Medische Publieksacademie UMCG Publieksvragen over trombose Sprekers: dr. Karina Meijer en prof. Ton Lisman Vraag Waarom wordt bij trombose Sintrom maar ook Aspirine voorgeschreven en wat is het verschil? Antwoord Er is sprake van twee verschillende aandoeningen. Proppen ontstaan in stromend bloed. De samenstelling van bloedproppen in de slagaders is anders dan de samenstelling in de aders. Bloedproppen in aders bestaan met name uit fibrine en in de slagaders met name uit bloedplaatjes. Sintrom gaat de vorming van fibrine tegen en wordt vooral gebruikt om problemen in de aders te behandelen. Aspirine remt de bloedplaatjes en wordt vooral gebruikt om problemen in de slagaders te behandelen. Vraag Verdwijnt een bloedprop altijd na medicatie? Antwoord Een bloedprop verdwijnt niet door de medicatie De medicatie zorgt ervoor dat de bloedprop niet meer aangroeit. Het lichaam ruimt de prop op. Soms zie je na twee jaar nog restverschijnselen. Vraag Kan een trombosebeen een aanleiding zijn tot kanker? Antwoord Ja dit kan. Mensen met kanker hebben een groter risico om trombose te krijgen. Bij een kleine minderheid wordt naar aanleiding van een trombosebeen kanker vastgesteld. Vraag Kun je longembolie krijgen als gevolg van meerdere aderlatingen na elkaar? Antwoord Nee, dit heeft niets met elkaar te maken Vraag Kan trombose ook in het hoofd voorkomen? Antwoord Dat kan wel maar de meeste gevallen van propjes in het hoofd zijn herseninfarcten. Trombose in de ‘echte’ aderen van het hoofd kan, maar is uitermate zeldzaam. Vraag Bij mensen die Acenocoumarol gebruiken wordt voor een chirurgische ingreep de INR bepaald en aangepast. Hoe werkt dit bij de nieuwe bloedverdunners? Antwoord Net als bij Acenocoumarol moeten ook de nieuwe middelen uit het bloedsysteem voordat je wordt geopereerd. Bij de nieuwe middelen moet ook een zekere periode voor de operatie gestopt worden. De werking van de nieuwe middelen is veel voorspelbaarder en van persoon tot persoon zit daar veel minder verschil in. Het is dan ook niet nodig om voor de operatie nog een keer te controleren. Vraag Geven spataders een verhoogde kans op trombose? Antwoord Ja, de kans op aderontsteking is groter. Spataderen zijn een oppervlakkige vorm van trombose. Spataders zijn uitgezette aders waar het bloed langzaam stroomt. De kans op stolsels is dan groter. Als de ader weg is het risico ook weg. Vraag Hoe groot is de kans op het ontstaan van trombose bij het gebruik van de anti-conceptie pil? Antwoord De kans op trombose is dan drie keer zo groot, het vrouwelijke hormoon oestrogeen veroorzaakt dit verhoogde risico. Gezien de jongere leeftijd waarop anticonceptie wordt gebruikt, is dit risico klein en acceptabel. Is er sprake van erfelijke trombose in de familie dan hierop alert zijn. Ook als er eerder sprake is geweest van trombose of als je ouder bent dan 40 jaar, is het risico op trombose groter. Vraag Wat is de functie van een steunkous en moet je die zo lang dragen? Antwoord Een steunkous geeft tegendruk, zodat het bloed in het been weer omhoog gaat en vervangt deels de functie van de kapotte kleppen in het been. De steunkous helpt ook tegen het zwelling van het been en voorkomt het post-trombotisch syndroom Uit onderzoek is gebleken dat het twee jaar dragen van een kous dragen tot nu toe het beste resultaat geeft. Zijn er na twee jaar nog problemen dan moet de kous langer gedragen worden. Dit is niet schadelijk omdat je van het dragen van kousen geen ‘luie’ aderen krijgt. Vraag Moet een trombosebeen behandeld worden? Antwoord Als je niet behandelt, is de kans groot dat er problemen ontstaan, het gevolg kan longembolie zijn. De meeste mensen met een longembolie hebben het trombosebeen niet opgemerkt. Als je op tijd start met bloedverdunners wordt de kans op een longembolie uitermate klein Vraag Voor fenprocoumon (en acenocoumarol) bestaat er een ‘tegengif’ en voor dabigatran niet. Is dat geen groot risico? Antwoord Dabigatran hoef je niet te controleren, het is wel een nadeel dat er geen tegengif beschikbaar is. Hiernaar is op grote schaal onderzoek gedaan. Beide middelen zijn met elkaar vergeleken in twee grote groepen en als je de groepen vergelijkt komen er in de ene groep niet meer bloedingen voor dan in de andere groep.