NEDERLANDS JURISTENBLAD AIVD-ONDERZOEK BIJ VERTROUWENSFUNCTIES ž Ondoorgrondelijk wetsvoorstel HOF ž Civilisering strafproces ž Controle- en selectieprocedures NWO ž Tolken en vertalen in het strafrecht P. 286-343 JAARGANG 88 1 FEBRUARI 2013 10295511 5 W E B I N A R S H O O G L E R A R E N De Academie voor de Rechtspraktijk heeft onder de naam Magna Charta Webinars 30 hoogleraren bereid gevonden webinars te verzorgen op de verschillende rechtsgebieden. Wab en procesrecht | 27 februari 2013 | 14:00 - 17:15 uur Massaschade; de juridische afwikkeling | 11 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur Corporate Governance | 18 maart 2013 | 09:00 - 12:15 uur Kwalitatieve aansprakelijkheid | 18 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur Internationaal Erfrecht | 25 maart 2013 | 09:00 - 12:15 uur Algemene voorwaarden | 28 maart 2013 | 14:00 - 17:15 uur Consumentenrecht | 8 april 2013 | 14:00 - 17:15 uur Totstandkoming | 25 april 2013 | 14:00 - 17:15 uur Actualiteiten Internationaal Handelsrecht | 6 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur Actualiteiten Merken- en Modellenrecht | 8 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Actualiteiten Auteursrecht en oneerlijke mededingingen | 8 mei 2013 | 12:45 - 16:00 uur Actualiteiten Verzekeringsrecht | 13 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur Hoger beroep | 14 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Huwelijksvermogensrecht | 27 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Flex BV | 29 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Actualiteiten Internationaal Handelsrecht | 6 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur Actualiteiten Merken- en Modellenrecht | 8 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Actualiteiten Auteursrecht en oneerlijke mededingingen | 8 mei 2013 | 12:45 - 16:00 uur Actualiteiten Verzekeringsrecht | 13 mei 2013 | 14:00 - 17:15 uur Hoger beroep | 14 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Huwelijksvermogensrecht | 27 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Flex BV | 29 mei 2013 | 09:00 - 12:15 uur Huwelijksvermogensrecht | 23 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur Derivatenrecht | 28 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur Aandeelhoudersovereenkomsten | 31 oktober 2013 | 09:00 - 12:15 uur Actualiteiten Erfrecht | 31 oktober 2013 | 14:00 - 17:15 uur Actualiteiten pensioenrecht | 11 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur Awb bezwaarschriftprocedure | 18 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur Sociaal recht | 25 november 2013 | 09:00 - 12:15 uur Appartementsrecht | 25 november 2013 | 14:00 - 17:15 uur Magna Charta is onderdeel van de Academie voor de Rechtspraktijk Postbus 13346 | 3507 LH Utrecht | T 030 - 220 10 70 E [email protected] | F 030 - 220 53 27 Inhoud 289 Vooraf 239 Prof. mr. T. Hartlief Proportionele aansprakelijkheid voor juristen en echte wetenschappers 290 Wetenschap 240 Prof. mr. A.E. Schilder Mr. dr. J.-P. Loof Mr dr. C.F. Sparrius ‘Vechten tegen spoken in de mist?’ Over veiligheidsonderzoeken voor vertrouwensfuncties en rechtsbescherming 299 ž Ondoorgrondelijk wetsvoorstel HOF ž Civilisering strafproces ž Controle- en selectieprocedures NWO ž Tolken en vertalen in het strafrecht 5 10295511 PASSEN Pagina 289 303 306 Is er sprake van een EERLIJK proces? En staat betrokkenen een daadwerkelijk EFFECTIEF RECHTSMIDDEL ter beschikking? Pagina 291 De INTRODUCTIE van structuren PARALLEL aan de BESTAANDE zoals bij het ESM en het Stabiliteitspact is gebeurd, acht DE RAAD voor de lange termijn ONWENSELIJK Pagina 335 306 Han von den Hoff 308 Tolken en vertalen in strafzaken op orde Nederland voldoet wél aan EU-richtlijn 2010/64 Omslag: © Matt Kenyon/Alamy WETENSCHAPPERS van het recht AAN TE Prof. dr. P. Hooimeijer Reactie op ‘De onzichtbare kosten van controle- en selectieprocedures’ 247-255 Rechtspraak 256 Boeken 257-271 Tijdschriften 272-280 Wetgeving 281-286 Nieuws 287 Universitair nieuws 288 Personalia 289 Agenda AIVD-ONDERZOEK BIJ VERTROUWENSFUNCTIES en hun AGENDA aan die Mr. W.F. Korthals Altes Een (verdere) civilisering van het strafproces Rubrieken is dat ECHTE TEKORT aan te zuiveren Opinie 242 Mr. M.A.J. de Leeuw Naschrift NEDERLANDS JURISTENBLAD zich geroepen voelen het Dr. J.-H. Reestman De ondoorgrondelijke systematiek van het wetsvoorstel HOF Prof. mr. W. van der Burg Naschrift RECHT kan overkomen, P. 286-343 JAARGANG 88 1 FEBRUARI 2013 Focus 241 Reacties 243 t/m 246 Het BESTE wat het Naar welke NORM voor de structurele BEGROTING wil de regering in art. 2 verwijzen en HOE is de Minister van Financiën straks op grond van de WET HOF gehouden het STABILITEITSVERDRAG te respecteren? Pagina 302 De Orde laat weten dat in 2013 de KWALITEIT van advocaten die KWETSBARE groepen als cliënt hebben, BIJZONDERE AANDACHT zal krijgen Pagina 336 310 312 319 320 329 335 340 342 343 De RECHTBANK weet pas in een LAAT stadium van het PROCES wat precies de STANDPUNTEN van partijen zijn en moet vervolgens binnen TWEE WEKEN een schriftelijk vonnis produceren Pagina 303 De OORDELEN van kundige referenten, die door NWO/ M A GW bij de beoordeling worden betrokken, hebben een belangrijke TOEGEVOEGDE waarde voor de AANVRAGER EN de indienende FACULTEIT Pagina 306 NEDERLANDS JURISTENBLAD Opgericht in 1925 Eerste redacteur J.C. van Oven toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging opgezegd; bij niet-tijdige opzegging wordt het abonne- Erevoorzitter J.M. Polak t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. ment automatisch met een jaar verlengd. Redacteuren Tom Barkhuysen, Ybo Buruma, Coen Drion, Logo Artikelen met dit logo zijn door externe peer Gebruik persoonsgegevens Kluwer BV legt de gegevens Ton Hartlief, Corien (J.E.J.) Prins, Taru Spronken (vz.), reviewers beoordeeld. van abonnees vast voor de uitvoering van de (abonne- Peter J. Wattel Citeerwijze NJB 2013/[publicatienr.], [afl.], [pag.] ments-)overeenkomst. De gegevens kunnen door Kluwer, Medewerkers Chr.A. Alberdingk Thijm, technologie en Redactiebureau Bezoekadres: Lange Voorhout 84, of zorgvuldig geselecteerde derden, worden gebruikt om u te recht, Barend Barentsen, sociaal recht (socialezekerheids- Den Haag, postadres: Postbus 30104, 2500 GC Den Haag, informeren over relevante producten en diensten. Indien u recht), Alex F.M. Brenninkmeijer, alternatieve geschillen- tel. (0172) 466399, e-mail [email protected], www.njb.nl en hier bezwaar tegen heeft, kunt u contact met ons opnemen. beslechting, Wibren van der Burg, rechtsfilosofie en www.kluwer.nl Media advies/advertentiedeelname Maarten Schuttél rechtstheorie, G.J.M. Corstens, Europees strafrecht, Secretaris, nieuws- en informatie-redacteur Else Lohman Capital Media Services Eric Daalder, bestuursrecht, Caroline Forder, personen-, Adjunct-secretaris Berber Goris Staringstraat 11, 6521 AE Nijmegen familie- en jeugdrecht, Janneke H. Gerards, rechten van de Secretariaat Nel Andrea-Lemmers Tel. 024 - 360 77 10, [email protected] mens, Ivo Giesen, burgerlijke rechtsvordering en rechts- Vormgeving Colorscan bv, Voorhout, www.colorscan.nl. ISSN 0165-0483 NJB verschijnt iedere vrijdag, in juli en pleging, Richard H. Happé, belastingrecht, Aart Hendriks, Uitgever Simon van der Linde augustus driewekelijks. Hoewel aan de totstandkoming van gezondheidsrecht, Marc Hertogh, rechtssociologie, Martijn Uitgeverij Kluwer, Postbus 23, 7400 GA Deventer. deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de W. Hesselink, rechtsvergelijking en Europees privaatrecht, Op alle uitgaven van Kluwer zijn de algemene leverings- auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijk- P.F. van der Heijden, internationaal arbeidsrecht, C.J.H. voorwaarden van toepassing, zie www.kluwer.nl. heid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch Jansen, rechtsgeschiedenis, Harm-Jan de Kluiver, onderne- Abonnementenadministratie, productinformatie Kluwer voor gevolgen hiervan. Voor zover het maken van kopieën mingsrecht, Willemien den Ouden, bestuursrecht, Theo de Afdeling Klantcontacten, www.kluwer.nl/klantenservice, uit deze uitgave is toegestaan op grond van art. 16h t/m Roos, straf(proces)recht, Stefan Sagel, arbeidsrecht, Nico J. tel. (0570) 673 555. 16m Auteurswet j°. Besluit van 29 december 2008, Stb. Schrijver, volkenrecht en het recht der intern. organisaties, Abonnementsprijs Inclusief toegang tot het besloten deel 2008, 583, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde Ben Schueler, omgevingsrecht, Thomas Spijkerboer, migra- van www.njb.nl en inclusief automatisch te ontvangen vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te tierecht, Elies Steyger, Europees recht, T.F.E. Tjong Tjin Tai, banden € 298,- inclusief BTW en verzendkosten. Hoofddorp (Postbus 3051, 2130 KB). verbintenissenrecht, F.M.J. Verstijlen, zakenrecht, Dirk J.G. Studenten 50% korting! Losse nummers € 26,50. Visser, intellectuele eigendom, Inge C. van der Vlies, kunst Abonnementen kunnen op elk gewenst moment worden en recht, Rein Wesseling, mededingingsrecht, Reinout aangegaan voor de duur van minimaal één jaar vanaf de Wibier, financieel recht, Willem J. Witteveen, staatsrecht eerste levering, vooraf gefactureerd voor de volledige periode, tenzij uitdrukkelijk anders is overeengekomen. Auteursaanwijzingen Zie www.njb.nl. Het al dan niet op Abonnementen kunnen schriftelijk tot drie maanden voor verzoek van de redactie aanbieden van artikelen impliceert de aanvang van het nieuwe abonnementsjaar worden Studiecentrum Kerckebosch Aanbod bijeenkomsten met NOvA punten voorjaar 2013 Bestuursrecht Strafrecht 7 maart 2013 12 maart 2013 Het nieuwe procederen De Wet Politiegegevens bij de bestuursrechter 18 april 2013 7 mei 2013 9e Forensisch De nieuwe Wet Jaarcongres aanpassing bestuursprocesrecht 11 en 25 april 2013 Juridische bijstand 14 mei 2013 aan slachtoffers van Bestuursrechtelijke zedenmisdrijven schadevergoeding en (LANZS) nadeelcompensatie 9ROJRQVRRNRSWZLWWHUYLD#NNEMXULGLVFKÀQ Burgerlijk recht 19 maart 2013 Update Burgerlijk (Proces)recht 9 april 2013 Letselschade & Sociale zekerheid 17 april 2013 Financieel Jaarcongres 7 mei 2013 Update Zekerheidsrecht 16 april 2013 Actualiteiten Risicoaansprakelijkheid Bekijk het volledige aanbod op www.kerckebosch.nl Vooraf 239 Proportionele aansprakelijkheid voor juristen en echte wetenschappers 5 Het is een fundamenteel juridisch uitgangspunt. Zonder causaal verband tussen de schade van eiser en de onrechtmatige gedraging van gedaagde is deze niet aansprakelijk. Het is aan eiser om het verband aan te tonen, maar het recht komt hem soms tegemoet. Berucht is de omkeringsregel. Haar werking is die van een botte bijl. Proportionele aansprakelijkheid (hierna: PA) is dan aantrekkelijker, omdat dan de lasten van causaliteitsonzekerheid over eiser en gedaagde worden verdeeld. Zij is aanvaard in Nefalit/Karamus (RvdW 2006, 328). Centraal stond de vraag of de werkgever wegens onrechtmatige asbestblootstelling aansprakelijk was voor longkanker bij de werknemer die het gevolg kon zijn van asbest maar ook van roken. Medisch is de oorzaak niet vast te stellen. De Hoge Raad hecht zijn zegel aan PA naar rato van de waarschijnlijkheid dat asbest de oorzaak is, omdat afwenteling van causaliteitsonzekerheid op werkgever (volledige toewijzing) of werknemer (afwijzing) onaanvaardbaar is. Hij hanteert daarbij wel een onder- en een bovengrens: is de kans dat de longkanker is te wijten aan asbest zeer klein of zeer groot, dan wordt de vordering wel degelijk volledig af- respectievelijk toegewezen. In de zaak zelf leidt dat tot toewijzing voor 55% omdat een deskundige de waarschijnlijkheid dat de longkanker door asbest is veroorzaakt op dat percentage heeft gesteld. Het arrest heeft niet alleen bijval gekregen. Zo werd bezwaarlijk genoemd dat gedaagde mogelijk aansprakelijk wordt gehouden voor schade die hij in werkelijkheid niet of niet in die mate heeft veroorzaakt. Verder zijn vragen gesteld over de onder- en bovengrens (wanneer is sprake van een zeer grote of zeer kleine kans?) en het toepassingsbereik (is dat bijvoorbeeld beperkt tot werkgeversaansprakelijkheid?). En er is bezorgdheid geuit over de cruciale betekenis van de veroorzakingswaarschijnlijkheid. Hoe bepalen we die? Is de rechter daarbij niet afhankelijk van deskundigen? Begrijpen zij elkaar? Eind 2010 kwamen we meer te weten (NJ 2011, 251). Vermogensbeheerder Fortis zou hebben nagelaten cliënt Bourgonje dringend te adviseren bepaalde sterk in koers dalende effecten te verkopen en niet langer, in de hoop op betere tijden, aan te houden. De vraag is echter wat Bourgonje met dat advies zou hebben gedaan: zou hij dat hebben opgevolgd of naast zich neer hebben gelegd? Het hof wees de miljoenenvordering daarom, op basis van PA, voor de helft toe. De Hoge Raad erkent het bezwaar van aansprakelijkheid voor schade die gedaagde niet (in die mate) heeft veroorzaakt en acht terughoudendheid daarom gepast. Of PA in beeld komt, is afhankelijk van rechterlijke verantwoording aan de hand van factoren als strekking van de norm en aard van de normschending. Voor Bourgonje loopt dat verkeerd af: hier is PA niet aangewezen. Toepassing buiten werkgeversaansprakelijkheid voor gevaarlijke stoffen is echter zeer wel mogelijk. Daarbij komt bijvoorbeeld medische aansprakelijkheid in beeld. Sobzcak (Liability for asbestos-related-injuries, diss., 2013) ziet ruimte voor toepassing op onder meer aansprakelijkheid voor RSI en burn out. Hij leunt daarbij zwaar op het oordeel van deskundigen. Wat hem betreft blijft PA bui- Reageer op NJBlog.nl op het Vooraf. ten beeld wanneer epidemiologisch materiaal dat zicht kan geven op de veroorzakingswaarschijnlijkheid ontbreekt. Dat klinkt niet onlogisch, maar de vraag is of het recht zich zo niet té zeer afhankelijk maakt van wat ‘hot’ is in andere disciplines die ook door geld gedreven onderzoeksprioritering kennen. De Hoge Raad lijkt mij terecht minder terughoudend, al betekent dat wel dat juristen zich bij gebreke van deskundige inbreng op drassig terrein begeven, immers noodgedwongen een slag slaan naar de veroorzakingswaarschijnlijkheid. Elders geeft Sobzcak juristen juist voorrang. Hij ziet namelijk ruimte voor het inbrengen van ‘normatieve elementen’ onder de noemer van de billijkheidscorrectie om aldus het resultaat waartoe bijvoorbeeld epidemiologisch materiaal aanleiding geeft bij te stellen. Zo zou recht worden gedaan aan het concrete geval. Zouden echte wetenschappers dat nog volgen? Juristen weten dat onder de noemer van de billijkheidscorrectie een breed scala aan argumenten (mate van verwijtbaarheid, ernst van het letsel, verzekering) tot drastische wijziging van aanvankelijke percentages kan leiden. De billijkheidscorrectie is zelfs voor hen een soort toverdoos. Is het niet het gevaar dat juristen het beschikbare wetenschappelijk materiaal zo geweld aandoen? Het treft dat de Hoge Raad recentelijk kleur heeft moeten bekennen. Centraal staat letsel van een pasgeborene dat prenataal kan zijn ontstaan bij een verkeersongeval, maar ook als gevolg van ademhalingsproblemen na de bevalling. Rechtbank en hof passen in de zaak tegen de veroorzaker van het verkeersongeval PA toe. Beide gaan uit van een veroorzakingswaarschijnlijkheid van 50%, doch het hof komt op basis van een billijkheidscorrectie tot een vergoeding van 60%. Die bijstelling is ingegeven door aard van de aansprakelijkheid, WAM-verzekering en ernst van het letsel. De Hoge Raad steekt hier echter een stokje voor (RvdW 2013, 37): indien op basis van PA een vergoedingspercentage is bepaald, en dat percentage vervolgens op grond van een billijkheidscorrectie verhoogd zou worden, zou deze verhoging verder gaan dan de regel van de PA rechtvaardigt. Terecht voorkomt de Hoge Raad dat aansprakelijkheid wordt aangenomen voor een percentage dat de veroorzakingskans overstijgt. In het ideale plaatje profiteren rechters van de inbreng van deskundigen, epidemiologen bijvoorbeeld, en vertalen zij de beschikbare informatie in een dialoog naar het voorliggende geval. Dat is wat anders dan dat de rechter de verdeling waartoe het beschikbare materiaal leidt op basis van ‘normatieve elementen’ bijstelt. Hij weet immers niet beter dan de deskundige. Moet hij het echter zonder deskundige inbreng stellen, dan kan de rechter moeilijk zwijgen. Een poging in zo’n geval toch recht te doen zal in andere disciplines wellicht wenkbrauwen doen fronsen. Het beste wat het recht dan kan overkomen, is dat echte wetenschappers zich geroepen voelen het tekort aan te zuiveren en hun agenda aan die van het recht aan te passen. Ton Hartlief NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 289 Wetenschap 240 Vechten tegen spoken in de mist? Over veiligheidsonderzoeken voor vertrouwensfuncties en rechtsbescherming Jon Schilder, Jan-Peter Loof en Kees Sparrius1 De bescherming van vitale functies in de samenleving behoort tot de kerntaken van de overheid. Staatsgeheimen behoren niet op straat te liggen en terroristische aanslagen moeten worden voorkomen. Het veiligheidsonderzoek door de AIVD bij aanstellingen in vertrouwensfuncties speelt daarbij een belangrijke rol. Maar ten koste waarvan? Het systeem zoals het nu werkt houdt te weinig rekening met de belangen van de (beoogde) vertrouwensfunctionarissen. De rechtspositie van de betrokkenen valt, ondanks denkbare dilemma’s, zelfs met eenvoudige maatregelen te verbeteren. Schade kan al worden voorkomen door betere communicatie. Weten (potentiële) vertrouwensfunctionarissen voldoende welke risico’s verbonden zijn aan een bepaalde levenshouding of aan de keuze van een (nieuwe) partner? Kunnen ze vermoeden welk gevecht hun mogelijkerwijs te wachten staat? ‘D at de carrière van een korpschef voorbij is door oncontroleerbare informatie van de geheime dienst is een grote fout in het Nederlandse systeem’. Aldus de Middelburgse burgemeester Koos Schouwenaar, tot voor kort korpsbeheerder van de politie Zeeland. Hij nam het in 2008 in NRC Handelsblad op voor ‘zijn’ korpschef aan wie de AIVD weigerde een verklaring van geen bezwaar af te geven. Gevolg van de weigering was dat de betrokkene, op dat moment al zo’n vijf jaar hoofd van de politie in Zeeland, zijn functie moest neerleggen.2 Mensen verliezen hun baan én reputatie omdat een veiligheidsonderzoek negatief uitvalt De informatie waarop de AIVD haar beslissing baseerde, kwam grotendeels van anonieme bronnen, die voor de korpschef onzichtbaar bleven. Om die reden verklaarde hij in de media dat hij ‘met zijn handen op de rug moet vechten tegen spoken in de mist’. Het door de korpschef tegen de weigering ingestelde beroep bij de bestuursrechter liep op niets uit.3 Ook de poging van burgemeester Schouwe- 290 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 naar om inzage af te dwingen in de AIVD-verslagen van gesprekken die met hemzelf in het kader van het betreffende veiligheidsonderzoek waren gevoerd, was vruchteloos.4 Het protest van de Middelburgse burgemeester en de politiechef tegen de gang van zaken staat niet op zich. Meer mensen verliezen hun baan én reputatie omdat een veiligheidsonderzoek negatief uitvalt. Soms moeten ze raden waarom dat is, bijvoorbeeld als een kennis of familielid bij de politie bekend is en de informatie daarover geheim blijft, maar wel meetelt in het veiligheidsonderzoek. Aan de betrokkene zelf wordt daarover geen mededeling gedaan en dat geeft het gevoel van een ongelijke strijd. Verder zijn er schrijnende gevallen van mensen die enige tijd in een land hebben gewoond waarmee de AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt in het kader van veiligheidsonderzoeken. In dat geval kan de AIVD niet de informatie over hun achtergrond achterhalen die nodig is voor het groene licht voor de vervulling van een vertrouwensfunctie. De idealist die zijn maatschappelijke carrière onderbreekt om zich een jaar in te zetten voor een ontwikkelingsproject in Afrika of Azië kan bij terugkomst in Nederland zo’n functie waarschijnlijk wel vergeten. En dan zijn er nog personen die de schijn tegen hebben doordat ze met de politie in aanraking zijn gekomen en verder ‘gedoe’ met een transactie hebben afgekocht zonder te beseffen welke vergaande gevolgen dit kan hebben voor hun verdere carrière. Het is begrijpelijk dat voor de vervulling van vertrouwensfuncties in de samenleving zware eisen gelden. Maar ten koste waarvan? Is er sprake van een eerlijk proces? En staat betrokkenen een daadwerkelijk effectief rechtsmiddel ter beschikking? Wij menen dat de rechtspositie van de betrokkenen, ondanks denkbare dilemma’s, valt te verbeteren. Mogelijk kan ook schade worden voorkomen door betere communicatie. Weten (potentiële) vertrouwensfunctionarissen voldoende welke risico’s verbonden zijn aan een bepaalde levenshouding of aan de keuze van een (nieuwe) partner? Kunnen ze vermoeden welk gevecht hun mogelijkerwijs te wachten staat? Deze vragen leiden tot de onderzoeksvragen (a) hoe de rechtsbescherming in procedures over veiligheidsonderzoeken zich verhoudt tot de artikelen 6 (recht op een eerlijk proces), 8 (recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer) en 13 (recht op een effectief rechtsmiddel) van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en (b) welke verbeteringen in die rechtsbescherming en in de voorlichting over veiligheidsonderzoeken juridisch wenselijk en praktisch haalbaar zijn. Om een antwoord te vinden op deze vragen zetten wij de feiten op een rij. Veiligheidsonderzoeken Een veiligheidsonderzoek is een onderzoek dat men moet ondergaan om een vertrouwensfunctie te mogen vervullen. Vertrouwensfuncties zijn functies waarin het mogelijk is de nationale veiligheid of andere gewichtige belangen van de staat te schaden, zo maakt art. 3 lid 1 Wet veiligheidsonderzoeken (hierna: Wvo) duidelijk. Op grond van art. 4 lid 3 Wvo mag een werkgever iemand pas aannemen voor een vertrouwensfunctie wanneer deze met succes een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan. Het niet naleven van deze verplichting is in art. 14 Wvo strafbaar gesteld. De Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties maakt het mogelijk een functie aan te wijzen als vertrouwensfunctie vanwege de structurele noodzaak te werken met staatsgeheimen, de mogelijkheid om door een nietintegere functievervulling de nationale veiligheid te schaden of het vitale belang van een functie voor de instandhouding van het maatschappelijk leven.5 Vanwege de omgang met staatsgeheimen zijn bijvoorbeeld de ambtelijke functies waarin het mogelijk is kennis te nemen van de notulen van de ministerraad aangewezen als vertrouwensfuncties. Met het oog op hun vitale belang voor de instandhouding van het maatschappelijk leven zijn bijvoorbeeld sleutelfuncties op het gebied van de drinkwatervoorziening en de energievoorziening aangewezen als vertrouwensfuncties. Functies die de mogelijkheid bieden om door een niet-integere functievervulling de nationale veiligheid te schaden zijn te vinden in de burgerluchtvaart, bij het ministerie van Defensie en bij de politie. Het wettelijk kader Een veiligheidsonderzoek begint met de aanmelding van een werknemer door de werkgever die hem een vertrouwensfunctie wil laten vervullen. Die werkgever is op grond van het tweede lid lid van artikel 4 en 5 Wvo, verplicht hem te informeren over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding. Deze informatieplicht heeft betrekking op de vertrouwelijke aspecten van de Een transactie voor een straf baar feit telt bij de beoordeling even zwaar mee als een veroordeling functie, het veiligheidsonderzoek en de mogelijkheid van latere herhaalonderzoeken.6 Deze informatie moet de werknemer in staat stellen een weloverwogen keuze te maken om al dan niet – schriftelijk – in te stemmen met het ondergaan van een veiligheidsonderzoek. Deze keuze van de werknemer heeft ingrijpende rechtsgevolgen. Instemmen heeft tot gevolg dat de betrokkene ook instemt met alle herhaalonderzoeken die daarop kunnen volgen (zie art. 9 lid 1 Wvo). Weigeren betekent dat de betrokkene de functie waarvoor dat onderzoek is aangevraagd, niet mag vervullen. In de praktijk Vaak schiet de informatieverstrekking aan werknemers die een veiligheidsonderzoek moeten ondergaan tekort. Bij werkgevers maar ook bij juridische professionals, is bijvoorbeeld vaak niet bekend dat een transactie voor een strafbaar feit bij de beoordeling even zwaar meetelt als een veroordeling.7 De vaste gedragslijn van de AIVD bij de beoordeling van de zwaarte van straffen en transacties is pas onlangs gepubliceerd.8 Daarnaast ontbreekt een schriftelijke opgave van de landen waarmee de AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt in het kader van veiligheidsonderzoeken. Het gaat hierbij om een groot aantal landen, waaronder landen die hebben behoord tot het Koninkrijk der Nederlanden, landen waaruit veel Nederlandse allochtonen afkomstig zijn en landen met een opkomende economie. Wie langer dan drie maanden in zo’n land heeft verbleven of een relatie aangaat met een partner uit zo’n land, kan geen vertrouwensfunctie gaan vervullen of moet een vertrouwens- Auteurs de Bezwarencommissie Veiligheidsonder- Noten ceerd op de website van de AIVD: www. 1. Prof. mr. A.E. Schilder is hoogleraar zoeken. Mevrouw A. Flesschedrager heeft 2. NRC Handelsblad 1 augustus 2008, aivd.nl. staats- en bestuursrecht aan de Vrije Uni- het schrijfproces gecoördineerd en een http://vorige.nrc.nl/article1944891.ece 6. Kamerstukken II 1994/95, 24 023, nr. 3, versiteit en lid van de Bezwarencommissie aantal gegevens verzameld. Zij is adviseur 3. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus p. 7. Veiligheidsonderzoeken. Mr. dr. J.P. Loof is bij het CAOP en secretaris van de Bezwa- 2009, LJN BJ4562. 7. Zie de toelichting op art. 2 lid 1 onderdeel universitair docent Staats- en bestuursrecht rencommissie Veiligheidsonderzoeken. Het 4. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus a van deBeleidsregel justitiële gegevens aan de Universiteit Leiden en lid van het CAOP is het kennis- en dienstencentrum op 2009, LJN BJ4560. veiligheidsonderzoeken, Stcrt. 2012, nr. 810. College voor de Rechten van de Mens. Mr. het gebied van arbeidszaken in de publieke 5. Leidraad aanwijzen vertrouwensfuncties 8. Deze gedragslijn is gepubliceerd in de dr. C.F. Sparrius is senior adviseur bij het sector. herziene versie 2012 (AIVD, april 2012), p. artikelsgewijze toelichting op bovenge- 4-10. Deze Leidraad is onder meer gepubli- noemde beleidsregel. CAOP en plaatsvervangend secretaris van NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 291 Wetenschap © Matt Kenyon / Alamy functie die hij vervult neerleggen, omdat naar hem geen (hernieuwd) veiligheidsonderzoek kan worden ingesteld wegens het ontbreken van de daarvoor benodigde gegevens. In de praktijk maken de AIVD en de MIVD op dit beleid een uitzondering voor personen die tijdens hun verblijf in het buitenland een officiële relatie onderhouden met de Nederlandse overheid. 292 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Typen veiligheidsonderzoeken en hoofdlijnen van besluitvorming Drie typen veiligheidsonderzoeken Niet ieder veiligheidsonderzoek houdt hetzelfde in. De verschillen zijn afhankelijk van het niveau van de vertrouwensfunctie waarvoor het veiligheidsonderzoek wordt aangevraagd. De AIVD onderscheidt de basisniveaus A, B en C, waarbij A het zwaarste niveau is en C het lichtste: A. Een A-onderzoek heeft betrekking op de betrokkene en zijn partner, maar ook op broers, zusters, ouders, kinderen, schoonfamilie en medebewoners.9 Van de betrokkene worden de laatste tien jaar onderzocht; van de andere genoemde personen de laatste vijf jaar. De nadruk ligt op persoonlijke gedragingen en omstandigheden die de De betrokkene heeft geen recht op correctie van het verslag van het gesprek dat met hemzelf is gevoerd betrokkene kwetsbaar kunnen maken in zijn functie. Volgens de Leidraad persoonlijke gedragingen en omstandigheden van de AIVD en de MIVD uit oktober 2009 gaat het daarbij om verslavingen, financiële kwetsbaarheid, ongewenste beïnvloeding, leugenachtig of heimelijk gedrag, niet integer gedrag en onverantwoord of risicovol gedrag.10 Uit de rechtspraak blijkt dat ook gebruik van softdrugs in de privésfeer en bezoeken aan seksclubs worden onderzocht.11 Ter controle van de betrouwbaarheid van de informatie van de betrokkene over zijn persoonlijke gedragingen en omstandigheden omvat een A-onderzoek ook gesprekken met referenten en informanten. Referenten zijn gesprekspartners die de betrokkene zelf heeft voorgedragen. Informanten zijn door de AIVD of de MIVD op eigen initiatief benaderd. B. Een B-onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de betrokkene en zijn partner en kent voor gegevens over de betrokkene een beoordelingsperiode van acht jaar. De beoordelingsperiode van gegevens over zijn partner bedraagt vijf jaar. De meeste B-onderzoeken omvatten slechts een administratieve naslag in enkele geautomatiseerde systemen van politie, justitie en AIVD. Alleen B-onderzoeken voor medewerkers van het Koninklijk Huis en de politie omvatten tevens een gesprek met de betrokkene. C. Een onderzoek op niveau C betreft uitsluitend de betrokkene zelf en komt voor het overige overeen met een onderzoek op niveau B. Alle zojuist genoemde beoordelingsperiodes staan in art. 2 van de Beleidsregel beoordelingsperiodes en onvoldoende gegevens veiligheidsonderzoeken. Openbaarheid van gespreksverslagen Van de gesprekken die in het kader van een veiligheidsonderzoek worden gevoerd, wordt een verslag gemaakt. De betrokkene heeft geen recht op correctie van het verslag van het gesprek dat met hemzelf is gevoerd. Wel heeft hij het recht om zijn mening kenbaar te maken over de inhoud van dit verslag. Op grond van art. 48 WIVD 2002 kan de zienswijze van de betrokkene hierover worden toegevoegd aan dit verslag. De betrokkene krijgt hierin echter alleen inzage wanneer hij bezwaar maakt tegen het besluit dat is genomen op basis van dit verslag. Hij ontvangt hiervan dan een versie waarin verwijzingen naar referenten en informanten onzichtbaar zijn gemaakt. Op grond van art. 15 WIVD 2002 zijn de AIVD en de MIVD verplicht de gegevens en bronnen die daarvoor in aanmerking komen geheim te houden. Dit is essentieel voor het functioneren van de AIVD en de MIVD en voor de bescherming van hun bronnen, maar beperkt de openbaarheid. Ook referenten en informanten hebben geen recht van inzage. Dit blijkt uit de uitspraak op het beroep van korpsbeheerder Schouwenaar tegen de weigering hem inzage te verschaffen in het verslag van zijn gesprek met de AIVD. Volgens deze uitspraak was deze weigering terecht, omdat de Wob hierop niet van toepassing is en de WIVD 2002 deze weigering dwingend voorschrijft.12 Weigeringsgronden en intrekkingsgronden van een verklaring van geen bezwaar Na een veiligheidsonderzoek wordt besloten of de betrokkene zijn vertrouwensfunctie mag (blijven) vervullen. In dat geval ontvangt hij een verklaring van geen bezwaar of behoudt hij die. Op grond van art. 8 lid 2 Wvo is het mogelijk zo’n verklaring te weigeren, als er onvoldoende waarborgen zijn dat de betrokkene de verplichtingen van zijn vertrouwensfunctie onder alle omstandigheden getrouwelijk zal volbrengen of indien het onderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd om dat te beoordelen. Art. 10 lid 1 Wvo noemt onvoldoende waarborgen voor een getrouwe functievervulling als enige grond voor de intrekking van een verklaring van geen bezwaar. Deze grond wordt ook gehanteerd wanneer een herhaalonderzoek onvoldoende gegevens heeft opgeleverd. Bezwaarprocedure De weigering en de intrekking van een verklaring van geen bezwaar zijn besluiten. Art. 7:1 Awb verplicht degene die tegen een besluit beroep kan instellen eerst bezwaar te maken. In de memorie van toelichting bij de Wvo staat dat voor de behandeling van bezwaren, bezwaaradviescommissies worden ingesteld, die door hun samenstelling bijzondere waarborgen bieden voor een deskundige en onbevangen behandeling van bezwaren.13 Zowel de AIVD als de MIVD beschikt over zo’n commissie. Deze commissies behandelen enkele tientallen bezwaren per jaar. De adviezen van deze commissies wegen zwaar maar zijn niet bindend. De AIVD en de MIVD nemen deze adviezen dan ook niet altijd over.14 14. Zie voor wat betreft de AIVD Jaarver- 9. Rapport CTIVD nr. 11b, § 4.2. gepubliceerd op de website van de AIVD: 12. Rechtbank ’s-Gravenhage 5 augustus 10. Leidraad persoonlijke gedragingen en www.aivd.nl. 2009, LJN BJ4560. slag Bezwarencommissie Veiligheidsonder- omstandigheden, p. 8-9. Deze Leidraad 11. ABRvS 9 februari 2011, AB 2012/184, 13. Kamerstukken II 1994/95, 24 023, nr. zoeken 2011, p. 4-5. dateert uit oktober 2009 en is onder meer m.nt. Jansen. 3, p. 8. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 293 Wetenschap Uitzonderingen op een procedure op tegenspraak mogen niet verder gaan dan strikt nodig is, ook in zaken waarin geheime informatie een rol speelt Juridische knelpunten bij de besluitvorming en rechtsbescherming EVRM-eisen aan de rechtsbescherming rondom veiligheidsonderzoeken Het aanleggen van een dossier door een veiligheidsdienst, wordt in de EHRM-jurisprudentie aangemerkt als een inmenging in de persoonlijke levenssfeer zoals gegarandeerd door art. 8 EVRM.15 Het toepassen van heimelijke onderzoeksmethoden door de dienst levert dan als het ware nog een extra privacyinmenging op,16 evenals de weigering om volledige inzage te verschaffen in de verzamelde informatie.17 Bij zo’n inmenging moet volgens het EHRM voorzien zijn in voldoende wettelijke waarborgen tegen willekeur. Dit vereist in de eerste plaats dat de wettelijke regeling die de privacyinmenging mogelijk maakt, de burger voldoende houvast biedt om – eventueel na het inwinnen van juridisch advies – te kunnen begrijpen onder welke omstandigheden deze inmenging zal plaatsvinden en een redelijke inschatting te kunnen maken van de rechtsgevolgen van een bepaalde gedraging.18 Ook moet de wettelijke regeling waarborgen dat degenen die aan een onderzoek worden onderworpen afdoende op de hoogte worden gesteld van de onderzoeksmethoden die in het kader van dat onderzoek kunnen worden gebruikt.19 In de tweede plaats vergt de bescherming tegen willekeur dat iemand die geraakt wordt door zo’n privacyinmenging een oordeel over de rechtmatigheid van die inmenging moet kunnen vragen aan een onafhankelijke en onpartijdige (rechterlijke) instantie. Deze instantie moet bevoegd zijn ‘to review all the relevant questions of fact and law, in order to determine the lawfulness of the measure’. Dat moet gebeuren in een procedure op tegenspraak (adversarial proceedings) waarin de betrokkene de kans krijgt zijn zienswijze naar voren te brengen en de argumenten van de autoriteiten te weerleggen.20 Bovendien moeten de autoriteiten in die procedure voldoende bewijs overleggen om de noodzaak tot het treffen van de maatregel te onderbouwen.21 Adversarial proceedings en equality of arms Dit recht op ‘adversarial proceedings’ wordt nog eens versterkt en verder ingevuld door art. 6 en 13 EVRM. Deze beide EVRM-bepalingen schrijven voor dat al het bewijs dat wordt overgelegd aan een rechter, met inbegrip van de daaraan ten grondslag liggende stukken, toegankelijk moet zijn voor beide partijen om een procedure op tegenspraak mogelijk te maken.22 Dit betekent dat de rechter bij het vaststellen van de feiten niet geheel mag afgaan op de visie van een bestuursorgaan. Een burger moet de mogelijkheid hebben om het oordeel van zo’n orgaan te bestrijden.23 De overheid mag een burger niet zonder goede reden de toegang onthouden tot documenten die van belang zijn voor een zaak, aangezien die burger anders zijn zaak niet effectief kan voorleggen aan de rechter.24 Het eveneens uit art. 6 294 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 af te leiden beginsel van equality of arms voegt daaraan toe dat elke partij een redelijke mogelijkheid moet krijgen om zijn zaak aan de rechter toe te lichten onder zodanige omstandigheden dat hij niet substantieel wordt benadeeld ten opzichte van de tegenpartij.25 In de EHRM-jurisprudentie over art. 6 en 13 EVRM is aanvaard dat er – onder meer ter bescherming van de nationale veiligheid – redenen kunnen zijn om de toegang tot het procesdossier te beperken of om gebruik te maken van anonieme bronnen. Dergelijke beperkingen van het recht op een eerlijk proces moeten strikt proportioneel zijn en vergezeld gaan van compenserende maatregelen. Deze maatregelen hebben tot doel om (a) de belangen van de betrokkene te beschermen, (b) de eerlijkheid van het proces als geheel te kunnen garanderen en (c) procedurele rechten niet volledig teniet te doen.26 Uitzonderingen op een procedure op tegenspraak mogen niet verder gaan dan strikt nodig is, ook in zaken waarin geheime informatie een rol speelt. Daarom moet de rechter in ieder geval zelf inzage krijgen in alle informatie waaruit het veiligheidsrisico wordt afgeleid.27 Ook moet hij de mogelijkheid hebben om een oordeel uit te spreken over de noodzaak bepaalde informatie voor de betrokken burger geheim te houden.28 In het rechtssysteem van een land dat partij is bij het EVRM moet zoveel mogelijk gezocht worden naar procedurele oplossingen die het belang van de nationale veiligheid met een eerlijke procesgang kunnen verenigen.29 Dat kan bijvoorbeeld door een speciale procesvertegenwoordiger aan te wijzen met een ‘security clearance’, die wél toegang krijgt tot het volledige procesdossier.30 Effectieve toegang tot de rechter Een ander relevant element van art. 6 EVRM is de eis van full jurisdiction, die deel uitmaakt van het recht op effectieve toegang tot de rechter. Deze eis houdt in dat de rechter de bevoegdheid moet hebben om een oordeel te geven over alle rechtsvragen en feitelijke vragen die relevant zijn voor een zaak.31 Hij heeft dus consequenties voor de vormgeving en intensiteit van de rechterlijke toetsing. Een beperkte rechterlijke toetsing van de feiten die zijn vastgesteld door een bestuursorgaan kan geoorloofd zijn, mits voor die beperking een overtuigende rechtvaardigingsgrond aanwezig is. Deze kan gelegen zijn in de aard van het materiële rechtsgebied, de discretionaire bevoegdheid die daaraan kleeft of het gespecialiseerde karakter van de feitenvaststelling. Randvoorwaarde is dan wel dat de feitenvaststelling door het bestuursorgaan met voldoende controleerbaarheidsgaranties is omgeven, zoals een plicht tot motivering van het besluit en het bestaan van een mogelijkheid voor de belanghebbende om zijn zienswijze met betrekking tot de feiten naar voren te brengen.32 Bovendien moet de rechter bevoegd zijn de evenredigheid (proportionaliteit) van de keuze van het bestuur te beoordelen.33 Ambtenaren Bij het toepassen van een veiligheidsonderzoek ten aanzien van sommige ambtenaren zijn de eisen van art. 6 EVRM soms minder hard. Sinds het EHRM-arrest Eskelinen vs. Finland uit 2007 kan echter niet langer worden volgehouden dat geschillen over de rechtspositie van ambtenaren met een functie die kenmerkend is voor de specifieke taak van de overheid (zoals bijvoorbeeld militairen) per definitie buiten de reikwijdte van dit artikel vallen, zeker niet als volgens het nationale recht een procedure bij de rechter openstaat.34 Nu de hierboven geschetste eisen voortvloeien uit een samenhangend geheel van art. 6, 8 en 13 EVRM, zijn de eisen aan de rechtsbescherming van ambtenaren rondom veiligheidsonderzoeken naar ons oordeel niet principieel anders.35 Knelpunten in rechtsbescherming Het beperkte inzagerecht, voor zowel degene die aan het veiligheidsonderzoek onderworpen is als de referenten en informanten, wringt met de hierboven in kaart gebrachte EVRM-eisen. De Nederlandse rechtsbeschermingsprocedure kent geen mogelijkheden voor de betrokkenen om gespreksverslagen te controleren op juistheid of om een interpretatie die de AIVD aan bepaalde gespreksdelen toekent te weerspreken. Bovendien ontbreekt het ook de rechter aan goede mogelijkheden om de juistheid van verslagen van gesprekken te controleren. Weliswaar kan aan de rechter op basis van art. 8:29 Awb toestemming worden verleend de onderliggende geheime stukken in te zien, maar die stukken zijn zelf al weer een interpretatie van – onder meer – de gevoerde gesprekken. Summier gemotiveerde besluiten Doorgaans worden besluiten waarbij een verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken, gemotiveerd. Soms verzet art. 15 WIVD 2002 zich echter tegen bekendmaking van (een deel van) de motivering van een besluit. Daardoor komt het af en toe voor dat een verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken uitsluitend op basis van gronden waarover de AIVD of de MIVD de betrokkene geen nadere mededelingen zegt te mogen doen. Betrokkene tast dan volledig in het duister over de reden(en) waarom zijn verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken en dat wreekt zich wanneer hij bezwaar wil maken of beroep wil instellen. Weliswaar is het recht op een eerlijk proces van art. 6 EVRM niet van toepassing op de bezwaarschriftenprocedure, nu deze procedure geen proces is ten overstaan van De ABRvS vereist een afweging van de mate van geheimhouding van de motivering van een besluit die is toegespitst op de omstandigheden van het geval een onafhankelijke rechter,36 maar op een (hoger) beroep tegen een weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar is dit recht wel van toepassing. De ABRvS erkent dat wanneer er een rechtstreeks verband bestaat tussen de verlening van de verklaring van geen bezwaar en het voortbestaan van de arbeidsverhouding van de betrokkene, een weigering of intrekking van die verklaring moet worden aangemerkt als een vaststelling van burgerlijke rechten in de zin van art. 6 EVRM.37 In de 15. Zie onder meer EHRM 26 maart 1987, vs. Bulgarije), § 137. driks (Eternit vs. Frankrijk). 2012/7, m.nt. A.L.M. Jansen, AB 2012/9, Series A vol. 116 (Leander vs. Zweden), § 48; 23. EHRM 28 november 1996, JB 1997/43 26. Zie onder meer EHRM 23 april 1997, m.nt. Barkhuysen en Van Emmerik (Menari- EHRM 16 februari 2000, EHRC 2000/31, (Terra Woningen vs. Nederland); EHRM 13 nrs. 21363/93, 21364/93 en 22056/93 ni Diagnostics vs. Italië), § 64-65. m.nt. Brems (Amann vs. Zwitserland), § 23. februari 2003, AB 2004/52 (Chevrol vs. (Van Mechelen e.a. vs. Nederland), § 54. 34. EHRM 19 april 2007, AB 2007/317, m. 16. Zie onder meer EHRM 25 maart 1998, Frankrijk). 27. EHRM 15 november 1996, NJ nt. Barkhuysen en Van Emmerik (Vilho nr. 23224/94 (Kopp vs. Zwitserland), § 53. 24. EHRM 9 juni 1998, JB 1998/179 1997/301, m.nt. Boon (Chahal vs. VK), Eskelinen e.a. vs. Finland). 17. EHRM 6 juni 2006, EHRC 2006/89 (McGinley en Egan vs. VK), § 85-86. § 130-131. 35. Vergelijk de opmerkingen van annotator (Segerstedt-Wiberg e.a. vs. Zweden; m.nt. 25. EHRM 27 oktober 1993, NJ 1994/534 28. EHRM 16 februari 2000, nr. 27052/95 Overkleeft-Verburg bij CRvB 7 oktober Loof), § 99-100. (Dombo Beheer vs. Nederland). De relevantie (Jasper vs. VK), § 51-53; EHRM 19 februari 2004, JB 2004/380. Bovendien vloeien uit 18. Zie onder meer EHRM 26 maart 1987, van dit beginsel voor Nederlandse bestuurs- 2009, NJ 2010/468, m.nt. Alkema, EHRC art. 47 EU-Grondrechtenhandvest – het Series A Vol. 116 (Leander vs. Zweden), rechtelijke procedures is onder meer erkend 2009/50 m.nt. Loof (A. e.a. vs. VK), § 206. equivalent van art. 6 EVRM, maar dan § 51 en EHRM 4 mei 2000, nr. 28341/95 in de zogenoemde ‘Pemba-jurisprudentie’. 29. EHRM 15 november 1996, NJ 1997/301, zonder reikwijdtebeperking ten aanzien van (Rotaru vs. Roemenië), § 56-57. Het feit dat in een arbeidsongeschiktheids- m.nt. Boon (Chahal vs. VK), § 131. ambtenaren – vergelijkbare eisen voort. 19. EHRM 31 mei 2005, nr. 64330/01 procedure niet de werkgever zelf, maar alleen 30. EHRM 20 juni 2002, AB 2002/400, m. 36. ABRvS 1 juni 2011, LJN BQ6834. De (Antunes Rocha vs. Portugal), EHRC de arts-gemachtigde van de werkgever inza- nt. I. Sewandono (Al-Nashif vs. Bulgarije), ABRvS stelt dan ook geen bijzondere eisen 2005/78, m.nt. Brems onder 77. ge kon krijgen in het medisch dossier van een § 137; EHRM 19 februari 2009, NJ aan de inhoud en de wijze van totstandko- 20. Onder meer EHRM 8 juni 2006, JV werknemer werd door de CRvB in strijd 2010/468, m.nt. Alkema, EHRC 2009/50 ming van een besluit op bezwaar tegen een 2006/311, m.nt. Lawson (Lupsa vs.Roeme- geacht met de equality of arms: CRvB 20 juli m.nt. Loof (A. e.a. vs. VK), § 220. weigering of intrekking van een verklaring nië), § 33-34. 2001, AB 2001/252 en CRvB 10 februari 31. EHRM 17 december 1996, JB 1997/43 van geen bezwaar die geheel of ten dele is 21. Zie onder meer EHRM 12 februari 2004, AB 2004/169. Ook in de EHRM-juris- (Terra Woningen vs. Nederland). gebaseerd op geheime informatie, zie 2009, AB 2009/258, m.nt. B. Aarrass prudentie is duidelijk gemaakt dat dit begin- 32. EHRM 21 juli 2011, RvdW 2012/850, ABRvS 3 mei 2006, LJN AW7311. (Nolan & K vs. Rusland), § 69-73. sel tevens geldt in bestuursrechtelijke proce- EHRC 2012/6, m.nt. A.L.M. Jansen (Sigma 37. ABRvS 30 november 2011, LJN 22. Zie onder meer EHRM 20 juni 2002, AB dures. Zie onder meer EHRM 27 maart 2012, Radio Television Ltd. vs. Cyprus). BU6382, AB 2012/142, m.nt. Barkhuysen 2002/400, m.nt. I. Sewandono (Al-Nashif EHRC 2012/123, AB 2012/240, m.nt. Hen- 33. EHRM 27 september 2011, EHRC en Van Emmerik. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 295 Wetenschap recente ABRvS-jurisprudentie zien we dat de Afdeling probeert punten waarop de rechtsbescherming rond veiligheidsonderzoeken in strijd is met het EVRM te repareren. In afwijking van haar eerdere jurisprudentie38 heeft de ABRvS eind vorig jaar geoordeeld dat er niet wordt voldaan aan de EHRM-rechtspraak over art. 6 EVRM39 als de rechter een zaak mede beoordeelt op basis van voor de betrokkene geheime stukken, zonder vooraf te hebben beoordeeld of en in hoeverre beperkte kennisneming van die stukken is gerechtvaardigd. Daarom laat de ABRvS art. 87 lid 1 eerste volzin WIVD 2002, buiten toepassing voor zover volgens die bepaling de Minister van BZK en niet de rechter beslist in hoeverre beperkte kennisneming van stukken is gerechtvaardigd.40 De ABRvS beoordeelt dit zelf en maakt daarbij een afweging tussen het belang van de staatsveiligheid en het belang van de betrokkene om verweer te kunnen voeren tegen de bezwaren die tegen hem zijn gerezen. In een zeer recente uitspraak oordeelt de ABRvS dat het belang van de staatsveiligheid in het geval dat heeft geleid tot die uitspraak niet rechtvaardigt dat de motivering waarom de betrokkene niet in aanmerking komt voor een verklaring van geen bezwaar geheel geheim wordt gehouden. Dit doet volgens de Afdeling te zeer afbreuk aan het beginsel van hoor en wederhoor. Een gedeeltelijke geheimhouding van deze motivering acht de ABRvS in het betreffende geval wel gerechtvaardigd.41 De ABRvS vereist dus een afweging van de mate van geheimhouding van de motivering van een besluit die is toegespitst op de omstandigheden van het geval. In het licht van de eerdergenoemde EHRM-jurisprudentie juichen wij deze uitspraken toe, maar constateren tevens dat daarmee nog niet alle adversarial proceedings/equality of arms-problemen zijn opgelost. Een verdere tegemoetkoming aan beide beginselen is te vinden door naar Canadees en Engels voorbeeld een speciale advocaat te introduceren die een veiligheidsonderzoek heeft ondergaan en daarom kennis mag nemen van geheim te houden informatie. Nu verkeert zo’n advocaat in een lastige positie, omdat hij na kennisneming van de geheime informatie daarover niet meer mag spreken met zijn cliënt, zodat hij ook moeilijk om instructies kan vragen aan zijn cliënt.42 Desalniettemin kan hij diens belangen toch in zekere mate verdedigen door voorafgaand aan de kennisneming van het geheime materiaal met de cliënt te overleggen om een goed beeld te krijgen van alle feiten en belangen die zijnerzijds in de procedure een rol spelen. Hij kan daardoor bijvoorbeeld de noodzaak om het materiaal geheim te houden43 en de bewijskracht ervan beargumenteerd aanvechten. De eisen die de zojuist genoemde uitspraken van de ABRvS stellen aan de motivering van het op het veiligheidsonderzoek gebaseerde besluit bieden de betrokkene waarschijnlijk nog een redelijke mogelijkheid om deze advocaat enigszins effectief te instrueren (waar dit bijvoorbeeld in de Engelse praktijk als één van de grote knelpunten rondom de inschakeling van dergelijke advocaten wordt gezien). Hoewel het EHRM nog nimmer heeft geoordeeld dat art. 6 EVRM – of enig ander EVRM-artikel44 – verplicht tot het inschakelen van zo’n speciale security cleared advocaat, heeft het zich in diverse uitspraken wel gecharmeerd getoond van deze manier om de ongelijke positie van de partijen in een procedure die afhankelijk is van geheime informatie van veiligheidsdiensten zo goed mogelijk in balans te brengen.45 Door diverse auteurs is dan ook reeds betoogd dat het huidige Nederlandse regime voor rechterlijke kennisname van geheime informatie ex art. 8:29 Awb tekort schiet.46 Besluiten gebaseerd op justitiële gegevens Beleidsregels voor de beoordeling van justitiële gegevens In ieder veiligheidsonderzoek worden justitiële gegevens onderzocht. Deze gegevens zijn de eerste categorie waar in een veiligheidsonderzoek op wordt gelet. Voor de beoordeling van deze gegevens heeft de AIVD een algemene beleidsregel, de Beleidsregel justitiële gegevens veiligheidsonderzoeken,47 en een beleidsregel voor veiligheidsonderzoeken voor de burgerluchtvaart, de Beleidsregel vertrouwensfuncties en veiligheidsonderzoeken op de burgerluchthavens.48 Toepassing van de beleidsregels Met instemming van de ABRvS worden de zojuist genoemde beleidsregels strikt gehanteerd en wordt hiervan zelden afgeweken met toepassing van art. 4:84 Awb. Daardoor is de grond van vrijwel ieder bezwaar en beroep tegen een weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar dat de betrokkene daardoor zijn baan dreigt te verliezen, op voorhand vrijwel kansloos. Volgens vaste jurisprudentie van de ABRvS behoeft iemand geen verklaring van geen bezwaar te krijgen of te behouden vanwege de dreiging van het verlies van zijn baan en de economische omstandigheden die daarmee samenhangen. De ABRvS acht deze omstandigheden niet onevenredig in verhouding tot het belang van de bescherming van de nationale veiligheid. In dit kader valt te wijzen op een uitspraak van de ABRvS van 29 juli 2009.49 In deze uitspraak heeft de Afdeling het uitgangspunt dat het belang van de nationale veiligheid, bij afweging van de betrokken belangen, zwaarder weegt dan de persoonlijke belangen van iemand die een vertrouwensfunctie vervult, gelet op het bijzondere karakter van een dergelijke functie niet onredelijk geacht. Wij constateren dat het ten gevolge van deze jurisprudentie vrijwel onmogelijk is met een beroep op art. 4:84 Awb afwijking van een beleidsregel af te dwingen. Besluiten gebaseerd op onvoldoende gegevens Wanneer de betrokkene of zijn partner in de beoordelings- Iemand die een vertrouwensfunctie vervult en een relatie aangaat met een partner uit zo’n land, kan vroeg of laat komen te staan voor de keuze tussen zijn relatie en zijn baan 296 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 periode van het veiligheidonderzoek langer dan drie maanden heeft verbleven in een land waarmee de AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt is er sprake van onvoldoende gegevens om een (hernieuwd) veiligheidsonderzoek te kunnen instellen. De AIVD wisselt alleen persoonsgegevens uit met veiligheidsdiensten van landen die aan de naleving van mensenrechten prioriteit geven en waar geen vraagtekens kunnen worden gezet bij de professionaliteit, betrouwbaarheid en democratische inbedding van de veiligheidsdienst.50 De AIVD wisselt om deze reden met een groot aantal landen geen persoonsgegevens uit. Daardoor ontbreken de benodigde gegevens wanneer de betrokkene of zijn partner langer dan drie maanden in zo’n land heeft verbleven. Doordat de AIVD van mening is dat deze gegevens uitsluitend kunnen worden verkregen van een veiligheidsdienst, leidt het ontbreken van gegevensuitwisseling met een veiligheidsdienst van een land waar een kandidaat voor een vertrouwensfunctie of zijn partner heeft verbleven, vrijwel altijd tot weigering of intrekking van een verklaring van geen bezwaar. Dit betekent dat iemand die een vertrouwensfunctie vervult en een relatie aangaat met een partner uit zo’n land, vroeg of laat kan komen te staan voor de keuze tussen zijn relatie en zijn baan. In het licht van het recht op ‘family life’ van art. 8 EVRM en de jurisprudentie van het EHRM over dit recht vinden wij dit alleen aanvaardbaar, wanneer voor de betrokkene bij het aangaan van een relatie voorzienbaar is dat hij hierdoor de eerste vijf jaar51 niet (meer) in aanmerking komt voor een vertrouwensfunctie. Aan dit voorzienbaarheidsvereiste wordt momenteel niet voldaan, omdat een publicatie van de landen waarmee de AIVD geen persoonsgegevens uitwisselt in het kader van veiligheidsonderzoeken ontbreekt. Er zijn dus goede redenen om op korte termijn tot een dergelijke publicatie over te gaan. Tot slot De bescherming van vitale functies in de samenleving behoort tot de kerntaken van de overheid. Staatsgeheimen behoren niet op straat te liggen en terroristische aanslagen moeten worden voorkomen. Het veiligheidsonderzoek bij vertrouwensfuncties speelt daarbij een belangrijke rol; personen die dergelijke bijzondere functies ambieren moeten de inherente nadelen van een dergelijk onderzoek voor lief nemen. Actieve voorlichting door de werkgever Het systeem dat we nu kennen houdt echter te weinig rekening met de belangen van de (beoogde) vertrouwensfunctionarissen. Meer evenwicht tussen de verschillende belangen valt al met eenvoudige maatregelen te bereiken. Allereerst is er snel winst te boeken met betere voorlichting. Kandidaten weten vaak eenvoudigweg niet waar ze aan beginnen wanneer ze hun belangstelling kenbaar maken voor een vertrouwensfunctie. Omdat het niettegenstaande de strafbaarstelling hiervan soms voorkomt dat deze functies al worden vervuld voordat het onderzoek is afgerond, en naast initiële onderzoeken ook herhaalonderzoeken plaatsvinden, bestaan er onvermoede afbreukrisico’s in de vorm van verlies van werk, inkomen en reputatie.52 Een actieve voorlichting over deze risico’s door de werkgever, mogelijk gemaakt door de overheid, kan potentiële kandidaten behoeden voor onaangename verrassingen. Inzicht in risico’s levensstijl en transactie Ook moet van te voren duidelijk zijn dat aan een bepaalde (verborgen) levensstijl (zoals gokken of geheime relaties), kwetsbaarheden en dus veiligheidsrisico’s kunnen zijn verbonden. Goede voorlichting is verder nodig over de mogelijke consequenties van justitiële transacties, waarvan de echte rekening pas later zichtbaar wordt als de benodigde verklaring van geen bezwaar wordt geweigerd of ingetrokken en de betrokkene voor een functie wordt geweerd of daaruit wordt ontheven. Juist omdat in het rechtsgevoel van de betrokkenen een strafzaak met een transactie is afgedaan, moet het in elk geval voor hun rechtshulpverleners duidelijk zijn dat de aanvaarding van een transactie een beletsel kan vormen voor het vervullen van een vertrouwensfunctie. Zij kunnen hun cliënten dan 38. ABRvS 13 juni 2007, LJN BA7084. aangemerkt terwijl dit toch reeds op eniger- advocate daarbij. Voor het antwoord op de 48. Gepubliceerd in Stcrt .2012, nr. 809. 39. Onder andere EHRM 19 februari 2009, lei wijze tot het publiek domein behoort, vraag of de inschakeling van een special 49. ABRvS 29 juli 2009, LJN BJ4095. NJ 2010, 468 m.nt. E.A. Alkema (A e.a. vs. zodat geheimhouding als niet-noodzakelijk advocate voldoende compensatie biedt 50. Artikelsgewijze toelichting op art. 3 van VK) en EHRM 5 juni 2009 (Mirilashvili vs. kan worden beschouwd. Zie: ‘House of voor het geheimhouden van bewijsmateri- de Beleidsregel beoordelingsperiodes en Rusland). Commons Select Committee on Constituti- aal ten opzichte van de betrokkene acht het onvoldoende gegevens veiligheidsonder- 40. ABRvS 30 november 2011, LJN onal Affairs, Seventh Report of Session EHRM de mate waarin het wel openbare zoeken, Stcrt. 2012, nr. 809. BU6382, AB 2012/142 m.nt. Barkhuysen 2004–05’, Volume I: The operation of the bewijs duidelijkheid biedt over de aard van 51. Op grond van art. 2 lid 2 Beleidsregel en Van Emmerik. Special Immigration Appeals Commission de nationale veiligheidsbezwaren jegens beoordelingsperiodes en onvoldoende 41. ABRvS 29 augustus 2012, LJN BX5966. (SIAC) and the use of Special Advocates, betrokkene beslissend. gegevens veiligheidsonderzoeken, moeten 42. Om die reden is de figuur van de speci- HC 323-I, p. 23. 46. Zie in dit verband het pleidooi van Bark- voor een veiligheidsonderzoek over deze al advocate in ieder geval in Engeland zeer 44. In de meeste EHRM-zaken over deze huysen en Van Emmerik in hun noot bij periode gegevens beschikbaar zijn over een omstreden, mede omdat daar meer restric- kwestie worden de eerlijk-procesaspecten EHRM 20 juli 2010, AB 2011/132 (A vs. partner van een (kandidaat-)vertrouwens- ties aan de special advocates worden opge- behandeld als onderdeel van art. 5 lid 4 Nederland), van annotator Boeles bij EHRM functionaris. legd dan in Canada. Zie onder meer A. EVRM. 6 december 2007, JV 2008/32 (Liu en Liu 52. Met name bij herhaalonderzoeken zijn Boon & S. Nash, ‘Special Advocacy: Political 45. Onder andere in de eerder reeds aange- vs. Rusland) en het recente Jonge NJV de reputatierisico’s groot, aangezien betrok- Expediency and Legal Roles in Modern Judi- haalde arresten Chahal vs. VK, Al-Nashif pre-essay van Anita van den Berg, ‘Integri- kene de vertrouwensfunctie dan reeds cial Systems’, Legal Ethics, Vol. 9, no. 1, p. vs. Bulgarije en A. e.a vs. VK. In § 220-224 teitsonderzoek ter bescherming van publie- bekleedt, zijn omgeving daarmee bekend is 101-124. van dit laatste arrest formuleert het EHRM ke belangen’, NJB 2012/2465, afl. 43, p. en hij als gevolg van het uitblijven van 43. In de Engelse rechtspraktijk blijkt dat wel enkele eisen aan het gebruik van 3009-3014. nieuwe verklaring van geen bezwaar deze nogal eens materiaal als vertrouwelijk wordt geheim bewijs en de rol van de special 47. Gepubliceerd in Stcrt. 2012, nr. 810. baan ‘plotseling’ kwijtraakt. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 297 Wetenschap adviseren een aangeboden transactie te weigeren en de zaak voor te leggen aan de rechter. Bij de rechter kunnen zij vervolgens een strafmaat bepleiten waarbij de betrokkene nog in aanmerking komt voor een verklaring van geen bezwaar.53 Actueel landenoverzicht uitwisseling persoonsgegevens Verder beseffen maar weinigen welke risico’s verbonden zijn aan een verblijf van meer dan drie maanden in het buitenland, niet alleen van de betrokkene zelf, maar ook van zijn (aanstaande) partner. Een actueel en goed toegankelijk overzicht van landen waarmee geen persoonsgegevens worden uitgewisseld in het kader van veiligheidsonderzoeken is daarom onontbeerlijk. Om de inbreuk op het recht op family life verder zo gering mogelijk te houden, zouden de AIVD en de MIVD eerder dan nu het geval is alternatieve onderzoeksgegevens moeten accepteren die kunnen leiden tot de afgifte van de benodigde verklaring. Het is toch moeilijk te verteren dat beperkte onderzoeksmogelijkheden per definitie in het nadeel uitvallen van de betrokken werknemer. Soepeler toepassing beleidsregels Een andere tegemoetkoming aan de belangen van werknemers kan bestaan in een minder rigide toepassing van de beleidsregels over de waardering van justitiële gegevens in veiligheidsonderzoeken. Met een standaardverwijzing naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak op dit punt, delven bezwaarmakers die op grond van hun persoonlijke omstandigheden om enige clementie verzoeken, steevast het onderspit. Het gebod van art. 4:84 Awb om rekening te houden met individuele omstandigheden die nopen tot afwijking van een beleidsregel, krijgt hierdoor onvoldoende betekenis. Procedurele oplossingen verenigen nationale veiligheid en eerlijke procesgang Het is verder begrijpelijk dat bezwaarden vaak geen informatie krijgen over de afwijzingsgronden, dat bren- 298 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 gen de aard van het onderzoek en de noodzakelijke bronbescherming met zich. Aan deze structurele onevenwichtigheid valt weinig te sleutelen. Ook het EHRM acht dit acceptabel, al eist de Straatsburgse jurisprudentie wel dat die onevenwichtigheid niet groter blijft dan absoluut noodzakelijk. Aantastingen van het recht op adversarial proceedings en het beginsel van equality of arms moeten zo gering mogelijk blijven en vergezeld gaan van procedurele oplossingen om het belang van de nationale veiligheid zo goed mogelijk te verenigen met een eerlijke procesgang. Op dit terrein ligt daarom een grote verantwoordelijkheid bij de bezwaarschriftcommissie en de rechter, die zonder de kritische blik van een scherpzinnig raadsman naar de belastende feiten moeten kijken. Processuele verbeteringen zijn echter wel denkbaar. Zo valt niet in te zien waarom referenten, informanten en de betrokkene zelf de mogelijkheid wordt onthouden tot correctie van hun eigen gespreksverslagen; deze beperking verdraagt zich slecht met het recht op een eerlijk proces. Ook kan om de rechtspositie van de betrokkene te versterken de inschakeling worden overwogen van een speciale advocaat met security clearance, die kan kennisnemen van de geheime informatie. Ten slotte lijkt het maken van geluidsopnames van de gesprekken die in het kader van een veiligheidsonderzoek worden gevoerd met referenten, informanten en de betrokkene zelf, geen overbodige luxe voor de controleerbaarheid van de vaststelling van de feiten. Al met al zal het gevoel van bezwaarmakers te moeten vechten tegen spoken in de mist, niet geheel kunnen worden weggenomen. Maar het staat voor ons wel vast dat verbeteringen in de procedure van het veiligheidsonderzoek zeker mogelijk zijn. 53. Gelet op de toelichting op art. 2 lid 1 onderdeel c Beleidsregel justitiële gegevens veiligheidsonderzoeken, moeten zij dan een vrijheidsstraf bepleiten van minder dan twintig dagen, een werkstraf van minder dan 40 uur of een geldboete van minder dan € 1000. Focus 241 De ondoorgrondelijke systematiek van het wetsvoorstel HOF Jan-Herman Reestman1 Het wetsvoorstel inzake houdbare overheidsfinanciën dat de verplichtingen uit het Stabiliteitsverdrag met betrekking tot de Europese begrotingsregels in het nationale recht omzet roept nogal wat verwarring op. Terwijl het nu juist de bedoeling was om de regels inzichtelijk te maken voor politici en burgers. E r is iets vreemds met het wetsvoorstel inzake houdbare overheidsfinanciën van de collectieve sector (hierna: wet(-svoorstel) HOF).2 Dat is het voorstel voor de wet waarmee de Nederlandse regering ministers van financiën wil verplichten een zogenaamd trendmatig begrotingsbeleid te voeren. Tegelijkertijd wil de regering de minister daarbij binden aan een aantal Europese begrotingsregels. Om te voorkomen dat de wet HOF steeds moet worden aangepast als die Europese regels veranderen, heeft de regering ze in het wetsvoorstel niet gekwantificeerd. In plaats daarvan heeft de regering een schakelbepaling opgenomen die als een vlotter moet meedrijven op het peil van die Europese regels: als de regels strikter worden, moet de Minister van Financiën automatisch een strikter begrotingsbeleid gaan voeren, enz.3 Dat is op zichzelf genomen een slimme gedachte. Alleen: het voorstel bevat enkele definitiefouten en hangt daardoor deels in de lucht. Bovendien is de systematiek van een ander deel van het voorstel volstrekt ondoorgrondelijk, voor mij en ongetwijfeld ook voor vele andere geïnteresseerden. De materie is nogal technisch, maar tegelijkertijd te belangrijk om alleen aan economen en financieel specialisten over te laten: de Europese begrotingsregels beheersen (ook) in Nederland in toenemende mate het politieke debat en het gevoerde (bezuinigings-)beleid. Het is daarom van cruciaal belang dat ook parlement en samenleving ze zo goed als mogelijk is kunnen begrijpen. Daaraan draagt het wetsvoorstel HOF niet bij. In dit stuk spelen maar liefst vier Europese begrotingsnormen een rol. Zij staan naast elkaar en verschillen van elkaar onder meer qua rechtsgrondslag, object en normstelling. De eerste loot aan de tak van de begrotingsnormen en tevens de meest bekende is vervat in het 12e Protocol ‘inzake de procedure bij buitensporige tekorten’. Dat protocol is aan de EU-verdragen gehecht. Volgens het protocol mag het tekort op de begroting van de EU-lidstaten feitelijk niet groter zijn dan 3% van het bruto binnenlands produkt (bbp). Als een lidstaat een groter tekort krijgt dan die 3%, en daarmee in Eurojargon een ‘buitensporig tekort’, kan hij in de zogenoemde buitensporigtekortprocedure terecht komen, waarin de Raad van de EU boetes kan opleggen. In het 12e Protocol is ook neergelegd dat, kort gezegd, de staatsschuld van de lidstaten niet groter mag zijn dan 60% bbp. In tegenstelling tot deze 3%-norm hebben de overige drie begrotingsnormen geen betrekking op de feitelijke begroting, maar op wat genoemd wordt de structurele begroting. Dat is de feitelijke begroting geschoond van eenmalige inkomsten en uitgaven en van conjuncturele schommelingen. De begrotingsnormen voor de structurele begroting zijn preventief van aard. Zij moeten verzeke- De normen laten een zekere ruimte voor investeringen en voor Keynesiaans beleid tijdens een economische crisis ren dat de lidstaten op de middellange termijn een houdbare begroting hebben en daarmee voorkomen dat deze ooit nog een buitensporig tekort oplopen; tegelijkertijd laten de normen een zekere ruimte voor investeringen en voor Keynesiaans beleid tijdens een economische crisis. Auteur Noten 1. Dr. J.H. Reestman is universitair hoofd- 2. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 2. docent constitutioneel recht aan de Univer- 3. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3, siteit van Amsterdam. Met dank aan p. 6. Marleen Wessel voor haar commentaar. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 299 Focus De eerste van de drie normen voor de structurele begroting is neergelegd in EU Verordening 1466/1997 (hierna: de Verordening), zoals laatstelijk gewijzigd door Verordening 1175/2011. Volgens de Verordening moeten de lidstaten met de euro als munt (eurolidstaten) een middellange begrotingstermijndoelstelling voor de structurele begroting hebben binnen ‘een vastgestelde marge tussen -1% van het bbp en evenwicht dan wel overschot’ (art. 2bis tweede alinea Verordening). Deze doelstelling voor de structurele begroting wordt veelal aangeduid met de afkorting MTO (van Medium Term Objective). Op basis van de Verordening moeten de eurolidstaten dus een MTO hebben dat voorziet in een tekort op de structurele begroting van maximaal 1% bbp. Naar wie van die drie verwijst nu art. 2? De tweede norm voor de structurele begroting is een landspecifieke. Volgens de Verordening dient iedere eurolidstaat bij de Raad en de Commissie een zogenaamd stabiliteitsprogramma in. Daarin moeten de eurolidstaten, op basis van een Code of Conduct4 en binnen de grenzen die de Verordening stelt, onder meer hun MTO en ‘het aanpassingstraject met het oog op het bereiken van deze doelstelling’ vaststellen.5 Die MTO kan per staat verschillen. Nederland is verder gegaan dan de Verordening eist en heeft zich gecommitteerd aan een MTO met een maximaal structureel tekort van 0,5% bbp.6 Dat is een politieke keuze en tevens een in de tijd beperkt commitment. De MTO’s worden om de drie jaar bijgesteld (art. 2bis derde alinea Verordening). Op termijn kan Nederland (weer) kiezen voor een minder strenge MTO, op voorwaarde natuurlijk dat het blijft voldoen aan de algemene norm in de Verordening: geen groter tekort op de structurele begroting dan 1% bbp. De derde en meest recente norm voor de structurele begroting is neergelegd in het zogenoemde Stabiliteitsverdrag.7 Dat verdrag is formeel geen EU-verdrag, maar een ‘gewoon’ internationaal verdrag, waarbij 25 EUlidstaten partij zijn – het Verenigd Koninkrijk en Tsjechië doen niet mee. Het verdrag is nog niet goedgekeurd door de Staten-Generaal, maar dat gaat ongetwijfeld gebeuren.8 Het verdrag moet bijdragen aan de bestrijding van de financiële crisis die de eurozone nu al jaren teistert. Daartoe scherpt het de algemene norm voor de structurele begroting in de Verordening aan: volgens het Stabiliteitsverdrag mag het tekort op de structurele begroting van de verdragsstaten niet groter zijn dan 0,5% bbp.9 Daarnaast verplicht het verdrag er toe deze begrotingsregel in het nationale recht neer te leggen ‘middels bindende en permanente, bij voorkeur constitutionele, bepalingen of door andere garanties voor de volledige inachtneming en naleving ervan gedurende de nationale begrotingsprocessen’ (art. 3(2)). Met het wetsvoorstel HOF wil de regering onder meer uitvoering geven aan die implementatieverplichting.10 300 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Nu het wetsvoorstel HOF. Art. 2, lid 1, 2 en 3 in samenhang, bepaalt dat de Minister van Financiën een trendmatig begrotingsbeleid voert met in achtneming van onder meer ‘de door de instellingen van de Europese Unie vastgestelde norm voor i. de MTO voor het structureel EMU-saldo, ii. het feitelijk jaarlijks EMU-saldo en iii. de feitelijke jaarlijkse EMU-schuld.’ De normen waarnaar de regering met de onderdelen (ii) en (iii) wil verwijzen, zijn gemakkelijk te identificeren. Het zijn de normen uit het 12e Protocol bij de Unieverdragen: het begrotingstekort van de EU-lidstaten mag feitelijk niet groter zijn dan 3% bbp en hun staatsschuldquote niet groter dan 60% bbp.11 Toch missen de verwijzingen doel, want deze normen zijn niet vastgesteld door ‘instellingen van de Europese Unie’, maar door de EU-lidstaten gezamenlijk, als verdragsluitende partijen.12 Een protocol is immers geen besluit van de EU instellingen, maar een (aanvullend) verdrag. Nu de verwijzing in art. 2 naar de ‘door de instellingen van de Europese Unie vastgestelde norm voor de MTO voor het structureel EMU-saldo’. Duidelijk is dat het hier gaat om een norm voor de structurele begroting. Daarvan zijn er zoals we zagen drie. Naar wie van die drie verwijst nu art. 2 c.q. wil de regering verwijzen? Gezien de wens om met het wetsvoorstel HOF uitvoering te geven aan het Stabiliteitsverdrag, ligt het voor de hand aan te nemen dat het de bedoeling is dat art. 2 verwijst naar de norm voor de structurele begroting uit dat verdrag. Maar zelfs als de regering naar die norm zou willen verwijzen, doet zij dat niet, want (ook) deze norm is niet vastgesteld door de ‘instellingen van de EU’, maar door de partijen bij dat verdrag.13 Ondertussen heb ik echter begrepen dat de regering helemaal niet wil verwijzen naar de norm in het Stabiliteitsverdrag. Naar verluidt zou naar haar mening kunnen worden volstaan met een verwijzing naar (secundair) EU-recht om uitvoering te geven aan het verdrag. Dat zou voldoende zijn omdat, zoals de memorie van toelichting het verwoordt, ‘de afspraak tot (het bereiken van) structureel begrotingsevenwicht reeds rechtstreeks voortvloeit uit de preventieve arm van het SGP en het verdrag voor wat betreft (de voortgang naar) structureel begrotingsevenwicht hier ook nauw bij aansluit’.14 Welnu, tot de preventieve arm van het SGP, voluit het Stabiliteits- en Groeipact, behoort de Verordening en kan men met wat goede wil ook de landspecifieke MTO’s rekenen. Het is echter maar de vraag of kan worden volstaan met een verwijzing naar óf de algemene norm voor de structurele begroting in de Verordening óf de MTO van de lidstaat Nederland om te voldoen aan de norm in het Stabiliteitsverdrag. Laten we de opties langslopen. De eerste optie. Zowel de tekst van het voorstel als de memorie van toelichting geeft een aanwijzing dat de regering in art. 2 wil verwijzen naar de 1% bbp-norm in de Verordening. De Verordening is oorspronkelijk vastgesteld door de Raad, maar in 2011 gewijzigd door de Raad en het Europees Parlement gezamenlijk;15 zij is dus vastgesteld door de ‘instellingen van de EU’. Ook de memorie van toelichting wijst in de richting van de Verordening. Zo schrijft de regering, onder verwijzing naar de amendering van de Verordening in 2011, dat ‘een verwijzing naar de Europese eisen zonder nadere kwantificering, (...) het daarbij moge- lijk (maakt) dat eventuele toekomstige wijzigingen in het SGP, zoals de aanscherpingen van het SGP die in 2011 zijn doorgevoerd, niet hoeven leiden tot wetswijziging.’16 Toch kan verwijzen naar de 1% bbp-norm in de Verordening mijns inziens niet volstaan om uitvoering aan het Stabiliteitsverdrag te geven, want dan zou de Minister van Financiën straks volgens de wet HOF een begrotingsbeleid mogen voeren dat in strijd is met het Stabiliteitsverdrag: dat staat immers hoogstens een structureel tekort van 0,5% bbp toe. De tweede optie. De definitie die in art. 1 van het wetsvoorstel wordt gegeven van het begrip MTO is een aanwijzing dat de regering in art. 2 wil verwijzen naar de landspecifieke MTO van Nederland. Art. 1 definieert het begrip MTO als ‘de middellangetermijndoelstelling voor het structureel EMU-saldo voor de lidstaat Nederland, zoals vastgesteld door de Raad van de Europese Unie’ (nadruk JHR).17 Maar als het inderdaad de bedoeling is naar die landspecifieke norm te verwijzen, gaat het mijns inziens opnieuw mis, en wel op twee punten. Het eerste punt is dat¸ zoals al gezegd, de ‘MTOnorm voor de lidstaat Nederland’ niet vastgesteld wordt door de Raad, maar door Nederland zelf, althans formeel. Dat blijkt heel duidelijk uit de Duitse versie van de Verordening: ‘Jeder Mitgliedstaat setzt sich ein differenziertes mittelfristiges Haushaltsziel für seine Haushaltslage’ (art. 2bis). Overigens is er wel enige bemoeienis van de Raad met de landspecifieke MTO’s. Op aanbeveling van Ook als de Raad een scherpere MTO ‘voorstelt’, is en blijft het Nederland dat zijn eigen MTO vaststelt 4. Specifications on the implementation of tekort op de structurele begroting van implementeren, zie mijn ‘Constitutioneel teitsverdrag binnen vijf jaar in het EU-recht the Stability and Growth Pact and Guideli- 0,5% bbp. minimalisme. Het Stabiliteitsverdrag in de wordt geïncorporeerd; art. 16 Stabiliteits- nes on the format and content of Stability 7. Officieel het Verdrag inzake stabiliteit, Nederlandse rechtsorde’, Tijdschrift voor verdrag. and Convergence Programmes; http:// coördinatie en bestuur in de economische Constitutioneel Recht 2013, p. 6. 14. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3, ec.europa.eu/economy_finance/economic_ en monetaire unie, Trb. 2012, 51. Zie over 11. Vergelijk Kamerstukken 2012/13, p. 6. governance/sgp/pdf/coc/code_of_con- het verdrag Michal Diamant en Michiel van 33 416, nr. 3, p. 6 (noot) 1); het kan niet 15. Door het Verdrag van Lissabon heeft duct_en.pdf. Deze Code is gebaseerd op Emmerik, ‘Verplicht begrotingsevenwicht in gaan om een verwijzing naar de regels en het EP op dit terrein medewetgevende art. 3 lid 2bis Verordening. Nederlandse (Grond)wet naar buitenlands criteria volgens welke het feitelijk maximale bevoegdheden gekregen (art. 121 lid 6 5. Art. 2bis jo. art. 3 lid 2; zie ook art. 5 lid voorbeeld?’, NJB 2012/1681, afl. 29, p. begrotingstekort en de feitelijke maximale VWEU). 2 Verordening. 2024 e.v. staatschuld worden vastgesteld, want naar 16. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3, 6. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3, 8. Zie het wetsvoorstel tot goedkeuring die regels, die de Minister van Financiën p. 6; zie ook p. 29: ‘(d)it (derde) lid geeft de p. 6. Overigens heb ik die norm in het van het verdrag, Kamerstukken 2011/12, óók moet gaan respecteren, wordt verwe- Europese begrotingsregels ook een nationa- Nederlandse stabiliteitsprogramma niet 33 319, nr.2. zen in art. 2 lid 3 onder b van het wetsvoor- le wettelijke grondslag. Expliciet worden de kunnen vinden. Navraag bij het Ministerie 9. Althans in beginsel. Het tekort mag stel (‘met inachtneming van de door instel- Europese normen van het SGP voor het van Financiën leerde mij dat er domweg oplopen tot 1% bbp als de verhouding lingen van de Europese Unie vastgestelde structurele EMU-saldo (….) vastgelegd.’ geen ‘eigen’ document is waarin Nederland tussen de algemene overheidsschuld en het procedures voor het respecteren van de 17. Zie ook het advies van de RvS van 8 zijn MTO vastlegt. In de praktijk worden de bbp van een staat ‘aanzienlijk kleiner’ is dan onder a bedoelde normen’). februari 2010 op het wetsvoorstel tekortre- MTO’s vastgesteld in de boezem van (of 60% bbp en ‘de risico’s wat betreft de 12. Wel kan de Raad met eenparigheid van ductie Rijk en medeoverheden (wetsvoorstel feitelijk misschien zelfs door?) het Econo- houdbaarheid op lange termijn van de over- stemmen, op voorstel van de Commissie en TREM), de voorloper van het wetsvoorstel misch en Financieel Comité (zie over dat heidsfinanciën laag zijn’; art. 3. lid 1 sub d na raadpleging van het EP en de ECB, de HOF, waarin de RvS het heeft over een ‘door Comité art. 134 VWEU). Hetzelfde ministe- Stabiliteitsverdrag. bepalingen in het 12e Protocol vervangen de Raad van de Europese Unie (Raad van de rie vertelde mij dat in november 2012 een 10. Kamerstukken 2012/13, 33 416, nr. 3, (art. 126 lid 14 tweede alinea VWEU). EU) vastgestelde langetermijndoelstelling nieuwe MTO voor Nederland is vastgesteld p. 6. Op de vraag of een wet in formele zin 13. Op termijn wordt dat misschien anders. voor het structurele EMU-saldo’ (p. 2). die (wederom) voorziet in een maximaal voldoende is om het verdrag correct te Het is namelijk de bedoeling dat het Stabili- NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 301 Focus de Commissie van de EU kan de Raad een eurolidstaat ‘verzoeken’ (volgens de Engelse tekst: ‘invite the Member State concerned’) zijn MTO of het aanpassingstraject daar naar toe aan te scherpen.18 Het is begrijpelijk dat zulke (eventuele) aanbevelingen van de Raad politiek veel gewicht in schaal leggen. Maar juridisch bindend zijn zij niet. Ook als de Raad een scherpere MTO ‘voorstelt’, is en blijft het Nederland dat zijn eigen MTO vaststelt. Het tweede punt is dat de landspecifieke MTO’s om de drie jaar kunnen worden bijgesteld en Nederland bij het vaststellen van zijn MTO juridisch alleen gebonden wordt door algemene norm in de Verordening. Weliswaar heeft Nederland momenteel een MTO met een maximaal tekort van 0,5% bbp, maar Nederland zou op termijn, net als vroeger, weer kunnen opteren voor een MTO met een maximaal tekort van 1% bbp. Dat zou weliswaar in strijd zijn met het Stabiliteitsverdrag, maar op zichzelf niet met de wet HOF, simpelweg niet omdat zij op geen enkele manier verwijst naar dat verdrag. Kortom, ik kan er geen wijs uit. Ik kan maar niet begrijpen naar welke norm voor de structurele begroting de regering in art. 2 wil verwijzen en hoe de Minister van Financiën straks op grond van de wet HOF gehouden is het Stabiliteitsverdrag te respecteren. Mis ik iets? Het hoeft geen betoog dat een wet(-svoorstel) juridisch deugdelijk in elkaar dient te zitten. Dat doet het wetsvoorstel op punten niet. Het bevat in ieder geval drie definitiefouten: de normen voor het feitelijk jaarlijks EMU-saldo en de feitelijke jaarlijkse EMU-schuld zijn niet vastgesteld door instellingen van de EU, maar door de EU-lidstaten; de MTO voor de lidstaat Nederland is niet vastgesteld door de Raad van de EU, maar door Nederland zelf. Een nota van wijzigingen lijkt mij om deze redenen onvermijdelijk. Verder is volstrekt onduidelijk naar welke norm voor de structurele begroting het wetsvoorstel verwijst. Op dat punt is op zijn minst een nadere toelichting vereist. Daar komt nog iets bij. Zoals gezegd verplicht het Stabiliteitsverdrag tot verankering van de regel voor de structurele begroting in het nationale recht. De bedoeling daarvan is onder meer om de regel zichtbaar te maken voor de nationale politici en de nationale bevolkingen. Ook moet de aanvaarding van de regel door de nationale politiek het zogenoemde ‘nationale eigenaarschap’ van de regel bevorderen:19 de binding eraan is niet opgelegd door ‘Brussel’, maar een vrijwillige keuze. Wetsvoorstel HOF schiet op al deze punten tekort: het verwijst niet eens naar de regel in het Stabiliteitsverdrag, laat staan dat het de regel zichtbaar maakt voor de Nederlandse politiek en bevolking en het ‘nationale eigenaarschap’ ervan bevordert. Ook dat kan beter. 18. Art. 5 lid 2 Verordening jo. art. 121 lid dend met de door instellingen van de Euro- ficant afwijkt van zijn MTO. Art. 2 lid 6 19. Brief van de Minister van Financiën aan 4 VWEU. Ik vermoed dat art. 2 lid 3 onder pese Unie aan de lidstaat Nederland gege- wetsvoorstel verplicht de Minister van de Eerste Kamer der Staten-Generaal van c van het wetsvoorstel naar deze (eventue- ven aanbevelingen voor het respecteren Financiën namelijk al de ‘adequate maatre- 19 maart 2012, Kamerstukken 2011/12, le) aanbevelingen van de Raad verwijst. van de onder a bedoelde normen’. Het kan gelen’ die de ministers op grond van deze 33 181, p. 12. Want daar staat, gelezen in samenhang met hier mijns inziens niet gaan om de aanbeve- aanbeveling moeten nemen, op te nemen het eerste lid, dat de Minister van Financiën ling die de Raad op basis van art. 6 lid 2 in een ‘herstelplan’ en aan de Staten-Gene- het begrotingsbeleid voert ‘rekening hou- Verordening kan geven als Nederland signi- raal aan te bieden in een ‘budgettaire nota’. 302 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Opinie 242 Een (verdere) civilisering van het strafproces Willem F. Korthals Altes1 Door Promis zijn we eraan gewend geraakt dat vonnissen in strafzaken qua opzet wat meer op civiele vonnissen zijn gaan lijken. Rechters stellen feiten vast, bespreken de standpunten van partijen en geven dan hun oordeel. Die lijn zouden we ook naar de voorkant van het strafproces kunnen doortrekken, als we net als in civiele zaken aan partijen (OM en verdediging) in een eerder stadium van het proces een substantiëringsplicht zouden opleggen. De kwaliteit van het strafgeding – en daarmee ook van het vonnis – zou erbij gebaat kunnen zijn. Substantiëringsplicht bij civiel sinds 2002 Ruim tien jaar geleden onderging het Wetboek van Burgerlijk Procesrecht een forse aanpassing. Voordien was het mogelijk (en bon ton) een civiele vordering met een uiterst summiere dagvaarding aanhangig te maken en daarop met niet veel meer dan een ‘blote’ ontkenning als conclusie van antwoord te reageren. Partijen kwamen pas in hun conclusies van repliek en dupliek met hun kaarten op tafel. Sinds de wijziging per 1 januari 2002 hebben zij de plicht al bij dagvaarding en antwoord hun standpunten te onderbouwen, (wat eiser betreft) op reeds bekende verweren van de wederpartij in te gaan en zich over het mogelijk te leveren bewijs uit te laten. De onderlinge posities worden daarmee in een vroeger stadium meer uitgekristalliseerd en de rechter kan op basis daarvan een zinnige comparitie houden. Als hij toch nog een vonnis moet schrijven, heeft hij daarvoor met al die stukken als ondersteuning nog steeds ruimschoots de tijd. Verder reageren partijen in civiele zaken in hun conclusies doorgaans op elkaar. Het tijdsverloop tussen de momenten waarop ze worden genomen, laat dat toe. dan ter zitting aan de orde. Pas bij requisitoir laat de officier van justitie weten welk bewijs hij als ondersteuning van de tenlastelegging wil gebruiken (‘bezigen’ in jargon) en daarna komt de verdediging voor het eerst met haar eigen visie op de zaak. Tenzij het om megazaken met meer zittingsdagen gaat, wordt van de verdediging verwacht dat zij terstond na het requisitoir haar pleidooi houdt. Je zou denken dat zij daarin op het requisitoir reageert. Dat is in kleinere zaken natuurlijk ook het geval. Maar in grotere onderzoeken is het vooral een kwestie van anticiperen. Opvallend in vergelijking met de conclusiewisseling in civiele zaken is dat het pleidooi vaak al gedetailleerd op papier staat, voordat de officier van justitie zijn requisitoir heeft gehouden. Alleen op de strafeis en onverwachte opmerkingen (of eventuele wijzigingen van de tenlastelegging) reageren raadslieden nog weleens buiten hun pleitnota om. Hoe het ook zij, de rechtbank weet dus pas in een laat stadium van het proces wat precies de standpunten van partijen zijn en moet vervolgens binnen twee weken een schriftelijk vonnis met onderbouwing van haar oordeel produceren. Dat zou ook anders kunnen. In strafzaken gebeurt het op de zitting Dat ligt anders in strafgedingen. Daar heeft doorgaans pas op de openbare zitting de uitwisseling van standpunten plaats. Weliswaar wordt het geding met de tenlastelegging (vergelijk het petitum in civiele zaken) ingeleid en moet de officier van justitie het dossier (vergelijk de producties in civiele gedingen) overleggen, maar het verband tussen beide en het verweer komen niet eerder Van de verdediging wordt verwacht Een conclusie van eis van de officier van justitie Waarom verlangen wij niet van het OM dat het op een veel eerder moment dan de zitting bij wijze van ‘conclusie van eis’ met de onderbouwing van zijn uiteindelijke vordering komt? Het ‘petitum’ zelf (de eventuele strafeis met alles wat daaraan vastzit) hoeft er nog niet in. Maar wat is ertegen, als de officier van justitie tegelijk met de dagvaarding zijn standpunt over de bewezenverklaring aan de hand van het dossier toelicht? Hij kan dan kenbaar maken welke bewijsmiddelen hij voor de bewezenverklaring van belang acht. dat zij terstond na het requisitoir haar pleidooi houdt Auteur 1. Mr. W.F. Korthals Altes is senior rechter in de Rechtbank Amsterdam. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 303 Opinie Eugene Ivanov, Orange cards player © Shutterstock Op deze wijze moet hij zich ook al een behoorlijke tijd voor de zitting in de zaak verdiepen en kan hij eventuele hiaten tijdig vullen of tijdig tot de conclusie komen dat het bewijs, al dan niet op onderdelen, onvoldoende is. Als deze procedure wordt toegepast, zullen ook wijzigingen van tenlasteleggingen minder vaak voorkomen, Leent elke strafzaak zich voor deze procedure? Nee 304 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 zeker als ze betrekking hebben op onderdelen die al uit het dossier volgen. Het wekt bij verdediging en rechtbank – begrijpelijkerwijs – nogal eens irritatie, als de officier van justitie meteen bij aanvang van de zitting een vordering wijziging tenlastelegging indient die alleen uit een betere lezing van het dossier voortvloeit en dus al veel eerder, in concept, naar alle betrokkenen had kunnen zijn gestuurd. Je zou het OM kunnen verplichten dat soort wijzigingen tegelijk met de ‘conclusie van eis’ kenbaar te maken. Wordt deze procedure toegepast, dan beschikken alle betrokkenen voor het begin van de openbare zitting over een behoorlijk overzicht van de standpunten van partijen Op deze manier beschikken de betrokkenen enige tijd voor de zitting over een met een moderne civiele dagvaarding vergelijkbaar stuk van de ‘eisende partij’. Alleen het ‘petitum’– de strafeis met alles wat daarbij komt – blijft tot op de zitting in portefeuille. Dit laatste ligt voor de hand, omdat ter zitting van alles naar voren kan komen wat de eventuele strafeis kan beïnvloeden. Sterker nog, ter zitting kan de officier van justitie alsnog tot de conclusie komen dat het bewijs er – geheel of ten dele – niet inzit en dat – opnieuw al dan niet voor een deel – vrijspraak moet volgen. Bovendien kan hij op de zitting pas op het verweer reageren en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, die in de – op de bewezenverklaring gerichte – ‘conclusie van eis’ nog zijn meegenomen, in zijn vordering betrekken. Ter zitting heeft zijn statement in deze procedure het karakter van een ‘conclusie van repliek’, afgesloten met de definitieve vordering. De conclusie van antwoord van de verdediging Dat dan van een conclusie van repliek sprake is, heeft als achtergrond dat tegenover deze substantiëringsplicht voor het OM ook van de verdediging, in het kader van de equality of arms, kan worden verlangd dat zij zich al voorafgaand aan de zitting schriftelijk uitlaat en bij ‘conclusie van antwoord’ op de ‘conclusie van eis’ van de officier van justitie reageert. Ook hierbij gaat het vooral om een uitlating over het bewijs, al is er natuurlijk niets tegen, als de verdediging tevens de persoonlijke omstandigheden van de verdachte bespreekt. Daarnaast – of, gezien de artikelen 348 en 350 Sv, daaraan voorafgaand – kan de verdediging eventuele formele verweren opwerpen. Afhankelijk van het karakter daarvan zal ter zitting daarmee kunnen worden begonnen. De ‘conclusie van antwoord’ leent zich tevens voor het formuleren en onderbouwen van verzoeken tot nader onderzoek, zoals het horen van getuigen. Als de getuigen voor de zitting moeten worden opgeroepen, kan daarmee met de planning rekening worden gehouden. Dat geldt ook, als de verzoeken van dien aard en omvang zijn dat de zaak naar de rechter-commissaris moet worden verwezen. De zaak kan eventueel op voorhand worden aangehouden. Wordt deze procedure toegepast, dan beschikken alle betrokkenen voor het begin van de openbare zitting over een behoorlijk overzicht van de standpunten van partijen en kan de zitting, die daarmee bijna een soort comparitie na antwoord wordt, daarop voortbouwen. Geen verval van rechten Betekent dit dat allerlei andere rechten en mogelijkheden vervallen? Dat hoeft niet. Zowel de officier van justitie als de verdediging moeten binnen het kader van de tenlastelegging met aanvullingen en nieuwe standpunten (verweren) kunnen komen. Deze zullen echter vooral hun basis – horen te – vinden in feiten en omstandigheden die zich na de indiening van de conclusie van antwoord, bijvoorbeeld ter zitting, hebben voorgedaan. Ook kan nieuw – belastend of ontlastend – materiaal aan het dossier zijn toegevoegd. Verder moet de officier van justitie op de zitting de mogelijkheid houden met succes een vordering wijziging tenlastelegging in te dienen. Daarvan kan dan wel worden verlangd dat ze betrekking heeft op gebeurtenissen van na de indiening van zijn conclusie van eis. Leent elke strafzaak zich voor deze procedure? Nee. Bij zaken waarin de verdachte geen raadsman heeft en bij kleinere zaken (in principe bij alle politierechterzaken) lijkt daarvoor geen plaats te bestaan. Maar bij – wat meer omvangrijke – MK-zaken met van een raadsman voorziene verdachten kan de hier voorgestelde gang van zaken worden toegepast. Het voert te ver in detail hier termijnen te bespreken. Voorstelbaar is echter dat iedereen uiterlijk twee weken voor de zitting over de conclusie van antwoord beschikt. De conclusie van eis van de officier van justitie moet daaraan een redelijke tijd voorafgaan. Men zou regiezittingen kunnen organiseren om een en ander in goede banen te leiden. Hindernissen en oplossingen Het gebruik van conclusies van eis en dergelijke in strafzaken is overigens niets nieuws. In grotere ontnemingszaken komen ze al voor, met als gevolg dat zittingen aanmerkelijk efficiënter en met meer diepgang kunnen verlopen. Dat effect zou ook in gewone strafzaken kunnen worden bereikt. Ongetwijfeld zullen zich, zoals in alle procedures, hindernissen opwerpen. Daarvoor kan gaandeweg naar oplossingen worden gezocht. Het uitgangspunt is dat de procedure in een vroeger stadium en daarmee zorgvuldiger wordt voorbereid. Voorkomen worden de gevolgen van de praktijk dat de betrokken functionarissen pas op een laat moment (bij wijze van spreken de avond ....) voor de zitting naar het dossier gaan kijken en tegen allerlei omstandigheden aanlopen waaraan op dat ogenblik niets meer kan worden gedaan anders dan de zaak aan te houden. Verder kan de rechtbank zich gerichter op de standpunten van partijen oriënteren en naar de bewijsmiddelen kijken. Het vonnis kan er alleen maar beter van worden. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 305 Reacties 243 Reactie op ‘De onzichtbare kosten van controle- en selectieprocedures’ Namens het Gebiedsbestuur MAGW/NWO, prof. dr. P. Hooimeijer (voorzitter) H et NWO-Gebiedsbestuur Maatschappij- en Gedragswetenschappen (MaGW) heeft kennis genomen van het artikel ‘De onzichtbare kosten van controle- en selectieprocedures. NWO-promotieprojecten op het terrein van Recht en Bestuur als case study’ van professor Wibren van der Burg (NJB 2012/2024, afl. 36, p. 2528-2537). Het gebiedsbestuur heeft waardering voor de gedegen en constructieve wijze waarop van der Burg een bijdrage levert aan de discussie over de efficiency en effectiviteit van ons wetenschapssysteem. Een reactie is om die reden op zijn plaats. De kern van het betoog van professor Van der Burg is dat de totale kosten voor het schrijven, indienen, en beoordelen van aanvragen in het programma Onderzoekstalent van NWO 12,7% bedragen van het totale budget voor het programma. Als alternatief stelt hij beoordeling binnen faculteiten voor. Dat zou de helft van de kosten (het NWO-deel) bespa- ren en daarmee geld voor een extra promotiepost vrijmaken. Het gebiedsbestuur stelt geen vragen bij de kostenberekening, maar vindt dat Van der Burg de baten van een gedegen beoordeling onderschat. De oordelen van ter zake kundige referenten, die door NWO/MaGW bij de beoordeling worden betrokken, hebben een belangrijke toegevoegde waarde voor de aanvrager, maar ook voor de indienende faculteit. Terecht constateert Van der Burg dat het niet ongebruikelijk is dat goed beoordeelde voorstellen alsnog voor facultaire financiering in aanmerking komen. Daarnaast hanteren faculteiten deze beoordelingen als criterium voor het functioneren van de eigen wetenschappelijke staf. De onafhankelijkheid en gedegenheid van het oordeel spelen daarbij een belangrijke rol, omdat deze partijdigheid en willekeur uitsluiten. Het Gebiedsbestuur MaGW meent, alles afwegende, dat de door professor Van der Burg berekende marginale meerkosten van de beoordeling door NWO/MaGW ruimschoots opwegen tegen het kwaliteitsverlies die facultaire beoordeling met zich meebrengt. Blijft overeind dat ook voor het Gebiedsbestuur het terugdringen van de kosten een prioriteit is. Een niet onbelangrijk deel van de kosten wordt veroorzaakt doordat ook evident slechte voorstellen moeten worden beoordeeld. Vandaar dat MaGW de universiteiten heeft gevraagd alleen voorstellen in te dienen die een minimale interne kwaliteitstoets hebben doorstaan. Daarnaast speelt het te lage honoreringspercentage voor de als zeer goed beoordeelde voorstellen een rol. De kosten worden immers toegerekend aan de gefinancierde voorstellen. Dat zou pleiten voor verruiming van het budget voor Onderzoekstalent in plaats van voor afschaffing daarvan. leidt tot een substantieel grotere output (of eventueel een betere kwaliteit van de proefschriften), maar ik heb aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval is. Tot mijn verbazing wordt dit cruciale kritiekpunt niet betwist. Daarmee lijkt MaGW zelf het failliet van de procedure te erkennen, want het primaire doel van NWO wordt niet gerealiseerd. Nu beperkt de reactie zich tot twee ondergeschikte neveneffecten – op zich al een merkwaardige argumentatiestrategie. 1) De NWO-beoordelingen zouden een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de aanvrager 244 Naschrift Wibren van der Burg1 H et is te waarderen dat het Gebiedsbestuur heeft gereageerd op mijn kritiek. Maar helaas overtuigt de reactie niet, integendeel. MaGW bestrijdt niet dat de huidige verdelingsprocedure veel geld kost. Die kosten zouden alleen gerechtvaardigd zijn als de procedure 306 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Reacties omdat ze een objectief criterium bieden voor het functioneren van de wetenschappelijke staf. Voor de Vernieuwingsimpuls (Veni, Vidi, Vici) kan dit zo zijn, omdat daar de kwaliteit van de aanvrager wezenlijk is. Maar bij Onderzoekstalentsubsidies draait het om de kwaliteit van de kandidaat (de promovendus) en het voorstel (grotendeels door de kandidaat geschreven). Toewijzing van een dergelijke subsidie zegt dus weinig over de kwaliteit van de aanvrager. Dit argument is dus onhoudbaar. 2) Goed beoordeelde voorstellen zouden vaak alsnog gefinancierd wor- den door de faculteit. Inderdaad, maar dit is geen argument voor het NWO-systeem. In sommige gevallen vindt de faculteit middelen om een door de faculteit positief gewaardeerd voorstel alsnog te honoreren. Maar dat facultaire oordeel is niet uitsluitend gebaseerd op het NWO-oordeel; soms valt het besluit al voor de uitslag van NWO omdat men een excellente kandidaat niet kwijt wil raken.2 Ook het argument van de meerwaarde voor de faculteit faalt dus. NWO suggereert dat universitaire voorselectie, waardoor ‘evident slechte voorstellen’ afvallen, de kos- ten kan terugbrengen. Dit is, zoals ik in mijn artikel geadstrueerd heb, een ernstige misvatting. De totale beoordelingskosten worden juist hoger. Ze worden echter deels verschoven van NWO naar de universiteiten en daardoor onzichtbaar – maar dan alleen vanuit het Haagse NWO-perspectief.3 De conclusie is dat de door MaGW aangevoerde argumenten empirisch onhoudbaar zijn en dat het nieuwe beleid van voorselectie door de universiteiten ineffectief en zelfs contraproductief is. De wetenschap verdient beter dan een dergelijk factfree wetenschapsbeleid. Auteur enkele jaren afgeschaft. Ik heb geen informatie dat andere besparing opleveren op 8,4% beoordelingskosten. (De 1. Prof. mr. W. van der Burg is hoogleraar rechtsfilosofie en faculteiten dit systeem wel hanteren. 4,3% kosten van de aanvragers blijven ongewijzigd, want rechtstheorie aan de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de 3. Overigens zou ook als dat niet meegeteld wordt, er de slechte aanvragen worden wel geschreven, maar door Erasmus Universiteit Rotterdam. sprake zijn van een misvatting. Slechts ongeveer 20% van de universiteiten weggefilterd.) Dat is een besparing van de voorstellen is evident slecht. Zelfs als, for the sake of 1,7% van (8,4 plus 4,3 =) 12,7%. Dat is 13% van de Noten argument, we zouden aannemen dat we door een koste- totale kosten – niet verwaarloosbaar, maar ik zou het ook 2. De Universiteit van Tilburg had vroeger een systeem loze ingangstoets deze voorstellen kunnen wegfilteren niet als ‘niet onbelangrijk’ willen aanduiden. Verbetering waarbij door NWO met een A beoordeelde voorstellen zonder vals-positieven en vals-negatieven – ik zou overi- van de selectieprocedures waarop MaGW thans inzet, gehonoreerd werden uit facultaire middelen, maar dat is gens niet weten hoe – zou dat slechts maximaal 20% biedt dus geen wezenlijke verlichting. Op www.njblog.nl kunt het artikel ‘De onzichtbare kosten van controle- en selectieprocedures. NWO-promotieprojecten op het terrein van Recht en Bestuur als case study’ van Wibren van der Burg alsmede deze reactie en het naschrift lezen en deelnemen aan de discussie. AANWIJZINGEN VOOR AUTEURS Het verdient aanbeveling vóór het inzenden van artikelen contact op te nemen met het redactiebureau; dit kan dubbel of vergeefs werk voorkomen. žOpinies zijn in beginsel gebonden aan de omvang van één pagina. Dit is 800 woorden. žôüàėÐðäąĭĊĊėàäėĤÛėôäýO&M omvatten maximaal 1200 woorden. žôüàėÐðäąĭĊĊėàäėĤÛėôäýReacties blijven binnen de 600 woorden Het NJB kent verschillende soorten hoofdartikelen. Voor alle artikelen en een naschrift binnen de 300 woorden. geldt dat de auteur in de eerste alinea’s duidelijk maakt aan de NJBlezers waarom dit artikel interessant is om verder te lezen. - Noten kunnen alleen bij artikelen worden geplaatst; daarin geen meningen, toelichtingen of andere uitweidingen, maar alleen žWetenschappelijke artikelen: omvang inclusief notenapparaat 3 000 tot maximaal 5 000 woorden. Uitgebreidere versies kunnen op de NJB-site worden geplaatst. Deze artikelen voldoen aan de maatstaven van het wetenschappelijk forum. Zij vermeerderen de vindplaatsen. - Meestal ontvangt de auteur binnen 1 maand bericht of de inzending zal worden geplaatst. - Artikelen of andere bijdragen die elders in dezelfde of vrijwel dezelf- bestaande kennis met relevante nieuwe inzichten die methodisch de vorm zijn of worden gepubliceerd worden niet aanvaard. worden verantwoord. Bij inzending dient vermeld te worden of en waar het artikel of de Auteurs van wetenschappelijke artikelen kunnen de redactie verzoeken hun artikel aan peer review te laten onderwerpen. Meer informatie op www.njb.nl onder Voor Auteurs žLessen voor de praktijk: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2 500 woorden. Dit is een analyse van een expert met als doel de praktijk te informeren over ‘best practices’. žFocus: indicatie van de omvang inclusief notenapparaat 2500 woorden. Deze artikelen geven een schets en ordening van interessante andere bijdrage eveneens ter plaatsing is aangeboden. - Auteurs die bij een zaak of onderwerp waarover zij in het NJB willen schrijven, betrokken zijn of zijn geweest, dienen dat in een voetnoot te vermelden met een korte uitleg van de aard van hun betrokkenheid. - Het al dan niet op verzoek van de redactie aanbieden van artikelen aan het NJB impliceert toestemming voor openbaarmaking en verveelvoudiging t.b.v. de elektronische ontsluiting van het NJB. actuele ontwikkelingen in een deelgebied. žEssays: indicatie van de omvang 3 000 woorden. Dit is een prikke- Een uitgebreide toelichting op het bovenstaande is te lezen in de lende beschouwing over een breder onderwerp. Verwijzingen staan brochure Schrijven voor het NJB, te vinden op www.njb.nl onder bij voorkeur in de tekst zelf. Voor Auteurs NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 307 245 Reacties Tolken en vertalen in strafzaken op orde Nederland voldoet wél aan EU-richtlijn 2010/64 Han von den Hoff1 I n het NJB van 14 september2 plaatste mevrouw mr. M. de Leeuw enkele kritische kanttekeningen bij de wijze waarop Nederland met (onder andere) de Wet beëdigde tolken en vertalers (Wbtv)3 invulling geeft aan EUrichtlijn 2010/64 inzake het recht op vertolking en vertaling in strafzaken.4 Op deze plek wil ik de werking van de Wbtv verder belichten en aantonen dat Nederland met deze wet wel degelijk voldoet aan de richtlijn. Wat regelt de richtlijn? De Europese Richtlijn 2010/64 waarborgt de rechten van verdachten in strafzaken via adequate vertolking en vertaling. De regels beschrijven procedures voor het vaststellen van de moedertaal en de taalvaardigheid in de ‘inheemse’ taal (in ons geval het Nederlands) van een verdachte.5 De richtlijn geeft aan bij welke onderdelen van een strafrechtelijk onderzoek of proces een tolk beschikbaar moet zijn en welke documenten vertaald moeten worden.6 De lidstaten dienen verder een register van gekwalificeerde tolken en vertalers in te richten en voorzieningen te treffen om de kwaliteit van de tolk- en vertaaldiensten in strafzaken te optimaliseren (onder andere via een klachtenregeling en opleidingen van degenen die met tolken en vertalers werken). Wet beëdigde tolken en vertalers Nederland kent al voorzieningen die de rechten van anderstalige verdachten waarborgen. Waar nodig zetten justitie-instanties tolken en vertalers in strafrechtelijke procedures in. Ook voor het overleg tussen advocaat en verdachte zijn deze diensten beschikbaar. Alle kosten worden door de overheid vergoed. Hiermee speelde de overheid vooral in op art. 6 lid 3 (sub a en e) EVRM.7 De wetgeving die op basis van Richtlijn 2010/64 op dit moment in de Tweede Kamer voorligt,8 zal vooral de bestaande praktijk codificeren. 308 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 De Wbtv vormt sinds 1 januari 2009 een belangrijk onderdeel van dit systeem. Met deze wet liep Nederland feitelijk (op onderdelen) vooruit op de EU-richtlijn. Kern van de Wbtv is een register9 met gegevens van beëdigde tolken en vertalers. Om voor inschrijving en beëdiging in aanmerking te komen, moeten de tolken en vertalers beschikken over in de wet genoemde competenties en integriteit.10 Belangrijk is ook de wettelijke afnameplicht,11 die (onder andere) politie, OM, gerechten en Koninklijke Marechaussee dwingt om in straf(en vreemdelingen)zaken een beëdigde tolk of vertaler in te schakelen. Keuze voor algemene eisen Mevrouw De Leeuw stelt dat dit Nederlandse systeem niet voldoet aan de eisen van de richtlijn, omdat voor inschrijving in het Register beëdigde tolken en vertalers kennis van het strafrecht geen eis is en bovendien niet alle beëdigde tolken en vertalers minimaal een bachelorsdiploma hebben behaald. De Europese richtlijn spreekt echter slechts in zeer algemene termen over de kwaliteit van deze tolken en vertalers,12 maar noemt daarbij geen specifieke kennis of vaardigheid die vereist zijn, noch een opleidingsniveau. Dat de wetgever ervoor heeft gekozen om kennis van het strafrecht niet als basiseis voor inschrijving in het Rbtv en beëdiging op te nemen, is ook te verdedigen: – In de Wbtv worden alle wettelijke eisen voor de kwaliteit van tolken en vertalers geüniformeerd.13 De norm voor taaldiensten in strafzaken moest met ander woorden dezelfde zijn als die voor het zogenoemde gewaarmerkt (beëdigd) vertalen. Het gaat hier echter slechts zelden om documenten in het kader van strafrecht. Daardoor zou het niet zinvol zijn voor alle beëdigde vertalers kennis van het strafrecht te eisen. Deze kennis is daarom niet als basiseis voor registratie en beëdiging opgenomen. – Tevens wilde de wetgever het register toegankelijk maken voor andere opdrachtgevers die kwalitatief goede en integere beëdigde tolk of vertaler zoeken. Ook hier hoeft kennis van het strafrecht geen voorwaarde te zijn. – De afnameplicht uit art. 28 Wbtv geldt ook voor het vreemdelingenrecht. Dwingende kennis van het strafrecht zou ook hier zijn doel voorbij schieten. – Voor veel onderdelen van strafrechtelijke procedures (verhoren. Overleg) is gespecialiseerde kennis niet altijd nodig om goed te kunnen tolken. Specialisatie is mogelijk Ondanks het gegeven dat de EUrichtlijn de inzet van gespecialiseerde tolken en vertalers niet eist, kent het Nederlandse systeem wel degelijk een voorziening om bij voorkeur tolken en vertalers met kennis van het strafrecht in te kunnen zetten. De Wbtv biedt namelijk de mogelijkheid14 naast de inschrijving op basis van algemene competenties, aanvullende bekwaamheden (specialisaties) te vermelden. Sinds 1 juli 2012 hanteert de Raad voor Rechtsbijstand als beheerder van het Rbtv15 een specialisatiebeleid16 waardoor gespecialiseerde tolken en vertalers in strafrecht eenvoudig in het register zijn te vinden. Tolkopleiding op bachelorniveau In tegenstelling tot hetgeen mevrouw De Leeuw stelt, beschikt het overgrote deel van de beëdigde tolken over een bachelor- of een daarmee vergelijkbaar tolkdiploma. Terwijl de wet, noch de richtlijn een opleidingsniveau als ondergrens noemen. Reacties Voor de Nederlandse situatie is het Besluit btv17 enigszins richtinggevend. Dat stelt echter slechts dat de tolk of vertaler die een bachelorsdiploma heeft, daarmee kan aantonen over de benodigde kennis en vaardigheden uit art. 3 Wbtv te beschikken. Maar niet dat dit niveau de norm voor alle inschrijvingen is. De Raad voor Rechtsbijstand beschouwt het bachelorniveau echter wel degelijk als norm voor inschrijving in het Rbtv bij diegenen die zo’n diploma niet kunnen overleggen18 en anderszins willen aantonen te beschikken over de wettelijke competenties.19 De meeste tolken hebben daartoe een speciale tolktoets ondergaan of zijn positief beoordeeld door een commissie van deskundigen.20 tijdens de parlementaire behandeling21 geschrapt. Inzet beëdigde aanbieders als norm Naast instanties die onder de afnameplicht uit art. 28 Wbtv vallen, heeft de overheid de verworvenheden van de Wbtv ook geïncorporeerd in de contracten met bemiddelingsbureaus. Die moeten daardoor eveneens waar mogelijk een beëdigde tolk of vertaler inzetten. Voor het tolken bij cliënt-advocaatcontacten controleert de Raad voor Rechtsbijstand de naleving van deze verplichting diepgaand. Daaruit blijkt dat deze diensten na een tumultueuze start in 2010 inmiddels ruim binnen de contractuele marges worden geleverd. Uitwijklijst redelijk alternatief Lagere eisen veel vertalers een zogenoemde Uitwijklijst.22 Een recente uitspraak van de Raad van State23 noopt tot heroverweging van dat beleid, in elk geval waar het gaat om de beheersing van de vreemde taal. Maar desondanks biedt de Uitwijklijst Wbtv opdrachtgevers in het strafrecht de mogelijkheid tolken en vertalers te vinden die de Nederlandse en vreemde taal en cultuur redelijk beheersen en aantoonbaar beschikken over enige tolk- c.q. vertaalvaardigheid en een recente Verklaring omtrent gedrag. Tolken en vertalers op de Uitwijklijst vallen, net als beëdigde tolken en vertalers, onder de werking van de Gedragscode die in het kader van de Wbtv is ontwikkeld,24 de wettelijke klachtenregeling25 en moeten bijscholing volgen om hun plaatsing te verlengen.26 Met dit beleid is op een creatieve manier invulling gegeven aan het doel van deze wettelijke bepaling. Tolken en vertalers die niet aan de strenge eisen voor inschrijving in het Rbtv kunnen voldoen, kunnen vaak wel worden geplaatst op de Uitwijklijst Wbtv. En opdrachtgevers hebben daarmee énige zekerheid met betrekking tot de kwaliteit en integriteit van tolken en vertalers in minder gangbare talen.27 Bij beëdigde vertalers ligt de situatie anders. Door de overgangsbepalingen uit art. 37 Wbtv zijn veel vertalers in 2009 en 2010 in het Rbtv ingeschreven omdat ze al beëdigd waren onder de voormalige Wet beëdigd vertalers uit 1878. De eisen die deze wet verbond aan beëdiging waren aanzienlijk lager dan die uit de Wbtv. Aanvankelijk was het de bedoeling van de wetgever dat deze vertalers na een eerste inschrijfperiode van vijf jaar alsnog via opleidingen en toetsen moesten aantonen te voldoen aan de eisen uit art. 3 Wbtv. Onder druk van de beroepsorganisaties van tolken en vertalers is deze bepaling Terecht plaatst mevrouw De Leeuw kanttekeningen bij de wijze waarop invulling is gegeven aan art. 2 lid 3 Wbtv. Deze bepaling introduceert een lijst waarop tolken en vertalers kunnen worden ingeschreven voor een taal waarvoor toetsing van taalen cultuurkennis niet mogelijk is. Maar hoe kan worden vastgesteld dat iemand een taal beheerst als toetsing van taalkennis onmogelijk is? En beperkt de beschikbaarheid van taaltoetsen zich tot Nederland of moet ook over de grenzen worden gekeken? Om aan deze uitvoeringvragen tegemoet te komen, heeft de Raad voor Rechtsbijstand uitvoeringsbeleid ontwikkeld door plaatsing op Auteur 6. Overweging 30 en art. 1 lid 2, art. 2, art. 3 EU-richtlijn 16. Besluit specialisatie, Stcrt. 2012, nr. 12 134, d.d. 18 juni 1. J.H.M. von den Hoff is binnen de Raad voor Rechtsbij- 2010/64. 2012 en Besluit aanwijzen specialisaties, Stcrt. 2012, nr. stand verantwoordelijk voor uitvoering van de Wbtv. Voor 7. Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Men- 12 136, d.d. 18 juni 2012. de inwerkingtreding van de wet beheerde hij namens de sen de Fundamentele Vrijheden zoals gewijzigd door Pro- 17. Besluit van 11 december 2008, houdende regels inzake Raad voor Rechtsbijstand al enkele jaren het vergelijkbare tocol Nr. 11. de kwaliteit en integriteit van beëdigde tolken en vertalers Kwaliteitsregister Wbtv. Hij participeert in diverse gremia die 8. Kamerstukken II 33 355. (Besluit beëdigde tolken en vertalers), Stb. 2008, nr. 555. de kwaliteit van tolken en vertalen, al dan niet binnen het 9. Art. 2 Wbtv. 18. Beleid inschrijving Rbtv, Stcrt. 68, 9 april 2009 en ‘Kader justitiedomein, proberen te versterken en waarborgen. 10. Art. 3 Wbtv. voor tolk- en vertaaltoetsen’, 17 november 2011. 11. Art. 28 Wbtv. 19. Art. 8, lid 1 sub b Besluit btv. Noten 12. Art. 2 lid 8, art. 3 lid 9 en art. 5 EU-richtlijn 2010/64. 20. Art. 2 Besluit btv. 2. Mieke de Leeuw, ‘Tolken en vertalers’, NJB 2012/1816, 13. Memorie van Toelichting Wbtv, dossiernr. 29 936, nr. 3. 21. Vijfde nota van wijziging, dossierstuk 29 936, nr. 9. afl. 31, p. 2191. 14. Art. 2 lid 1 sub d Wbtv en art. 10 lid 2 Besluit btv. 22. Beleid Uitwijklijst Wbtv 2009, aangevuld bij, Stcrt. 2011, 3. Wet van 11 oktober 2007, houdende regels inzake de 15. Regeling van de Staatssecretaris van Justitie van 9 nr. 23 956, d.d.30 december 2011. beëdiging van tolken en vertalers en de kwaliteit en de inte- december2008, nr. 5577676/08, houdende aanwijzing tot 23. LJN BY0403, Raad van State , 201106108/1/A3 d.d. 17 griteit van beëdigde tolken en vertalers (Wet beëdigde tol- bewerker en verlening van mandaat en machtiging van de oktober 2012. ken en vertalers), Stb. 2007, nr. 375. Minister van Justitie aan de Raad voor Rechtsbijstand te 24. Gedragscode voor tolken en vertalers in het kader van de 4. Richtlijn 2010/64/EU van het Europees Parlement en de ’s-Hertogenbosch betreffende het register beëdigde tolken Wbtv, Stcrt. 2009, nr. 15 358, d.d. 14 oktober 2009. Raad van 20 oktober 2010 betreffende het recht op vertol- en vertalers (Regeling aanwijzing bewerker en mandaat 25. Art. 16 e.v. Wbtv, art. 15 e.v. Besluit btv. king en vertaling in strafprocedures. register beëdigde tolken en vertalers), Stcrt. 2008 nr. 2502, 26. Art. 10 Beleid Uitwijklijst Wbtv. 5. Overweging 21 EU-richtlijn 2010/64. d.d. 24 december 2008. 27. Art. 28 lid 4 Wbtv. Uitvoering in ontwikkeling Sinds de inwerkingtreding van de wet in 2009 heeft de Raad voor Rechtsbijstand, in samenspraak met het veld van tolken en vertalers, NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 309 Reacties opleidingsinstituten, de wetenschap en andere belanghebbenden, de uitvoeringspraktijk steeds verder vorm gegeven. Bijvoorbeeld via beleid over de verplichte bijscholing,28 een kader voor taal-29 en tolk- en vertaaltoetsen.30 De Stichting Nationale Examens Vertalen en Tolken (SNEVT), die al geruime tijd examens verzorgt voor het reguliere hbo-tolk- en vertaalonderwijs, biedt deze laatste toetsen in steeds meer talen aan. Bureau Wbtv verzorgt die dus niet zelf, zoals mevrouw De Leeuw in haar artikel stelt. In voorbereiding zijn aanvullende mogelijkheden om inschrijving te realiseren zonder hbo-diploma en regels voor de verlenging van de inschrijving, maar ook aangepast beleid voor permanente educatie en plaatsing op de Uitwijklijst Wbtv. Conclusie De Wbtv is zeker geen perfecte wet. Op onderdelen zijn bepalingen erg algemeen (de competenties en hun niveau uit art. 3 Wbtv) of niet goed genoeg uitgewerkt (de wijze waarop tolken en vertalers zonder bachelorsdiploma kunnen aantonen te beschikken over de vereiste competenties). Sommige cruciale procedures (afnameplicht, indienen klachten) ogen relatief vrijblijvend en de overgangsbepalingen uit art. 37 Wbtv hadden beter gekund. Maar de uitvoeringspraktijk heeft voor al deze complicaties werkbare oplossingen bedacht of werkt daar aan. Daarmee zorgt de Wbtv er wel degelijk voor dat de rechten van anderstalige verdachten in strafzaken beter worden gewaarborgd. Met de Wbtv voldoet Nederland aan de EU-richtlijn 2010/64. 28. Art. 11 e.v. Besluit btv, Besluit Permanente educatie Wbtv (vigerende versie: Stcrt. nr.23 957 d.d. 30 december 2011). 29. http://www.bureaubtv.nl/tolk-vertaler/AanwijzenDeskundige.cfm. 30. http://www.bureaubtv.nl/pdf/Kader%20voor%20 tolk%20en%20vertaaltoetsen.pdf. 246 Naschrift Mieke de Leeuw1 I n zijn reactie op mijn artikel bevestigt Von den Hoff de grondslagen van mijn kritiek, maar gaat daar niet of nauwelijks op in. In dit naschrift beperk ik mij tot de kwaliteit van tolken en vertalers in strafzaken, het onderwerp van mijn artikel. De EU-richtlijn is uitgevaardigd voor tolk- en vertaaldiensten in strafzaken. Het Rbtv daarentegen is, zoals Von den Hoff betoogt, een algemeen register en reeds daarmee strijdig met de richtlijn. Voor inschrijving in het Rbtv is naar zijn mening, merkwaardig genoeg, geen vakdiploma vereist en kennis van het strafrecht onnodig voor diensten in strafzaken. In de meeste landen is inmiddels voorzien in universitaire vakopleidingen, terwijl in Nederland ook hbo-opleidingen bestaan. Daarom koos de EU-wetgever voor de bewoording: naar behoren gekwalificeerd (art. 5 lid 2), waarbij het uitgangspunt een vakdiploma (hbo of universitair) van een onafhankelijke onderwijsinstelling is. Het Bureau Wbtv is dat niet. In de nationale wet (art. 3 310 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Wbtv) staan als kernvereisten: tolken vertaalvaardigheid. Inschrijving zonder diploma kan alleen voor talen waarvoor geen opleiding is.2 In art. 2 lid 8 en art. 3 lid 9 van de richtlijn staat voorts dat diensten van voldoende kwaliteit moeten zijn. Om daaraan te voldoen is mijns inziens – anders dan Von den Hoff betoogt – in de gehele strafrechtketen specialistische kennis alsmede specifieke tolk- en vertaalvaardigheid broodnodig. Begin jaren negentig is daartoe in samenwerking met het toenmalige Ministerie van Justitie de Stichting Instituut Gerechtstolken en Vertalers (SIGV) opgezet, juist omdat voor straf- en vreemdelingenzaken specifieke kennis en vaardigheden zijn vereist en de bestaande opleidingen daarin niet voorzagen. Deze deeltijdopleiding is het sluitstuk van een beroepsopleiding tot gerechtstolk en/ of juridisch vertaler, normaliter gaat daar een hbo-basisopleiding aan vooraf. Om het belang van de geschetste specialistische kennis te illustre- ren noem ik art. 275 lid 2 Sv (ten bezware van de verdachte wordt geen acht geslagen op hetgeen ter terechtzitting is gesproken of voorgelezen, zonder dat dit voor hem vertolkt is) waaruit volgt dat vertolking van het requisitoir absoluut vereist is en dat kan alleen simultaan, zoals ook verhoren bij de politie, de RC en de IND. Een SIGV-diploma (of op te zetten geaccrediteerde universitaire dagopleiding die mijns inziens wel wat zwaarder mag zijn) is dan ook onontbeerlijk. Alle SIGV-tolken tolken simultaan, ook al is dat niet apart vermeld op het SIGV-diploma. Von den Hoff bevestigt dat een substantieel deel van de tolken (ongeveer 1/3) en het merendeel van de vertalers (ongeveer 2/3) in strijd met de richtlijn en evenzeer in strijd met de nationale wet in het Rbtv is ingeschreven. Het gaat om personen die niet zijn getoetst op tolk- en/of vertaalvaardigheid. Daar komt bij dat het Bureau Wbtv onlangs alle opleidingsgegevens zonder enig overleg met de beroepsgroep van de site Reacties heeft gehaald. Afnemers kunnen niet meer selecteren op grond van opleiding (geen, hbo of SIGV). Dat is opmerkelijk, temeer daar vermelding van die gegevens juist in een algemeen register, voor afnemers alsook vanuit het oogpunt van transparantie, van essentieel belang en van grote toegevoegde waarde is. De vermelding van specialisaties is, ruim twaalf jaar nadat dit in het kader van het toenmalige kwaliteitsregister (ktv) was toegezegd, in gang gezet naar aanleiding van een rapport van de Nationale ombudsman. Het lukt echter slechts weinigen die vermelding te realiseren omdat daarvoor, anders dan voor de inschrijving in het register, aanvullende eisen worden gesteld. De vermelding geldt slechts voor een jaar, terwijl de reguliere inschrijving vijf jaar geldig is. De afnemers kennen deze specialisatie niet en evenmin is aan de vermelding een afnameplicht verbonden. Daarbij komt dat de gerechten sinds enkele maanden niet meer bij voorkeur SIGV-tolken en -vertalers inschakelen zoals voorheen, maar enkel nog op postcode selecteren. Dat gaat ten koste van de kwaliteit van de rechtspleging en wanneer niet simultaan wordt getolkt (consecutief tolken duurt veel langer) komt het tot vertragingen die gepaard gaan met aanzienlijke kostenstijgingen. Door deze concurrentievervalsing kunnen specialisten niet langer op kwaliteit concurreren en worden dus juist de in strafzaken gespecialiseerde tolken en vertalers uit de markt gewerkt. Dat brengt een verlies mee van kostbare specifieke kennis die steeds zeldzamer wordt. Dat schaadt niet alleen de betrokken specialisten, maar vooral ook de rechten van de verdediging, die de EU-richtlijn nu juist beoogt te waarborgen. Von den Hoff gaat geheel voorbij aan mijn kritiek dat de Uitwijklijsten zijn ingericht voor talen waarvoor in Nederland een diploma kan worden behaald en niet zoals voorzien voor exotische talen. Hij vraagt zich af of we voor toetsing van tolkvaardigheid in ‘kleine’ talen over de grens moeten gaan, terwijl de Lessius-Hogeschool vlak over de grens in Antwerpen huist en toetsing bovendien telefonisch kan plaatsvinden, mits in samenwerking met geaccrediteerde onderwijsinstellingen. Evenmin reageert hij op mijn stelling over de hoge, volstrekt onnodige, bemiddelingskosten. Zolang er geen onafhankelijk toezicht bij de bemiddelaars en geen kwaliteitscontrole van geleverde diensten plaatsvindt, zal men doorgaan met het inschakelen van goedkope krachten en het behalen van woekerwinsten op met gemeenschapsgeld gefinancierde diensten. Er zijn mij voorbeelden gemeld van aan tolken en vertalers betaalde tarieven rond 30% van de officiële tarieven van het Btis 2003. Telefonisch wordt overal (ook ver over de grens) getolkt door niet identificeer- bare personen en strafrechtelijke stukken worden niet-geanonimiseerd rondgestuurd aan meerdere potentiële dienstverleners (ook ver over de grens) hetgeen afbreuk doet aan de vertrouwelijkheid. De beroepsverenigingen verzetten zich al jarenlang fel tegen de uitbesteding aan bemiddelaars, de enige partij die garen spint bij het ‘creatieve’ beleid van het Bureau Wbtv. Opschonen dus dat register, schrappen die uitwijklijsten, kandidaten verwijzen naar opleidingsinstellingen die opleidingen voor alle talen verzorgen, stoppen met de uitbesteding van diensten en die overlaten aan hen die daartoe speciaal zijn opgeleid! De afnameplicht koppelen aan het bestaande register voor strafen vreemdelingenzaken van de SIGVopleiding (www.sigv.nl)! Wellicht wordt het tijd om het beheer van het nationale register onder te brengen bij de beroepsgroep. Dan kan ook eens worden gesnoeid in de wildgroei van PE-cursussen, die met permanente beroepseducatie veelal weinig van doen hebben. Auteur 1. Mr. M.A.J. de Leeuw is gerechtstolk en juridisch vertaler Italiaans. Noten 2. Art. 3 Besluit Inschrijving: Indien voor een vaardigheid en/ of talencombinatie, c.q. vertaalrichting geen toets beschikbaar is. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 311 Rechtspraak Aanbevolen citeerwijze: de dat een onderzoek naar de omzeilen. Zeker nu de informatie waarmee de NJB 2013/ … (nummer uitspraak) vingerafdrukken tot de identificatie van hun bron wordt geïdentificeerd ook informatie bron zou kunnen leiden. Naar het oordeel bevat over de wijze waarop de informatie is EHRM 312 van de rechtbank is het recht van klager verkregen en nog ongepubliceerde informatie. Hoge Raad (civiele kamer) 313 zoals beschermd door art. 10 EVRM niet Vervolgens staat het Hof stil bij de vraag of Hoge Raad (strafkamer) 317 geschonden: van een actieve medewerkings- de inmenging is voorzien bij wet. De Wet op plicht van de journalisten bij het openbaar de inlichtingen- en Veiligheidsdienst 2002 maken van de bron is geen sprake. De biedt de vereiste wettelijke basis. Aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens bescherming van staatsgeheimen rechtvaar- vereiste van ‘voorzienbaarheid’ is volgens het digt voorts de inmenging in het recht op Hof ook voldaan nu van de journalisten mag Deze rubriek wordt verzorgd door onderzoe- bronbescherming. De Hoge Raad wijst het worden verwacht dat zij ervan op de hoogte kers van de Universiteit Leiden, de VU cassatieberoep van de Telegraaf af. waren dat in reactie op de publicatie van Amsterdam en de RU Nijmegen. Onderstaan- Vanwege de vermeende inzet van geheime onrechtmatig verkregen AIVD informatie de bewerking is verzorgd door T. de Jong (Uni- toezichtsbevoegdheden (waaronder het tap- geprobeerd zou worden de herkomst van versiteit Leiden). Alle uitspraken van het pen van de telefoon) zijn de journalisten in deze informatie te achterhalen. EHRM staan op www.echr.coe.int; een selec- juni 2006 een civiele procedure tegen de Tot slot gaat het Hof in op de vraag naar de tie verschijnt uiteindelijk in Reports of Judg- staat gestart. Zij stelden dat de inzet van deze aanwezigheid van speciale waarborgen voor ments and Decisions. De uitspraken van bevoegdheden onrechtmatig is. De staat journalisten teneinde hun bronnen te kamers van het EHRM worden drie maanden heeft de inzet van de bevoegdheden niet beschermen. In deze zaak ziet de inzet van na de uitspraakdatum definitief, tenzij er bevestigd, noch ontkend. De Hoge Raad heeft de geheime toezichtsbevoegdheden op het intern appel wordt ingesteld bij de Grote uiteindelijk geoordeeld dat de journalistieke achterhalen van de bron van de journalisten. Kamer van het Hof. bronbescherming niet absoluut is, en dat de Het Hof benadrukt het belang van toezicht inzet van speciale bevoegdheden niet op op de inzet van de toezichtsbevoegdheden voorhand moet worden uitgesloten. door een rechter of een adequate onafhanke- In november van datzelfde jaar zijn de journa- lijke autoriteit. Te meer gelet op het gevaar listen door de rechtbank als getuigen onder- van misbruik als ook de schadelijke gevolgen vraagd in een strafprocedure tegen de drie voor de samenleving. In deze zaak ontbrak Inzet speciale toezichtsbevoegdheden. personen die ervan verdacht werden AIVD het aan een voorafgaande beoordeling waar- Afluisteren journalisten door AIVD. Vooraf- informatie te hebben gelekt. De journalisten bij de inzet van de speciale toezichtsbevoegd- gaande beoordeling door rechter of onaf- weigerden de vragen te beantwoorden, waar- heden kon worden voorkomen of beëindigd. hankelijke autoriteit ontbreekt. Adequate op zij in gijzeling zijn genomen. De rechtbank Daar komt bij dat een beoordeling achteraf waarborgen voor bronbescherming journa- heeft hen echter na een paar dagen vrij gela- de vertrouwelijkheid van de journalistieke listen afwezig. Verplichting overleggen van ten vanwege het belang dat wordt gehecht bronnen niet kan herstellen. documenten aan AIVD. Schending art. 8 en aan de journalistieke bronbescherming. In het ontbreken van deze speciale waarbor- art. 10 EVRM. Bovendien gaat het argument van de staats- gen bij wet bij de inzet van speciale toe- veiligheid hier niet op, nu in de media bekend zichtsbevoegdheden tegen journalisten ten- is geworden dat de documenten ook buiten de einde hun bron te achterhalen, vindt het Hof AIVD beschikbaar zijn, aldus de rechtbank. een schending van art. 8 en 10 EVRM. 247 22 november 2012, appl.nr. 39315/06 (EVRM art. 8 en 10) Ten tweede gaat het Hof in op het bevel aan de Telegraaf Media Nederland Landelijke B. Procedure in Straatsburg Telegraaf tot het overleggen van de AIVD docu- Op 29 september 2006 hebben klagers een menten. Van een inmenging in art. 10 EVRM is A. Feiten klacht ingediend bij het Europees Hof voor sprake (bronbescherming wordt beschermd Eerste klager in deze zaak is de Telegraaf de Rechten van de Mens. Klagers hebben door art. 10 EVRM), aan het vereiste van een Media Nederland Landelijke Media B.V. (hier- hierbij een beroep gedaan op artikel 8 EVRM wettelijke basis is voldaan, als ook aan het ver- na: de Telegraaf). Tweede en derde klager zijn (recht op privacy) en artikel 10 EVRM (vrij- eiste van een legitiem doel. Vervolgens gaat de voor de Telegraaf werkzame journalisten heid van meningsuiting). het Hof in op de vraag of de beperking ook Media B.V. e.a. vs. Nederland noodzakelijk was in een democratische samen- De Haas en Mos (hierna: de journalisten). Deze twee journalisten hebben in januari C. Uitspraak van het Hof leving. Het benadrukt allereerst het belang van 2006 een artikel gepubliceerd over de Alge- (Derde Kamer: Casadevall, Myjer, Gyulumyan, de bescherming van journalistieke bronnen mene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst Šikuta, Guerra, Tsotsoria, Pardalos) teneinde de rol van ‘publieke waakhond’ te (AIVD) waaraan vertrouwelijke informatie Allereerst gaat het Hof in op de inzet van de kunnen vervullen en betrouwbare en accurate ten grondslag lag, die bovendien ook in han- speciale bevoegdheden. In het onderhavige informatie te kunnen publiceren. Alleen het den was gekomen van de Amsterdamse geval behandelt het Hof dit deel van de klacht zwaarwegende maatschappelijke belang (‘over- onderwereld. Hierop heeft de Rijksrecherche onder art. 8 EVRM en art. 10 EVRM gelijktijdig. riding requirement in the public interest’) kan de Telegraaf verzocht om de documenten te Het Hof stelt vast dat er sprake is van een een dergelijk bevel rechtvaardigen. Het achter- overhandigen, waarop de Telegraaf vervol- inmenging in de rechten van de journalisten halen van de identiteit van de personen werk- gens (nadat overigens eerst is geprobeerd om onder art. 8 en 10 EVRM. Hoewel de AIVD met zaam bij de AIVD die de informatie aan de tot een overeenkomst te komen) beroep de inzet van de geheime toezichtsbevoegdhe- journalisten zouden hebben verstrekt, recht- heeft ingesteld bij de rechtbank. De Telegraaf den beoogd heeft te achterhalen wie de infor- vaardigt het overhandigingsbevel niet. Ten deed hierbij een beroep op haar journalistie- matie heeft gelekt, oordeelt het Hof dat de eerste had de AIVD zelf de identiteit kunnen ke privileges ten aanzien van de openbaar- AIVD met de inzet van deze bevoegdheden de achterhalen door te bepalen wie toegang had making van journalistieke bronnen en meen- journalistieke bronbescherming heeft willen tot de bewuste documenten. Het terughalen 312 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Rechtspraak van de documenten vindt het Hof een legitie- van diensten, getuigt niet van een onjuiste niet onder het bereik van Richtlijn 92/50/EEG me reden van de AIVD. Echter, dit is onvol- rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk of valt en daarom niet aanbestedingsplichtig is. doende voor het bevel tot overhandiging van ontoereikend gemotiveerd. 2. Transparan- P1 heeft onvoldoende onderbouwd dat bij de de documenten. Bovendien is de informatie tieverplichting. De uit het EG-Verdrag voort- Overeenkomst van 2003 sprake was van een toch al bekend bij criminelen, een overhandi- vloeiende transparantieverplichting is van duidelijk grensoverschrijdend belang. Daarom ging van de documenten brengt hier geen ver- toepassing wanneer een in een andere lid- kan niet worden aangenomen dat de gemeen- andering in. Tot slot overweegt het Hof dat de staat gevestigde onderneming in de conces- te op grond van een Europeesrechtelijke trans- daadwerkelijke overhandiging van de docu- sie geïnteresseerd kan zijn. Het oordeel van parantieverplichting gehouden was een ‘soort’ menten niet nodig is: een vernietiging na het hof dat onvoldoende onderbouwd is dat aanbestedingsprocedure te volgen. Voor het inspectie dat de (kopieën van de) documenten daarvan sprake is, getuigt niet van een antwoord op de vraag of sprake is van staats- compleet zijn, volstaat. onjuiste rechtsopvatting en is toereikend steun, is beslissend of het rendement op de Naar het oordeel van het Hof ontbreekt het gemotiveerd. 3. Staatssteun. Voor de beant- Overeenkomst van 2003, indien de betaling aan de zijde van de staat aan relevante en vol- woording van de vraag of bij een overeen- voor goodwill wordt weggedacht, substantieel doende redenen voor het bevel de documen- komst een voordeel is verstrekt dat niet hoger is dan een marktconform rendement. In ten te overhandigen: schending art. 10 EVRM. langs normale commerciële weg zou zijn verband met het voornemen om dienaangaan- verkregen, zijn de ten tijde van het aangaan de een deskundigenbericht te gelasten, heeft D. Slotsom van de overeenkomst kenbare marktsitua- het hof de zaak naar de rol verwezen. Het hof Het Hof oordeelt unaniem dat art. 8 en art. tie en voorzienbare marktontwikkelingen heeft tussentijds cassatieberoep opengesteld. 10 EVRM geschonden zijn ten aanzien van de bepalend. Niet valt in te zien waarom art. inzet van speciale bevoegdheden door de 108 VWEU zich principieel zou verzetten Hoge Raad AIVD bij de journalisten. Het Hof oordeelt tegen het uitspreken van partiële nietig- In het incidentele beroep: de klachten betref- met vijf stemmen tegen twee dat art. 10 heid van een rechtshandeling. fen de verwerping van het beroep op rechts- EVRM geschonden is ten aanzien van het bevel om documenten te overhandigen. verwerking. Het hof heeft overwogen dat zui(VWEU art. 49, 56, 107 en 108; BW art. 3:41) Het Hof veroordeelt Nederland onder art. 41 ver tijdsverloop op zichzelf een beroep op rechtsverwerking niet rechtvaardigt. Dit oor- EVRM tot het betalen van 60 000 euro aan Pl. adv. mr. B.T.M. van der Wiel, vs. de deel is juist, hetgeen meebrengt dat het hof proceskosten. gemeente Maastricht, adv. mr. M.J. Schenck, mocht eisen dat de Gemeente en Q-Park Aan de uitspraak is een gezamenlijke dissen- en vs. Q-Park, adv. mrs. W.H. van Hemel en naast het enkele ‘stilzitten’ van P1 bijkomen- ting opinion van de rechters Myjer en Lopéz R.L. Bakels de omstandigheden zouden stellen. Het oor- Guerra gehecht. deel van het hof dat zodanige omstandighe- Feiten en procesverloop den onvoldoende zijn gesteld, is niet Op grond van overeenkomsten uit 1979 en onbegrijpelijk of onvoldoende gemotiveerd. Hoge Raad (civiele kamer) 1988 huurde en beheerde Q-Park een aantal In het principale beroep: onderdeel 3 bestrijdt Deze rubriek wordt verzorgd door mr. G.C.C. parkeergarages van de gemeente. Bij Overeen- de kwalificatie van de Overeenkomst van 2003 Lewin, raadsheer in het gerechtshof Amster- komst van 2003 hebben Q-Park en de gemeen- als dienstenconcessie. Het onderdeel faalt. Het dam. De uitspraken zijn integraal in te zien te, onder beëindiging van de lopende huur- en hof heeft terecht de overeenkomsten in hun op www.rechtspraak.nl beheerovereenkomsten, hun relatie opnieuw geheel beschouwd en diende derhalve op vormgegeven, aldus dat Q-Park de parkeerga- grond van de uit het partijdebat blijkende rages voortaan als erfpachter exploiteert. omstandigheden van dit geval te onderzoeken Daarbij heeft Q-Park zich tot nieuwbouw van of het overwegende element van die overeen- 18 januari 2013, nr. 11/02728 één van de parkeergarages en tot onderhoud komsten was gelegen in de aanbesteding van (Mrs. E.J. Numann, C.A. Streefkerk, A.H.T. van de overige parkeergarages verplicht. De werken of in de opdracht tot verlening van Heisterkamp, C.E. Drion en G. Snijders; A-G overeenkomst voorziet voorts in betaling door diensten. Zijn beslissing in laatstgenoemde mr. L.A.D. Keus) de gemeente van een bedrag ineens bij het zin getuigt niet van een onjuiste rechtsopvat- LJN BY0543 einde van de erfpacht, onder meer in verband ting en berust voor het overige op waarderin- met in de overeenkomsten uit 1979 en 1988 gen van feitelijke aard. Die waarderingen zijn Onrechtmatige overheidsdaad. Aanbeste- besloten liggende goodwill. niet onbegrijpelijk of ontoereikend gemoti- ding. Op grond van overeenkomsten uit In dit geding heeft P1 vorderingen ingesteld veerd en onttrekken zich voor het overige aan 1979 en 1988 huurde en beheerde Q-Park op grond van haar standpunt dat de gemeen- beoordeling in cassatie. een aantal parkeergarages van de gemeente te, door de exploitatie van de parkeergarages Onderdeel 4 komt op tegen het oordeel van Maastricht. Bij overeenkomst van 2003 onderhands aan Q-Park te gunnen, in strijd het hof dat op de Gemeente niet een transpa- geven Q-Park en de gemeente hun relatie met Europeesrechtelijke regels van aanbeste- rantieverplichting op grond van het EG-Ver- opnieuw vorm. Een concurrerende parkeer- dingsrecht heeft gehandeld, en op grond van drag rustte. Bij de beoordeling hiervan wordt garage-exploitant meent dat de gemeente haar standpunt dat in de Overeenkomst van het volgende vooropgesteld. Ook indien de door de overeenkomst van 2003 te sluiten 2003 verboden staatssteun is vervat. De Overeenkomst van 2003 niet op grond van Europeesrechtelijke regels van aanbeste- gemeente en Q-Park hebben zich verweerd een aanbestedingsrichtlijn in het openbaar dingsrecht schendt en verboden staatssteun met onder meer een beroep op rechtsverwer- behoefde te worden aanbesteed, diende de verleent. HR: 1. Gemengde overeenkomst. king door P1. Het hof heeft het beroep op Gemeente de fundamentele regels van het Het oordeel van het hof dat het overwegen- rechtsverwerking verworpen en voorts als EG-Verdrag, met name de artikelen 43 en 49 de element van de overeenkomst van 2003 volgt geoordeeld. De Overeenkomst van 2003 EG (thans art. 49 en 56 VWEU) en de daaruit niet was gelegen in de aanbesteding van moet in hoofdzaak worden aangemerkt als voortvloeiende transparantieverplichting in werken, maar in de opdracht tot verlening een concessieovereenkomst voor diensten, die acht te nemen (zie onder meer HvJ EG 7 248 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 313 Rechtspraak december 2000, zaak C-324/98, Jur. I-10745, overgaan tot nietigverklaring van de rechts- tussen de onteigening en de verwerving LJN AD4279, NJ 2001, 387 (Telaustria en handeling waarbij de staatssteun is verleend van de vervangende grond, op het bedrag Telefonadress), punten 60-62, HvJ EG 13 okto- (vgl. HvJ EU 8 december 2011, zaak C-275/10, van de in de schadeloosstelling begrepen ber 2005, zaak C-458/03, Jur. I-8585, LJN LJN BU8588, NJ 2012/124 (Residex), punten vergoeding van de werkelijke waarde van AW2848, NJ 2006/226 (Parking Brixen), punten 34 en 44-49). Hiervan uitgaande: het onteigende, de rente kan genereren die 46-49 en HvJ EU 13 april 2010, zaak C-91/08, i) valt niet in te zien waarom art. 108 VWEU hij bij een solide bankinstelling zou kun- Jur. I-2815, LJN BM1484, NJ 2010/367 (Wall), zich principieel zou verzetten tegen het uit- nen bedingen. 3. Proceskosten. Niet kan punt 33). Deze transparantieverplichting is spreken van partiële nietigheid van een worden aangenomen dat de onteigende van toepassing wanneer een onderneming die rechtshandeling, zoals het onderdeel betoogt; slechts aanspraak heeft op vergoeding van is gevestigd in een andere lidstaat dan die ii) heeft, anders dan het onderdeel bepleit, dat deel van de door hem gemaakte proces- waar de betrokken dienstenconcessie wordt het hof terecht geoordeeld dat een enkele kosten dat betrekking heeft op de vaststel- verleend, in deze concessie geïnteresseerd kan verklaring voor recht dat (verdere) uitvoering ling van de schadeloosstelling. De onteige- zijn. Mede gelet op hetgeen hiervoor is over- van de overeenkomst in verband met staats- ningsrechter kan wèl tot het oordeel komen wogen, heeft het hof zonder schending van steun onrechtmatig is jegens P1 (dus zonder dat buitensporige kosten voor het voeren enige rechtsregel kunnen vaststellen dat de een daaraan gekoppeld gebod of verbod dat van een bij voorbaat kansloos verweer Overeenkomst van 2003 betrekking heeft op strekt tot herstel van de mededingingssitua- tegen de vordering tot vervroegde onteige- diensten die vallen onder Bijlage I-B bij Richt- tie als zojuist bedoeld) in dit verband niet ning, niet of in verminderde mate voor ver- lijn 92/50/EEG. Daarom dient te worden uitge- kan worden aangemerkt als een passende goeding in aanmerking komen. Hierbij gaan van het vermoeden dat de Overeen- maatregel die leidt tot een herstel van de heeft de rechter een grote vrijheid en is hij komst van 2003 naar zijn aard geen mededingingssituatie van voor de uitkering in belangrijke mate ontheven van zijn grensoverschrijdend belang heeft. In een van de desbetreffende staatssteun. motiveringsplicht. Art. 50 Ow is ook van zodanig geval ligt het op de weg van de partij Het hof heeft kennelijk onvoldoende toege- toepassing in gevallen waarin de rechter de die zich op het niet naleven van de transpa- licht geacht dat de Overeenkomst van 2003 vordering tot vervroegde onteigening rantieverplichting beroept om een (duidelijk) tot een niet marktconforme bevoordeling afwijst of niet-ontvankelijk verklaart. grensoverschrijdend belang te stellen en zo van Q-Park zal kunnen leiden voordat de nodig te bewijzen. Hiervan uitgaande getuigt totale duur van die overeenkomst is verstre- het oordeel van het hof dat P1 haar stelling ken en de afspraken omtrent de betaling van dat van een zodanig belang sprake was onvol- het additionele bedrag worden uitgevoerd, in X (de onteigende partij), adv. mr. J.A.M.A. doende heeft onderbouwd, niet van een welk geval naar het oordeel van het hof ook Sluysmans, vs. de Staat der Nederlanden, onjuiste rechtsopvatting. Dit oordeel is ook zou kunnen worden volstaan met partiële Ministerie van Infrastructuur en Milieu, adv. toereikend gemotiveerd. nietigheid ter zake van alleen die afspraken. mrs. M.W. Scheltema en R.T. Wiegerink Onderdeel 5 betreft de vraag of in de Over- Anders dan het onderdeel betoogt, is dit oor- eenkomst van 2003 staatssteun is vervat. Het deel niet onbegrijpelijk. Van dit oordeel uit- Feiten en procesverloop onderdeel klaagt dat het hof zijn onderzoek gaande kon het hof zonder schending van Onteigend zijn percelen en perceelsgedeel- niet mocht beperken tot het moment van enige rechtsregel of motiveringseis komen ten met een gezamenlijke grootte van het sluiten van de overeenkomsten van 1979 tot zijn oordeel dat voor opschorting van de 2.58.78 hectare. De onteigening is bij vervroe- en 1988. Deze klacht faalt. Voor de beant- Overeenkomst van 2003 geen plaats is. ging geschied ten behoeve van de aanleg van woording van de vraag of bij een overeen- Volgt in het principale beroep en in het inci- de aansluiting Woerden-Oost op de Rijksweg komst een voordeel is verstrekt dat niet dentele beroep verwerping, overeenkomstig A12. De rechtbank heeft, in het voetspoor langs normale commerciële weg zou zijn ver- de conclusie van de A-G. van de deskundigen, de op de onteigende kregen, zijn de ten tijde van het aangaan van De A-G geeft regels over de kwalificatie van gronden rustende verkeersbestemming weg- de overeenkomst kenbare marktsituatie en een gemengde overeenkomst (2.9), de Euro- gedacht en heeft daaraan een agrarische voorzienbare marktontwikkelingen bepalend. peesrechtelijke transparantieverplichting (2.20- waarde toegekend van € 5,50 per m². Indien op het moment van sluiten van die 2.23) en het verbod op staatssteun (2.49). overeenkomst geen sprake is van verstoring van de concurrentieverhoudingen, brengt de 249 omstandigheid dat een op een later tijdstip (Ow art. 40d lid 2, 50 lid 1 en 4) Hoge Raad In het principale beroep: X heeft betoogd dat er een dusdanige samenhang bestaat tussen – zoals in het onderhavige geval 2003 – 18 januari 2013, nr. 11/03950 de onteigende grond en het gebied Leidsche onder dezelfde voorwaarden gesloten over- (Mrs. E.J. Numann, A.M.J. van Buchem-Spa- Rijn dat van een complex moet worden eenkomst niet marktconform zou zijn, dus pens, J.C. van Oven, C.A. Streefkerk en A.H.T. gesproken en dat de onteigende gronden niet mee dat alsnog van een zodanige versto- Heisterkamp; A-G mr. F.F. Langemeijer) daarom op basis van complexwaarde moeten ring moet worden uitgegaan. LJN BY0547 worden gewaardeerd. De rechtbank heeft dit Bij de beoordeling van onderdeel 6 wordt het betoog verworpen. Het hiertegen gerichte volgende vooropgesteld. In geval van een Onteigening. 1. Complex. De klachten tegen onderdeel faalt. Het oordeel van de rechtbank inbreuk op art. 108 VWEU moeten de natio- het oordeel dat de onteigende gronden niet geeft niet blijk van een onjuiste rechtsopvat- nale rechterlijke instanties ervoor zorgen dat op basis van complexwaarde moeten wor- ting. De rechtbank behoefde, na te hebben maatregelen worden getroffen die ertoe lei- den gewaardeerd, stellen te hoge eisen aan vastgesteld dat noch in functioneel en geogra- den of ertoe bijdragen dat de mededingings- de rechterlijke motiveringsplicht met fisch noch in exploitatietechnisch opzicht kan situatie van vóór de uitkering van de desbe- betrekking tot oordelen als hier aan de worden gezegd dat de aansluiting op de A12 treffende staatssteun wordt hersteld, hetgeen orde. 2. Inkomensschade. Rentevoet. Het ligt en het gebied Leidsche Rijn als één geheel in betekent dat de rechter bij gebreke van min- voor de hand om ervan uit te gaan dat de exploitatie worden gebracht, niet ook nog der dwingende procedurele maatregelen kan onteigende in het betrekkelijk korte tijdvak afzonderlijk te motiveren waarom naar haar 314 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Rechtspraak oordeel ook in gecombineerd functioneel, geo- daaruit kan niet worden afgeleid dat de ter de vordering tot vervroegde onteigening grafisch en exploitatietechnisch opzicht niet rechtbank daarbij een verkeerde maatstaf afwijst of niet-ontvankelijk verklaart. Dit van een complex als bedoeld in art 40d Ow heeft aangelegd. Waar, zoals de rechtbank strookt met de strekking van deze bepaling kan worden uitgegaan. Ook de overige klach- heeft vastgesteld, deze door X gestelde scha- om kosten die redelijkerwijs gemaakt worden ten van het onderdeel falen, omdat zij begrij- depost niet is weersproken door de Staat en met het oog op verweer tegen een vordering pelijke oordelen van feitelijke aard bestrijden partijdebat daarover achterwege is gebleven, tot (vervroegde) onteigening niet voor reke- en te hoge eisen stellen aan de rechterlijke behoefde de rechtbank geen meeromvatten- ning van de rechthebbende te laten. motiveringsplicht met betrekking tot oorde- de motivering voor haar oordeel te geven. Volgt in het principale beroep vernietiging len als hier aan de orde. Onderdeel 2 bestrijdt de door de rechtbank en verwijzing en in het incidentele beroep X heeft voorts aanspraak gemaakt op vergoe- uitgesproken veroordeling van de Staat in de verwerping. ding van inkomensschade gedurende de peri- door X gemaakte proceskosten. De Staat De A-G concludeert in het principale beroep tot ode waarin hij nog geen vervangende grond klaagt dat de rechtbank met haar oordeel dat verwerping en in het incidentele beroep tot zal hebben aangekocht. De rechtbank heeft art. 50 lid 1 Ow ziet op de kosten van het hele vernietiging. Hij meent dat de klachten in het geoordeeld dat deze inkomensschade volle- proces en dus ook op de kosten gemaakt in de principale beroep tegen de door de rechtbank dig wordt gecompenseerd door de rente op fase waarin verweer is gevoerd tegen de ontei- gehanteerde rentevoet van 4% falen (2.22) en het vrijkomende kapitaal die de onteigende gening als zodanig, blijk geeft van een onjuis- dat de klachten in het incidentele beroep met kan maken met een belegging die wat risico te rechtsopvatting, omdat art. 50 lid 1 Ow betrekking tot de proceskosten slagen, omdat en liquiditeit betreft de investering die voor slechts aanspraak geeft op vergoeding van de de tegengestelde opvatting tot een oneven- hem verloren ging zo dicht mogelijk bena- proceskosten die de onteigende heeft wichtig stelsel zou leiden (3.8-3.12). dert, te stellen op het gangbare percentage gemaakt in de fase waarin de schadeloosstel- van 4%. Onderdeel IV komt hiertegen terecht ling wordt vastgesteld. Deze klacht is onge- op. Het gaat in deze om het inkomensverlies grond. Art. 50 lid 1 Ow bepaalt dat de kosten dat een onteigende lijdt doordat hij geduren- van het proces ten laste komen van de ontei- 18 januari 2013, nr. 12/00503 de het betrekkelijk korte tijdvak dat naar ver- genende partij, zonder daarbij een onder- (Mrs. C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp en wachting gemoeid zal zijn met de verwerving scheid te maken tussen de proceskosten ter C.E. Drion; A-G P. Vlas) van vervangende grond, de opbrengsten mist zake van de onteigening als zodanig en de LJN BY0535 die de exploitatie van het onteigende hem proceskosten ter zake van de vaststelling van opleverde. In mindering op dat als onteige- de schadeloosstelling. Waar de kostenbepaling Nederlanderschap. Eisen van een goede pro- ningsgevolg te vergoeden verlies komen de van art. 50 lid 1, in iets andere versie, reeds in cesorde. Nieuwe bewijsstukken. Verzoeker renteopbrengsten over de in de schadeloos- de wet stond voordat de wijzigingswet van 27 verzoekt de vaststelling dat hij de Neder- stelling begrepen vergoeding van de werkelij- oktober 1972, Stb. 578 de vervroegde onteige- landse nationaliteit bezit en legt zes geboor- ke waarde van het onteigende. De vergoeding ning mogelijk maakte, en uit niets blijkt dat teakten over ter onderbouwing van zijn stel- van die werkelijke waarde kan niet worden de wijzigingswetgever een dergelijke splitsing ling dat Y zijn biologische moeder is. Na aangemerkt als ‘vrijkomend kapitaal’ in de van de kosten voor ogen heeft gestaan, kan tussenbeschikking legt verzoeker twee gebruikelijke onteigeningsrechtelijke beteke- niet worden aangenomen dat art. 50 lid 1 de schriftelijke verklaringen over. De rechtbank nis, omdat die vergoeding is bestemd voor de onteigende slechts aanspraak geeft op vergoe- laat die twee verklaringen buiten beschou- aankoop van de vervangende grond. Er kan ding van dat deel van de door hem gemaakte wing. HR: De rechtbank had niet op de enke- dan ook niet zonder meer van worden uitge- proceskosten dat betrekking heeft op de vast- le grond dat zij in de tussenbeschikking ver- gaan dat de onteigende met het bedrag van stelling van de schadeloosstelling. Opmerking zoeker slechts gelegenheid had gegeven zich die vergoeding zodanige renteopbrengsten verdient hierbij dat de onteigeningsrechter uit te laten omtrent medewerking aan een kan genereren als hij zou kunnen behalen wèl toetst of de kosten waarvan de onteigende DNA-onderzoek, aan deze nieuwe bewijs- met een belegging die wat risico en liquidi- partij op de voet van art. 50 lid 1 Ow vergoe- stukken mogen voorbijgaan. De rechtbank teit betreft de investering die voor hem ver- ding verlangt redelijkerwijs zijn gemaakt en had evenwel tot geen ander oordeel kunnen loren ging zo dicht mogelijk benadert. Veel- binnen een redelijke omvang zijn gebleven, en komen dan dat ook deze verklaringen onge- eer ligt het voor de hand om uit te gaan van dat hij daarbij tot het oordeel kan komen dat noegzaam zijn voor het verlangde bewijs. de rente over dat bedrag die de onteigende in buitensporige kosten die de onteigende het betrekkelijk korte tijdvak tussen de ontei- gemaakt heeft voor het voeren van een bij (Wet op het Nederlanderschap en ingezeten- gening en de verwerving van de vervangende voorbaat kansloos verweer tegen de vordering schap van 1892 art. 1 onder c; Rv art. 130, grond bij een solide bankinstelling zou kun- tot vervroegde onteigening, niet of in vermin- 152 en 283) nen bedingen. Het oordeel van de rechtbank derde mate voor vergoeding in aanmerking berust dus op een onjuiste rechtsopvatting. komen. Bij die toets geeft de wet aan de rech- Verzoeker, adv. mr. K. Aantjes, vs. de Staat In het incidentele beroep: onderdeel 1 ter een grote vrijheid terwijl het vierde lid van der Nederlanden (Ministerie van Binnen- bestrijdt het oordeel van de rechtbank dat art. 50 hem door de gebezigde bewoordingen landse Zaken en Koninkrijksrelaties, Immi- aan X een vergoeding van € 5 000 toekomt in belangrijke mate ontheft van zijn motive- gratie- en Naturalisatiedienst), adv. mr. J. wegens waardevermindering van het over- ringsplicht (zie rov. 3.4 van HR 6 maart 1991, van Duijvendijk-Brand blijvende, met name van de woning, voort- LJN AB9358, NJ 1991/818). Ook de motive- vloeiende uit overlast van het verkeer op het ringsklachten van het onderdeel zijn onge- Feiten en procesverloop onteigende. De overweging van de rechtbank grond. De rechtbank heeft haar beslissing toe- In dit geding heeft verzoeker op 11 december dat deze door X gestelde waardeverminde- reikend gemotiveerd. Ten overvloede wordt 2008 de rechtbank verzocht vast te stellen dat ring haar niet onredelijk voorkomt, geeft nog overwogen dat art. 50 Ow in overeen- hij bij zijn geboorte de Nederlandse nationali- inderdaad geen inzicht in de wijze waarop zij stemming met het hiervoor overwogene ook teit heeft verkregen en die nationaliteit nog die waardevermindering heeft begroot, maar van toepassing is in gevallen waarin de rech- altijd heeft. Daartoe heeft hij aangevoerd dat 250 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 315 Rechtspraak hij op in 1970 in Ghana is geboren als zoon De A-G meent dat de rechtbank kennelijk verklaard wegens misbruik van procesrecht van de ongehuwde vrouw Y die toen de Neder- ambtshalve heeft beslist de twee nieuwe ver- en de vader veroordelen in de proceskosten in landse nationaliteit had, zodat hij op grond klaringen buiten beschouwing te laten hoger beroep, aan de zijde van de moeder van art. 1 onder c van de Wet op het Nederlan- wegens strijd met de eisen van een goede pro- begroot op € 1788. derschap en ingezetenschap van 1892 (hierna: cesorde en dat in cassatie niet kan worden WNI) door geboorte het Nederlanderschap opgekomen tegen die beslissing (2.2-2.4). heeft verkregen. Zijn biologische vader, die hij nooit heeft gekend, is overleden toen verzoe- 251 ker ongeveer zeven jaar oud was. Zijn ouders Hoge Raad In cassatie komt de vader uitsluitend op tegen de proceskostenveroordeling. Hij bestrijdt niet het oordeel van het hof dat zijn nooit met elkaar gehuwd geweest en hij is 18 januari 2013, nr. 12/02463 sprake is van misbruik van procesrecht. Vol- nimmer door zijn biologische vader erkend. (Mrs. F.B. Bakels, C.A. Streefkerk, A.H.T. Hei- gens het middel is in verzoekschriftprocedu- De rechtbank heeft in haar tussenbeschikking sterkamp, M.A. Loth en G. Snijders; A-G mr. res slechts plaats voor een kostenveroorde- het volgende overwogen. Beoordeeld moet J.L.R.A. Huydecoper) ling indien sprake is van een ‘duidelijke worden of Y werkelijk de biologische moeder LJN BY0572 tegenpartij’, zodat een proceskostenveroorde- van verzoeker is. De overgelegde zes geboorte- ling alleen ten gunste van de ‘verweerder’ (in akten roepen bedenkingen op. Als geen ander Verzoekschriftprocedure. Proceskostenver- dit geval: de Raad) uitgesproken kan worden bewijs wordt bijgebracht, moet het verzoek oordeling. Het hof oordeelt dat een vader en niet ten gunste van (andere) belangheb- worden afgewezen. De rechtbank stelt verzoe- misbruik van procesrecht maakt door benden. Dit betoog berust op een onjuiste ker in de gelegenheid zich te beraden over hoger beroep in te stellen tegen een rechtsopvatting. In verzoekschriftprocedures zijn medewerking aan een DNA-onderzoek. In beschikking waarbij zijn zoon onder toe- worden volgens de wet de verzoeker(s) en de haar eindbeschikking heeft de rechtbank zicht is gesteld, en veroordeelt hem in de belanghebbende(n) als procespartijen aange- vooropgesteld dat de behandeling van de zaak proceskosten, waaronder de kosten van de merkt. Aan alle belanghebbenden worden alleen was aangehouden om verzoeker in de moeder. HR: In de verzoekschriftprocedure een afschrift van het verzoekschrift en een gelegenheid te stellen zich uit te laten over is de rechter bevoegd ten gunste van elke oproeping voor de zitting toegezonden (art. zijn medewerking aan een DNA-onderzoek, partij een proceskostenveroordeling uit te 279 lid 1 en 2 Rv), en zij hebben allen het zodat de door verzoeker na de tussenbeschik- spreken ten laste van een andere partij, recht een verweerschrift in te dienen (art. king naar voren gebrachte nieuwe argumen- indien laatstbedoelde partij ten opzichte 282 lid 1 Rv). Hun komt het recht toe bij dat ten buiten beschouwing zullen worden gela- van eerstgenoemde partij kan worden aan- verweerschrift een zelfstandig verzoek te ten (rov. 2.1). De rechtbank heeft het verzoek gemerkt als in het ongelijk gesteld. Of in doen dat betrekking moet hebben op het afgewezen en daartoe overwogen dat de religi- een bepaald geval aanleiding tot zodanige onderwerp van het oorspronkelijke verzoek, euze bezwaren van verzoeker tegen het uit- veroordeling bestaat, en zo ja, ten gunste maar dat zich niet behoeft te richten tegen voeren van een DNA-onderzoek voor zijn reke- van welke belanghebbende(n), is aan het de verzoeker, doch ook gericht kan zijn tegen ning dienen te blijven. inzicht van de feitenrechter overgelaten. andere belanghebbenden (art. 282 lid 4 Rv). Hoge Raad (Rv art. 289) De belanghebbenden mogen voorts tegen de eindbeschikking hoger beroep instellen (art. 358 lid 2 Rv) dan wel in hoger beroep een In cassatie komt verzoeker uitsluitend op tegen rov. 2.1 van de eindbeschikking. Het De vader, adv. mrs. P.S. Kamminga en T. Wel- verweerschrift indienen (art. 361 lid 3 Rv), bij middel klaagt dat de rechtbank zonder motive- schen, vs. de moeder, adv. mr. M.J. van Basten welk verweerschrift zij ook incidenteel hoger ring is voorbijgegaan aan een tweetal schrifte- Batenburg en vs. de Raad voor de Kinderbe- beroep mogen instellen (art. 358 lid 5 Rv). lijke verklaringen die verzoeker na de tussen- scherming, niet verschenen Omdat aldus bij verzoekschriftprocedures ook belanghebbenden onderling in zeker beschikking heeft overgelegd ten bewijze van het feit dat Y zijn moeder is. De rechtbank had Feiten en procesverloop opzicht tegenover elkaar kunnen komen te inderdaad niet op de enkele grond dat zij in de Uit de relatie van de vader en de moeder is staan, is de rechter op de voet van art. 289 Rv tussenbeschikking verzoeker slechts gelegen- in 2008 een zoon geboren. bevoegd ten gunste van elke partij een pro- heid had gegeven zich uit te laten omtrent In dit geding heeft de Raad de rechtbank ver- ceskostenveroordeling uit te spreken ten las- medewerking aan een DNA-onderzoek, aan zocht de zoon onder toezicht van Stichting te van een andere partij, indien laatstbedoel- deze nieuwe bewijsstukken mogen voorbij- Bureau Jeugdzorg Limburg te stellen. De recht- de partij ten opzichte van eerstgenoemde gaan. Hoewel de klacht in zoverre gegrond is, bank heeft dit verzoek toegewezen. De vader partij kan worden aangemerkt als in het kan zij niet tot cassatie leiden. In het licht van heeft hoger beroep ingesteld en het hof ver- ongelijk gesteld. Of in een bepaald geval aan- hetgeen de rechtbank in haar tussenbeschik- zocht te bepalen dat de gezinsvoogd afkom- leiding tot zodanige veroordeling bestaat, en king reeds had overwogen over de ongenoeg- stig moet zijn van de locatie Maastricht. De zo ja, ten gunste van welke zaamheid van de overgelegde geboorteakten Stichting heeft bij verweerschrift verzocht om belanghebbende(n), is aan het inzicht van de en de noodzaak van ander bewijs zoals een het beroep van de vader ongegrond te verkla- feitenrechter overgelaten. Het oordeel van DNA-onderzoek, had zij tot geen ander oordeel ren. De moeder heeft zich bij verweerschrift het hof dat de vader in dit geval is aan te kunnen komen dan dat ook deze verklaringen, gerefereerd aan het oordeel van het hof. Bij de merken als de in het ongelijk gestelde partij, gelet op hun summiere inhoud en bij gebreke mondelinge behandeling door het hof zijn de ook ten opzichte van de moeder, geeft geen van objectieve en verifieerbare gegevens en vader als appellant, de Raad als verweerder, en blijk van een onjuiste rechtsopvatting. van een nader bewijsaanbod, ongenoegzaam de Stichting en de moeder als belanghebben- Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu- zijn voor het verlangde bewijs dat Y werkelijk den verschenen. Ter zitting heeft de moeder sie van de A-G. de biologische moeder is van verzoeker. verzocht de vader te veroordelen in de proces- De A-G meent dat, wanneer een verzoeker/ Volgt verwerping, overeenkomstig de conclu- kosten van het hoger beroep. Het hof heeft de appellant nodeloos heeft veroorzaakt dat een sie van de A-G. vader niet-ontvankelijk in het hoger beroep belanghebbende kosten heeft opgelopen, de 316 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Rechtspraak rechter bevoegd is een kostenveroordeling ten op de hardheidsclausule kunnen rechtvaardi- voor met de honkbalknuppel een gat in twee gunste van de belanghebbende uit te spreken, gen. van de desbetreffende ruiten geslagen. ook als de belanghebbende het standpunt Volgt niet-ontvankelijkverklaring in het cassa- Uit een proces-verbaal sporenonderzoek blijkt van de verzoeker/appellant niet inhoudelijk tieberoep, overeenkomstig de conclusie van dat het onderste deel van de gevel (tot aan de heeft bestreden (onder 11). de A-G. bovenverdieping) van het café bestaat uit een 252 houten raamwerk met daarin 6 glazen panelen van dubbel glas. Eén van deze panelen zit Hoge Raad (strafkamer) in de toegangsdeur (paneel nr. 4). Bij onder- 18 januari 2013, nr. 12/04425 Deze rubriek wordt verzorgd door prof. mr. zoek aan de glaspanelen naar aanleiding van (Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders en M.V. P.H.P.H.M.C van Kempen, hoogleraar het schietincident werden vier, mogelijk vijf, Polak; A-G mr. F.F. Langemeijer) straf(proces)recht Radboud Universiteit Nij- inschoten waargenomen en ingemeten. Alle LJN BY6024 megen. mogelijke inschoten zijn van buitenaf ont- Griffierecht. Niet-tijdige betaling. Hard- 253 staan. In paneel 5 werd in de buitenste ruit op de hoogte van 137 centimeter en 14,5 centimeter uit de linkerstijl een ringvormig gat heidsclausule. HR: Dat de advocaat mogelijk niet binnen de wettelijke betalingster- 8 januari 2013, nr. 11/00081 aangetroffen. In het verlengde van dit gat mijn een nota heeft ontvangen, brengt niet (Mrs. W.A.M. van Schendel, W.F. Groos, Y. bevond zich op nagenoeg gelijke hoogte een zonder meer mee dat de termijnoverschrij- Buruma, N. Jörg en V. van den Brink) gat in de binnenste ruit. Behoudens dit gat ding verschoonbaar is. (Na conclusie van A-G Knigge, strekkende was een groot deel van de ruit gebroken en tot vernietiging uitsluitend wat betreft zijn de gebroken ruitdelen grotendeels terecht opgelegde gevangenisstraf, tot verminde- gekomen op de grond van het café. ring daarvan en tot verwerping voor het Uit bovenstaande bevindingen, bezien in De vrouw, adv. mr. K. Mohassel Zadeh, vs. de overige; adv. mr. J. Boksem, Leeuwarden) samenhang met de verklaringen van verdach- man LJN BX6742 te en twee getuigen, leidt het hof het volgen- Procesverloop Voorwaardelijk opzet op meervoudige 4] met een ijzeren voorwerp een gat in het De betalingstermijn van het door de vrouw in poging moord. Gelet op bewijsvoering niet vijfde paneel en vervolgens in het vierde cassatie verschuldigde griffierecht is op 11 zonder meer begrijpelijke vaststelling dat paneel geslagen. Daarna heeft verdachte ach- oktober 2012 verstreken. Zij heeft het griffie- één schot van verdachte voorwaardelijk tereenvolgens één kogel op het vijfde paneel, recht echter pas op 8 november 2012 voldaan. opzet op poging tot moord op vier personen één kogel op het vierde paneel, twee kogels op De advocaat van de vrouw heeft aangevoerd omvat. A-G: anders. het derde paneel en tenslotte één kogel op het (Rv art. 282a lid 2 en 4, 427b) de af. ‘Eerst heeft medeverdachte [betrokkene vijfde paneel afgevuurd. Alle vijf de kogels zijn dat zij de nota voor het griffierecht pas op 29 oktober 2012 heeft ontvangen, hetgeen moge- (Sr art. 289) daarbij door het dubbele glas geschoten.’ Gebleken is dat op de benedenverdieping van lijk hierdoor wordt verklaard dat de wijziging van haar kantooradres niet goed door de Afde- Inleiding het pand waarin het café is gevestigd vijf per- ling Financiën van de Hoge Raad is verwerkt. Schietpartij in café te Valkenburg. Verdachte sonen aanwezig zijn geweest ten tijde van is veroordeeld wegens viervoudige poging (een deel van) het schietincident. Uit de uit Hoge Raad moord omdat hij – kort gezegd – in Valken- het proces-verbaal sporenonderzoek blijkende Als uitgangspunt moet worden genomen dat burg ter uitvoering van het door verdachte positie van de aanwezigen in het café leidt het in cassatie partijen in alle gevallen worden voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met hof af ‘dat op het moment dat het eerste schot vertegenwoordigd door een advocaat en dat voorbedachten rade vier personen van het op het vijfde paneel werd afgevuurd in ieder deze op grond van zijn deskundigheid en ken- leven te beroven, met dat opzet en na kalm geval [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrok- nis ten aanzien van de procedure in cassatie beraad en rustig overleg met een vuurwapen kene 5] en [betrokkene 6] zich rechts van het zonder meer geacht moet worden op de hoog- een kogel heeft afgevuurd op een café, in midden van het café bevonden bij of in de te te zijn van de hier aan de orde zijnde ter- welk café, tijdens voornoemd afvuren van die buurt van de voorste bar. Voorts staat op basis mijn en van de verstrekkende gevolgen die de kogel, voornoemde personen zich bevonden, van de van het interieur van het café gemaak- wet verbindt aan overschrijding daarvan. Dit terwijl de uitvoering van dat voorgenomen te foto’s 6 en 7, die ter zitting in hoger beroep brengt mee dat de advocaat niet kan afwach- misdrijf niet is voltooid. aan de orde zijn geweest, vast dat de voorste ten totdat hem een nota wordt toegestuurd, Aanleiding tot de schietpartij was een onenig- bar zich in het verlengde van het vijfde paneel maar zo nodig actie moet ondernemen tenein- heid die de verdachte kreeg met de eigenaar bevond, hetgeen wordt bevestigd door de de te zorgen voor tijdige betaling van het grif- van het café [betrokkene 1] over de betaling getuige [getuige 1], die heeft verklaard dat fierecht. Dat de advocaat van de vrouw moge- van drie door de verdachte bestelde biertjes. achter de ruit waarop door verdachte als eer- lijk niet binnen de wettelijke betalingstermijn Verdachte, die in gezelschap was van [betrok- ste werd geschoten, de bar stond waar de eige- een nota heeft ontvangen, brengt daarom niet kene 4], is toen op een gegeven moment met naar en het personeel stonden.’ Wat betreft de zonder meer mee dat de termijnoverschrijding [betrokkene 4] weggegaan om korte tijd later, schietrichting heeft verdachte verklaard dat verschoonbaar is (HR 16 maart 2012, LJN nu voorzien van een honkbalknuppel en een hij alle vijf de pistoolschoten in de richting BU7361, NJ 2012/275; HR 16 november 2012, vuurwapen, met [betrokkene 4] bij het café van de aan de linkerzijde van het pand bevin- LJN BX7466). Verder zijn geen feiten of terug te keren. Uit bewijsmiddelen blijkt dat dende muziekinstallatie heeft geschoten. Het omstandigheden aangevoerd die ertoe leiden verdachte vijfmaal vanaf de buitenzijde van hof concludeert op grond van bevindingen dat de te late betaling verschoonbaar is. Ook het café met een vuurwapen heeft geschoten van de deskundige en de verklaring van een overigens heeft de vrouw geen feiten of op de ruiten aan de voorzijde van het café. getuige ‘dat verdachte in ieder geval de eerste omstandigheden aangevoerd die een beroep Medeverdachte [betrokkene 4] had even daar- twee schoten nagenoeg recht op de respec- NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 317 Rechtspraak 254 tieve ruiten (panelen 4 en 5) heeft afgevuurd paneel het café was ingeschoten; en dat het niet aannemelijk is dat deze scho- is het hof van oordeel dat er sprake was van ten gericht zijn geweest op de muziekinstalla- een aanmerkelijke kans dat verdachte één van 8 januari 2013, nr. 11/03166 tie.’ Daarna overweegt het hof het volgende. genoemde vier personen dodelijk zou raken. (Mrs. A.J.A. van Dorst, J. de Hullu, W.F. Groos, ‘14 […] Het hof komt dan toe aan de vraag of Op grond van bovenstaande feiten en Y. Buruma en J. Wortel) de verdachte voorwaardelijk opzet had op de omstandigheden in onderling verband en (Na conclusie van A-G Hofstee, strekkende tot dood van één of meer van de in de tenlaste- samenhang beschouwd, komt het hof tot de verwerping; adv. mr. H.K. Jap-A-Joe, Utrecht) legging bedoelde personen. In dat kader slotsom dat (in ieder geval) het lossen van LJN BX6910 dient in de eerste plaats te worden beoor- het eerste schot door verdachte moet worden deeld of door de gedragingen van verdachte aangemerkt als een gedraging zozeer gericht Witwassen door het voorhanden hebben van de aanmerkelijke kans op dodelijk letsel van op het mogelijk gevolg, te weten de dood van een voorwerp dat afkomstig is uit een door één of meer van deze personen is ontstaan. [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 5] de verdachte zelf begaan misdrijf. Aanvul- Naar het oordeel van het hof dient dit in en [betrokkene 6], dat het niet anders kan ling op HR 26 oktober 2010, LJN BM4440, NJ ieder geval te worden aangenomen wat zijn dan dat verdachte bewust de aanmerke- 2010/655 wat betreft situatie waarin vast- betreft het schot dat verdachte heeft afge- lijke kans op dat gevolg heeft aanvaard. staat dat het enkele voorhanden hebben door vuurd op paneel 5. Op foto 28 (die ter zitting Het hof verwerpt het verweer van de raads- de verdachte van een voorwerp dat afkom- in hoger beroep aan de orde is gesteld) is man in zoverre het gaat om het voorwaarde- stig is uit een door hemzelf begaan misdrijf waar te nemen dat de door verdachte op lijk opzet op de dood van de vier zojuist niet kan hebben bijgedragen aan het verber- paneel 5 afgevuurde kogel een gat heeft ver- genoemde personen.’ gen of verhullen van de criminele herkomst oorzaakt op korte afstand van een zeer groot Het (eerste) cassatiemiddel komt op tegen de van dat voorwerp. A-G: in casu anders. gat dat even daarvoor door [betrokkene 4] in bewezenverklaring en de kwalificatie door dat paneel was geslagen. het Hof. Het middel klaagt dat de bewezen- De kans dat de afgevuurde kogel niet het glas verklaring en de daarop gebaseerde kwalifica- had geraakt, maar door het reeds ontstane gat tie – die erop zouden neerkomen dat de ver- Hoge Raad, onder meer: het café zou zijn ingegaan, acht het hof groot dachte heeft getracht vier personen met één 2.3.1. Over het witwassen door het voorhan- tot zeer groot. Hierbij betrekt het hof het schot uit een vuurwapen dood te schieten den hebben van een voorwerp dat afkomstig gegeven dat verdachte volgens zijn verklaring – onbegrijpelijk is en/of blijk geeft van een is uit een door de verdachte zelf begaan mis- vóór 19 september 2009 nog nimmer een pis- onjuiste rechtsopvatting. drijf, is in HR 26 oktober 2010, LJN BM4440, (Sr art. 420bis en 420quater) NJ 2010/655 het volgende overwogen. tool in handen had gehad en dus een ongeoefend schutter was, alsmede de omstandighe- Hoge Raad, onder meer: Vooropgesteld moet worden dat op zichzelf den dat verdachte in een geagiteerde 2.3. De tenlastelegging houdt in, kort gezegd, noch de tekst noch de geschiedenis van de tot- gemoedstoestand verkeerde en onder invloed dat de verdachte heeft gepoogd opzettelijk standkoming van de art. 420bis en 420quater was van alcohol en van cocaïne, welke drug en met voorbedachten rade ‘[betrokkene 1] Sr eraan in de weg staat dat iemand die een in verdachte naar zijn zeggen nooit eerder had en/of [betrokkene 2] en/of [betrokkene 3] en/ die bepalingen omschreven gedraging ver- gebruikt. Het is een feit van algemene of een of meer andere personen’ van het richt ten aanzien van een voorwerp dat bekendheid dat deze omstandigheden belem- leven te beroven. Het Hof heeft zich blijkens afkomstig is uit enig door hemzelf begaan merend kunnen werken op het waarnemings- bewijsoverweging 14 de vraag gesteld of ‘door misdrijf, wordt veroordeeld wegens – kort en oriëntatievermogen en op de fijne moto- de gedragingen van de verdachte de aanmer- gezegd – (schuld)witwassen. Dat geldt, naar riek. Aangenomen moet dan ook worden dat kelijke kans op dodelijk letsel van één of uit de tekst van de wet volgt, ook voor het verdachte niet in staat was zo nauwkeurig te meer van deze personen is ontstaan’. Het voorhanden hebben van zo’n voorwerp (vgl. schieten dat hij (net) naast het grote gat in de heeft daarover uiteindelijk als ‘slotsom’ vast- HR 2 oktober 2007, LJN BA7923, NJ 2008/16). ruit zou schieten dat eerder door het slaan gesteld ‘dat (in ieder geval) het lossen van het Dit betekent niet dat elke gedraging die in de van [betrokkene 4] is ontstaan. eerste schot door verdachte moet worden art. 420bis, eerste lid, en 420quater, eerste lid, In aanmerking genomen voorts dat uit het- aangemerkt als een gedraging zozeer gericht Sr is omschreven, onder alle omstandigheden geen hiervoor is overwogen is gebleken dat: op het mogelijk gevolg, te weten de dood van de - in beide bepalingen nader omschreven - het eerste schot op een hoogte van 137 cen- [betrokkene 2], [betrokkene 1], [betrokkene 5] - kwalificatie witwassen onderscheidenlijk timeter in het vijfde paneel is aangetroffen, en [betrokkene 6], dat het niet anders kan schuldwitwassen rechtvaardigt (vgl. in ander hetgeen inhoudt dat de kogel vitale zijn dan dat verdachte bewust de aanmerke- verband HR 5 september 2006, LJN AU6712, lichaamsdelen van de in het café aanwezige lijke kans op dat gevolg heeft aanvaard’. In NJ 2006/612). Zo kan ingeval het gaat om een personen had kunnen treffen; overeenstemming daarmee heeft het Hof voorwerp dat afkomstig is uit een door de - verdachte dit schot nagenoeg recht op de bewezenverklaard dat de verdachte heeft verdachte zelf begaan misdrijf en hem het ruit heeft afgevuurd; gepoogd ‘[betrokkene 1] en [betrokkene 2] en ‘voorhanden hebben’ daarvan wordt verwe- - op het moment dat bedoeld schot werd twee andere personen’ van het leven te bero- ten, de vraag rijzen of een dergelijk enkel afgevuurd zich in ieder geval vier personen, ven, hetgeen het Hof vervolgens heeft gekwa- voorhanden hebben voldoende is om als te weten [betrokkene 2], [betrokkene 1], lificeerd als ‘poging tot moord, meermalen (schuld)witwassen te worden aangemerkt. [betrokkene 5] en [betrokkene 6] in het gepleegd’. Die beslissingen zijn echter, gelet Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaar- schootsveld hebben bevonden; op hetgeen het Hof in de bewijsvoering met stelling van witwassen strekt ter bescherming - verdachte heeft verklaard te hebben gezien betrekking tot dat eerste schot heeft vastge- van de aantasting van de integriteit van het dat zich meerdere personen in de buurt van steld, niet zonder meer begrijpelijk. financieel en economisch verkeer en van de de bar bevonden; Het middel dat daarop gerichte klachten openbare orde, dat witwassen een veelomvat- - dodelijk letsel zeer reëel dient te worden bevat, slaagt. tend, maar ook te begrenzen fenomeen is, en geacht wanneer door het (grote) gat in het Volgt vernietiging en terugwijzing. dat ook in het geval het witwassen de 318 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Rechtspraak opbrengsten van eigen misdrijf betreft, van de een voorwerp - te weten een geldbedrag - dat gemaakt voor een onderzoek door de bedrijfs- witwasser in beginsel een handeling wordt afkomstig is uit een door de medeverdachte recherche alsmede de daarmee gemoeide per- gevergd die erop is gericht ‘om zijn criminele begaan misdrijf (niet-ambtelijke corruptie). In soneelskosten. De bestreden uitspraak houdt opbrengsten veilig te stellen’. een dergelijk geval zal uit de motivering van het wat betreft de vordering van de benadeelde Gelet hierop moet worden aangenomen dat oordeel dat sprake is van het medeplegen van partij het volgende in over het onderzoek door indien vaststaat dat het enkele voorhanden (schuld)witwassen moeten kunnen worden de bedrijfsrecherche: ‘De benadeelde partij zag hebben door de verdachte van een voorwerp afgeleid dat in nauwe en bewuste samenwer- zich genoodzaakt de bedrijfsrecherche in te dat afkomstig is uit een door hemzelf begaan king meer is gedaan dan het enkele voorhan- schakelen, nu de bij de bewoners en het perso- misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het den hebben van het voorwerp doordat de gedra- neel ontstane onrust zo snel mogelijk wegge- verbergen of verhullen van de criminele her- gingen ook (kennelijk) gericht zijn geweest op nomen diende te worden en de prioriteit van komst van dat voorwerp, die gedraging niet als het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de de politie niet bij deze zaak lag. (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd. criminele herkomst van het voorwerp. Het hof acht, anders dan de raadsman, zowel 2.3.2. Aan deze overwegingen voegt de Hoge 2.5. Nu het Hof niet meer heeft vastgesteld het maken van de kosten als de omvang ervan Raad ter verduidelijking het volgende toe. Met dan dat de medeverdachte de gelden in de redelijk en zal deze post toewijzen. Dit, met deze rechtspraak wordt mede beoogd te voor- kluis in zijn woning bewaarde en de verdach- dien verstande dat – conform het oordeel van komen dat een verdachte die een bepaald mis- te hiervan op de hoogte was, heeft het Hof de rechtbank – de crediteurskosten niet bij de drijf heeft begaan en die de door dat misdrijf zijn oordeel dat sprake was van het medeple- factuur van [...] Bedrijfsrecherche moeten wor- verkregen voorwerpen onder zich heeft en dus gen van witwassen ontoereikend gemoti- den opgeteld, zoals in de vordering is gedaan, voorhanden heeft, zich automatisch ook schul- veerd, omdat daaruit niet zonder meer kan maar moeten worden afgetrokken. Na aftrek dig maakt aan het witwassen van die voorwer- worden afgeleid dat daarmee in nauwe en bedraagt deze schadepost € 8.082,25.’ pen. Bovendien wordt aldus bevorderd dat in bewuste samenwerking gedragingen zijn ver- zo een geval het door de verdachte begane richt die ook (kennelijk) gericht zijn geweest Hoge Raad, onder meer: (grond)misdrijf, dat in de regel nader is op het daadwerkelijk verbergen of verhullen 2.4. Voor toewijzing van een vordering tot omschreven in een van specifieke bestandde- van de criminele herkomst van de gelden. schadevergoeding als bedoeld in art. 51a, eer- len voorziene strafbepaling, in de vervolging 2.6. Het middel slaagt. ste lid, Sv komen alleen die schade in aan- centraal staat. Daarom is beslist dat ‘indien Volgt vernietiging en terugwijzing. merking die rechtstreeks is geleden door het vaststaat dat het enkele voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat 255 afkomstig is uit een door hemzelf begaan mis- strafbare feit als bedoeld in art. 361, tweede lid onder b, Sv. Indien daarvan sprake is komen ingevolge art. 6:96, tweede lid onder drijf niet kan hebben bijgedragen aan het ver- 8 januari 2013, nr. 11/04372 b, BW als vermogensschade mede voor ver- bergen of verhullen van de criminele her- (Mrs. W.A.M. van Schendel, H.A.G. Splinter- goeding in aanmerking redelijke kosten ter komst van dat voorwerp, die gedraging niet als van Kan en J. Wortel) vaststelling van schade en aansprakelijkheid. (schuld)witwassen kan worden gekwalificeerd’. (Na conclusie van A-G Silvis, strekkende tot 2.5. Het oordeel van het Hof dat de kosten die Er moet in dergelijke gevallen dus sprake zijn verwerping; adv. mr. H.J. Veen, Delfzijl) door NOVO als benadeelde partij zijn gemaakt van een gedraging die meer omvat dan het LJN BY5333 in het kader van een onderzoek door een enkele voorhanden hebben en die een op het extern bedrijfsrecherchebureau, alsmede de in daadwerkelijk verbergen of verhullen van de Vordering benadeelde partij. Voor toewijzing dit verband gemaakte personeelskosten, in het criminele herkomst van dat door eigen mis- van een vordering tot schadevergoeding als onderhavige geval moeten worden aange- drijf verkregen voorwerp gericht karakter bedoeld in art. 51a lid 1 Sv komen – binnen merkt als rechtstreekse schade in de zin van heeft. Ingeval de gedraging betrekking heeft de reikwijdte van art. 361 lid 2 onder b Sv art. 361, tweede lid onder b, Sv geeft, mede in op een gedeelte van die voorwerpen, kan – ingevolge art. 6:96 lid 2 onder b BW als ver- het licht van art. 6:96, tweede lid onder b, BW, slechts het voorhanden hebben van dat mogensschade mede voor vergoeding in aan- niet blijk van een onjuiste rechtsopvatting. Het gedeelte worden aangemerkt als witwassen. merking redelijke kosten ter vaststelling van Hof heeft in zijn overwegingen voorts als zijn In die eerdere rechtspraak is voorts tot uit- schade en aansprakelijkheid. oordeel tot uitdrukking gebracht dat ook is drukking gebracht dat een vonnis of arrest voldaan aan de vereisten dat de kosten die voldoende duidelijkheid moet verschaffen (Sv art. 51a lid 1 en 361 lid 2 sub b; BW art. door de benadeelde partij te dezer zake zijn over de door de rechter in dit verband rele- 6:96 lid 2) gevorderd in redelijkheid zijn gemaakt en ook vant geachte gedragingen van de verdachte. in omvang redelijk zijn. Dat oordeel is niet Wanneer het gaat om het voorhanden hebben Inleiding onbegrijpelijk en, in aanmerking genomen van een voorwerp dat afkomstig is uit een Verdachte is veroordeeld voor het samen met hetgeen blijkens het proces-verbaal door en door de verdachte zelf begaan misdrijf, moe- twee anderen wegnemen van een geldbedrag, namens de verdachte als verweer met betrek- ten daarom bepaaldelijk eisen worden gesteld een kluis en een aantal doosjes uit een woon- king tot deze onderdelen van de vordering is aan de motivering van het oordeel dat sprake zorgcomplex van benadeelde partij NOVO waar aangevoerd, toereikend gemotiveerd. Uit het is van (schuld)witwassen. Uit die motivering zij als stagiaire werkzaam was, waarbij haar proces-verbaal van de terechtzitting in hoger moet kunnen worden afgeleid dat de verdach- mededaders zich de toegang tot de plaats des beroep blijkt niet dat een beroep is gedaan op te het voorwerp niet slechts voorhanden heeft misdrijfs hebben verschaft en de weg te de in de schriftuur vermelde feiten en omstan- gehad, maar dat zijn gedragingen ook (kenne- nemen goederen onder hun bereik hebben digheden. Beoordeling daarvan vergt een lijk) gericht zijn geweest op het daadwerkelijk gebracht door middel van valse sleutels. onderzoek van feitelijke aard zodat daarop verbergen of verhullen van de criminele her- Het cassatiemiddel bevat onder meer de klacht niet voor het eerst in cassatie met vrucht een komst van het voorwerp. dat het Hof ten onrechte heeft toegewezen de beroep kan worden gedaan. 2.4. In het onderhavige geval gaat het om het vordering van de benadeelde partij voor zover Het middel is in zoverre tevergeefs voorgesteld. medeplegen van het voorhanden hebben van betrekking hebbende op de kosten die zijn Volgt verwerping. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 319 256 Boeken Mensenrechten zijn niet soft Over plechtige beloftes, politici die dat even dreigen te vergeten en Straatsburgse rechters die doen waarvoor ze zijn ingehuurd Deze rede werd in verkorte vorm uitgesproken bij gelegenheid van de opening van het academisch jaar 2012-2013 van de juridische faculteit van de VU. Egbert Myjer, tot voor kort EHRMrechter, betoogt waarom mensenrechten niet soft zijn. De rechten uit het EVRM zijn keiharde minimumrechten en bovendien van een hoge orde. De lidstaten zullen zich moeten houden aan hun beloftes die rechten na te komen. Het EHRM heeft de taak die naleving te controleren. Het Hof mag uitdrukkelijk interpreteren maar is daarbij wel gebonden aan de grenzen van het Weens verdragenverdrag. Kritiek op het Hof is er altijd wel geweest. Hij geeft een aantal richtlijnen voor Staten die menen dat het Hof toch te ver gaat in die interpretatie. Het is wel nuttig te bedenken dat veel uitspraken die ooit voorwerp waren van kritiek nu worden gekoesterd als het ‘acquis’ van het Hof. De grenzen van aanvaardbare interpretatie zijn volgens Myjer nog lang niet bereikt. Egbert Myjer dhr. Van Dijk door middel van het boek te kunnen laten blijken. Van Dijk is een prominent criminoloog die zijn wereldwijde faam onder veel meer te danken heeft aan zijn bijdrage aan de International Crime Victims Survey. Hij ontving vele prijzen, waaronder recentelijk de Stockholm Prize in Criminology, ook wel de Nobelprijs voor criminologie genoemd. Een van de opvallende aspecten van Van Dijk’s carrière is dat hij zo succesvol is geworden terwijl zijn werkende leven zich maar gedeeltelijk aan de Universiteit heeft afgespeeld: hij heeft ook een indrukwekkende loopbaan gekend als ambtenaar. Wat maakte hem zo bijzonder? Blijkens het voorwoord van de bundel, kunnen in elk geval twee dimensies worden genoemd waarin hij echt een verschil maakte. Ten eerste dat Van Dijk al heel vroeg de mogelijkheden en relevantie van internationalisatie voor zowel academisch onderzoek als beleidsmakers onderkende. Hijzelf reisde daarom erg veel en kreeg zo zijn bijnaam KLM Van Dijk. In de tweede plaats leverde hij in al de posities die hij bekleedde zeer regelmatig de doorslaggevende intellectuele bijdrage. Marc Groenhuijsen, Rianne Letschert en Sylvia Hazenbroek (red.) Wolf Legal Publishers 2012, 446 p., € 39,95 ISBN 978 90 5850 932 1 Wolf Legal Publisher 2012, 38 p., € 8 ISBN 978 90 5850 915 4 KLM Van Dijk Liber amicorum prof.dr. mr. J.J.M. van Dijk Dit liber amicorum is samengesteld ter ere van het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van Jan ‘KLM’ van Dijk, hoogleraar Victimology and Human Security aan Tilburg University (International Victimology Institute Tilburg, oftewel: INTERVICT). Niet dat hij van plan is geheel te stoppen; hij zal actief blijven als docent en onderzoeker, maar de mensen die hebben bijgedragen aan deze bundel hebben de gelegenheid met enthousiasme te baat genomen om hun enorme waardering voor 320 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Over meesters in de rechten en priesters van het recht Feit en fictie in hun opleiding De inhoud van de opleiding van de jurist is al eeuwenlang voorwerp van discussie en zal dat ook blijven. Vanaf het einde van de 19e eeuw beschouwt de overheid het als haar taak de kwaliteit van de toekomstige rechter en advocaat te waarborgen door invloed uit te oefenen op het curriculum. Zij immers zijn de bewakers van de rechtsstaat die, voorzien van een moreel kompas, geacht worden in de beroepspraktijk ‘meesterlijk’ te handelen. In deze uitgebreide versie van haar oratie beschrijft de auteur het spanningsveld tussen academische en beroepsopleiding. Rode draad in haar betoog is dat keuzes worden gemaakt zonder voldoende inzicht in de feiten die daaraan ten grondslag liggen. De invoering van het bachelor-masterstelsel, de toename van het aantal vakken in de studie, de specialisering van juridische faculteiten vergen analyse en visie hoe het curriculum goed vorm te geven. Dat is voor de togaberoepsgroepen van belang om een continuüm in hun opleiding te kunnen creëren. Margreet Ahsmann Boom Juridische uitgevers 2013, 177 p., € 21 ISBN 978 90 8974 742 6 Boobytraps, valkuilen en instinkers in het burgerlijk recht Soms hebben vervalclausules, verjaringstermijnen, terhandstellingsplichten meer weg van een boobytrap, valkuil of instinker dan van een zinvolle verdeling van rechten en plichten in een civielrechtelijke rechtsverhouding. En er zijn nog meer instinkers: voor beleidsmakers bijvoorbeeld, die denken een probleem op te lossen zonder in te zien dat ze een ander probleem creëren. Of voor onervaren deelnemers aan het rechtsverkeer die door onwetendheid structureel op achterstand komen te staan. De auteurs besteden aandacht aan herkomst, doel en strekking van verschillende boobytraps, valkuilen en instinkers. Zij gaan ook na in hoeverre het recht verbeterd kan worden om beter tegemoet te komen aan de belangen van partijen, om beter hanteerbaar recht te verkrijgen en om effectiviteit van wettelijke regels te waarborgen. Het boek bevat dertien opstellen van masterstudenten van de Erasmus School of Law. Met het schrijven van hun bijdrage aan dit boek voltooiden zij hun Master Privaatrecht, Master Aansprakelijkheid en Verzekering of hun Togamaster. W.H. van Boom, M. van Kogelenberg en M.L. Tuil (red.) Jonge Meesters-reeks Boom Juridische uitgevers 2012, 325 p., € 65 ISBN 978 90 8974 726 6 Tijdschriften 257 Algemeen Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 C. Stolker Over de toekomst van het juridisch onderwijs – Het universitaire juridische onderwijs staat volop in de belangstelling: van de opleidingen zelf natuurlijk, van de studenten, onderwijsspecialisten, de beroepspraktijk, van visitatieen accreditatiecommissies, en inmiddels ook van de regering. De rechtenfaculteiten leggen de lat al enkele jaren steeds hoger, voor zichzelf en voor de studenten. Schr. gaat in dit artikel in op de doelstellingen van de rechtenopleiding en beziet, mede aan de hand van een vergelijking met de medische opleiding, hoe met vaak beperkte middelen misschien nog meer kan worden bereikt. 258 Burgerlijk (proces) recht Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 T. van der Linden De opgedrongen verrijking – Schr. onderzoekt in dit artikel de problematiek rondom de opgedrongen verrijking. In hoeverre kan de verrijkte aansprakelijkheid uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking ontlopen met het verweer dat hem een bestedingspatroon is opgedrongen? Om deze vraag te beantwoorden belicht schr. eerst het theoretische fundament van het verrijkingsrechtelijke uitgangspunt dat een opgedrongen verrijking niet voor schadevergoeding in aanmerking komt. Deze vuistregel is terug te voeren op het aan het systeem van het vermogensrecht ten grondslag liggende autonomiebeginsel. Betoogd wordt dat voor het antwoord op de gestelde vraag van doorslaggevend belang is in hoeverre de verrijkte daadwerkelijk in zijn autonomie wordt aangetast als hij schadevergoeding moet betalen. Schr. illustreert deze stelling aan de hand van een aantal casusposities die in het verlengde liggen van de zaakwaarneming, de precontractuele fase en onbevoegde vertegenwoordiging. Bedrijfsjuridische berichten Nr. 1, 15 jan. 2013 G.H. van Lankhorst, Bb 2013/1 Inspanningen ten behoeve van de boedel – In dit artikel geeft schr. een uitgebreide bespreking van het arrest van het Hof ’s-Hertogenbosch van 19 april 2012, LJN BW3476, waarin aan de orde kwam of het niet voldoen aan de sollicitatieverplichting van een saniet moet leiden tot een verlenging van de termijn van de schuldsaneringsregeling. 259 Fiscaal recht Praktijkblad Salarisadministratie 15e jrg. nr. 2, 18 jan. 2013 Mr. C.L.J.R. Douven Gebruikelijk loon – afroommethode: lekker (niet) makkelijk. Belastingverdrag België & gebruikelijkloonregeling – De Hoge Raad heeft in 2004 bij de bepaling van het gebruikelijke loon van een directeur/aanmerkelijkbelanghouder de afroommethode goedgekeurd. De Belastingdienst heeft deze methode omarmd, omdat zo relatief eenvoudig een hoog gebruikelijk loon kan worden vastgesteld in afwijking van het daadwerkelijk uitbetaalde loon. Grote stappen snel thuis lijkt de werkwijze van de Belastingdienst. De Hoge Raad heeft op 9 november 2012 deze benadering als te ongenuanceerd voor bepaalde situaties afgewezen. Dit artikel gaat in op de nuanceringen die de Hoge Raad aanbrengt. Omdat het in één casus ging om een inwoner van België, komt ook de toepassing van een belastingverdrag bij de gebruikelijkloonregeling aan de orde. Tijdschrift voor Agrarisch recht 72e jrg. nr. 12, dec. 2012 A. Visscher, A. Verduijn Inkomstenbelastingaspecten van ´Rood voor Rood´ – Er zijn in Nederland bij provincies en gemeenten diverse regelingen voor functiewijziging van agrarische bebouwing. Met name de functiewijzigingsregelingen als de Ruimte voor Ruimteregelingen en de regelingen voor Vrijkomende Agrarische Bedrijfsgebouwen (VAB) voorzien in het onder voorwaarden kunnen verkrijgen van een bouwtitel voor een nieuwe woning in het buitengebied, waarbij de tegenprestatie bestaat uit bijvoorbeeld het slopen van oude agrarische bedrijfsgebouwen of het ontwikkelen van een landgoed met natuur. In deze bijdrage wordt ingegaan op de fiscale gevolgen (met name voor de inkomstenbelasting) van één van deze vormen van functieverandering, het slopen van voormalige agrarische gebouwen en het in ruil daarvoor verkrijgen van een bouwtitel voor één of meer nieuwe woningen op grond met een oorspronkelijk agrarische bestemming, anders dan een agrarische bedrijfswoning. Weekblad Fiscaal recht 142e jrg. nr. 6984, 17 jan. 2013 Mr. C. Bruijsten, mr. A.J.F. Antonius, WFR 2013/70 Het wetsvoorstel Wet verhuurderheffing wacht op een novelle – De Eerste Kamer heeft de stemming over het wetsvoorstel Wet verhuurderheffing aangehouden. Minister Blok heeft toegezegd om met een novelle te komen. In dit artikel bespreken schrs. de achtergrond van het wetsvoorstel en gaan zijn vervolgens nader in op een aantal onderdelen van het huidige wetsvoorstel. (Zie voor de novelle de rubriek Wetgeving, onder Nieuwe wetsvoorstellen, in deze aflevering van het NJB.) Mr. G.P. Schutz, WFR 2013/80 Het aanmerkelijkbelangregime in de vennootschapsbelasting en het Nederlandse vestigingsklimaat voor hoofdkantoren – Een keuze voor Nederland als vestigingslocatie voor reële (hoofdkantoor)activiteiten wordt regelmatig gedwarsboomd door het aanmerkelijkbelangregime voor buitenlands NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 321 Tijdschriften belastingplichtigen in de vennootschapsbelasting. Dit regime brengt met zich dat het gunstiger is om substance in het buitenland dan in Nederland op te bouwen. Uitgaande van de wens om het gebruik van postbusmaatschappijen in Nederland te verminderen en tevens de aantrekkelijkheid van Nederland als vestigingslocatie voor reële (hoofdkantoor)activiteiten te bevorderen, is dit uiterst onwenselijk. Schr. doet enkele aanbevelingen voor een beleidsbesluit waardoor Nederland aantrekkelijker zou worden als hoofdkantoorlocatie. Tevens schetst hij de contouren van een alternatieve benadering waarbij de stimulans om substance buiten Nederland op te bouwen wordt weggenomen en de nadruk meer komt te liggen op het opbouwen van (hoofdkantoor)activiteiten in Nederland. Mr. F. Tromp, WFR 2013/89 “Doe eens even normaal!” – In een BTW-structuur met een schoolgebouw oordeelde de Hoge Raad dat sprake was van misbruik van recht. In twee latere arresten wees de Hoge Raad de toepassing van dit leerstuk af. In dit artikel onderzoekt schr. de betekenis van deze arresten voor dit soort structuren. 260 Gezondheidsrecht Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 R. Giard Juridisch oordelen over medische missers. Hoe medische aansprakelijkheid de kwetsbare plekken van civiele rechtspraak blootlegt – Dokters kunnen fouten maken, maar rechters ook. De Deense psycholoog Erik Hollnagel, die onderzoekt hoe en waarom mensen fouten maken, stelt: ‘To err is human; to understand why humans err is science’. Als een wetenschappelijke benadering de beste manier is om uit te zoeken waarom medische professionals kunnen dwalen, heeft dat gevolgen voor hoe het onderzoek naar de toedracht bij medische aansprakelijkheid dient te geschieden. Die inzichten kunnen vervolgens 322 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 weer helpen om gerechtelijke dwalingen bij de waarheidsvinding te voorkomen. Zo legt onderzoek van medische aansprakelijkheid de kwetsbare plekken van civiele rechtspraak bloot. Expertise en Recht Nr. 6, dec. 2012 Raimond Giard Ziekenhuizen op drift. De noodzaak van een toetsingskader voor het onderzoek van ernstige fouten in ziekenhuizen – De afgelopen jaren raakten verschillende ziekenhuizen in opspraak doordat hun zorgverlening structurele tekortkomingen liet zien, uitmondend in ongewenste letselen overlijdensschade. Mede door de uitgebreide media-aandacht en de resulterende publieke verontwaardiging werden dergelijke calamiteiten het onderwerp van onderzoek door speciaal daarvoor benoemde commissies. Maar als er schuldigen gestraft moeten worden en we van gemaakte fouten willen leren, kunnen we dan ook voldoende vertrouwen op de uitkomsten van die enquêtes? Er is dringend behoefte aan een toetsingskader voor dit ad– hoccalamiteitenonderzoek waarin de beginselen van behoorlijk onderzoek worden geformuleerd en de juiste methodologie van dit type onderzoek wordt omschreven. Het toetsingskader dient meer aandacht en vorm te krijgen, zowel juridisch als methodologisch. Dit type normatief onderzoek vraagt een geëigende integratie van procedurele en materiële waarheidsvinding. PS Documenta Nr. 17, 18 dec. 2012 N.J.E.G. Cremers, PS Documenta 2012/201 Vrije artsenkeuze onder druk – De vrije artsenkeuze bestond ook al ten tijde van de Ziekenfondswet en is logischerwijze ook doorgevoerd bij de totstandkoming van de Zorgverzekeringwet (Zvw), mede doordat dit verplicht leek op grond van de Europese regelgeving. De vrije artsenkeuze staat niet op zichzelf, maar maakt deel uit van de polisvoorwaarden. In dit artikel geeft schr. een korte uit- eenzetting over de aanspraken van een verzekerde, de wijze waarop die tot uitdrukking komen en aan de verzekerde worden gepresenteerd, en de plek die de vrije artsenkeuze hierin heeft. N.J.E.G. Cremers, PS Documenta 2012/202 Beperking BTW-vrijstelling voor medische diensten – Met ingang van 1 januari 2013 houdt ten gevolge van de implementatie van het Lente-akkoord de BTW-vrijstelling voor medische beroepen op te bestaan. Dit zal leiden tot een BTWheffing van 21%. Uitsluitend op geneesmiddelen en hulpmiddelen is het lage btw-tarief van toepassing. In dit artikel gaat schr. in op de praktische consequenties van deze wijziging. 261 Handels- & economisch recht Bedrijfsjuridische berichten Nr. 1, 15 jan. 2013 D.T.A. Noordeloos, S.J.M. van Kuppeveld, Bb 2013/2 Wegener en feitelijk leidinggevenden succesvol in beroep – In dit artikel bespreken schrs. de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 27 september 2012, LJN BX8528. Eerst schetsen schrs. de achtergrond van de zaak van de Koninklijke Wegener N.V. en vijf leidinggevenden tegen de NMa. De boete van € 19 miljoen die aanvankelijk aan Wegener was opgelegd, werd fors verlaagd. Na deze schets geven Noordeloos en Van Kuppeveld een toelichting op 1. de uitleg van de voorwaarde die de NMa aan de concentratie verbond, 2. de boeteverlaging en 3. het beboeten van feitelijk leidinggevenden. Ook plaatsen schrs. kritische kanttekeningen bij deze drie punten. Nederlands tijdschrift voor Europees recht 18e jrg. nr. 10, dec. 2012 Mr. dr. H.J. van Harten, mr. T. Nauta Nog geen horizontale rechtstreekse werking van het vrije verkeer van goederen? – In brede kring wordt aangenomen dat het vrij verkeer van diensten, werknemers en vestiging onder Tijdschriften omstandigheden rechtstreeks doorwerken in horizontale relaties. In de zaak Fra.bo past het Hof van Justitie het leerstuk van de horizontale rechtstreekse werking niet expliciet toe op het vrije goederenverkeer. Zaakspecifiek maakt het Hof van Justitie echter duidelijk dat onder omstandigheden ook een particuliere organisatie als gedaante van ‘publieke macht’ kan worden aangemerkt waarmee haar activiteiten en voorschriften binnen de reikwijdte van het recht betreffende het vrije goederenverkeer vallen. Het Hof van Justitie lijkt hiermee impliciet aan te sluiten bij zijn collectiviteitsredenering inzake het vrij verkeer van diensten, werknemers en de vestigingsvrijheid. Mr. drs. D.P. Kuipers, mr. J.I. Kohlen De titanenstrijd tussen Apple en Samsung. Uitleg van de FRAND-verplichtingen bij de rechter en in het onderzoek van de Europese Commissie naar Samsung – De gemoederen in de elektronicasector worden de laatste tijd aardig bezig gehouden door het juridische gevecht tussen Samsung en Apple in een flink aantal landen. In dit artikel geven schrs. vanuit mededingingsrechtelijk perspectief een beschouwing van de procedures die Apple en Samsung in Nederland voeren. Daarbij zoomen zij in op de FRANDaspecten van die zaak waarbij met name interessant is te constateren dat deze zowel in civielrechtelijke octrooiprocedures aan de orde komen als in het onderzoek dat de Europese Commissie is gestart. Zij concluderen dat het voor de eenduidigheid van de rechtspraak goed zou zijn als de Europese Commissie snel duidelijkheid schept in de FRAND-discussie en aangeeft op welke wijze deze ingrijpt op het mededingingsrecht, in het bijzonder artikel 102 VWEU. Openbaar Bestuur Nr. 1, 2013 M.D.L. Veraart Parlement keurt privatisering – Op 30 oktober 2012 presenteerde de Parlementaire Onderzoekscommissie privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten haar rapport ‘Verbinding verbroken, Onderzoek naar de parlementaire besluitvorming over de privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten’. Hierin worden een viertal privatiseringsprocessen onderzocht. Bij dit onderzoek lag de nadruk op de parlementaire behandeling. Uit het onderzoek kan het volgende worden geleerd: het succes van complexe privatiseringsprocessen is afhankelijk van de ordening en inrichting van het hervormingsproces, bij transitieprocessen is een sterke en onafhankelijke marktmeester van groot belang en tot slot, een beter begrip en inzicht in veranderprocessen is onontbeerlijk. recht een actueel thema hebben behandeld. Het seminar werd georganiseerd door de Deutsche Gesellschaft für Agrarrecht. De Belgische vereniging moest verstek laten gaan, evenals de Denen. Thema´s waren de stand van zaken met betrekking tot het nieuwe Europese landbouwbeleid en juridische kwesties rond energie en landbouw. In deze bijdrage wordt een samenvatting gegeven van hetgeen is besproken. Tijdschrift voor Compliance Rechtskundig Weekblad 76e jrg. nr. 19, 5 januari 2013 Tâm Dang Vu De nieuwe richtlijn betalingsachterstand handelstransacties en haar omzetting in het Belgische recht: een mogelijkheid tot vooruitgang inzake (betalings)achterstand? – (België) Een nieuwe Europese richtlijn betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties moet tegen 16 maart 2013 in het Belgische recht worden omgezet. Deze richtlijn vervangt de richtlijn die aanleiding gaf tot de wet van 2 augustus 2002 betreffende betalingsachterstand en die één van de katalysatoren was voor de wet op de verhaalbaarheid van de kosten en erelonen van de advocaat. De nieuwe richtlijn wijzigt en verstrengt de maatregelen die door de vorige richtlijn zijn ingevoerd, waaronder de betalingstermijnen, de rol van de ingebrekestelling, de omvang van de moratoire interesten en de verhaalbaarheid van invorderingskosten. Er wordt o.m. een forfaitaire vergoeding van 40 euro voor invorderingskosten opgelegd. In deze bijdrage worden de huidige regels in het Belgische recht, de regeling van de nieuwe richtlijn en enkele sporen voor de omzetting besproken. Tijdschrift voor Agrarisch recht 72e jrg. nr. 12, dec. 2012 D.W. Bruil Het Drielandenseminar in Dresden – Van 29 november tot en met 1 december 2012 vond een tweelandenseminar plaats in Dresden, waarbij de Duitse en Nederlandse verenigingen voor agrarisch Nr. 4, 2012 O. Sueur, W. van Tol Het True North van de compliance officer: Navigator en verbindingsofficer – In dit artikel pleiten schrs. voor een bredere rol voor de compliance officer: minder instrumenteel, meer fundamenteel en richtinggevend. In hun visie moet het beleid van een onderneming niet alleen worden getoetst aan wet- en regelgeving, maar moet het beleid worden gedreven door waardecreatie voor alle stakeholders. Zij beschrijven daarbij de vaardigheden, instelling en positie die een compliance officer hiervoor nodig heeft. J. de Bie, E. van Bekkum Compliance officer: graag aandacht voor de soft-controls! – In dit artikel bespreken schrs. de ‘soft-controls’, cultuur en gedrag binnen organisaties, die van grote invloed zijn op (on)gewenst gedrag van medewerkers. In toenemende mate hebben compliance officers aandacht voor soft controls, ook wel gedragsbeïnvloedende factoren genoemd. Schrs. stellen acht basis soft controls aan de orde: helderheid, bespreekbaarheid, voorbeeldgedrag, uitvoerbaarheid, betrokkenheid, transparantie, aanspreekbaarheid en handhaving. Hierna komen de rollen van de compliance officer aan de beurt, te weten de preventieve rol, de detectieve rol, en de repressieve rol. C.A. Wielenga, H.T.J.M. van den Hout De rol van de compliance officer ten aanzien van gedrag en cultuur. De stand tot nu toe en de verwachtingen voor 2013-2014 – In dit artikel bespreken schrs. de uitkomsten van het onderzoek ‘Winst op gedrag en cultuur. De rol van de Compliance officer ten aanzien van gedrag en cultuur’. Op NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 323 Tijdschriften basis van de onderzoeksgegevens geven schrs. handvatten voor de borging van cultuur in het compliancesysteem. Ook wordt het onderzoek van de DNB naar cultuur besproken evenals de resultaten van de AFMonderzoeken naar cultuur. De onderzoeksbevindingen worden vertaald in praktische richtlijnen om het onderwerp ‘cultuur’ te borgen in de compliancecyclus. W.H.A. Swinkels, M. van Tienhoven Gedrag als expliciet onderdeel van het in-control vraagstuk – Naar aanleiding van de parlementaire enquête naar de bouwnijverheid concluderen schrs. dat het (maatschappelijk ongewenste) gedrag in de basiswaarden zit van de ondervraagde personen, en dat dit gedrag ook is geïnstitutionaliseerd binnen de bouwsector. Schrs. zijn van mening dat gedrag en cultuur niet als afzonderlijke elementen moeten worden beschouwd, maar als integraal onderdeel van de bedrijfsvoering van een onderneming. S. Kuijper Odysseus en Compliance – In dit artikel betoogt schr. aan de hand van de avonturen van Odysseus dat compliance geen rationele aangelegenheid is. Op het moment dat de bemanning in de verleiding komt, is er van rationeel gedrag geen sprake meer. Richtlijnen en procedures gaan uit van een rationele medewerker in een rationele organisatie. Schr. trekt de conclusie dat een effectieve aanpak begint met het accepteren en onderzoeken van de irrationaliteit van de medewerkers. 262 Intellectuele eigendom, mediarecht & informatierecht Berichten industriële eigendom 3e jrg., nov/dec. 2012 Ulrich Hildebrandt Germany, a legal report Trademarks, designs and unfair competition. – This report gives an update on the developments in German intellectual property law over the last three or four years. Trademarks, designs and unfair competition will be the focus 324 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 of this report. There have been no important legislative measures in Germany in this field over the last few years. Therefore this report is mainly concerned with important decisions by the Bundesgerichtshof. ‘Keeping in mind that almost all Dutchmen speak better German than most Germans’ the author included the original wording of German decisions in the footnotes. Computerrecht Nr. 6, 2012 S.J.H. Gijrath, Computerrecht 2012/181 Informatie- en netwerkbeveiliging in juridisch perspectief: een kwestie van contractbesturing? – Hoewel de urgentie van informatie- of netwerkbeveiliging door de regelgevers wordt onderkend, is het domein versnipperd en niet consequent gereguleerd. De nadruk in het debat over (de wenselijkheid van) regulering van informatiebeveiliging ligt op het afleggen van verantwoording als het misgaat en op het informeren van gedupeerden. Tegelijk lijkt het, gezien de snelle technologische ontwikkelingen, niet realistisch om veiligheidsrisico’s en beveiligingsmaatregelen bij voorbaat in detail te willen reguleren. Dit roept de vraag op hoe men in de praktijk met veiligheidsrisico’s zou moeten omgaan. In dit artikel verdedigt schr. de stelling dat ICT-beveiliging een onderwerp is dat in ICT-contracten beter en effectiever kan worden geregeld C. Cuipers, P. Marcelis, Computerrecht 2012/182 Oprekken van het concept persoonsgegevens beperking van privacybescherming? – Uit een analyse van verschillende opinies van de Artikel 29-werkgroep blijkt een steeds ruimere uitleg van het begrip persoonsgegevens. In dit artikel stellen schrs. vanuit twee perspectieven de vraag of een dergelijke ruime uitleg van het begrip persoonsgegevens bijdraagt aan een betere bescherming van persoonsgegevens en privacy. Door een ruimere uitleg vervaagt de link tussen gegevensbescherming en privacy, wat vragen oproept over het fundamen- tele karakter van het recht op gegevensbescherming. Ook is een ruime uitleg van het begrip persoonsgegevens praktisch moeilijk toe te passen. Schrs. illustreren dit aan de hand van voorbeelden van het laagdrempelige gebruik van informatie die beschikbaar is op internet. In dit artikel signaleren schrs. problemen van een steeds ruimere uitleg, en geven een voorzet voor nader onderzoek. S. van Camp, Computerrecht 2012/183 Het doorverkopen van gedownloade software en communautaire uitputting: het UsedSoft-arrest van het Hof van Justitie – In deze bijdrage wordt het arrest van het Hof van Justitie inzake UsedSoft/Oracle besproken. Dit arrest geeft een antwoord op verschillende vragen over de communautaire uitputting van het distributierecht inzake software. Schr. onderzoekt of het begrip ‘verkoop van software’ te verzoenen valt met de licentiepraktijk, en of de uitputting een verkoop van een materiële drager vereist. Daarna komt de vraag aan de orde of licentievoorwaarden moeten wijken voor een autonoom wettelijk gebruiksrecht van de tweedehandse verkrijger. 263 Internationaal privaatrecht Letsel & Schade Nr. 4, 2012 Mr. C.A.M.Roijackers Internationaal privaatrecht met betrekking tot onrechtmatige daad; een beknopt overzicht – (België) Dit overzicht geeft een basale inleiding op het voor Nederland geldende IPR, waarbij de EEXverordening, Rome II, het Haags Verkeersongevallenverdrag en het Haags Productaansprakelijkheidsverdrag, art. 1-14 Rv en het nieuwe boek 10 BW aan de orde komen. Er wordt een eigen opvatting bepleit ten aanzien van de toepassing van het overgangsrecht van Rome II door de Nederlandse rechter. Tijdschriften 264 Omgevingsrecht Tijdschrift Omgevingsrecht Nr. 4, dec. 2012 Mr. G.M. van den Broek De toekomst van nadeelcompensatie in het omgevingsrecht – Schr. zet in deze bijdrage zijn verwachtingen voor de toekomst van de nadeelcompensatie in het omgevingsrecht uiteen. Die verwachtingen zijn gebaseerd op het wetsvoorstel voor een algemene nadeelcompensatieregeling in de Algemene wet bestuursrecht en op de recente jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak inzake de afbakening van het normale maatschappelijke risico. Het toekomstbeeld van de nadeelcompensatie in het omgevingsrecht kan naar zijn mening kernachtig worden geschetst met de oneliner ‘ruime reikwijdte van de regeling – beperkte toekenning van schadevergoeding’. In deze bijdrage wordt deze toekomstverwachting onderbouwd. Mr. D.G.J. Sanderink De vergoeding van indirecte schade op grond van artikel 1 Eerste Protocol volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens – De overheid verricht dagelijks activiteiten in de omgeving van eigendommen van burgers. Ook staat de overheid het burgers dagelijks toe om activiteiten in de omgeving van eigendommen van andere burgers te ontplooien. Dergelijke overheidsmaatregelen kunnen leiden tot een waardedaling van de eigendommen van burgers. Indirecte schade zonder onteigening en indirecte schade met onteigening komen in Nederland onder bepaalde voorwaarden voor vergoeding in aanmerking. Bij indirecte schade met onteigening vindt die vergoeding plaats onder artikel 41 Onteigeningswet. Bij indirecte schade zonder onteigening vindt die vergoeding thans doorgaans plaats op grond van artikel 6.1 e.v. Wet ruimtelijke ordening of (voor infrastructurele projecten) artikel 22 Tracéwet. In de toekomst zal de vergoeding hiervan evenwel (waarschijnlijk) op de algemene nadeelcompensatieregeling van artikel 4:126 Algemene wet bestuursrecht berusten. Het recht op eigendom, dat door artikel 1 Eerste Protocol (EP) bij het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gewaarborgd wordt, is hier ook van belang. Het doel van deze bijdrage is om te onderzoeken in hoeverre aan artikel 1 EP een recht op schadevergoeding ontleend kan worden voor indirecte schade zonder onteigening en indirecte schade met onteigening. Bekeken zal daarbij worden of de rechtspraak van het EHRM wat betreft het recht op schadevergoeding een onderscheid maakt tussen beide soorten schade. Ook zal steeds een relatie worden gelegd met het Nederlandse recht. Dr. J. van Zeben Marktconforme regulering binnen het nieuwe instrumentarium van de Omgevingswet? – In het kader van de voorgenomen stelselwijziging binnen het Nederlandse omgevingsrecht speelt instrumentkeuze een belangrijke rol. In deze bijdrage zal worden ingegaan op de ervaringen met het Europese handelssysteem in broeikasgasemissierechten en hoe deze instrumenten, vanuit rechtseconomische perspectief, een aanvulling kunnen zijn op het huidige instrumentarium binnen de omgevingsrechtelijke regelgeving. 265 digen is het vooral de exclusiviteit van de verblijfsvoorwaarde, en de geringe motivering van de noodzaak hiervan, waar het Hof van Justitie over valt. De uitspraak laat de mogelijkheid alternatieve voorwaarden aan meeneembare studiefinanciering te koppelen. 266 Rechten van de mens Rechtskundig Weekblad 76e jrg. nr. 20, 12 jan. 2013 Koen Lemmens Antigone(s) in Straatsburg: mensenrechten tussen recht en gerechtigheid – De kritiek op het Europees Hof voor de Rechten van de Mens is intussen gemeengoed geworden. In dit artikel wordt enerzijds aangetoond dat deze kritiek doel mist omdat hij het essentieel dynamische karakter van de Straatsburgse mensenrechtenbescherming miskent. Anderzijds is het evenzeer nodig de kritiek op de Straatsburgse rechtspraak te nuanceren. Het klassieke drama Antigone biedt alvast een leessleutel aan die het mogelijk maakt te begrijpen waarom arresten van het Hof veel commotie veroorzaken en andere onopgemerkt een anoniem bestaan leiden. Rechtstreeks Onderwijsrecht Nederlands tijdschrift voor Europees recht 18e jrg. nr. 10, dec. 2012 Prof. dr. A.A.M. Schrauwen De kosten van studentenmobiliteit – Het arrest van het Hof van Justitie inzake de Nederlandse verblijfsvoorwaarde in de regeling voor meeneembare studiefinanciering heeft tot teleurstelling bij het kabinet geleid. Hoewel het Hof van Justitie erkent dat bevordering van de mobiliteit van studenten die een band met Nederland hebben een legitiem doel is dat een beperking op het recht van vrij verkeer van werknemers zou kunnen rechtvaar- P. Frissen Reputatie op afstand – In deze Rechtspraaklezing staat de vraag centraal of rechtspraak een sterk merk is of dat haar reputatie moet worden beschermd. De lezing is gebaseerd op een onderzoek dat in opdracht van de Raad voor de Rechtspraak is verricht door de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur en waar schr. aan heeft meegewerkt (‘Reputaties gewogen. Beelden over de rechtspraak bij beslissers en publieke opinieleiders’ Research Memoranda nr. 2012/4). Hierin werd de mening over de rechtspraak van Nederlandse beslissers en opinieleiders onderzocht. Belangrijkste conclusie uit het onderzoek is dat volgens de ondervraagden van het onderzoek de rechtsgang, het leiderschap en de maatschappelijke waardering in het NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 325 Tijdschriften geding zijn. Schr. bespreekt de aanbevelingen uit het rapport en sluit af met enkele reflecties op het thema reputatie van de rechtspraak. De rechtspraak doet er volgens schr. goed aan soms een wat grotere afstand te nemen tot de samenleving en de overige machten in de trias. 267 Rechtsgeschiedenis Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 J. Hallebeek De iustum pretium-leer en het evenredigheidsbeginsel Serie: ‘Historische wortels van het recht’ – De iustum pretium-leer en het evenredigheidsbeginsel hebben in het westerse rechtsdenken altijd een rol gespeeld. Hoewel vanaf de vroegmoderne tijd het primaat van de contractsvrijheid hun rol sterk heeft teruggedrongen, wordt een approximatieve equivalentie van wederkerige prestaties als algemeen beginsel thans weer bepleit. Schr. stelt zich de vraag of het huidige contractenrecht daar ruimte voor biedt. 268 Sociaal Recht Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 S. Charitakis An introduction to the disability strategy 2010-2020, with a focus on accessibility – Dit artikel heeft tot doel een overzicht te geven over de Europese strategie inzake handicaps, met een focus op toegankelijkheid. Met dit strategische plan zet Europa koers naar een Europa zonder drempels. Juridisch up to Date Nr. 1, 10 jan. 2013 M.J. van Herwerden De Wet arbeid en zorg en de stand van zaken per 31 december 2012 – De Wet arbeid en zorg bestaat tien jaar. Schr. bespreekt eerst de geschiedenis van deze wet gevolgd door de in 326 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 2012 ingevoerde wijzigingen. Hierbij ligt de nadruk op de aanpassing van de arbeidsduur na afloop van het ouderschapsverlof en het wetsvoorstel ‘babyverlof’ dat momenteel in behandeling is bij de Tweede Kamer. Schr. is van mening dat de aangebrachte wijzigingen een betere balans tussen arbeid en zorg ondersteunen. Toch moet men zich volgens schr. afvragen of deze wettelijke regeling zelfregulering van werkgever en werknemer niet juist tegenwerkt. Als voorbeeld noemt schr. artikel 4:1b Wet arbeid en zorg dat maakt dat het voor de werkgever moeilijker wordt om een permanente aanpassing van de arbeidsduur na genoten ouderschapsverlof te weigeren. Nederlands tijdschrift voor Europees recht 18e jrg. nr. 10, dec. 2012 Mr. A.G. Veldman Het kip-ei-probleem van het leveren van een prima facie bewijs van discriminatie bij sollicitatie – Bewijs leveren van discriminatie is geen gemakkelijke opgave. Dat geldt zeker bij sollicitatie, waarbij het niet altijd duidelijk zal zijn wat de precieze redenen voor afwijzing waren. Het is daarom de vraag of de werkgever verplicht is informatie te verschaffen over de procedure en de kandidaten. De EU non-discriminatierichtlijnen schrijven een verlicht bewijslastregime voor. Of dit regime een informatierecht met zich meebrengt, kwam aan de orde in de Galina Meisterzaak. Het antwoord is ontkennend, maar de weigering van de werkgever om informatie te geven kan wel een rol spelen bij het vaststellen van een vermoeden van discriminatie. Praktijkblad Salarisadministratie 15e jrg. nr. 2, 18 jan. 2013 Rachel Reinhard Ongevraagd informatie inwinnen over de sollicitant: mag dat? – Het controleren van een curriculum vitae en navraag doen bij oud-werkgevers van een sollicitant zijn voorbeelden van methoden die werkgevers gebruiken om een breder beeld te krijgen van de sollicitant. Daarnaast is het niet ondenkbaar dat een werkgever iemand in zijn privé- of zakelijke netwerk kent die hem informatie over de sollicitant kan verschaffen. Ook komt het steeds meer voor dat werkgevers internetresearch naar sollicitanten verrichten. In hoeverre het juridisch toelaatbaar is om ongevraagd informatie over een sollicitant in te winnen, leest u in dit artikel. PS Documenta Nr. 17, 18 dec. 2012 P.G. Mantel, PS Documenta 2012/199 Verhouding tussen de WWB en het Bbz 2004 – Het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) maakt deel uit van de Wet Werk en Bijstand (WWB). Zowel de WWB als het Bbz 2004 heeft als grondslag om te voorzien in de noodzakelijke kosten van het bestaan. Het Bbz 2004 is een regeling voor de bijstand aan zelfstandigen. De mogelijkheden in het Bbz 2004 zijn ruim. Niet de voorziening in de noodzakelijke kosten van het bestaan staat centraal, maar het doel om te komen tot onafhankelijkheid van een uitkering. Ten tweede kent het Bbz een kapitaalinjectie voor levensvatbare ondernemingen. Zelfstandigen die tijdelijk niet rond kunnen komen van hun onderneming of de nodige investeringen moeten doen, kunnen een lening krijgen om in die behoefte te voorzien. In dit artikel staat de vraag centraal wat de verhouding is tussen het Bbz 2004 en de WWB. Voor de beantwoording van deze vraag kijkt schr. naar de doelgroepen, de aanspraken, en het probleem van de voorliggende voorziening. Hierbij komen de wet- en regelgeving van vroeger en nu aan de orde. Ook bespreekt schr. de jurisprudentie omtrent de verhouding tussen beide regelingen. 269 Staats- & bestuursrecht Ars Aequi 62e jrg. nr. 1, 2013 M.M.J. Daams Vaststelling van een nieuwe Politiewet; vorming van één landelijk politiekorps – Met ingang van 1 januari 2013 is de Politiewet 2012 in werking getre- Tijdschriften den. Daarmee is de vorming van één landelijk politiekorps een feit geworden. De Politiewet 2012 vervangt de Politiewet 1993, waarin voorzien was in een regionaal politiebestel. In deze bijdrage wordt de Politiewet 2012 nader belicht. De Gemeentestem 162e jrg. nr. 7380, 20 dec. 2012 C.J. IJdema, Gst. 2012/119 De beslissing omtrent invordering van verbeurde dwangsommen in de praktijk – Met de inwerkingtreding van de Wet vierde tranche Awb op 1 juli 2009, werd in art. 5:37 Awb de beschikking omtrent invordering van verbeurde dwangsommen (invorderingsbeschikking) geïntroduceerd. Inmiddels werkt men al ruim drie jaar met de invorderingsbeschikking. In dit artikel bespreekt schr., in het licht van de systematiek van titel 4.4 Awb, aan de hand van de jurisprudentie, hoe het werken met de invorderingsbeschikking in de praktijk gaat. L.J.M. Timmermans, Gst. 2012/123 Kroniek Algemeen bestuursrecht – In dit artikel geeft schr. een overzicht van en een toelichting op de voorstellen in het regeerakkoord van het Kabinet Rutte-Asscher, die betrekking hebben op bestuursrechtelijke onderwerpen. Netherlands Administrative Law Library www.nall.nl Claartje van Dam De doorwerking van Europese administratieve soft law: in strijd met Nederlandse legaliteit? – Dit peer reviewed artikel bestudeert de doorwerking van Europese administratieve soft law in de Nederlandse rechtsorde in het licht van het Nederlandse legaliteitsbeginsel. Alhoewel Europese administratieve soft law juridische verbindendheid mist op grond van de Verdragen, kan van Europese administratieve soft law een juridisch bindende werking uitgaan. Uit het onderzoek naar de omgang met Europese administratieve soft law bij de uitvoering van Europese subsidieregelingen blijkt dat adminis- tratieve soft law daarnaast een ‘de facto’ bindende werking voor de lidstaten kan genereren. Deze (juridisch en de facto) bindende werking van administratieve soft law staat op gespannen voet met het Nederlandse legaliteitsbeginsel, dat vereist dat bindende normen in hard law worden neergelegd. Drie doelen van het legaliteitsbeginsel (het bevorderen van rechtszekerheid, legaliteit en het bieden van bescherming tegen de overheid) worden niet voldoende vervuld. Verschillende oplossingsrichtingen die de spanningen met het legaliteitsbeginsel kunnen wegnemen, worden voorgesteld. Openbaar Bestuur Nr. 1, 2013 J.H.J. van den Heuvel Lessen uit bestuurlijke affaires – In het openbaar bestuur wordt in het geval van belangenverstrengeling een integriteitsonderzoek gedaan. Meestal lijdt het integriteitsonderzoek alleen al tot reputatieschade van de bestuurder. Schr. schetst de moeilijkheden rond een integriteitsonderzoek en bespreekt de middelen die ingezet kunnen worden om belangenverstrengeling te voorkomen. Binnen het gemeentelijk en provinciaal bestuur bestaan er geen duidelijke regels voor zakelijke belangen die strijdig worden geacht met het ambt. Op dit bestuursniveau is het gevaar van belangenverstrengeling echter reëel omdat er een directe relatie is tussen bestuur en samenleving. De ondernemende bestuurder kan door het inhuren van een ‘hofhouding’ en lak aan regels en procedures het gedrag van een zonnekoning gaan vertonen. Dit kenmerkt zich door quasi openheid en vertrouwen naar binnen toe en geslotenheid naar buiten. Schr. bespreekt de maatregelen die het bestuur kan nemen om dit gedrag te voorkomen. Want volgens schr. telt in het openbaar bestuur maar één ding en dat is het algemeen belang. I.L.J.C. Konings Opleidingsniveau van volksvertegenwoordigers – Michels stelt in zijn ijzeren wet van de oligarchie (een elitetheorie) dat elke organisatie haar eigen elite voortbrengt. Op basis van deze inzichten zijn hypothesen geformuleerd over het te verwachten oplei- dingsniveau van volksvertegenwoordigers van decentrale overheden. Vervolgens is het opleidingsniveau van leden van Provinciale Staten en gemeenten met meer dan 30.000 inwoners met behulp van enquetes onderzocht. Uit dit onderzoek bleek dat 70% van de volksvertegenwoordigers van de onderzochte instituties een hbo- of wo-opleiding had afgerond. Dit betekent dat de elite theorie van Michels nog steeds actueel is; er is een grote discrepantie tussen het opleidingsniveau van volksvertegenwoordigers en dat van de burgers die zij vertegenwoordigen. S. Austen Europees burgerschap en kunst en cultuur – Het cultuurbeleid is lange tijd het instrumentarium geweest om de representativiteit van de staat tegenover de burger te onderstrepen. Het Verdrag van Maastricht introduceerde het begrip Europese burger. Het burgerschap van de Unie is een volkomen nieuw fenomeen. Burgers zijn niet alleen onderdaan van een nationale staat, maar ook burger in de Europese Unie. Schr. stelt de vraag of de kunsten in deze nieuwe situatie van duaal burgerschap een rol kunnen spelen. Volgens schr. leven we in de eeuw van de burger. Kunstinstellingen kunnen bij het vormgeven van burgerschap in Europa een belangrijke rol spelen. De kunsten kunnen een intermediaire rol spelen tussen burgers onderling en tussen de civil society en de politieke klasse. Kunstinstellingen kunnen gelegenheid bieden voor het verdiepen van en oriëntatie op de uitgangspunten voor een democratisch Europa. PS Documenta Nr. 17, 18 dec. 2012 G.A. le Noble, PS Documenta 2012/200 Wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht – De plenaire behandeling van het wetsvoorstel Wet aanpassing bestuursprocesrecht door de Eerste Kamer vond plaats op 11 en 18 december 2012. Het voorstel is op 18 december 2012 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen (CDA, SGP, GroenLinks, SP en OSF stemden tegen). De Wet aanpassing bestuursrecht (Wab) concentreert NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 327 Tijdschriften het bestuursprocesrecht in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Wab bevat ook een aantal maatregelen om het bestuursprocesrecht slagvaardiger te maken. De belangrijkste wijzigingen komen in dit artikel aan de orde. Ten slotte gaat schr. nader in op enkele wijzigingen ten aanzien van de rechtsbescherming van de burger. 270 Straf (proces)recht, penitentiair recht & criminologie forensisch deskundigen, van wie de rapportages een cruciale rol spelen in de rechtsgang, kunnen worden geborgd. Een adequaat functionerend kwaliteitssysteem kent in ieder geval enkele essentiële elementen, zoals up-to-date wetenschappelijke normen, theoretische en praktische opleidingen en een vorm van borging door middel van objectieve en onafhankelijke toetsing. Met de Wet deskundige in strafzaken (Wet DIS) is het instrumentarium voor forensische kwaliteitsborging verder uitgebreid. Rechtskundig Weekblad 62e jrg. nr. 1, 2013 J. van der Leun Zal de strafbaarstelling van illegaliteit effectief zijn? En wil iemand dat eigenlijk weten? – Het kabinetsvoornemen om illegaal verblijf strafbaar te stellen is volgens schr. een staaltje beleid voeren zonder enige interesse in de vraag of het gaat werken: onvoorstelbaar in een tijd waarin zo hard wordt geroepen om evidence based beleid. Naast morele bezwaren wordt ook gewezen op het feit dat het een heilloze weg is om in te slaan. Resultaten van bestaand onderzoek – dat deels is gedaan in opdracht van de overheid – zouden op eenvoudige wijze kunnen zorgen voor het besparen van veel geld en moeite. Een pleidooi voor evidence informed law making. 76e jrg., nr. 21, 19 januari 2013 Joëlle Rozie Beklaagde Alwetend. Over het criterium van de redelijke voorzienbaarheid als maatstaf van het lex certaprincipe in strafzaken - (België) De invulling die het Hof van Cassatie in recente arresten geeft aan het lex certa-beginsel wordt steeds soepeler, mede onder invloed van de rechtspraak van het Grondwettelijk Hof en van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De wetgever verliest langzaam maar zeker zijn geprivilegieerde positie. Het is meer dan ooit de strafrechter die uiteindelijk bepaalt hoe de in de strafwet geformuleerde strafbaarstelling in een concrete toepassing vorm moet krijgen. Bovendien verlangt men van de rechtzoekende een anticiperende houding. In dit artikel wordt deze evolutie op een kritische manier in kaart gebracht. Expertise en Recht Nieuw Juridisch Weekblad Nr. 6, dec. 2012 Michel Smithuis, Esther van Ruth, Ed Wieles Kwaliteitsborging van forensisch deskundigen: de complementaire rol van accreditatie en certificering – In dit artikel wordt ingegaan op de manier waarop competenties van 12e jrg., afl. 274, 16 januari 2013 Roeland Vasseur Ars Aequi 328 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Strafbare feiten jegens scheidrechters - (België) Een bespreking van de Wet van 5 juli 2012 tot wijziging van het Strafwetboek met het oog op de invoering van een verzwarende omstandigheid voor strafbare feiten jegens scheidrechters van sportwedstrijden. Geregeld verschijnen berichten in de media van uitzinnige spelers, begeleiders of supporters die, al dan niet in een groep, de scheidsrechter van een sportwedstrijd te lijf gaan omwille van gecontesteerde beslissingen. Een nieuw artikel 410ter Sw. beoogt door middel van een strafverzwaring de scheidsrechters beter te beschermen tegen zulk gedrag. De parlementaire voorbereiding wordt besproken, evenals wie beschermd wordt en welke feiten geviseerd worden. Ook worden enkele bedenkingen geformuleerd. 271 Vreemdelingenrecht Nieuw Juridisch Weekblad 12e jrg., afl. 274, 16 januari 2013 Redactie Belgische nationaliteit – (België) Beschreven wordt de Wet van 4 december 2012 tot wijziging van het Wetboek van de Belgische nationaliteit teneinde het verkrijgen van de Belgische nationaliteit migratieneutraal te maken. Inwerkingtreding op 1 januari 2013. Vreemdelingen die vanaf die datum Belg willen worden, moeten ‘onbeperkt verblijfsrecht’ hebben in België, een landstaal kennen en geïntegreerd zijn. Verder kan men geen Belg meer worden vanuit het buitenland, wordt naturalisatie moeilijker en gelden er strenge criteria voor het behoud van de nationaliteit. De wetgever maakt daarmee korte metten met de (soepele voorwaarden uit de) Snelbelgwet van 2000. Wetgeving Een overzicht van aanhangige wetsvoorstellen en gepubliceerde staatsbladen met links naar de integrale Kamerstukken is opgenomen op de NJB-site www.njb.nl Wet van 23 april 2012 tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot een evenwichtige samenstelling van en de medezeggenschap in pensioenfondsbesturen (Stb. 2012, 203). – De wet treedt in werking met ingang van 1 juli 2013. Nieuwe wetsvoorstellen Strafbaarstelling illegaliteit Inwerkingtredingsbesluit van 7-1-2013, Stb. 2013, 14 Staatsblad Wijziging Wet bodemsanering 272 Wet (22-11-2012) tot wijziging van de Wet bodembescherming met het oog op het terugbrengen van de administratieve en bestuurlijke lasten en enkele verbeteringen van de uitvoering. – Deze wet is enerzijds onderdeel van de afspraken die zijn opgenomen in het Convenant bodemontwikkelingsbeleid en aanpak spoedlocaties (het convenant) en anderzijds bedoeld om invulling te geven aan het voornemen uit het regeerakkoord om te komen tot vermindering van bestuurlijke en administratieve lasten. De wet loopt vooruit op een meer ingrijpende herziening van de bodemregelgeving. In de wet is de hoofddoelstelling – vereenvoudigen en hervormen van de wet- en regelgeving – vertaald in twee elementen. Ten eerste het verminderen van bestuurlijke en administratieve lasten met behoud van het niveau van bodembescherming, hier aangeduid als ‘lastenvermindering’. Dit betreft onder meer het terugbrengen van het aantal beschikkingsmomenten en het daarmee verkorten van procedures. Ten tweede het wegnemen van belemmeringen voor een goede uitvoering van de wet, hier aangeduid als ‘verbetering van de uitvoerbaarheid’. Inwerkingtreding (gedeeltelijk) m.i.v. 1-2-2013 Wet van 22-11-2012, Stb. 2012, 62 (Kamerstukken 33 150) en inwerkingtredingsbesluit van 8-1-2013, Stb. 2013, 19 Medezeggenschap pensioengerechtigden Inwerkingtreding 273 Besluit tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Geneesmiddelenbewaking 274 Wet tot wijziging van de Geneesmiddelenwet ter implementatie van Richtlijn 2010/84/EU ter verbetering van de publieke gezondheid door het systeem van de geneesmiddelenbewaking van humane geneesmiddelen efficiënter te maken. – Richtlijn 2010/84 stelt nieuwe regels voor de geneesmiddelenbewaking in de Europese Unie met als doel het versterken van de publieke gezondheid, de patiëntveiligheid en een vermindering van administratieve lasten. De uiterste implementatiedatum van richtlijn 2010/84 is 21 juli 2012. Geneesmiddelenbewaking houdt in het systematisch verzamelen en beheren van gegevens over bijwerkingen voortkomend uit het gebruik of misbruik van geneesmiddelen waarvoor een handelsvergunning is verleend. Doorgaans kunnen de risico’s preciezer worden vastgesteld nadat het middel tot de markt is toegelaten. Voorschriften over geneesmiddelenbewaking richten zich tot de farmaceutische industrie (de houder van de betrokken handelsvergunning) en tot de bevoegde registratieautoriteiten. Richtlijn 2010/84 stelt nieuwe regels voor de bewaking van geneesmiddelen die per lidstaat worden toegelaten in nationale en decentrale procedures. Door bijwerkingen van geneesmiddelen te monitoren kan het College ter beoordeling van de geneesmiddelen de balans tussen werkzaamheid en veiligheid voortdurend blijven beoordelen en zo nodig ingrijpen. Het nemen van passende maatregelen kan variëren van het opleggen van aanvullende verplichtingen aan de houder van de handelsvergunning en het aanpassen van de productinformatie of zo nodig de indicatie, of het wijzigen of intrekken van de handelsvergunning. Inwerkingtreding op een bij kb te bepalen tijdstip Wet van 20-12-2013, Stb. 2013, 21 (Kamerstukken 33 208) 275 Wetsvoorstel (7-1-2013) tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 in verband met de strafbaarstelling van illegaal verblijf van vreemdelingen in Nederland. Kamerstukken II 2012/13, 33 512, nrs. 1-4 Zie voor een beschrijving van dit wetsvoorstel de rubriek Nieuws in NJB 2013/230, afl. 4, p. 276 Lebisch ouderschap (Rijkswet) 276 Voorstel van rijkswet (14-1-2013) tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap in verband met de wijziging van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek betreffende het ontstaan van het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie. – In het voorstel tot wijziging van Boek 1 van het Nederlandse Burgerlijk Wetboek (BW) in verband met het juridisch ouderschap van de vrouwelijke partner van de moeder anders dan door adoptie (Kamerstukken II, 33 032) wordt geregeld dat de vrouwelijke partner van de moeder – de duomoeder – het juridisch ouderschap verkrijgt op basis van het afstammingsrecht. Dit betekent dat de duomoeder juridisch ouder kan worden buiten de rechter om: van rechtswege door huwelijk of door erkenning. Daarnaast kan zij het juridisch ouderschap verkrijgen door de gerechtelijke vaststelling van het ouderschap. Wetsvoorstel 33 032 is op 30 oktober 2012 door de Tweede Kamer aanvaard. Aan het juridisch ouderschap zijn rechtsgevolgen verbonden, onder meer wat betreft nationaliteit. In dit voorstel tot wijziging van de Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN) wordt geregeld dat de duomoeder die het ouderschap van rechtswege door huwelijk, door erkenning of door gerechtelijke vaststelling verkrijgt het Nederlanderschap kan doorgeven aan haar kind. Wetsvoorstel 33 032 betreft uitsluitend een wijziging van het Nederlandse afstammingsrecht. Het heeft NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 329 Wetgeving geen gevolgen voor het afstammingsrecht van de andere landen van het Koninkrijk. Het afstammingsrecht van Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt evenmin gewijzigd, gelet op de periode van legislatieve rust tot 2015. Het moederschap naar Nederlands recht zal in de overige delen van het Koninkrijk wel erkend moeten worden op grond van artikel 40 Statuut van het Koninkrijk en artikel 5 Invoeringswet BES. Kamerstukken II 2012/13, 33 514 (R 1998), nrs. 1-3 Novelle verhuurderheffing 277 Wetsvoorstel (14-1-2013) tot wijziging van de Wet verhuurderheffing. – Tijdens de plenaire behandeling van het voorstel van wet houdende invoering van een verhuurderheffing (Wet verhuurderheffing kamerstukken 33 407) heeft de Eerste Kamer de motieEssers c.s. aanvaard, waarin de regering verzocht wordt met een novelle te komen om de verhuurderheffing 2013 te splitsen van de jaren daaropvolgend. Voor de vormgeving daarvan is, ook in relatie tot de verruimingen in het huurbeleid, een zorgvuldige verdere analyse noodzakelijk. Onderhavig voorstel tot wijziging van de Wet verhuurderheffing strekt tot uitvoering van deze motie. Door deze wijziging wordt bewerkstelligd dat die wet uitsluitend geldt voor het jaar 2013. In andere wijzigingen is niet voorzien. Daarnaast is van belang dat de beschikkingen houdende de waardevaststelling uit hoofde van de Wet waardering onroerende zaken worden verzonden aan de belanghebbende aan het begin van het kalenderjaar. Als deze gegevens op het tijdstip van verschuldigdheid, later dan het begin van het kalenderjaar, niet meer actueel zouden zijn, zou dit tot onduidelijkheid kunnen leiden. Voor de jaren 2014 en volgende zal een nieuw wetsvoorstel worden ingediend, waarin (mede) de uitkomsten van de voornoemde analyse tot uitdrukking komen. Kamerstukken II 2012/13, 33 515, nrs. 1-4 der Nederlanden) en de Macedonische Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven; Brussel, 30 juli 2012. – Brief van de Minister van BuZa (101-2013) waarbij hij ter stilzwijgende goedkeuring overlegt het op 30 juli 2012 te Brussel tot stand gekomen Protocol tussen de Benelux-Staten en de Macedonische Regering ter uitvoering van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (Trb. 2012, 153). Nederland is gehouden aan terug- en overnameovereenkomsten die de Europese Unie sluit. Bij de overnameovereenkomsten die in EU-verband tot stand komen, kan elke lidstaat afzonderlijk een uitvoeringsprotocol met de andere partij sluiten. Het onderhavige uitvoeringsprotocol ziet hierop en is gebaseerd op artikel 19 van de EU-overnameovereenkomst. De desbetreffende bepaling, die in beginsel standaard in de EU-overnameovereenkomst wordt opgenomen, biedt de partijen de mogelijkheid nadere afspraken te maken over de praktische uitvoering van de in de EU-overnameovereenkomst overeengekomen bepalingen en over de concrete samenwerking tussen de uitvoerende diensten die hiervoor verantwoordelijk zijn. De EU-overnameovereenkomst met de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië strekt ertoe de feitelijke uitzetting van vreemdelingen ten aanzien van wie op basis van het nationale recht de verplichting bestaat Nederland te verlaten, te vergemakkelijken. In het uitvoeringsprotocol bij een EU-overnameovereenkomst worden vooral de procedurele bepalingen die door de uitvoerende diensten van de verdragsluitende Partijen dienen te worden gevolgd, nader uitgewerkt. 279 Vervolgstukken Koopzondagen: beslissing bij gemeenten Brief van de Minister van EZ (14-12013) over het initiatiefwetsvoorstel van de leden Verhoeven en Van Tongeren tot wijziging van de Winkeltijdenwet in verband met het verruimen van de bevoegdheid van gemeenten om vrijstelling te verlenen van de verboden met betrekking tot de zondag en een aantal feestdagen. – Brief minister met antwoorden op vragen uit het voorlopig verslag. Kamerstukken I 2012/13, 32 412, C Terugvordering bonussen Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel (18-12-102) tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht in verband met de bevoegdheid tot aanpassing en terugvordering van bonussen en winstdelingen van bestuurders en dagelijks beleidsbepalers. Kamerstukken I 2012/13, 32 512, A Remigratiewet Vierde nota van wijziging (17-1-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Remigratiewet. Kamerstukken II 2012/13, 33 085, nr. 10 Opslag duurzame energie Brief van de Staatssecretaris van EZ (21-1-2013) over de wet houdende regels voor de opslag duurzame energie. – Brief staatssecretaris over verlaagd tarief glastuinbouw 2013 en 2014. Kamerstukken I 2012/13, 33 115, F Huurverhoging op grond van inkomen Verslag van een schriftelijk overleg (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte Kamerstukken I 2012/13, 33 129, I Staten-Generaal 2012/13, 33 517, A/nr. 1 Overnameovereenkomst Macedonië Verlenging Crisis- en herstelwet 278 Protocol tussen de Benelux-Staten (het Koninkrijk België, het Groothertogdom Luxemburg en het Koninkrijk Nadere memorie van antwoord (15-12013) en eindverslag (22-1-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Crisis- en herstelwet en diverse ande- 330 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 Wetgeving re wetten in verband met het permanent maken van de Crisis- en herstelwet en het aanbrengen van enkele verbeteringen op het terrein van het omgevingsrecht. Kamerstukken I 2012/13, 33 135, E en F Wederzijdse bijstand belastingzaken Goedkeuring Eindverslag (15-1-2013) over het Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken; Parijs, 27 mei 2010. Kamerstukken I 2012/13, 33 174 (R1974), F taire unie tussen het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije, het Koninkrijk Denemarken, de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland, de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek, de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen, het Groothertogdom Luxemburg, Hongarije, Malta, het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk, de Republiek Polen, de Portugese Republiek, Roemenië, de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden (Trb. 2012, 51) Kamerstukken II 2012/13, 33 319, nr. 6 Actualisering materieel strafrecht Tekst van het gewijzigd wetsvoorstel (20-12-2012) tot partiële wijziging van het Wetboek van Strafrecht en enkele andere wetten in verband met de aanpassing van het materieel strafrecht aan recente ontwikkelingen. Kamerstukken I 2012/13, 33 185, A Nederlands Zorginstituut Tweede nota van wijziging (16-12013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg. Kamerstukken II 2012/13, 33 243, nr. 9 Beperken duur partneralimentatie Huren middeninkomens Brief van de Minister voor WenR (161-2013), nota naar aanleiding van het verslag en nota van wijziging (17-12013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens). – Brief minister met informatie inzake genoemd wetsvoorstel Kamerstukken II 2012/13, 33 330, nr. 7, 8 en 9 Pandbeleningen Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot aanvulling van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek met een nieuwe titel 2D (regels met betrekking tot pandbeleningen). Advies en reactie indiener(s) en tekst gewijzigd wetsvoorstel en gewijzigde memorie van toelichting (15-1-2013) bij het initiatief voorstel van wet van het Lid Bontes tot wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het beperken van de duur van partneralimentatie en tot wijziging van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met het desverzocht verstrekken van berekeningen van draagkracht en behoefte in zaken betreffende partneralimentatie. Kamerstukken II 2012/13, 33 334, nr. 5 Kamerstukken II 2012/13, 33 311, nrs. 4 - 5 en 6 Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van enige wetten in verband met de handhaving van voorschriften in de Engelse taal. Stabiliteit, coördinatie en bestuur EMU Nota naar aanleiding van het verslag (16-1-2013) bij het wetsvoorstel tot goedkeuring van het op 2 maart 2012 te Brussel tot stand gekomen Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de economische en mone- Verhoging alcoholleeftijd Nota naar aanleiding van het verslag (18-1-2013) bij het initiatiefwetsvoorstel houdende wijziging van de Drank- en Horecawet teneinde enkele leeftijdsgrenzen te verhogen van 16 naar 18 jaar en de preventie en handhaving te verankeren. Kamerstukken II 2012/13, 33 341, nr. 7 Handhaving Engelstalige voorschriften Kamerstukken II 2012/13, 33 427, nr. 5 luchtvaart in verband met de uitvoering van verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart. Kamerstukken II 2012/13, 33 476, nr. 5 Beperkende maatregelen gesloten jeugdzorg Nota van verbetering (17-1-2013) bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de jeugdzorg in verband met het opnemen van een grondslag voor het nemen van beperkende maatregelen of controlemaatregelen jegens een jeugdige in de gesloten jeugdzorg tijdens vervoer van de jeugdige en tijdens het verblijf van de jeugdige in het gerechtsgebouw. Kamerstukken II 2012/13, 33 494, nr. 6 280 Nota’s, rapporten & verslagen Pakistaanse asielzoekers Brief van de Staatssecretaris van VenJ (15-1-2013) over het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Pakistan n.a.v. een nieuw thematisch ambtsbericht over de situatie van christenen en ahmadi’s in Pakistan gedurende juli 2010 tot en met november 2012. – Uitgangspunt blijft een individuele beoordeling van de asielaanvraag van asielzoekers uit Pakistan, ook daar waar het gaat om christenen of ahmadi’s. Een Pakistaanse asielzoeker die aannemelijk maakt dat hij christen of ahmadi is, zal ook aannemelijk moeten maken dat er persoonlijke redenen zijn waarom hij bescherming in Nederland nodig heeft. De informatie in het ambtsbericht over de positie van ahmadi’s is wel aanleiding om ahmadi’s voortaan te kwalificeren als risicogroep. Kamerstukken II 2012/12, 19 637, nr. 1599 Uitvoering luchtvaartverordening Kredietcrisis Verslag (18-1-2013) over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet Brief van de Algemene Rekenkamer (16-1-2013) over de maatregelen die NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 331 Wetgeving de EU heeft ontwikkeld om de huidige financiële en economische crisis tegen te gaan. – In het webdossier www.rekenkamer.nl/eu-governance houdt de Rekenkamer de belangrijkste ontwikkelingen bij rond de Europese noodfondsen, begrotingsdiscipline, toezicht op de bancaire sector en economische prioriteiten van de EU. Daarnaast volgen zij de maatregelen en interventies die het Ministerie van Financiën heeft genomen om de gevolgen van de kredietcrisis tegen te gaan. Op http://kredietcrisis.rekenkamer.nl/ staat een overzicht van relevante gebeurtenissen. Per 17 januari 2013 zijn deze websites geactualiseerd. In deze brief worden de belangrijkste ontwikkeling opgesomd die op beide sites zijn opgenomen. eniging Vrijbit 12 punten. Deze punten hebben betrekking op: 1. Beschikkingsrecht op medische gegevens 2. Informatie naar patiënten 3. De mogelijkheid voor patiënten om autorisatie (i.c. toestemming) te verlenen of in te trekken 4. Het gebruik van het BSN in de zorgsector 5. Niet beperken tot één systeem 6. Nut en noodzaak van gegevensuitwisseling 7. Evaluatie van het gebruik van systemen voor gegevensuitwisseling 8. Meldplicht voor datalekken 9. Zorgverzekeraars zouden niet mogen beschikken over medische gegevens 10. Europese of mondiale systemen voor uitwisseling van medische gegevens 11. (Medische) gegevens naar andere landen (Patriot Act) 12. De patiënt en de zorgverlener centraal. Op al deze punten wordt een reactie gegeven. Kamerstukken II 2012/13, 21 501-07, nr. 991 Kamerstukken II 2012/13, 27 529, nr. 121 Toezicht detentie Veilige publieke taak Brief van de Staatssecretaris van VenJ (14-1-2013) met de gebundelde beleidsreactie op rapporten van de Inspectie Veiligheid en Justitie (IV&J), de voormalige Inspectie voor de Sanctietoepassing. – Gereageerd wordt op rapporten die in de periode november 2011 tot en met oktober 2012 zijn gepubliceerd en die niet met een aparte beleidsreactie zijn aangeboden. Het gaat om inspectierapporten die betrekking hebben op penitentiaire inrichtingen van het gevangeniswezen en Themaonderzoeken. De Inspectie heeft in de verslagperiode drie themaonderzoeken uitgevoerd: Dienstverlening Shared Service Centra (SSC’s), Plaatsing in Isolatie en het vervolgonderzoek Zeer Beperkt Beveiligde Inrichtingen (ZBBI’s). Ook wordt het inspectierapport doorlichting Detentiecentrum Rotterdam en Toezichtbericht Vreemdelingenbewaring behandeld. Brief van de Ministers van BZK en VenJ (14-1-2013) met de uitkomsten van een evaluatieonderzoek naar de implementatie en naleving door politie en OM van de in 2010 ingevoerde Eenduidige Landelijke Afspraken. – De ELA bevatten tal van afspraken voor politie en OM die gericht zijn op een hoge prioriteit van de opsporing en vervolging van VPT-zaken (Veilige Publieke Taak), aandacht voor kwaliteit van de onderzoeken en processen-verbaal, lik-op-stukbeleid (waaronder snelrecht, Aanhouden en Uitreiken), schadeverhaal, informeren van slachtoffers en een actief communicatiebeleid. Uit het onderzoek komt naar voren dat de meerderheid van de korpsen het overgrote deel van de 19 opsporingsafspraken goed naleeft. Vooral de afspraken die betrekking hebben op de kwaliteit van onderzoeken en processen-verbaal worden goed nageleefd. Ruimte voor verbetering is er bij de eenduidige registratie en de structurele informatieanalyse en bij het informeren van slachtoffers. Uit het onderzoek ook komt naar voren dat de meerderheid van de parketten het overgrote deel van de 17 vervolgingsafspraken goed naleeft. Vooral de afspraken die betrekking hebben op de hoge prioriteit voor de vervolging en het lik-op-stukbeleid worden goed nageleefd. Ruimte voor verbetering is er bij de actieve communica- Kamerstukken II 2012/13, 24 587, 482 Schakelpunt EPD Brief van de Minister van VWS (15-12013) over (de doorstart van) het landelijk schakelpunt (LSP). – Er wordt gereageerd op de brief van 18 december 2012 van Privacy Barometer en het bestuur van Burgerrechtenvereniging Vrijbit. In hun brief noemen Privacy Barometer en het bestuur van Burgerrechtenver- 332 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 tie over veroordelingen, de eenduidige registratie en het eisen van zwaardere straffen. Kamerstukken II 2012/13, 28 684, 367 Woningcorporaties č Toezicht Brief van de Minister voor WenR (141-2013) waarbij hij de eindrapportage van de Commissie Kaderstelling en Toezicht Woningcorporaties aanbiedt. – In de bijgevoegde eindrapportage beziet de commissie Hoekstra conform haar opdracht de leerpunten uit de Vestia-casus en heeft ze aanbevelingen geformuleerd op het terrein van het toezicht. De minister constateert dat de commissie van oordeel is dat de Herzieningswet op een aantal punten al beantwoordt aan de benodigde oplossingen tot versterking van het stelsel en verbetering van het toezicht. Wel doet de commissie op onderdelen een aantal aanbevelingen in aanvulling of ter wijziging. Binnenkort volgt een inhoudelijke reactie op de analyse en aanbevelingen in het rapport. Dan zal ook worden aangeven welke elementen op korte termijn reeds betrokken kunnen worden bij de aanpassing van de herziening van de Woningwet. č Overleg – Verslag van een Algemeen Overleg van 28-11-2012 (vastgesteld 16-12013) met minister Blok voor Wonen en Rijksdienst over o.a.: de Aanbieding Beleidsregels gebruik financiële derivaten door toegelaten instellingen volkshuisvesting (29 453, nr. 274), de CFV-rapportage inzake liquiditeitsrisico’s woningcorporaties vanwege derivatenbezit (29 453, nr. 275), de Verkenning woningcorporaties, staatssteun en middeninkomens (29 453, nr. 277), de Stand van zaken derivatencorporaties (Wooninvest, Portaal en Vestia) (29 453, nr. 278) en de analyse van het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) van het Regeerakkoord over de effecten van het voorgenomen huurbeleid en de verhuurderheffing (29 453, nr. 279). Kamerstukken II 2012/13, 29 453, nr.s 286 en 287 Parlementen en Fiscal Compact Verslag (vastgesteld 21 januari 2013) van een informele Voorzittersconferentie van de parlementen van de oprichtingslanden (‘Founding Mem- Wetgeving ber States’) van de Europese Unie. – De Voorzitters van de parlementen van de oorspronkelijke zes lidstaten van de Europese Gemeenschap en de Voorzitter van het Europees Parlement over het vergroten van het parlementair toezicht op besluiten binnen de Economische en Monetaire Unie – en in het bijzonder het begrotingsbeleid. De Voorzitters spraken over het op 1 januari in werking getreden verdrag inzake Stabiliteit, Coördinatie en Bestuur in de Economische en Monetaire Unie. Dit verdrag, ook wel aangeduid als het ‘Begrotingspact’ (Fiscal Compact), bevat een bepaling (artikel 13) waarin nationale parlementen en het Europees Parlement worden opgeroepen om gezamenlijk een conferentie te organiseren waarin de vertegenwoordigers van de relevante commissies van deze parlementen over het begrotingsbeleid en over andere onder het verdrag vallende kwesties zullen spreken. Op basis van een concept van het Luxemburgse voorzitterschap van de bijeenkomst is een werkdocument opgesteld dat mogelijke denkrichtingen bevat ten aanzien van onder meer de frequentie, locatie, samenstelling en werking van de nieuw op te richten conferentie. Staten-Generaal 2012/13, 30 180, nr. 17 Toegang tot raadsman Brief van de Minister van VenJ (15-12013) met een schriftelijke reactie op de zorgen van de Commissie-Meijers over de uitsluiting van lichte strafbare feiten van de reikwijdte van een richtlijn over het recht op toegang tot een raadsman. – Na de totstandkoming van de algemene oriëntatie in de Raad en na de oriënterende stemming in het Europees Parlement zijn in september van dit jaar de onderhandelingen over het voorstel in de trilogen gestart. Overeenstemming is bereikt over een beperking van de richtlijn in gevallen waarin een licht strafbaar feit buitengerechtelijk wordt afgedaan. Deze beperking bestaat hierin dat de richtlijn bij lichte strafbare feiten pas toepassing vindt in de procedure voor de strafrechter waarin de verdachte zich tegen de buitengerechtelijke afdoeningsbeslissing verzet. In de meeste lidstaten worden lichte strafbare feiten alleen buiten- gerechtelijk afgedaan. Sommige lidstaten kennen geen buitengerechtelijke afdoening. In die lidstaten kunnen lichte strafbare feiten dus alleen door de strafrechter worden afgedaan. Het zou ongewenst zijn wanneer lidstaten die geen buitengerechtelijke afdoening kennen of die niet alle lichte strafbare feiten buitengerechtelijk afdoen, zoals Nederland, alleen vanwege dit kenmerk van hun rechtssysteem bij die lichte strafbare feiten al vanaf de beginfase van de strafprocedure het recht op toegang tot een raadsman zouden moeten waarborgen. Het gaat materieel veelal om de oplegging van een geldboete of een andere, minder ingrijpende sanctie dan vrijheidsbeneming. Tegen deze achtergrond zou er een ongelijkheid ontstaan met de lidstaten die vergelijkbare lichte strafbare feiten alleen buitengerechtelijk afdoen. Dat is dan ook de reden waarom in de tekst van de richtlijn, waarover in de Raad een algemene oriëntatie is bereikt, is bepaald dat de richtlijn bij lichte strafbare feiten die door de strafrechter worden afgedaan eveneens alleen van toepassing is in de procedure voor de strafrechter. Het moet daarbij gaan om lichte strafbare feiten waarvoor geen vrijheidsbenemende sanctie kan of zal worden opgelegd. Op deze manier ontstaat voor lidstaten die lichte strafbare feiten niet of niet steeds buitengerechtelijk afdoen, een gelijkwaardige mogelijkheid om bij deze feiten het recht op toegang tot een raadsman alleen in de procedure voor de strafrechter te hoeven waarborgen. In de trilogen wordt thans gesproken over deze gelijkwaardige mogelijkheid. Nederland acht het primair van belang dat lidstaten verplicht worden de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat aangehouden verdachten hun recht op toegang tot een raadsman kunnen uitoefenen. Maar het zou ongewenst zijn wanneer lidstaten een dergelijke verplichting ook zouden hebben bij verdachten die zich in vrijheid bevinden, en zelf contact kunnen opnemen met een raadsman. Daarom wilden een aantal lidstaten, waaronder Nederland, in de ontwerprichtlijn bepaald zien dat deze in de beginfase van de strafprocedure alleen van toepassing is op verdachten die zijn aangehouden. Deze, in de ogen van Nederland meest wenselijke, inperking kon echter op onvoldoende draagvlak in de Raad rekenen. Ook het Europees Parlement bleek geen voorstander van een dergelijke beperking. Om deze reden heeft Nederland sterk de nadruk gelegd op uitsluiting van lichte strafbare feiten. Daardoor kan in elk geval worden bereikt dat een actieve verplichting om maatregelen te treffen om het recht op toegang van een raadsman te waarborgen, niet kan ontstaan bij verdachten van een licht strafbaar feit die zich in vrijheid bevinden. Bij de implementatie van de richtlijn zullen daarom alleen strafbare feiten die in het Nederlandse strafrecht als overtredingen zijn geclassificeerd, worden aangemerkt als ‘lichte strafbare feiten’. Dat betekent dat de richtlijn in de toekomst ten volle van toepassing zal zijn op verdachten van misdrijven. Ook, wanneer deze verdachten niet van hun vrijheid zijn beroofd, en ook, wanneer de misdrijven waarvan zij worden verdacht, buitengerechtelijk worden afgedaan. Kamerstukken II 2012/13, 32 317, nr. 152 Omgevingswet en grondbeleid Brief van de Minister van IenM (11-12013) waarbij zij het onderzoeksrapport ‘Ten gronde beschouwd’ van de Radboud Universiteit aanbiedt. – De totstandkoming van een Omgevingswet impliceert dat ook de weten regelgeving op het gebied van het grondbeleid (in het bijzonder afdeling 6.4 van de Wet ruimtelijke ordening de Wet voorkeursrecht gemeenten en de onteigeningswet) tegen het licht worden gehouden. Het is niet uitgesloten dat het grondbeleidsinstrumentarium in de Omgevingswet zal worden geïntegreerd. De Wet ruimtelijke ordening (en dus ook afdeling 6.4) staat op de lijst van wetten die in de Omgevingswet zullen opgaan. Voor de onteigeningswet en de Wet voorkeursrecht gemeenten geldt dat deze mogelijkerwijs in de Omgevingswet geïncorporeerd zullen worden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft in dat kader opdracht verleend om te onderzoeken of het huidige juridisch instrumentarium voor het grondbeleid eenvoudiger (en beter) kan. In het bijzonder is gevraagd om enkele NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 333 Wetgeving alternatieven en stelselwijzigingen te analyseren en deze kwalitatief te beoordelen. De onderzoekers zijn er geen voorstander van de Wvg te schrappen of het toepassingsbereik van die wet te beperken. Wel is denkbaar dat de procedure verdergaand wordt vereenvoudigd, bijvoorbeeld door in de Wvg vast te leggen dat (in bepaalde gevallen) van rechtswege een voorkeursrecht geldt. Een andere mogelijkheid tot vereenvoudiging van de Wvg is het schrappen van de structuurvisie als ijkmoment in de vestigingsprocedure en het verlengen van de voorkeursrechttermijn ingevolge artikel 5 Wvg van drie naar zes jaar. De totale looptijd van het voorkeursrecht tot aan het bestemmingsplan blijft per saldo gelijk. Door middel van deze vereenvoudiging kunnen wetsbepalingen worden geschrapt, wordt het systeem vereenvoudigd en de kans op fouten in de vestigingsprocedure verkleind. Verder wordt geconstateerd dat het exploitatieplan als stok achter de deur goed functioneert. Daaraan draagt de wettelijke verplichting tot vaststelling van het exploitatieplan onbetwist bij. Het alternatief om de vaststelling van een exploitatieplan een facultatief karakter te geven wordt daarom afgeraden. Voor wat betreft de huidige onteigeningsprocedure zijn de onderzoekers huiverig voor al te rigoureuze veranderingen, zoals het schoeien van de gehele onteigeningsprocedure op Awb-technische leest of het in de wet opnemen van nadere regels over hoe de schadeloosstelling te berekenen. Uit het uitgevoerde onderzoek blijkt dat noch het huidige functioneren van het onteigeningsrecht, noch de wensen van de gebruikers van dit recht nopen tot radicale wijzigingen. Enkele maatregelen kunnen worden getroffen om tot een verbetering van de huidige onteigeningspraktijk te komen. Die maatregelen zijn dan vooral gericht op vereenvoudiging, harmonisatie en versnelling. Het rapport is als bijlage bij dit Kamerstuk te vinden. Kamerstukken II 2012/13, 33 118, nr. 7 VOG Brief van de Staatssecretaris van VenJ (9-1-2013) over relevante ontwikkelingen in het kader van het integri- 334 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 teitsinstrument Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG). – Steeds meer werkgevers en organisaties vragen een VOG aan (nieuwe) medewerkers. Het aantal VOG-aanvragen is afgelopen jaren aanzienlijk gestegen. In 2005 werden circa 250.000 VOG-aanvragen gedaan. Dit aantal is ruim verdubbeld naar meer dan 560.000 aanvragen in 2012. Toegezegd is om bij VOG-aanvragen van adolescenten de terugkijktermijn te verkorten. Voorwaarde voor een verkorting van vier naar twee jaar is dat de aanvrager ten tijde van de VOGaanvraag maximaal 22 jaar oud is. Deze gewijzigde terugkijktermijn geldt voor alle delicten met uitzondering van zedendelicten en zware geweldsdelicten. De beleidsregels zullen zo spoedig mogelijk in lijn met deze toezegging worden aangepast. Sinds 1 oktober jl. worden bij alle VOG-aanvragen van personen die belast zijn met de zorg voor minderjarigen in de kinderopvang, de jeugdzorg en het onderwijs, justitiële gegevens uit het EU-land van nationaliteit opgevraagd. Deze procedure wordt toegepast bij aanvragers die een andere EU-nationaliteit hebben dan de Nederlandse. De justitiële gegevens worden uitgewisseld via het Europees Strafregister Informatiesysteem (ECRIS). Justis betrekt deze buitenlandse juridische gegevens in de beoordeling van de VOG. Tot december 2012 zijn door Nederland rond de 630 informatieverzoeken uitgezet. In Nederland doen naar schatting ruim twee miljoen mensen vrijwilligerswerk met minderjarigen. Dit is een grote en kwetsbare groep, waarvoor een toekomstbestendig veiligheidskader ontbreekt. De afgelopen jaren zijn de eerste stappen voor het ontwikkelen van een dergelijk beleid gezet. Diverse integriteitsinstrumenten voor de vrijwilligerssector zijn ontwikkeld, waaronder ‘de gratis VOG’, het stappenplan en de toolkit van ‘In Veilige Handen’ en een referentielijst voor vrijwilligers die tuchtrechtelijk zijn gesanctioneerd. Om aan de maatschappelijke behoefte aan screening en veiligheid op maat te voldoen worden momenteel de mogelijkheden om de VOG uit te breiden met andere bronnen, dan de gebruikelijke justitiële informatie, verkend. Medisch beroepsgeheim Kamerstukken II 2012/13, 33 400 VI, nr. 87 Kamerstukken II 2012/13, 33 400 XVI, nr. 129 Brief van de Minister van VWS (16-12013) met de uitkomsten van een onderzoek naar het medisch beroepsgeheim in algemene zin door het Instituut Beleid & Management Gezondheidszorg (iBMG) van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Ook wordt een reactie op dat rapport gegeven. – Vooral in relatie tot onderwerpen als veiligheid en bestrijding van fraude is discussie ontstaan over de mogelijkheden tot doorbreking van het medisch beroepsgeheim. De fundamentele betekenis van het beroepsgeheim voor de gezondheidszorg maakt een zorgvuldige afweging noodzakelijk voor een standpuntbepaling over de reikwijdte van het medisch beroepsgeheim. Het onderzoek omvatte: 1. een inventarisatie van de bestaande mogelijkheden voor doorbreking van het beroepsgeheim; 2. een inventarisatie van knelpunten en onduidelijkheden ten aanzien van de doorbreking van het beroepsgeheim; 3. mogelijke oplossingen voor geconstateerde knelpunten en onduidelijkheden. De onderzoekers zijn van mening dat vanuit het belang van het medisch beroepsgeheim gezien – namelijk vrije toegang tot zorg – de bestaande wetgeving voldoende mogelijkheid biedt tot doorbreking van het beroepsgeheim. Wetswijziging achten zij niet nodig, invulling via beroepsnormen biedt genoeg mogelijkheden. Gebrek aan kennis over (omgang met) het medisch beroepsgeheim leidt er volgens de onderzoekers soms toe dat het beroepsgeheim ten onrechte niet wordt doorbroken of juist ten onrechte wel wordt doorbroken. De geconstateerde knelpunten zijn volgens de onderzoekers vooral op te lossen door in de opleidingen en de beroepspraktijk meer aandacht te besteden aan de omgang met het medisch beroepsgeheim. De minister deelt de algemene conclusies van de onderzoekers, met de kanttekening dat zij wetswijziging wel noodzakelijk acht ten aanzien van arbeidsongeschiktheids- en zorgfraude en wat betreft observandi die weigeren mee te werken aan psychiatrisch onderzoek. Nieuws 281 Raad van State over democratische controle Europese besluitvorming De Raad van State heeft de Eerste Kamer, op haar verzoek, voorgelicht over de verankering van democratische controle bij de actuele hervormingen in het economisch bestuur in Europa ter bestrijding van de economische en financiële crisis. De reactie op deze zogenoemde ‘voorlichtingsaanvraag’ is 22 januari gepubliceerd op de website van de Eerste Kamer. D e Senaat wilde van de Raad van State onder meer weten welke waarborgen nodig zijn om de rechten en bevoegdheden van het Nederlandse parlement - in het bijzonder het budgetrecht - in de toekomst in stand te houden en welke - mogelijk nieuwe - democratische waarborgen nodig zijn wanneer soevereiniteit is of zou worden overgedragen. De Senaat heeft het kabinet ook om een visie gevraagd. Zodra die binnen is, zal hierover dit voorjaar met het kabinet gedebatteerd worden in de Eerste Kamer. De Raad constateert een groeiende verwevenheid tussen het Europese en het nationale besluitvormingsproces en een complexe juridische structuur van het bestuur van de eurozone waarbij een deel van de regelgeving slechts van toepassing is op lidstaten die deel uitmaken van de eurozone. De Raad van State heeft al eerder zorg uitgesproken dat bij het bestrijden van de economische en financiële crisis (deels) is gegrepen naar instrumenten die buiten de autonome rechtsorde en het institutionele kader van de EU liggen. In het EU-verdrag zijn belangrijke rollen weggelegd voor het Europees Parlement, de Europese Rekenkamer en het Hof van Justitie van de EU. De introductie van structuren parallel aan de bestaande en de inzet van andere instrumenten dan het totstandbrengen van algemeen verbindende regels, zoals bij het ESM en het Stabiliteitspact is gebeurd, acht de Raad voor de lange termijn onwenselijk. Bij de invulling van toekomstige parlementaire betrokkenheid dient onderscheid gemaakt te worden tussen de aanpak van crisissituaties waar de verantwoordingsinstrumenten en de vertrouwensregel de boventoon voeren en perioden van redelijke stabiliteit waarin meer openbaarheid en politiek debat met de parlementen mogelijk moet zijn. Een rol voor nationale parlementen op Europees niveau acht de Raad van State alleen zinvol indien die gepaard gaat met concrete bevoegdheden binnen de Europese besluitvorming, in het bijzonder de eurozone. De Raad acht het in het uiterste geval denkbaar een apart parlement voor de landen van de eurozone op te richten. Bij de inzet van nationale middelen van Lidstaten in het kader van de crisisaanpak blijft volgens de Raad van State betrokkenheid van nationale parlementen vanuit hun verantwoordelijkheid voor het budgetrecht geboden. De Raad voorziet dat politieke besluitvorming over de begroting van het volgend jaar verschuift van het najaar naar het voorjaar. Het zwaartepunt van de inzet van Eerste en Tweede Kamer dient dan te liggen op standpunten die Nederland in de verschillende gremia inneemt in het kader van het Europees Semester over het begrotingsbeleid, het economisch structuurbeleid en het beleid in het kader van het financieel toezicht. De voorlichting is gepubliceerd als Kamerstuk I, 33 454, AB. 282 Eindrapportage 2012 Interim rapporteur toezicht advocatuur Mr. R.J. Hoekstra maakte op 22 januari jl. de eindrapportage 2012 van zijn onderzoek naar de kwaliteit, objectiviteit en integriteit van het toezicht op advocaten openbaar. In deze rapportage geeft hij zijn bevindingen over het functioneren van het toezicht op de advocatuur weer. Los van de implementatie van de aanbevelingen uit de tussenrapportage (zie daarover NJB 2012/1460, afl. 25) heeft dit onderzoek zich meer specifiek gericht op de invoering van de herziening van de gerechtelijke kaart in de advocatuur en het financieel toezicht. I n de tussenrapportage werd geconcludeerd dat veel in gang was gezet, maar dat versnelling noodzakelijk was, vooral op het NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 335 Nieuws gebied van de formulering van prioriteiten in het toezicht, de implementatie van die prioriteiten en de handhaving van de gemaakte afspraken op landelijk en lokaal niveau. Ook moest de zichtbaarheid worden verbeterd en er moest kritisch gekeken worden naar de ondersteuning en de verantwoording. De Orde heeft het afgelopen jaar onderkend dat versnelling geboden is bij het doorvoeren van de gewenste veranderingen. De algemene raad, de dekens en het dekenberaad en de ondersteunende bureaus hebben het afgelopen jaar veel werk verzet om alle acties en initiatieven verder te ontplooien, maar de operatie is nog onvoltooid. zicht ondersteunen. Er werken veel goede mensen, maar uitbreiding van de ondersteuning zowel met betrekking tot de omvang, de kwaliteit en de gedifferentieerde deskundigheid acht hij geboden, zeker gelet op de uitbreiding van de taken van de deken en alle acties die vanuit het dekenberaad worden geïnitieerd. Financieel toezicht Het financieel toezicht wordt een van de speerpunten van 2013. De plannen van de Orde zijn ambitieus en het eerste half jaar van 2013 staat in het teken van verdere operationalisering. Daarbij is het wenselijk dat de Orde zo snel mogelijk duidelijk maakt wat de plannen van de unit Voorkomen moet worden dat het bij overwegingen blijft dat het noodzakelijk is dat er meer aan proactief toezicht wordt gedaan 2013 moet dan ook het jaar van de waarheid worden, het jaar waarin de resultaten van het werk dat de Orde heeft verricht in volle omvang zichtbaar moet worden. Tegen deze achtergrond heeft de algemene raad van de Nederlandse orde van advocaten mr. Hoekstra verzocht ook in 2013 aan te blijven als interim rapporteur toezicht advocatuur. Hij heeft op dit verzoek positief geantwoord en afgesproken is dat hij zijn volgende rapportage uitbreng in december 2013. Gerechtelijke kaart In het kader van de herziening van de gerechtelijk kaart zijn de noodzakelijke stappen gezet. Per 1 januari 2013 zijn er tien arrondissementen en per 1 april 2013 weer elf. De algemene raad heeft nieuwe raden van toezicht benoemd die moeten zorgen voor nieuwe verkiezingen. De verschillende bureaus zijn inmiddels samengevoegd en werken op zich naar behoren. De rapporteur heeft waardering voor de wijze waarop de verschillende bureaus hun werkzaamheden uitoefenen en de deken en de raad van toe- 336 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 FTA inhouden en wanneer de eerste resultaten verwacht kunnen worden. Een van de onderdelen van het financieel toezicht is de oprichting per 1 januari 2013 van het kenniscentrum Wwft (Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme) inwonend bij de lokale Orde in Den Haag. Hier kunnen lokale dekens als toezichthouder en alle advocaten terecht met vragen over de wwft. Dit kenniscentrum zal in 2013 zijn waarde moeten bewijzen. Er komt nog een speciale afdeling financieel toezicht die de lokale dekens zal ondersteunen bij het toezicht op derdengelden, op de administratie en op de naleving van de Wwft. De Orde heeft hiervoor op de begroting € 800 000 gereserveerd. De werving van nieuwe medewerkers is inmiddels gestart. Proactief toezicht Het invoeren van proactief toezicht blijft een punt van aandacht. Voorkomen moet worden dat het bij overwegingen blijft dat het noodzakelijk is dat er meer aan proactief toezicht wordt gedaan. Ook hier geldt dat veel initiatieven zijn ontplooid, maar dat het nu gaat om het concretiseren en toepassen van die initiatieven. Dit moet leiden tot zichtbare en ook toetsbare verbeteringen. Een goed voorbeeld daarvan is het afleggen van kantoorbezoeken. In het dekenberaad zijn afspraken gemaakt over het afleggen van kantoorbezoeken. De lokale dekens hebben onderling afgesproken dat ze jaarlijks 10% van alle kantoren proactief gaan bezoeken. Sommige dekens zijn daar in 2012 al mee gestart. Bij de kantoorbezoeken wordt gebruik gemaakt van een uniforme checklist zodat de resultaten aan het eind van het jaar kunnen worden vergeleken en kunnen worden gebruikt voor het vaststellen van nieuwe prioriteiten in het toezicht. De rapporteur heeft kennis genomen van deze kantoorbezoeken zoals die in Den Haag al plaatsvinden en hij ziet voor de arrondissementen die de kantoorbezoeken nog aan het ontwikkelen zijn de uitdaging om hier zo snel mogelijk werk van te maken. Het toezicht op kwaliteit vergt de komende periode nadere uitwerking. Daarbij speelt de vraag waar het toezicht zich concreet op gaat richten. Ziet het toezicht vooral de meer ‘harde’ elementen van kwaliteit, zoals het volgen van voldoende opleiding, of ziet het meer op de ‘zachte’ en minder duidelijk toetsbare elementen van kwaliteit. De uitdaging bij het toezicht op kwaliteit is dat dit toezicht ook leidt tot zichtbare verbetering van de kwaliteit van advocaten. Daarnaast zal ook aandacht moeten blijven voor bestaande en nieuwe instrumenten ter bevordering van de kwaliteit van de dienstverlening van advocaten. De Orde laat weten dat in 2013 de kwaliteit van advocaten die kwetsbare groepen als cliënt hebben, bijzondere aandacht zal krijgen. Publieke verantwoording De publieke verantwoording blijft een belangrijk punt van zorg. De invoering van deze aanbeveling verkeert nog in de beginfase. De publieke verantwoording moet zich meer richten op dat wat in het kader van het toezicht is gedaan, wat de prioriteiten zijn in het toezicht en wat de komende periode gaat gebeuren. De jaarplannen van de algemene raad en het dekenberaad zijn ambitieus en geven een helder beeld wat de Nieuws Orde komende periode wil gaan doen, ook op het terrein van het toezicht. De verantwoording daarentegen staat nog in de kinderschoenen. De klachtenregistratie waarmee in november is gestart begint langzaamaan zijn vruchten af te werpen. Dat is een goede ontwikkeling. De eindrapportage 2012 is, evenals de tussenrapportage en andere relevante stukken, te vinden op www.toezichtadvocatuur.nl. 283 Toekomst studiefinanciering Hoofdlijnenbrief naar Tweede Kamer Het kabinet wil vanaf collegejaar 2014/2015 een sociaal leenstelsel invoeren met een aanvullende beurs. Studenten krijgen de mogelijkheid om het levensonderhoud te bekostigen met een studie-inkomen dat zij lenen. De leningen zijn gebonden aan een kredietlimiet per maand voor de nominale duur van de studie met eventueel drie uitloopjaren. Ze kunnen naar eigen inzicht gecombineerd worden met andere financiële bronnen als ouderlijke bijdragen, bijverdiensten en spaargeld. Studieleningen moeten worden terugbetaald in de mate waarin studenten erin geslaagd zijn een succesvolle investering te doen. D at staat in een hoofdlijnenbrief die de minister van Onderwijs op 18 januari aan de Tweede Kamer heeft gestuurd met de uitwerking van de maatregelen uit het regeerakkoord op het terrein van de studiefinanciering. In de brief wordt geconstateerd dat de overheid nu een groot deel van de kosten voor het volgen van een studie draagt (gemiddeld € 25 000 per opleiding van 4 jaar) alsmede via het studiefinancieringsstelsel de kosten die een student maakt om te voorzien in het levensonderhoud. De samenleving als geheel investeert daarmee fors in de ontwikkeling van de student. Terwijl dit om een groep gaat die na afronding van de studie over het algemeen significant meer gaat verdienen dan andere groepen in de samenleving. Het kabinet vindt dat dit anders kan en moet. Zij vindt het dan ook gerecht- vaardigd om een groter beroep te doen op de studenten (en hun ouders) om zelf bij te dragen in de kosten voor levensonderhoud. Door meer private inbreng van de studenten te vragen, zou vervolgens een duurzame kwaliteitsimpuls in het onderwijs mogelijk moeten zijn. Onderwijs wordt bij de bezuinigingen ontzien maar het kabinet kiest er voor om de publieke middelen in onderwijs en onderzoek te investeren in plaats van in de kosten van levensonderhoud en reiskosten van studenten. Het stelsel Het kabinet wil studenten niet tijdens een studie met veranderingen treffen. De maatregelen worden ingevoerd met een cohortgarantie binnen de bachelor- respectievelijk de masterstudie. Nieuwe studenten vanaf collegejaar 2014/2015 gaan onder het nieuwe stelsel vallen alsmede huidige bachelorstudenten, die per 2014/2015 aan een masteropleiding gaan beginnen. Studenten die eerder zijn begonnen aan hun bachelorstudie, kunnen deze studie onder het oude stelsel afronden, studenten die reeds waren begonnen aan hun masterstudie kunnen deze studie eveneens afronden onder het recht van het oude stelsel. Nieuwe studenten krijgen de mogelijkheid om het levensonderhoud te bekostigen met een studie-inkomen dat zij lenen tegen gunstige voorwaarden en naar draagkracht terugbetalen. Wanneer een student het bedrag van de basisbeurs gedurende een 4-jarige studie volledig leent, dan leent hij tussen de € 5300 (thuiswonende student) en € 14 700 (uitwonende student) meer dan voorheen. Hij betaalt dan tussen de € 35 en € 101 extra per maand af. Dat vindt het kabinet alleszins redelijk. De aanvullende beurs is inkomensafhankelijk en is tot een ouderlijk inkomen van maximaal € 46 000 euro beschikbaar. In essentie zorgt de aanvullende beurs ervoor dat de financiële toegankelijkheid van het hoger onderwijs in beginsel voor iedereen gelijk is. Leenangst De toekomstige studenten hoeven, volgens de brief, niet bang te zijn zo’n lening aan te gaan. Lenen bij de overheid is betrouwbaar, omdat studieleningen veilige leningen zijn en niet te vergelijken zijn met consumptief krediet of een hypotheek voor een eigen woning. Immers: - Iedereen krijgt een lange periode de tijd om zijn studielening terug te betalen (15 jaar), maar het maximale bedrag dat iemand moet terugbetalen is inkomensafhankelijk. Op de terug te betalen bedragen staat een begrenzer in de vorm van een automatische draagkrachtregeling. - Mocht het aan het einde van de looptijd niet gelukt zijn om de schuld volledig te hebben afgelost, dan wordt de resterende schuld kwijtgescholden. Lenen bij de overheid is betrouwbaar NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 337 Nieuws - De rente is laag, vergelijkbaar met de rente die de overheid zelf op de kapitaalmarkt moet betalen. - Studenten gaan twee jaar na hun afstuderen beginnen met de verplichte aflossing. - Als het even niet lukt om terug te betalen dan kunnen studenten na hun studie de terugbetaling maximaal 20 keer een kwartaal (dus vijf jaar in totaal) opschorten. Studiefinanciering met een ouderafhankelijke aanvullende beurs en inkomensafhankelijke terugbetaling van studieleningen bevat alle elementen die nodig zijn om de toegankelijkheid te waarborgen. Kwaliteit in verscheidenheid De maatregelen zullen pas vanaf begrotingsjaar 2015 middelen opleveren voor investeringen in de kwaliteit van onderwijs en onderzoek. Binnen de huidige kaders wil de minister investeren in de kwaliteitsverbetering van het onderwijs, met het in te dienen wetsvoorstel ‘Kwaliteit in Verscheidenheid’. Het verhogen van de private bijdrage is ook een prikkel om een bewustere studiekeuze te maken. In het wetsvoorstel ‘Kwaliteit in verscheidenheid’ zal daarom ook een aantal koerswijzigingen worden voorgesteld om de studiekeuze te verbeteren. Het studiekeuzeadvies voor bacheloropleidingen krijgt een wettelijke basis. Aspirant-studenten uit het voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs krijgen het recht op studiekeuzeadviezen voor de opleiding(en) waarvoor zij zich op uiterlijk 1 mei hebben aangemeld. Omgekeerd kunnen instellingen de aspirant-studenten verplichten deel te nemen aan activiteiten die leiden tot een studiekeuzeadvies (studiekeuzeactiviteiten). 284 Migratieactiviste veroordeeld tot 4 maanden wegens opruiing De rechtbank Haarlem heeft op 22 januari 2013 een 49-jarige vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 4 maanden voor het meermalen plegen van opruiing tot het plegen van strafbare feiten, door middel van geschriften of afbeeldingen. D e vrouw, die al vele jaren actie voert tegen het Nederlandse vreemdelingenbeleid heeft een website getiteld ‘Freedom for all’ waarop zij onder haar schrijfsterpseudoniem Joke Kaviaar teksten, gedichten en oproepen plaatst. Eén van de laatste posts op de website dateert van 18 januari jl. en heeft als titel ‘Gezocht: Fred Teeven, wegens MOORD op Russische activist’. De rechtbank neemt een aantal zinsneden uit teksten op deze website zoals “tijd voor een nieuwe generatie om de fakkel van RaRa over te nemen”, “waar blijft de Hollandse opstand” en “het wordt tijd dat we de uitnodiging aannemen maar dan niet om te praten. Wie gaat er mee op visite bij Leers?” onder de loep. De rechtbank ziet in al deze teksten opruiingen tot het plegen van strafbare 338 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 feiten jegens bijvoorbeeld Leers, of tot bijvoorbeeld vernieling, brandstichting en het plegen van aanslagen, gelet op de context en de afbeeldingen die bij de teksten zijn geplaatst. De rechtbank heeft het beroep van verdachte op de vrijheid van meningsuiting, zoals beschermd in artikel 10 van het EVRM, verworpen. Dit recht mag ingeperkt worden, als dat bij wet is voorzien en als dat noodzakelijk is in een democratische samenleving, in het belang van, onder meer, het voorkomen van strafbare feiten. Aan deze voorwaarden is, zo beslist de rechtbank, voldaan. Opruien tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag is in artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht strafbaar gesteld. Doel van die inperking is ook het voorkomen van strafbare feiten. En de inperking is noodzakelijk, omdat verdachte niet alleen op kritische en prikkelende wijze geprobeerd heeft het maatschappelijk debat of de politieke discussie aan te zwengelen, maar zij in dat kader heeft opgeroepen tot het plegen van strafbare feiten om zo haar doelen te bereiken. Een persbericht van Anonymous meldt dat Kaviaar in hoger beroep gaat. Volgens datzelfde bericht werd Joke Kaviaar op 13 september 2011 thuis gearresteerd en drie dagen in beperkingen vastgehouden. Ook vond er een huiszoeking plaats. Er werd haar ‘opruiing en verspreiding tot opruiing, met terroristisch oogmerk’ ten laste gelegd. Het ging daarbij om een aantal teksten waarin zij zich fel uitspreekt tegen het migratiebeleid. Een paar maanden later, in december, haalde het Openbaar Ministerie haar website uit de lucht. Deze werd een dag later door onbekenden weer online gezet en is nog altijd bereikbaar. Na een langlopend onderzoek vond op 8 januari, eindelijk de zitting voor de meervoudige kamer plaats. Vier van haar teksten werden door het Openbaar Ministerie als zijnde opruiend aan de rechtbank voorgelegd. De eerdere aanklacht dat Joke Kaviaar bij de vermeende opruiing ook een terroristisch oogmerk had, kwam te vervallen. Dat doet het vermoeden rijzen dat deze verzwaring van de aanklacht ten tijde van de arrestatie, Nieuws de huiszoeking, en gedurende het hele onderzoek enkel is toegevoegd als intimidatie, en om gebruik te kunnen maken van de vergaande opsporingsbevoegdheden uit de terrorismewetgeving. Uitspraak LJN BY9120 De teksten zijn te vinden op www.jokekaviaar.nl. 285 Jailhouseshop Onlangs is webwinkel de Jailhouse Shop gelanceerd, een marktplaats voor producten uit de gevangenis. D oor een wijziging in de penitentiaire beginselenwet sluiten arbeidsprestatie van gedetineerden nu aan op een promotie- en degradatiesysteem voor onder andere het verlofbeleid. In combinatie met trainingen en opleidingen leren veel gedetineerden een vak en halen door de samenwerking met ROC’s vaak een diploma. Tijdens het werk worden producten vervaardigd als houten tuinmeubels, vuurkorven en dienbladen, maar ook pindakransen voor de vogels en hobbelpaarden voor de kleintjes. Edward de Regt, initiatiefnemer van Jailhouse Shop, vertelt op de website “Ik zocht mogelijkheden om werk uit te besteden en bezocht hiertoe een gevangenis. Tijdens de rondleiding zag ik wat voor producten hier gemaakt worden. Dat biedt commerciële kansen, zeker in tijden van bezuinigingen. Omdat gevangenissen niet aan particulieren mogen verkopen fungeren wij hierin als intermediar.” De webshop heeft een vast assortiment dat continu geleverd wordt en een wisselend assortiment met tijdelijke producten. Deze worden voor marktconforme prijzen aangeboden. Naast de verkoop van kant en klare producten bemiddelt Jailhouse Shop ook in productiecapaciteit voor bedrijven. “Wij willen de concurrentie met China wel aan” zegt de Regt. Toch gaat een deel van de opbrengst naar de stichting Slachtoffer in Beeld. Slachtoffer in Beeld richt zich op herstelbemiddeling tussen slachtoffers en daders van misdrijven en verkeersongevallen door het begeleiden van slachtoffer-dadergesprekken, het organiseren van bewustwordingsbijeenkomsten aan daders en het trainen van professionals die werken met slachtoffers en daders. www.jailhouseshop.nl 286 AFM publiceert agenda 2013 De AFM gaat in 2013 door met verschillende bekende toezichtthema’s. Er zijn ook nieuwe accenten. Zo besteedt de AFM extra aandacht aan professionele klanten van financiële ondernemingen. Dat blijkt uit de plannen en begroting voor 2013 die zij heeft gepubliceerd. E en ander onderwerp waaraan de AFM in 2013 aandacht besteedt is de bijdrage van gedragstoezicht aan de stabiliteit van het financiële stelsel. Hierbij wordt onder meer gekeken naar het functioneren van wholesale markten, waaronder die voor derivaten en gestruc- tureerde producten. Ook heeft de AFM in dit verband aandacht voor het zogenaamde schaduwbankieren en securities lending, het uitlenen van effecten. Thema’s De Agenda 2013 telt negen toezichtthema’s: - Productaanbieders stellen het belang van de klant centraal; - Kwaliteit van financiële dienstverlening wordt beter; - Vermogensopbouwproducten en de advisering daarover worden verbeterd; - Niet-retailklanten krijgen een pas- sende dienstverlening van financiële ondernemingen; - Pensioenen worden transparant en passend; - De kwaliteit van governance, verslaggeving en accountantscontrole gaat omhoog; - De effectenmarkten functioneren eerlijk en efficiënt en de infrastructuur blijft bestendig; - Gedragstoezicht draagt bij aan stabiliteit van het financiële stelsel; - Bedreigingen van de integriteit van de financiële sector worden effectief aangepakt. Bron: www.afm.nl NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 339 287 Universitair Nieuws Wilt u dat uw (juridische) proefschrift of dat van iemand die u kent aangekondigd wordt in deze rubriek dan kunt u het proefschrift en een samenvatting sturen naar het redactiebureau; zie colofon. Oraties Toerekeningsvatbaarheid Het begrip toerekeningsvatbaarheid is in de Nederlandse wetgeving niet gedefinieerd. Bij een rechtszaak gaat de rechter voor het beantwoorden van de vraag of iemand toerekeningsvatbaar is, voor een belangrijk deel af op het oordeel van een psychiater. Bijzonder hoogleraar Forensische psychiatrie Gerben Meynen stelt echter voor om een juridische definitie van toerekeningsvatbaarheid te hanteren, waarmee de taakverdeling tussen de rechter en de psychiater duidelijker wordt. Daarover ging zijn inaugurele rede die hij op 25 januari 2013 hield aan de Universiteit van Tilburg. In Nederland wordt deze vraag in een rechtszaak voor een belangrijk deel beantwoord door een psychiater. In de wet staat: “Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens niet kan worden toegerekend” (art. 39 Sr). Dit artikel zegt echter niets over de voorwaarden waaronder iemand op basis van een stoornis ontoerekeningsvatbaar is. Gedragsdeskundigen hebben wel een format ontwikkeld voor het beantwoorden van die vraag, maar dat is geen juridische standaard. Eigenlijk doen psychiaters met hun oordeel over de toerekeningsvatbaarheid een uitspraak over een juridische vraag. Meynen stelt voor om, net als in een aantal andere landen, een juridische standaard te hanteren die aangeeft welk type gedragsbeïnvloeding als gevolg van een stoornis strafrechtelijk relevant is als het gaat om toerekeningsvatbaarheid. Met zo’n standaard zou voor iedereen duidelijk zijn hoe de rechter toerekeningsvatbaarheid zal toetsen. Bovendien helpt een standaard inzichtelijk te maken waarom iemand in een specifiek geval toerekeningsvatbaar is volgens de rechter. De 340 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 psychiater geeft dan alleen een oordeel over de aanwezigheid van een stoornis, de invloed van de stoornis op het gedrag, toekomstig gevaar en mogelijkheden om dit gevaar af te wenden. In zijn rede deed Meynen een voorstel voor een juridische standaard, uitgaande van wat de ethiek zegt over de voorwaarden waaronder mensen verantwoordelijk zijn voor hun gedrag. Promoties Integriteitsschendingen Advocaten, notarissen en accountants bekleden een bijzondere positie in ons rechtssysteem. Met de uitoefening van hun beroep zijn publieke belangen gemoeid en zij beschikken over wettelijke bevoegdheden om deze belangen te dienen. Tevens bekleden zij een vertrouwensfunctie. Op abstract niveau betekent dit dat de samenleving erop moet kunnen vertrouwen dat zij hun beroep naar behoren uitoefenen. Op concreet niveau betekent dit dat de cliënt erop moet kunnen vertrouwen dat vertrouwelijke communicatie tussen hem en de beroepsbeoefenaar geheim blijft. Integriteitsschendingen van advocaten, notarissen en accountants vormen een bedreiging voor de behartiging van de publieke belangen en de vertrouwenspositie. Met name hun dienstverlening aan de vastgoedsector vormt een risicofactor. Gebleken is dat de vastgoedsector kwetsbaar is voor de ontplooiing van criminele activiteiten. Vanwege hun bijzondere positie zijn deze vrije beroepsbeoefenaren voor vastgoedcriminelen aantrekkelijk om in te schakelen voor het plegen of verhullen van deze activiteiten. Zij kunnen hun bevoegdheden aanwenden om criminele activiteiten te ontplooien en zich ten aanzien daarvan op hun geheimhoudingsplicht en verschoningsrecht beroepen. De juridische bescherming van de vertrouwelijke communicatie tussen de beroepsbeoefenaar en zijn cliënt bemoeilijkt voor toezichthouders en opsporingsinstanties de mogelijkheden om integriteitsschendingen van deze beroepsbeoefenaren te detecteren. Vanwege hun bijzondere positie zijn advocaten, notarissen en accountants aan overheidsregulering onderworpen. De overheid – de wetgever maar ook de publiekrechtelijke beroepsorganisaties – stelt vast welke eisen gelden voor de toegang tot de beroepsuitoefening, bepaalt welke beroepsnormen van toepassing zijn, op welke wijze hierop toezicht gehouden wordt en op welke wijze normschendingen worden afgedaan. In dit onderzoek staan twee – specifiek voor deze beroepsgroepen geldende – handhavingsinstrumenten centraal: de preventieve bestuursrechtelijke en de repressieve tuchtrechtelijke aanpak. De daarbij gehanteerde invalshoek wordt gevormd door de juridische mogelijkheden en knelpunten om ten behoeve van die aanpak informatie te vergaren en te delen. In het kader van de preventieve bestuursrechtelijke aanpak is door Anita van den Berg onderzocht in hoeverre personen die willen toetreden tot de advocatuur, het notariaat en de accountancy gescreend kunnen worden. In de toegangsprocedure wordt momenteel vooral gebruik gemaakt van de Verklaring Omtrent het Gedrag en de bronnen waarop deze verklaring is gebaseerd. Voor het overige blijkt het vermoeden dat de betrokkene integriteitsschendingen zal gaan plegen, afhankelijk te zijn van toevalligheden of de welwillendheid van degene die toegang tot de beroepsuitoefening verzoekt om openheid van zaken te geven. Uit het proefschrift blijkt dat de Wet Bibob interessante aanknopingspunten biedt om uitgebreidere screeningen te verrichten. Hiervoor zijn wetswijzigingen nodig. In het kader van de repressieve tuchtrechtelijke aanpak wordt onderzocht welke bijdrage de tuchtrechtelijke afdoening van integriteitsschendingen kan leveren aan de aanpak van integriteitsschendingen in de vastgoedsector. De informatiepositie van de tuchtrechter wordt hoofdzakelijk gevormd door de informatieverstrekking van de klager. Voor zover de klager een overheidsinstantie is, worden de mogelijkheden om informatie te verstrekken aan de tuchtrechter belemmerd door geheimhoudingsplichten. Als de wetgever de mogelijkheden Universitair Nieuws wil verruimen om informatie te betrekken in de toegangsprocedure of tuchtrechtprocedure, moet hij een afweging maken tussen enerzijds de aanpak van integriteitsschendingen van advocaten, notarissen en accountants in de vastgoedsector en anderzijds de bescherming van de vertrouwenspositie die deze beroepsbeoefenaren bekleden. Beide aspecten dragen bij aan de bescherming van de publieke belangen die met de beroepsuitoefening zijn gemoeid. Van den Berg promoveerde op 17 december 2012 aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Haar promotor was prof. mr. J. Struiksma. Anita van den Berg Integriteitsbeoordelingen in advocatuur, notariaat en accountancy. Een juridisch onderzoek naar informatiegebruik bij de bestrijding van integriteitsschendingen in de vastgoedsector Een handelseditie wordt verwacht De Preventiestaat Voorkomen is beter dan genezen. In toenemende mate neemt de overheid dit adagium als richtsnoer voor haar handelen. Of het nu gaat om het voorkomen van terroristische aanslagen, van recidive door veelplegers, of de aanpak van risicojongeren: de klassieke repertoires van de rechtsstaat en verzorgingsstaat worden op tal van terreinen aangevuld met een preventief interventierepertoire. Maar wat betekent deze transformatie eigenlijk voor de rol van de overheid in de hedendaagse samenleving? Deze bestuurskundig-filosofische studie van Rik Peeters reconstrueert de opkomst van het preventiedenken in politiek en beleid. Daarbij krijgt de omgang met criminaliteit en veiligheid ruime aandacht. Vanaf eind jaren ’70 van de vorige eeuw groeien de politieke en maatschappelijke zorgen over hoge criminaliteitscijfers. In reactie daarop wordt begin jaren ’80 een nieuwe aanpak geïntroduceerd: naast het klassieke rechtsstatelijke mechanisme van opsporing, berechting en bestraffing plaatst de regering een nieuwe strategie: bestuurlij- ke preventie van criminaliteit. Vanaf dat moment is preventie een permanent onderdeel in criminaliteitsbeleid dat zich bovendien kan verheugen op een toenemende aandacht van politici, bestuurders, beleidsmakers en professionals. De logica van preventie onderscheidt zich fundamenteel van de logica van staatsinterventie in klassieke opvattingen over de rechtsstaat, waar een justitiële reactie op criminaliteit pas plaatsvindt na wetsovertreding. Preventie kenmerkt zich juist door interventie nog voordat er sprake is van een strafbaar feit. Risicofactoren voor mogelijk toekomstig crimineel gedrag vormen de aangrijpingspunten van interventie. Dit preventieperspectief leidt tot een ander beeld van de staat. Zo komen ook de vroegtijdige identificatie van risicojongeren, programma’s ter bestrijding van recidive onder veelplegers, de inrichting van de gelegenheidsstructuur, opvoedingsondersteuning voor probleemgezinnen en de afschrikwekkende werking van surveillance in de publieke ruimte in beeld. Wie het huidige criminaliteitsbeleid overziet zal opvallen dat niet de crimineel, maar de mogelijke crimineel aangrijpingspunt van beleid is, en dat niet langer de rechter, maar de burgemeester de spil in dat beleid is. De justitiële reactie is een ultimum remedium geworden voor de gevallen waarin preventie ontoereikend is gebleken. Burgemeesters beschikken over een breed arsenaal aan preventieve bevoegdheden, variërend van cameratoezicht tot huisverboden en van preventief fouilleren tot bestuurlijke ophouding. En in veiligheidshuizen door heel het land of in gemeentelijke veiligheidsprogramma’s zoals de Amsterdamse Top-600 aanpak tegen veelplegers worden preventieve interventies ‘achter de voordeur’ gepleegd om jeugdige criminelen en potentiële criminelen op het rechte pad te krijgen. Stuk voor stuk maatregelen die ingegeven zijn door het preventiedenken en vanuit dat perspectief ook volkomen logisch zijn. Preventie is niet meer weg te denken uit het hedendaagse overheidsbeleid. Daar zijn goede redenen voor. Maar het is ook zo dat preventie een expansieve logica kent, waardoor de overheid naar een steeds vroegere, gedetailleerdere en alomvattendere benadering van risico’s tendeert. Wie enkel kijkt door de bril van preventie zal privacy, ouderlijk gezag en het rechtsstatelijke onschuldprincipe al snel als barrières voor effectief handelen beschouwen. Bovendien is de preventiestaat vatbaar voor willekeur – immers, een ‘risico’ als rechtvaardiging voor interventie impliceert een zekere subjectiviteit. Dit alles is nog geen argument voor een totale afwijzing van preventie, maar wel voor het bewaken van rechtsstatelijke checks en balances. Juist als de discretionaire bevoegdheden van de overheid worden opgerekt zouden deze tegenmachten hun waarde kunnen tonen. Peeters promoveerde op 16 januari aan Tilburg University. Zijn promotoren waren prof. mr. dr. Stavros Zouridis en prof. dr. Mark van Twist. R. Peeters The Preventive Gaze: How Prevention Transforms Our Understanding of the State Eleven International Publishing 2013, 494 p., € 47,50 ISBN 978 94 9094 798 9 Scripties De redactie biedt aan studenten de mogelijkheid om met een korte samenvatting van hun masterscriptie in dit tijdschrift te komen. Hiernaast wordt de gehele versie van het document op de website van het NJB geplaatst. De redactie wil graag een podium bieden voor de vele mooie juridische teksten en innovatieve opvattingen van studenten die tot nu toe nog te weinig onder de aandacht komen van de vele juristen die in ons land werkzaam zijn. Heb je belangstelling om te worden geselecteerd voor opname van een samenvatting van je masterscriptie in het NJB? Stuur dan je scriptie, voorzien van een samenvatting van maximaal 200 woorden, het eindcijfer (minimaal een acht) dat je voor de scriptie hebt ontvangen en ook je afstudeerrichting en de naam van je scriptiebegeleider, naar het redactiebureau van het NJB, postbus 30104, 2500 GC Den Haag of e-mail: njb@ kluwer.nl. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 341 Personalia 288 Hoogleraren Mw. dr. M.M.M. van Eechoud is benoemd tot hoogleraar Informatierecht, in het bijzonder met betrekking tot het recht inzake toegang tot informatie, aan de Universiteit van Amsterdam. Als hoogleraar zal zij zich de komende jaren vooral richten op de regulering van publieke informatiebronnen uit een oogpunt van transparantie, communicatiegrondrechten en innovatie. Van Eechoud is sinds 1996 in verschillende functies werkzaam aan het Instituut voor Informatierecht (UvA). Van 2009 tot 2012 verbleef zij als gastonderzoeker bij het Center for Intellectual Property and Information Law van de University of Cambridge. Ze geeft leiding aan het driejarige multidisciplinaire onderzoeksprogramma ‘Of authorship and originality’ . Daarnaast is zij onder meer opleidingsdirecteur van de master Informatierecht. Prof. mr. drs. Titia Loenen is benoemd tot hoogleraar Mensenrechten en diversiteit aan de Universiteit Leiden. Hiervoor is zij een groot aantal jaren als hoogleraar verbonden geweest aan de Universiteit Utrecht. Haar onderzoek beweegt zich op het terrein van de mensenrechten, gelijkheidsvraagstukken en internationaal, Europees en nationaal non-discriminatierecht, met een huidige focus op gender en multiculturele vraagstukken. Op haar onderzoeksterrein heeft zij een groot aantal cursussen opgezet. Tevens heeft zij een vak met betrekking tot methodologie van de rechtswetenschap ontwikkeld. Ook heeft zij zich intensief met bestuurlijke activiteiten bezig gehouden, onder meer als promovendidecaan en als onderzoeksdirecteur. Decanen Per 1 februari 2013 is prof. mr. dr. Suzan Stoter de nieuwe decaan van Erasmus School of Law en prof. dr. Fabian Amtenbrink vice-decaan. Stoter volgt in haar functie Maarten Kroeze op. Stoter is hoogleraar Rechtssociologie en was van mei 342 NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 2010 tot heden onderwijsdecaan van ESL. Daarnaast is zij onder meer wetenschappelijk directeur van het Centre for Law & Innovation. Fabian Amtenbrink was van februari 2009 tot heden onderzoekdecaan aan ESL. In 2006 werd hij hoogleraar Recht van de Europese Unie in Rotterdam. Sinds 2009 is Amtenbrink tevens bijzonder hoogleraar aan het College of Europe in Brugge. Beide zijn aangesteld voor een periode van vier jaar. Advocatuur Arjan van de Watering is per 1 januari 2013 toegetreden tot de maatschap van Ten Holter advocaten. Arjan is vanaf 2007 werkzaam als advocaat-medewerker bij Ten Holter Advocaten in de sectie Bouw, Vastgoed en Aanbesteding. Zijn specialisaties zijn het bouw- en aanbestedingsrecht. Daarvoor was Arjan werkzaam bij AKD, eveneens als bouw- en aanbestedingsrechtadvocaat. Arjan is tevens advocaatdocent Aanbestedingsrecht. Melita van der Mersch en Reimer Veldhuis zijn per 1 januari 2013 partner geworden bij Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn advocaten en notarissen. Van der Mersch maakt deel uit van de sectie Bestuursrecht en leidt samen met Rolf de Groot de marktgroep Gezondheidszorg. Van der Mersch is gespecialiseerd in het gezondheidsrecht en specifiek het farmaceutisch recht. Veldhuis maakt deel uit van de secties Bestuursrecht en Strafrecht en leidt samen met Elisabeth Pietermaat de marktgroep Toezichthouders. Veldhuis is gespecialiseerd in handhaving, strafrecht en privacy en gegevensuitwisseling. Per 1 januari 2013 heeft Farihan Keramati de overstap gemaakt van NautaDutilh naar Bergh Stoop & Voor het plaatsen van berichten in deze rubriek kunt u uw tips en informatie naar [email protected] sturen. Sanders advocaten in Amsterdam. Bij Bergh Stoop & Sanders versterkt zij de sectie Intellectuele Eigendom. Keramati is met name gespecialiseerd in het IE-, media- en reclamerecht. Ook adviseert zij haar cliënten over commerciële contracten, zoals licentie- en distributieovereenkomsten. Daarnaast voert zij een meer algemene handelspraktijk. Jasper Hagers is per 1 januari 2013 tot salaried partner benoemd van Blenheim Advocaten. Hagers is gespecialiseerd in financieel recht, in het bijzonder in relatie tot de toezichthouders AFM en De Nederlandse Bank. Op 1 januari 2013 is Henriëtte Dekker toegetreden tot de maatschap Hoboken Advocaten in Rotterdam als partner arbeidsrecht en pensioenrecht. Dekker zal bij Hoboken verantwoordelijk zijn voor het opzetten van de sectie arbeidsrecht. Onder haar expertises vallen het individueel en collectief ontslagrecht, arbeidsovereenkomsten, CAO-kwesties, aanstelling en ontslag van statutair bestuurders, medezeggenschap, zieke werknemers en disciplinaire maatregelen. Daarnaast heeft zij expertise in pensioenkwesties. Joop Werner is per 1 januari 2013 toegetreden tot de maatschap Schaap & Partners, advocaten en notarissen te Rotterdam. Hij is sinds oktober 2001 als advocaat aan het kantoor verbonden en heeft zich gespecialiseerd in het vennootschap- en ondernemingsrecht, waarover hij adviseert en procedeert. Hij Personalia maakt deel uit van de Praktijkgroep Ondernemingsrecht van Schaap & Partners. De Advocaten van Van Riet heeft per 1 januari 2013 Jeroen Gerritsma benoemd tot partner. In 2008 maakte hij vanuit ABN AMRO de overstap naar de advocatuur. Bij de Advocaten van Van Riet is hij medeverantwoordelijk voor de sectie ondernemings- recht, waar hij zich vooral toelegt op bedrijfsovernames, financieringsvraagstukken en herstructureringen in en buiten faillissement. Daarnaast is hij regelmatig als curator actief in faillissementen. Agenda 05 02 2013 Arbeidsrechtsymposium ter ere van Paul van der Heijden Op de dies van de Universiteit Leiden neemt prof. mr. Paul F. van der Heijden afscheid als voorzitter van het College van Bestuur en rector-magnificus van deze universiteit. Na een rectoraat van bijna 11 jaar, verdeeld over de Universiteiten van Amsterdam en Leiden, zal hij zijn taak als hoogleraar weer opnemen en zijn krachten wederom gaan geven aan de bestudering van zijn vakgebied, het internationale arbeidsrecht. Om dit te vieren wordt hem een symposium aangeboden door zijn vakgenoten van de afdeling Sociaal recht te Leiden, van het Hugo Sinzheimer Instituut in Amsterdam, en door de juridische faculteit van de Universiteit Leiden. Het symposium met de titel De waarde(n) van het (internationale) arbeidsrecht is bedoeld voor vakgenoten en vrienden van Van der Heijden, voor collega’s uit de Leidse juridische faculteit en alle anderen die belangstelling hebben voor het internationale arbeidsrecht. Plaats: Kaiserzaal van de Oude Sterrewacht van de Uni- Vanuit een juridisch perspectief doorlopen zij de best practices en brengen de do’s en dont’s in kaart. versiteit Leiden Tijd: dinsdag 12 februari van 15.30 tot 18.45 uur, incl. borrel Inlichtingen en aanmelding: Inschrijving is vooraf noodzake- Plaats: Ploum Lodder Princen, Rotterdam (ook te volgen lijk (ook i.v.m. beperkt aantal plaatsen) via mw. Petry Baart- als webinar) man, afdeling Sociaal recht, [email protected] Inlichtingen en aanmelding: NGB-bijeenkomsten zijn of tel. 071-5277636 (bij voorkeur per e-mail). uitsluitend toegankelijk voor leden. NGB-ledenbijeenkom- Tijd: dinsdag 5 februari van 15.00 tot 17.00 uur (aansluitend borrel) sten, sectiebijeenkomsten en NGB Extra’s zijn kosteloos. 12 02 2013 NGB Extra Outsourcing: een zorg minder? Door: mr. Th. P. ten Brink en mr. drs. G. M. Top-Sarneel, advocaten bij Ploum Lodder Princen. Veel bedrijven hebben de afgelopen jaren vanuit het oogpunt van kostenbesparing besloten te gaan outsourcen. Ook speelt een rol dat de IT services provider specialistische kennis in huis heeft. Maar wordt wel voldoende toegevoegde waarde uit de relatie gehaald? En hoe verhoudt outsourcen zich tot de cloud? Is het nog wel aantrekkelijker om het werk te outsourcen nu clouddiensten op steeds grotere schaal beschikbaar worden? Lastige vragen en moeilijke keuzes, waarop de sprekers ingaan. Informatie over het lidmaatschap, inschrijven voor de bijeenkomsten etc. via www.ngb.nl. 26 02 2013 NGB sectie Arbeidsrecht De (actuele) wijzigingen in het arbeidsrecht als gevolg van het regeerakkoord, door: mr. dr. M.M. Koevoets, advocaat bij Kneppelhout & Korthals (NGB bijeenkomst sectie Arbeidsrecht). De nadruk zal komen te liggen op de gevolgen voor het ontslagrecht. Tijd: dinsdag 26 februari van 14.00 tot 16.30 uur Inlichtingen en aanmelding: NGB-bijeenkomsten zijn uitsluitend toegankelijk voor leden. NGB-ledenbijeenkomsten, sectiebijeenkomsten en NGB Extra’s zijn kosteloos. Informatie over het lidmaatschap, inschrijven voor de bijeenkomsten etc. via www.ngb.nl. Agenda kort 01 02 2013 Gezag en innovatief leiderschap in de rechtspraak NJB 2012/2577, afl. 44/45, p. 3151 01 02 2013 Symposium Rechten van het Kind NJB 2013/55, afl. 1, p. 66 05 02 2013 Studiemiddag Strafrechtelijke Immuniteit van Overheden NJB 2013/55, afl. 1, p. 66 Een uitgebreide versie van deze agenda is te raadplegen op www.njb.nl. NEDERLANDS JURISTENBLAD – 01-02-2013 – AFL. 05 343 289 Altijd en overal uw NJB bij de hand Als abonnee op het NJB kunt u vanaf nu GRATIS* gebruik maken van de digitale editie. U kunt voortaan altijd en overal uw NJB raadplegen. Op tablet, smartphone of e-reader. Maar ook op uw laptop of pc. U kunt zich snel en eenvoudig aanmelden op www.kluwer.nl/njb. U heeft alleen uw abonneenummer nodig. U vindt dit op het adreslabel van uw NJB. * Op de combinatie van het NJB tijdschrift en de digitale editie is het 21% btw-tarief van toepassing. u d l e M ! n a a nu Met het NJB bent u iedere week volledig op de hoogte! s Wekelijks het juridische nieuws deskundig voor u geselecteerd en verklaard s Altijd op de hoogte van nieuwe wetgeving en jurisprudentie s Zowel wetenschappelijke als praktijkgerichte artikelen s Van een hoge kwaliteit dankzij de deskundige redactie en medewerkers s Discussie en opinievorming, inclusief actuele NJBlog i.s.m. NRC Handelsblad