. Of het nu
gaat om het voorkomen van terroristische aanslagen,
van recidive door veelplegers, of de
aanpak van risicojongeren: de klassieke repertoires van de rechtsstaat
en verzorgingsstaat worden op tal
van terreinen aangevuld met een
preventief interventierepertoire.
Maar wat betekent deze transformatie eigenlijk voor de rol van de overheid in de hedendaagse samenleving?
Deze bestuurskundig-filosofische studie van Rik Peeters reconstrueert de
opkomst van het preventiedenken in
politiek en beleid. Daarbij krijgt de
omgang met criminaliteit en veiligheid ruime aandacht. Vanaf eind
jaren ’70 van de vorige eeuw groeien
de politieke en maatschappelijke zorgen over hoge criminaliteitscijfers. In
reactie daarop wordt begin jaren ’80
een nieuwe aanpak geïntroduceerd:
naast het klassieke rechtsstatelijke
mechanisme van opsporing, berechting en bestraffing plaatst de regering een nieuwe strategie: bestuurlij-
ke preventie van criminaliteit. Vanaf
dat moment is preventie een permanent onderdeel in criminaliteitsbeleid dat zich bovendien kan verheugen op een toenemende aandacht
van politici, bestuurders, beleidsmakers en professionals.
De logica van preventie onderscheidt
zich fundamenteel van de logica van
staatsinterventie in klassieke opvattingen over de rechtsstaat, waar een
justitiële reactie op criminaliteit pas
plaatsvindt na wetsovertreding. Preventie kenmerkt zich juist door interventie nog voordat er sprake is van
een strafbaar feit. Risicofactoren voor
mogelijk toekomstig crimineel
gedrag vormen de aangrijpingspunten van interventie. Dit preventieperspectief leidt tot een ander beeld
van de staat. Zo komen ook de vroegtijdige identificatie van risicojongeren, programma’s ter bestrijding van
recidive onder veelplegers, de inrichting van de gelegenheidsstructuur,
opvoedingsondersteuning voor probleemgezinnen en de afschrikwekkende werking van surveillance in de
publieke ruimte in beeld.
Wie het huidige criminaliteitsbeleid
overziet zal opvallen dat niet de crimineel, maar de mogelijke crimineel
aangrijpingspunt van beleid is, en
dat niet langer de rechter, maar de
burgemeester de spil in dat beleid is.
De justitiële reactie is een ultimum
remedium geworden voor de gevallen waarin preventie ontoereikend is
gebleken. Burgemeesters beschikken
over een breed arsenaal aan preventieve bevoegdheden, variërend van
cameratoezicht tot huisverboden en
van preventief fouilleren tot bestuurlijke ophouding. En in veiligheidshuizen door heel het land of in gemeentelijke veiligheidsprogramma’s zoals
de Amsterdamse Top-600 aanpak
tegen veelplegers worden preventieve interventies ‘achter de voordeur’
gepleegd om jeugdige criminelen en
potentiële criminelen op het rechte
pad te krijgen. Stuk voor stuk maatregelen die ingegeven zijn door het
preventiedenken en vanuit dat perspectief ook volkomen logisch zijn.
Preventie is niet meer weg te denken
uit het hedendaagse overheidsbeleid.
Daar zijn goede redenen voor. Maar
het is ook zo dat preventie een
expansieve logica kent, waardoor de
overheid naar een steeds vroegere,
gedetailleerdere en alomvattendere
benadering van risico’s tendeert. Wie
enkel kijkt door de bril van preventie
zal privacy, ouderlijk gezag en het
rechtsstatelijke onschuldprincipe al
snel als barrières voor effectief handelen beschouwen. Bovendien is de
preventiestaat vatbaar voor willekeur
– immers, een ‘risico’ als rechtvaardiging voor interventie impliceert een
zekere subjectiviteit. Dit alles is nog
geen argument voor een totale afwijzing van preventie, maar wel voor
het bewaken van rechtsstatelijke
checks en balances. Juist als de discretionaire bevoegdheden van de
overheid worden opgerekt zouden
deze tegenmachten hun waarde kunnen tonen.
Peeters promoveerde op 16 januari
aan Tilburg University. Zijn promotoren waren prof. mr. dr. Stavros Zouridis en prof. dr. Mark van Twist.
R. Peeters
The Preventive Gaze:
How Prevention Transforms Our
Understanding of the State
Eleven International Publishing 2013, 494 p., € 47,50
ISBN 978 94 9094 798 9
Scripties
De redactie biedt aan studenten de
mogelijkheid om met een korte
samenvatting van hun masterscriptie in dit tijdschrift te komen. Hiernaast wordt de gehele versie van het
document op de website van het
NJB geplaatst. De redactie wil graag
een podium bieden voor de vele
mooie juridische teksten en innovatieve opvattingen van studenten die
tot nu toe nog te weinig onder de
aandacht komen van de vele juristen die in ons land werkzaam zijn.
Heb je belangstelling om te worden
geselecteerd voor opname van een
samenvatting van je masterscriptie
in het NJB? Stuur dan je scriptie,
voorzien van een samenvatting van
maximaal 200 woorden, het eindcijfer (minimaal een acht) dat je voor
de scriptie hebt ontvangen en ook je
afstudeerrichting en de naam van je
scriptiebegeleider, naar het redactiebureau van het NJB, postbus 30104,
2500 GC Den Haag of e-mail: njb@
kluwer.nl.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
341
Personalia
288
Hoogleraren
Mw. dr. M.M.M. van Eechoud is
benoemd tot hoogleraar Informatierecht, in het bijzonder met betrekking tot het recht inzake toegang tot
informatie, aan de Universiteit van
Amsterdam. Als hoogleraar zal zij
zich de komende jaren vooral richten
op de regulering van publieke informatiebronnen uit een oogpunt van
transparantie, communicatiegrondrechten en innovatie. Van Eechoud is
sinds 1996 in verschillende functies
werkzaam aan het Instituut voor
Informatierecht (UvA). Van 2009 tot
2012 verbleef zij als gastonderzoeker
bij het Center for Intellectual Property and Information Law van de University of Cambridge. Ze geeft leiding
aan het driejarige multidisciplinaire
onderzoeksprogramma ‘Of authorship and originality’ . Daarnaast is zij
onder meer opleidingsdirecteur van
de master Informatierecht.
Prof. mr. drs. Titia
Loenen is benoemd
tot hoogleraar
Mensenrechten en
diversiteit aan de
Universiteit Leiden.
Hiervoor is zij een groot aantal jaren
als hoogleraar verbonden geweest
aan de Universiteit Utrecht. Haar
onderzoek beweegt zich op het terrein van de mensenrechten, gelijkheidsvraagstukken en internationaal,
Europees en nationaal non-discriminatierecht, met een huidige focus op
gender en multiculturele vraagstukken. Op haar onderzoeksterrein heeft
zij een groot aantal cursussen opgezet. Tevens heeft zij een vak met
betrekking tot methodologie van de
rechtswetenschap ontwikkeld. Ook
heeft zij zich intensief met bestuurlijke activiteiten bezig gehouden,
onder meer als promovendidecaan
en als onderzoeksdirecteur.
Decanen
Per 1 februari 2013
is prof. mr. dr.
Suzan Stoter de
nieuwe decaan van
Erasmus School of
Law en prof. dr.
Fabian Amtenbrink vice-decaan. Stoter volgt in haar functie Maarten
Kroeze op. Stoter is hoogleraar
Rechtssociologie en was van mei
342
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
2010 tot heden onderwijsdecaan van
ESL. Daarnaast is zij onder meer
wetenschappelijk directeur van het
Centre for Law & Innovation.
Fabian Amtenbrink
was van februari 2009
tot heden onderzoekdecaan aan ESL. In
2006 werd hij hoogleraar Recht van de
Europese Unie in Rotterdam. Sinds
2009 is Amtenbrink tevens bijzonder
hoogleraar aan het College of Europe
in Brugge. Beide zijn aangesteld voor
een periode van vier jaar.
Advocatuur
Arjan van de Watering is per 1 januari
2013 toegetreden tot
de maatschap van
Ten Holter advocaten.
Arjan is vanaf 2007
werkzaam als advocaat-medewerker
bij Ten Holter Advocaten in de sectie
Bouw, Vastgoed en Aanbesteding.
Zijn specialisaties zijn het bouw- en
aanbestedingsrecht. Daarvoor was
Arjan werkzaam bij AKD, eveneens
als bouw- en aanbestedingsrechtadvocaat. Arjan is tevens advocaatdocent Aanbestedingsrecht.
Melita van der
Mersch en Reimer
Veldhuis zijn per 1
januari 2013 partner
geworden bij Pels
Rijcken & Droogleever
Fortuijn advocaten en notarissen.
Van der Mersch maakt deel uit van
de sectie Bestuursrecht en leidt
samen met Rolf de Groot de marktgroep Gezondheidszorg. Van der
Mersch is gespecialiseerd in het
gezondheidsrecht en specifiek het
farmaceutisch recht.
Veldhuis maakt deel
uit van de secties
Bestuursrecht en
Strafrecht en leidt
samen met Elisabeth
Pietermaat de marktgroep Toezichthouders. Veldhuis is
gespecialiseerd in handhaving, strafrecht en privacy en gegevensuitwisseling.
Per 1 januari 2013 heeft Farihan
Keramati de overstap gemaakt van
NautaDutilh naar Bergh Stoop &
Voor het plaatsen van berichten
in deze rubriek kunt u uw tips en
informatie naar [email protected]
sturen.
Sanders advocaten in
Amsterdam. Bij Bergh
Stoop & Sanders
versterkt zij de sectie
Intellectuele Eigendom. Keramati is met
name gespecialiseerd in het IE-,
media- en reclamerecht. Ook adviseert zij haar cliënten over commerciële contracten, zoals licentie- en
distributieovereenkomsten. Daarnaast voert zij een meer algemene
handelspraktijk.
Jasper Hagers is per 1
januari 2013 tot salaried partner benoemd
van Blenheim Advocaten. Hagers is
gespecialiseerd in
financieel recht, in het bijzonder in
relatie tot de toezichthouders AFM
en De Nederlandse Bank.
Op 1 januari 2013 is
Henriëtte Dekker
toegetreden tot de
maatschap Hoboken
Advocaten in Rotterdam als partner
arbeidsrecht en pensioenrecht. Dekker zal bij Hoboken verantwoordelijk
zijn voor het opzetten van de sectie
arbeidsrecht. Onder haar expertises
vallen het individueel en collectief
ontslagrecht, arbeidsovereenkomsten, CAO-kwesties, aanstelling en
ontslag van statutair bestuurders,
medezeggenschap, zieke werknemers
en disciplinaire maatregelen.
Daarnaast heeft zij expertise in pensioenkwesties.
Joop Werner is per 1
januari 2013 toegetreden tot de maatschap
Schaap & Partners,
advocaten en notarissen te Rotterdam. Hij
is sinds oktober 2001 als advocaat
aan het kantoor verbonden en heeft
zich gespecialiseerd in het vennootschap- en ondernemingsrecht, waarover hij adviseert en procedeert. Hij
Personalia
maakt deel uit van de Praktijkgroep
Ondernemingsrecht van Schaap &
Partners.
De Advocaten van Van Riet heeft
per 1 januari 2013 Jeroen Gerritsma
benoemd tot partner. In 2008
maakte hij vanuit
ABN AMRO de overstap naar de advocatuur. Bij de Advocaten van Van Riet is
hij medeverantwoordelijk voor de sectie ondernemings-
recht, waar hij zich vooral toelegt
op bedrijfsovernames, financieringsvraagstukken en herstructureringen in en buiten faillissement.
Daarnaast is hij regelmatig als
curator actief in faillissementen.
Agenda
05 02 2013
Arbeidsrechtsymposium ter
ere van Paul van der Heijden
Op de dies van de Universiteit Leiden
neemt prof. mr. Paul F. van der Heijden
afscheid als voorzitter van het College
van Bestuur en rector-magnificus van
deze universiteit. Na een rectoraat van
bijna 11 jaar, verdeeld over de Universiteiten van Amsterdam en Leiden, zal
hij zijn taak als hoogleraar weer opnemen en zijn krachten wederom gaan
geven aan de bestudering van zijn vakgebied, het internationale arbeidsrecht.
Om dit te vieren wordt hem een symposium aangeboden door zijn vakgenoten van de afdeling Sociaal recht te
Leiden, van het Hugo Sinzheimer Instituut in Amsterdam, en door de juridische faculteit van de Universiteit Leiden. Het symposium met de titel De
waarde(n) van het (internationale)
arbeidsrecht is bedoeld voor vakgenoten en vrienden van Van der Heijden,
voor collega’s uit de Leidse juridische
faculteit en alle anderen die belangstelling hebben voor het internationale arbeidsrecht.
Plaats: Kaiserzaal van de Oude Sterrewacht van de Uni-
Vanuit een juridisch perspectief doorlopen zij de best practices en brengen
de do’s en dont’s in kaart.
versiteit Leiden
Tijd: dinsdag 12 februari van 15.30 tot 18.45 uur, incl. borrel
Inlichtingen en aanmelding: Inschrijving is vooraf noodzake-
Plaats: Ploum Lodder Princen, Rotterdam (ook te volgen
lijk (ook i.v.m. beperkt aantal plaatsen) via mw. Petry Baart-
als webinar)
man, afdeling Sociaal recht, [email protected]
Inlichtingen en aanmelding: NGB-bijeenkomsten zijn
of tel. 071-5277636 (bij voorkeur per e-mail).
uitsluitend toegankelijk voor leden. NGB-ledenbijeenkom-
Tijd: dinsdag 5 februari van 15.00 tot 17.00 uur (aansluitend borrel)
sten, sectiebijeenkomsten en NGB Extra’s zijn kosteloos.
12 02 2013
NGB Extra
Outsourcing: een zorg minder? Door:
mr. Th. P. ten Brink en mr. drs. G. M.
Top-Sarneel, advocaten bij Ploum
Lodder Princen. Veel bedrijven hebben
de afgelopen jaren vanuit het oogpunt van kostenbesparing besloten te
gaan outsourcen. Ook speelt een rol
dat de IT services provider specialistische kennis in huis heeft. Maar wordt
wel voldoende toegevoegde waarde
uit de relatie gehaald? En hoe verhoudt outsourcen zich tot de cloud?
Is het nog wel aantrekkelijker om het
werk te outsourcen nu clouddiensten
op steeds grotere schaal beschikbaar
worden? Lastige vragen en moeilijke
keuzes, waarop de sprekers ingaan.
Informatie over het lidmaatschap, inschrijven voor de
bijeenkomsten etc. via www.ngb.nl.
26 02 2013
NGB sectie Arbeidsrecht
De (actuele) wijzigingen in het arbeidsrecht als gevolg van het regeerakkoord,
door: mr. dr. M.M. Koevoets, advocaat
bij Kneppelhout & Korthals (NGB bijeenkomst sectie Arbeidsrecht). De
nadruk zal komen te liggen op de
gevolgen voor het ontslagrecht.
Tijd: dinsdag 26 februari van 14.00 tot 16.30 uur
Inlichtingen en aanmelding: NGB-bijeenkomsten zijn
uitsluitend toegankelijk voor leden. NGB-ledenbijeenkomsten, sectiebijeenkomsten en NGB Extra’s zijn kosteloos.
Informatie over het lidmaatschap, inschrijven voor de
bijeenkomsten etc. via www.ngb.nl.
Agenda kort
01 02 2013
Gezag en innovatief leiderschap
in de rechtspraak
NJB 2012/2577, afl. 44/45, p. 3151
01 02 2013
Symposium Rechten van het Kind
NJB 2013/55, afl. 1, p. 66
05 02 2013
Studiemiddag Strafrechtelijke
Immuniteit van Overheden
NJB 2013/55, afl. 1, p. 66
Een uitgebreide versie van deze agenda is te raadplegen op www.njb.nl.
NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05
343
289
Altijd en overal uw
NJB bij de hand
Als abonnee op het NJB kunt u vanaf
nu GRATIS* gebruik maken van de digitale
editie. U kunt voortaan altijd en overal
uw NJB raadplegen. Op tablet, smartphone
of e-reader. Maar ook op uw laptop of pc.
U kunt zich snel en eenvoudig aanmelden
op www.kluwer.nl/njb. U heeft alleen uw
abonneenummer nodig.
U vindt dit op het
adreslabel van uw NJB.
* Op de combinatie van het NJB tijdschrift
en de digitale editie is het 21% btw-tarief
van toepassing.
u
d
l
e
M
!
n
a
a
nu
Met het NJB bent u iedere
week volledig op de hoogte!
s Wekelijks het juridische nieuws
deskundig voor u geselecteerd en
verklaard
s Altijd op de hoogte van nieuwe
wetgeving en jurisprudentie
s Zowel wetenschappelijke als praktijkgerichte artikelen
s Van een hoge kwaliteit dankzij de
deskundige redactie en medewerkers
s Discussie en opinievorming, inclusief
actuele NJBlog i.s.m. NRC Handelsblad
Download