“Mythes rond pijnbestrijding rond het levenseinde”. Universiteit Derde Leeftijd - Leuven, 8-2-2011 Prof Dr J Menten Buitengewoon hoogleraar KULeuven Kliniekhoofd Radiotherapie-Oncologie en Coördinator Palliatieve Zorg UZ Leuven De toediening van sterke opioiden (morfine en morfine-achtige) neemt een belangrijke plaats in bij de behandeling van matige of ernstige pijn van kanker- en niet-kankerpatiënten. Het aantal patiënten die krachtige pijnstillers nodig hebben stijgt naarmate de ziekte vordert. Ongeveer 90% van de kankerpatiënten hebben sterke opioiden nodig voor pijnstilling tijdens de laatste levensfase. De voorkeur gaat dan uit naar morfine (of een van zijn analogen) dat door de wereldgezondheidsorganisatie (WHO) reeds 25 jaar aangeduid wordt als de gouden standaard. Men moet in de ziekte-evolutie op tijd beginnen met goede pijncontrole, alhoewel zowel patiënten, als familie en hulpverleners dit soms (te) lang uitstellen, waardoor er nutteloos veel pijn geleden wordt. Een van de frequente redenen waarom men een pijnbehandeling te lang uitstelt is het bestaan van de zogenaamde morfinemythes: 1- Morfine werkt verslavend 2 -Morfine veroorzaakt tolerantie (gewenning) 3 -Morfine veroorzaakt ademhalingsdepressie 4 -Morfine verkort het leven Bij personen die morfine gebruiken zonder pijn te hebben veroorzaakt morfine een euforiserend effect. Typisch voorbeeld hiervan zijn de heroïneverslaafden (heroïne = diamorfine) die in hun verslaving hunkeren naar dat euforiserend effect en daarvoor een steeds hogere dosis nodig hebben om hetzelfde effect te bereiken en velen gaan er inderdaad ten slotte aan ten onder. De vraag stelt zich daarom terecht of we goede argumenten hebben om zo “gevaarlijke drugs” te gebruiken in de geneeskunde, in het bijzonder lang voor de patiënt terminaal is. Sterke opioiden geven bij patiënten met matig tot sterke pijn (respectievelijk 4-6/10 en 7-10/10, waar 0 geen pijn is en 10 is de ergst denkbare pijn) een pijnstillend effect dat in verhouding staat tot de toegediende dosis. Patiënten stoppen de dosisverhoging zodra ze voldoende pijnstilling ervaren, men streeft naar een pijnscore 0-3/10). Op dat ogenblik wordt er nog geen euforiserend effect ervaren, de dosis moet ver boven het niveau van pijnstilling uitstijgen vooraleer het euforiserend effect (zoals bij drugverslaafden) zich voordoet. Pijn is dus een natuurlijke bescherming tegen het euforiserend effect dat verslaving, gewenning en ademhalingsonderdrukking veroorzaakt. Tenslotte is de vraag of morfine het leven verkort nog onvoldoende wetenschappelijk onderzocht. Bij kankerpatiënten bestaat een grote spreiding in de morfine-behoefte omdat er een grote interindividuele variatie bestaat in pijnintensiteit, er zijn verschillen in de biologische beschikbaarheid van morfine en ook verschillen in de pijnbeleving. Er is een hypothese, dat de morfine dosisverhoging eerder bepaald wordt door groei van de onderliggende kwaadaardige ziekte dan dat ze het gevolg is van gewenning. Deze hypothese suggereert dat morfine langdurig in stabiele dosis ook kan gebruikt worden voor chronische niet-kankerpijn. In onderzoek binnen UZ Leuven vonden wij dat kankerpatiënten van alle leeftijden evenveel sterke pijnstillers nodig hebben om comfortabel te zijn, dat patiënten met uitzaaiingen in het beenderstelsel meer pijnstilling nodig hebben dan uitzaaiingen op andere plaatsen, dat mensen met stabiele ziekten geen stijgende dosis nodig hebben en dat mensen waar de ziekte snel voortschrijdt wel stijgende dosis pijnstillers nodig hebben om de pijn onder controle te krijgen. Dankzij de financiële steun van de Universiteit Derde Leeftijd konden wij het verbruik van pijnstillers beginnen analyseren in 1088 dossiers van >65jarige kankerpatiënten die tot eind 2009 overleden zijn op de palliatieve zorgeenheid. Ons doel was te onderzoeken of morfine inderdaad een levensverkortend effect heeft. We stelden vast dat er geen verschil is in lengte van leven tussen patiënten zonder morfine gebruik en patiënten die tot 600 mg morfine/dag kregen (beiden gemiddeld 10 dagen overleving). Patiënten die 600-900 mg. morfine/dag nodig hadden leefden gemiddeld 13 dagen en mensen >900 mg leefden gemiddeld 17 dagen. Er is dus absoluut geen levensverkortend effect (integendeel!) aantoonbaar in wat hoogst waarschijnlijk hiervoor de meest kwetsbare groep patiënten (>65j, palliatieve en terminale kankerpatiënten) mag genoemd worden. We kunnen dan ook aanbevelen om de reeds 25 jaar geleden gepubliceerde richtlijnen van de wereldgezondheidsorganisatie te volgen om kankerpijn op tijd, namelijk wanneer de pijn matig tot ernstig is, met een voldoende dosis morfine te behandelen. Als men volgens deze richtlijnen werkt dan kan meer dan 85% van alle kankerpijn zeer efficiënt behandeld worden. -Morfine in tabletvorm verdient de voorkeur. -Chronische pijn moet men zoveel mogelijk voorkomen door pijnstillers volgens een vast schema de klok rond te geven in plaats van te wachten tot de pijn ondraaglijk wordt. Er wordt altijd een bolusdosis voorzien voor de behandeling van doorbraakpijn. Zodra de patiënt pijnvrij is wordt de dagdosis van kortwerkende morfine overgeschakeld naar langwerkende morfine tabletten’ (2x/dag innemen) of “pijnpleisters” (slechts 1x/3d vervangen)