De ziekte van Hirschsprung Uw kind is geboren met de ziekte van Hirschsprung met als gevolg: uw kind heeft géén, te weinig of te laat ontlasting. Deze ziekte wordt meestal in de eerste levensweek ontdekt. In Nederland worden per jaar ongeveer veertig kinderen met de ziekte van Hirschsprung geboren. Ontstaanswijze Tijdens de ontwikkeling van het kind in de eerste zwangerschapsweken, in de vijfde tot de tiende week, groeien de zenuwcellen vanuit de hersenen geleidelijk via de slokdarm, maag, dunne darm en dikke darm naar beneden. Soms bereiken deze zenuwcellen het allerlaatste stuk van de darm niet, waardoor dit deel van de darm geen zenuwcellen bevat. In het gedeelte van de darm waarin de zenuwcellen ontbreken, kunnen de darmspieren zich niet ontspannen en veroorzaken als het ware een krampachtige afsluiting. Ziekteverschijnselen Door deze afsluiting is te verklaren dat uw kind géén, te weinig of te laat ontlasting produceert. Boven de afsluiting hoopt de ontlasting zich op. De darmen boven de afsluiting gaan uitzetten, de buik wordt bol en het kind kan gaan braken. In de zich ophopende ontlasting krijgen bovendien de darmbacteriën de kans om te gaan groeien. Daardoor kan een infectie optreden, eerst in de darm, later ook in het bloed. Als door een infectie de ontlasting erg dun wordt, kan er diarree ontstaan. Oorzaak Over de oorzaak van de ziekte van Hirschsprung is weinig bekend. In enkele gevallen is er sprake van erfelijkheid. Vooral als er een kind is met een zeer lang stuk darm zonder zenuwcellen, bestaat er meer kans dat een broertje of zusje ook de ziekte van Hirschsprung heeft. Daarom wordt bij alle kinderen met Hirschsprung een erfelijkheidsdeskundige ingeschakeld. Er zijn geen aanwijzingen dat medicijngebruik of ziekte tijdens de zwangerschap deze afwijking veroorzaken. Diagnose Er zijn twee onderzoeken nodig om de ziekte van Hirschsprung vast te stellen. Het belangrijkste onderzoek is de slijmvliesbiopsie. Meestal wordt met dit onderzoek begonnen. Bij de slijmvliesbiopsie worden enkele kleine stukjes slijmvlies weggezogen uit de endeldarm en onder de microscoop bekeken. Het andere onderzoek is de dikke darmfoto. Bij deze foto wordt via de anus contrastvloeistof in de dikke darm gebracht. Met deze vloeistof wordt de darm op de röntgenfoto zichtbaar gemaakt. Het nauwe en wijde deel zijn dan meestal te onderscheiden. Deze onderzoeken zijn geen van alle pijnlijk. Omdat vooral het weefselonderzoek van de biopten tijdrovend is en soms nog een keer herhaald moet worden, wordt vaak al met de behandeling begonnen voordat de uitslag bekend is. Behandeling De behandeling is erop gericht het deel van de darm uit te schakelen waarin de zenuwcellen ontbreken. In eerste instantie gebeurt dit door een slang vanuit de anus in te brengen tot voorbij het deel dat geen zenuwcellen bevat, dus tot in het wijde gedeelte. De ontlasting kan dan naar buiten komen en infectie krijgt minder kans. Door de slang wordt de darm ook nog schoongespoeld. Is de diagnose zeker, dan is het belangrijk ervoor te zorgen dat tot aan de definitieve operatie de ontlasting goed naar buiten kan komen. In principe betekent dat dat de endeldarm dagelijks gespoeld moet worden en dat de verzorger van het kind moet leren hoe dit in zijn werk gaat. Als uw kind spuugt of een bolle buik heeft, krijgt het een maagsonde om de maag en darmen zo leeg mogelijk te houden. Het vocht en de voeding worden dan per infuus gegeven. 2 Operatie Als de diagnose gesteld is, dan kan door middel van het spoelen gezorgd worden dat de ontlasting het lichaam verlaat. De baby kan drinken en groeien. Het spoelen moet dagelijks gebeuren tot aan de operatie. Als het spoelen niet goed lukt en het kind daardoor niet goed kan drinken en groeien, is het soms nodig een stoma op de gezonde darm aan te leggen. Dit gebeurt meestal rechtsboven in de buik. Deze stoma is tijdelijk. Bij de definitieve operatie, bij een leeftijd tussen de zes weken en vier maanden, wordt het zieke deel van de darm verwijderd en het gezonde deel wordt vlak boven de anus aangesloten. Aan het begin van de operatie wordt via de navel of via een kijkoperatie (laparoscopisch) een biopt genomen van de gezonde darm bij de overgang van zieke naar gezonde darm. Dit om vast te stellen of dit deel van de darm inderdaad gezond is. Het zieke deel wordt via de anus verwijderd. Er wordt dus door de anus geopereerd. Na de operatie mag het kind gaan drinken als het wakker is en niet spuugt. Als het poept, drinkt en hersteld is kunt u weer naar huis. Dit is meestal na vier à vijf dagen. De eerste maanden na de operatie zal op de polikliniek gecontroleerd worden of de naad van binnen goed geneest. Dit gebeurt door via de anus te voelen. Ook wordt gecontroleerd of de naad nauwer wordt. Een enkele keer is het nodig de anus te bougieseren (de anus oprekken met een staafje) en/of de darm te spoelen. Late gevolgen Meer dan de helft van de kinderen met de ziekte van Hirschsprung kan vroeger of later problemen krijgen met de ontlasting; deze problemen kunnen van voorbijgaande of blijvende aard zijn. Ze kunnen vooral voorkomen in de periode van het zindelijk worden. Bij het zindelijk worden spelen zowel de aandrang tot ontlasting als de mogelijkheid tot het ophouden door middel van de sluitspier een rol. Bij de ziekte van Hirschsprung kan de sluitspier vaak niet goed ontspannen; de sluitspier is als het ware te krachtig. Dit maakt dat de kinderen met de ziekte van Hirschsprung, ook na een goed uitgevoerde operatie, de ontlasting langer kunnen ophouden. Een gewone verkoudheid of een oorontsteking kan zijn weerslag hebben op het ontlastingspatroon. Als ouders merkt u dat uw kind minder goed gaat eten, hangerig wordt, over pijn in de buik klaagt en in plaats van normale hoeveelheden ontlasting vegen in de broek heeft. Vaak lukt het om deze periode te overbruggen met behulp van laxeermiddelen, een dieet of een keer extra spoelen en kan de verpleegkundig consulent 3 stoma-, continentiezorg kinderen worden geraadpleegd. In ieder geval is het raadzaam bij buikklachten, ook als het jaren goed is gegaan, eerst contact op te nemen met de arts die uw kind behandeld heeft voor de ziekte van Hirschsprung. Omdat de ziekte zeldzaam is en de latere problemen vaak niet bekend zijn, gaat anders of onnodige tijd verloren of wordt een onjuiste behandeling ingesteld. Als de volwassen leeftijd is bereikt, kan overlegd worden met de arts van de transitiepolikliniek. Vragen Bij vragen kunt u contact opnemen met uw behandelend arts. Voor ondersteuning en voor het uitwisselen van ervaring kunt u terecht bij de patiëntenvereniging. Vereniging ‘Ziekte van Hirschsprung’ www.hirschsprung.nl [email protected] Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam VU medisch centrum secretariaat kinderchirurgie telefoon (020) 444 2424 e-mail [email protected] AMC/Emma kinderziekenhuis secretariaat kinderchirurgie telefoon (020) 566 5693 e-mail [email protected] Verpleegkundig consulent stoma- en continentiezorg kinderen telefoon (020) 444 0767, bereikbaar tussen 11.00 en 12.30 uur e-mail [email protected] Transitiepolikliniek [email protected] 302011 Kinderchirurgisch Centrum Amsterdam© VUmc© november 2015 www.VUmc.nl 4