02 Beide Limburgen

advertisement
PROVINCIALEBIBLIOTHEEKLIMBURG PRESENTEERT
Oost West,
Limburg Best
Het verhaal van de scheiding van de
beide Limburgen in 1839
27 april tot en met 30 september 2009 - gratis toegang
Met het Limburgcharter Oost West, Limburg Best stellen de
Belgische en Nederlandse provincies Limburg zich op als een
voorbeeldregio in Europa en scheppen ze een kader voor een
doorgedreven samenwerking. De formele ondertekening van
het charter vond niet toevallig plaats op 19 april 2009. Op die
dag, maar dan 170 jaar eerder, ondertekenden België en
Nederland het Verdrag van Londen. Met de verdeling van het
Verenigd koninkrijk der Nederlanden in een Belgische en een
Nederlandse staat bezegelde dit verdrag tegelijkertijd ook de
opsplitsing van de provincie Limburg in een Belgische en een
Nederlandse provincie.
De tentoonstelling Oost West, Limburg best: het verhaal van de scheiding van
de beide Limburgen in 1839 laat zien hoe het zover gekomen is. Zij toont
aan dat het gebied aan weerszijden van de Maas op politiek vlak aanvankelijk zeer versnipperd was. In 1795 verenigden de Franse revolutionairen
deze gebieden in het Departement van de Nedermaas en gaven het een
gemeenschappelijk bestuurlijk en gerechtelijk kader. Het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden bouwde hierop voort en versterkte de eenwording. Mede door de eigenzinnige politiek van Willem I bleek dit
koninkrijk in 1830 echter niet houdbaar. In 1839 sloten de grote Europese
mogendheden een verdrag over de scheiding van Nederland en België.
Zonder rekening te houden met de plaatselijke bevolking beslisten zij de
provincie Limburg te verdelen onder de beide nieuwe staten. Zo splitsten
zij een grote provincie met een groot stedelijk centrum op in twee kleinere provincies met elk een eigen centrum. Daarmee brachten zij de
samengroei van het gebied tot een plotse stilstand. Pas na de Tweede
Wereldoorlog zou de eenwording van Europa nieuwe mogelijkheden bieden. Deze keer nemen de Limburgers zelf het heft in handen.
Deze tentoonstelling vindt plaats in de Afdeling Informatie van de
Provinciale Bibliotheek Limburg. Aan de hand van documenten uit de
erfgoedcollecties vertelt zij in negen episodes het verhaal van de
scheiding.
limburg.be
Tot 1794
Een versnipperd gebied onder bestuur van
vele heren en vorsten
Kasteel van Opleeuw, ca. 1737 - Collectie Limburgensia
Op het einde van de 18de eeuw bestond het
grondgebied van de latere provincies Limburg
uit een lappendeken van heerlijkheden waarin
een heer het overheidsgezag uitoefende. Hij
deed dit in eigen naam of ontleende zijn gezag
aan zijn vorst. Deze heerlijkheden behoorden
tot vele vorstendommen: het prinsbisdom Luik
(waarvan het graafschap Loon deel uitmaakte),
de Republiek der Verenigde Nederlanden, de
Oostenrijkse Nederlanden, het koninkrijk
Pruisen, het hertogdom Gulik en nog enkele
andere vorstendommen waaronder het graafschap Rekem. Een staatkundige eenheid was
er dus helemaal niet.
Een heerlijkheid had meestal de grootte van
een dorp en bezat haar eigen wetgeving en
rechtspraak. De vorsten probeerden deze
overal eenvormig te maken in hun gebied,
maar slaagden slechts in beperkte mate hierin. De politieke betrokkenheid van de inwoners reikte daarom niet verder dan de eigen
heerlijkheid of in het beste geval het eigen
vorstendom. Van een verbondenheid met een
ruimer gebied was geen sprake. Ook de economische ruimte was door gebrek aan verharde landwegen sterk verbrokkeld. De Maas
vormde als bevaarbare waterweg nog het
belangrijkste economische en culturele bindmiddel. Taal, zeden en gewoonten waren
dezelfde op beide oevers. De godsdienst
vormde nog een andere gemeenschappelijke
grondslag: de inwoners waren bijna allemaal
katholiek en behoorden tot het bisdom Luik.
1795 - 1814
Eenmaking in het Departement
van de Nedermaas
De Franse revolutionairen veroverden in 1794
de Oostenrijkse Nederlanden en het prinsbisdom Luik. Zij brachten het grootste gedeelte van het gebied aan de Maas samen in het
Departement van de Nedermaas met Maastricht als hoofdplaats. Het overige gedeelte
wezen ze toe aan het Departement van de Roer.
Vervolgens verdeelden ze beide departementen in arrondissementen, kantons en gemeenten, waardoor er een einde kwam aan de
bestuurlijke versnippering. Deze centralisatie
werd afgerond met de invoering van een
nieuwe gerechtelijke indeling en nieuwe
rechtsboeken. De oprichting van een departementale middelbare school en van kantonnale
lagere scholen kwam daarentegen niet van de
grond. Het Frans werd voortaan de uitsluitende
voertaal van bestuur, rechtspraak en onderwijs.
De bevolking schikte zich gelaten in deze vernieuwingen. Dit veranderde toen de Fransen
ook op kerkelijk vlak maatregelen troffen. De
verbeurdverklaring van de kerkelijke goederen en de vervolging van de geestelijken die
de eed van haat aan het koningschap weigerden af te leggen, wekten grote beroering.
Toen het Franse bestuur op 5 september 1798
daarenboven ook nog de algemene dienstplicht invoerde brak de Boerenkrijg uit. Deze
kon slechts met moeite bedwongen worden.
De staatsgreep van Napoleon Bonaparte in
1799 leidde tot een concordaat met de paus
en tot het einde van de kerkvervolging. De
plaatselijke inwoners waren blij met de rust
die intrad en aanvaardden geleidelijk alle vernieuwingen. Zij gingen nu ook de Franse amb-
Napoleon I Bonaparte, keizer van Frankrijk,
ca. 1812 – Collectie Oude Drukken
tenaren vervoegen in de uitoefening van
bestuur en gerecht. Het departementsbestuur
kreeg ruimte voor vernieuwingen op het vlak
van landbouw en nijverheid. Het besteedde
vooral aandacht aan de verbetering van de
land- en waterwegen met een grotere economische ruimte tot gevolg. Het bestuur hertekende het bisdom Luik dat voortaan samenviel met de departementen van de Nedermaas
en de Ourthe. Toen in 1814 een einde kwam
aan het bewind van Napoleon, lieten de
Fransen een blijvend bestuurlijk kader achter.
1815 - 1830
De Provincie Limburg onder het Verenigd
Koninkrijk der Nederlanden
Op het Congres van Wenen in 1815 wilden de
grote mogendheden (Groot-Brittannië, Oostenrijk, Pruisen en Rusland) een dam tegen
Frankrijk opwerpen. Zij voegden daarom de
voormalige Oostenrijkse Nederlanden en het
prinsbisdom Luik toe aan het Koninkrijk der
Nederlanden. Door een dirigistisch bestuur
trachtte koning Willem I het handeldrijvende
protestantse Noorden te verenigen met het
dichter bevolkte katholieke Zuiden, dat meer
gericht was op de industrie. Hij kende de
Staten Generaal, waarin het Zuiden ondervertegenwoordigd was, slechts beperkte bevoegdheden toe. In het Zuiden benoemde hij
vele protestantse bestuurders en rechters
afkomstig uit het Noorden. Vanaf 1823 legde
de vorst in Vlaanderen het Nederlands op in
bestuur en gerecht. Hij legde de grondslag
voor het lager onderwijs, dat hij in Vlaanderen
geheel vernederlandste. In 1825 schafte hij de
bisschoppelijke seminaries af en verving ze
door een Collegium Philosophicum, in een
poging een nationale kerk uit te bouwen.
Tenslotte versnelde hij de opbouw van een
moderne industrie in het Zuiden door financiële instellingen op te richten en ruime kredieten te verstrekken.
Het Nederlandse bestuur breidde het voormalige Departement van de Nedermaas uit met
delen van het Departement van de Roer en
noemde het voortaan de Provincie Limburg.
Koning Willem I wenste immers dat de naam
van het oude hertogdom Limburg bewaard
bleef, zelfs al lag het vroegere grondgebied
ervan grotendeels buiten de provincie. Aan
het hoofd van de provincie Limburg stond een
gouverneur die voorzitter was van de
Permanente Deputatie en van de Provinciale
Staten. De bestuurlijke eenheid van de
Fransen werd zo bestendigd en schiep een
zekere verbondenheid, tenminste voor de
bovenlaag van de bevolking. De aanleg van
verharde landwegen en van de ZuidWillemsvaart vergrootte het handelsgebied
van Maastricht aanzienlijk.
Verenigd Koninkrijk der Nederlanden,
ca. 1823 – Collectie Oude Drukken
1830
De Belgische Omwenteling
In het Zuiden verzetten jonge liberalen zich
vanaf 1825 tegen de politiek van Willem I. Zij
waren gekant tegen de achteruitstelling van
het Zuiden in de Staten Generaal en de
benoemingen in het bestuur, het gerecht en
het leger. Zij namen ook aanstoot aan de vernederlandsing, die de Franstalige bovenlaag
hinderde. Vanaf 1828 verbonden zij zich met
de katholieken. Die hadden het vooral moeilijk met de onderwijspolitiek van Willem I.
Met als achtergrond een economische crisis
en de liberale revolutie in Parijs brak er in
Brussel oproer uit op 25 augustus 1830 na de
opvoering van de opera La muette de Portici. De
Brusselse burgerij richtte een burgerwacht op
die de orde herstelde en een afvaardiging
naar Den Haag stuurde om de zuidelijke grieven aan de koning voor te leggen. Willem I
riep hierop tegen 13 september de Staten
Generaal bijeen om die eisen te bespreken. In
tussentijd namen echter radicale liberalen te
Brussel de macht over en eisten de administratieve scheiding van Zuid en Noord. Op 23
september viel het Nederlandse leger Brussel
binnen, maar moest zich na vier dagen van
hevig verzet terugtrekken. Nog tijdens de
gevechten richtten de opstandelingen het
Voorlopig Bewind op dat op 4 oktober de
onafhankelijkheid uitriep. Op 10 november
kwam het Nationaal Congres samen onder
het voorzitterschap van de Limburger Erasme
Louis Surlet de Chokier. Deze vergadering
Leopold I, Koning van België,
ca. 1839 – Collectie Oude Drukken
koos op 22 november voor een parlementaire
monarchie en stemde op 7 februari 1831 de
grondwet. Het Belgische koninkrijk, dat
voortaan het Frans als bestuurstaal zou
gebruiken, was geboren. In afwachting van
de aanstelling van een koning stelde het
Nationaal Congres op 24 februari Surlet de
Chokier tot regent aan.
1831
Het Traktaat der 18 Artikelen en
de Tiendaagse Veldtocht
De grote mogendheden constateerden de
mislukking van het Verenigd Koninkrijk der
Nederlanden en legden op 20 januari 1830 de
Grondslagen van de Scheiding vast. Deze bepaalden dat Nederland zijn grenzen van 1790 zou
terugkrijgen en dat België het overige gebied
zou verwerven. Willem I zou ook groothertog
van Luxemburg worden. De Nederlandse
koning tekende dit protocol, maar het
Belgische Nationaal Congres weigerde omdat
Zeeuws-Vlaanderen, Luxemburg en Limburg
met Maastricht buiten de Belgische grenzen
zouden vallen. Na nieuwe onderhandelingen
met de grote mogendheden aanvaardde het
Congres op 9 juli 1831 toch het Traktaat der 18
Artikelen. Deze gunstigere regeling hield in dat
Luxemburg en Limburg met Maastricht nog
het onderwerp zouden uitmaken van afzonderlijke onderhandelingen en dat de enclaves
op wederzijds gebied zouden uitgewisseld
worden. Dit maakte de weg vrij voor de eedaflegging van Leopold I als koning der Belgen
op 21 juli 1831.
Willem I hield vast aan de Grondslagen en weigerde het Traktaat te ondertekenen. Op zijn
bevel vielen vier Nederlandse legerdivisies op 2
augustus 1831 België binnen en dreven een wig
tussen het Belgische Schelde- en Maasleger. Ze
versloegen het Maasleger na gevechten bij
Houthalen, Kermt en Hasselt. Vervolgens
dwongen ze het Scheldeleger zich terug te trekken tot in Leuven. Een Frans hulpleger kwam
tussenbeide, redde het Scheldeleger en dwong
het Nederlandse leger op 12 augustus 1831 tot
de wapenstilstand. Hiermee kwam een einde
aan de Tiendaagse Veldtocht, met voor Limburg
verstrekkende gevolgen.
Gevecht bij Hasselt, 1831 – Collectie Limburgensia
1839
Het Verdrag van Londen en de scheiding
van de beide Limburgen
V l u c h t v a n D a i n e e n z i j n l e g e r, 1 8 3 1 – C o l l e c t i e L i m b u r g e n s i a
De grote mogendheden trokken uit de
Tiendaagse Veldtocht het besluit dat België
geen dam tegen Frankrijk kon opwerpen en dat
het beter was Nederland zo veel mogelijk te
versterken. Het Traktaat van de 18 Artikelen
werd op 14 oktober 1831 omgevormd tot het
Verdrag der 24 Artikelen. Dit wees al de betwiste
gebieden, met uitzondering van Franstalig
Luxemburg, toe aan Nederland. Duitstalig
Luxemburg, Zeeuws-Vlaanderen en Maastricht
met Limburg ten oosten van de Maas werden
dus Nederlands grondgebied. Ondanks hevig
verzet van de Limburgse afgevaardigden stemde het Belgische parlement op 1 november 1831
in met het verdrag. Het kon evenwel niet uitgevoerd worden omdat Willem I bleef vasthouden
aan de Grondslagen der Scheiding en het nieu-
we verdrag weigerde te ondertekenen. De
omstreden gebieden bleven daardoor onder
Belgisch bestuur.
De stille hoop dat dit voorgoed zou zijn, bleek
ijdel. Op 18 januari 1839 ondertekende
Nederland het verdrag uiteindelijk toch. Nu
ontstond er in het Belgische parlement
opnieuw een verwoede strijd tussen voor- en
tegenstanders. Deze eindigde op 19 maart 1839
met de aanvaarding van het verdrag. België
stond hiermee voor eens en altijd de betwiste
gebieden af, waaronder dus ook Maastricht
met Limburg ten oosten van de Maas. Op 19
april 1831 ondertekenden alle betrokken partijen het Verdrag der 24 Artikelen, ook nog het
Verdrag van Londen genoemd.
1830 - 1839
De Provincie Limburg onder Belgisch bestuur
Toen op 25 augustus 1830 te Brussel de Belgische Omwenteling uitbrak, keek Limburg eerst
de kat uit de boom. Brussel lag veraf en op verschillende plaatsen in de provincie waren
Nederlandse garnizoenen gelegerd. Pas in de
loop van oktober kozen alle Limburgse steden
en gemeenten voor België, gewonnen voor de
liberale doelstellingen van de opstand. Enkel
Maastricht volgde niet: de vestingcommandant B.J.C. Dibbets slaagde erin met zijn garnizoen de stad in bedwang te houden. Een op 18
oktober geplande opstand ging niet door
omdat de leider, generaal-majoor N.J. Daine,
op het laatste ogenblik de nodige daadkracht
miste. Liberaaldenkende burgers verlieten
daarop de stad om zich in België te vestigen.
Maastricht zou vanaf dan als een Nederlandse
enclave afgesloten blijven van het omringende
Belgische grondgebied.
Het Voorlopig Bewind benoemde op 16 oktober een gouverneur die te Hasselt een nieuw
bestuursapparaat opzette dat voortaan het
Frans als bestuurstaal gebruikte. Pas na de
uitvaardiging van de provinciewet op 30 april
1836 kwam er een volwaardig provinciebestuur met een Provinciale Raad.
Limburg bleef bijna uitsluitend van de landbouw leven. Nijverheid en handel kwijnden
weg omdat Maastricht buitenland geworden
was en de Maasvaart blokkeerde. Deze stad
overleefde nog enkel door een intensieve
smokkelhandel. Voor de aanleg van nieuwe
Barthélémy de Theux de Meylandt,
minister van Binnen- en Buitenlandse Zaken,
1838 – Collectie Limburgensia
wegen en kanalen in de provincie was er geen
geld. Wel werd Sint-Truiden in 1839 door een
spoorweg met Landen verbonden. Toen duidelijk werd dat Nederland het Verdrag van de 24
Artikelen toch ging ondertekenen, verzetten
de Limburgse parlementairen zich vurig hiertegen. Op de rechtse Maasoever, waar men
zich in België thuis voelde, kwam een petitiebeweging tegen de afscheiding op gang, maar
tevergeefs. Het Belgische parlement kon niets
anders doen dan zich neerleggen bij de beslissing van de grote mogendheden.
Na 1839
Een Belgische en een Nederlandse provincie Limburg
De scheiding van 1839 splitste Limburg op in
twee kleine agrarische provincies die elk in de
periferie van hun land terechtkwamen. In
plaats van één grote hoofdstad - Maastricht waren er nu twee centrale steden met elk een
beperktere reikwijdte: Hasselt en Maastricht.
De Maas, eeuwenlang bindmiddel tussen de
beide oevers, vormde voortaan een scheidingslijn.
Belgisch Limburg voelde zich thuis in het
Belgische koninkrijk. De nieuwe staat subsidieerde de gemeenten bij de bouw van gemeentehuizen, scholen en kerken. Ze verbeterde de
verkeersinfrastructuur aanzienlijk door de aanleg van steenwegen, spoorwegen en het
Kempisch kanaal. De landbouw kreeg ook veel
aandacht met onder meer grootscheepse ontginningen van de heidegebieden. Veel industriële ontwikkeling kwam er echter in de 19de
eeuw niet op gang. Wel zette de staat de uitbouw van het lager onderwijs krachtig verder,
zodat de scholingsgraad van de bevolking
gevoelig toenam. Vanaf ongeveer 1850 streefde
de Vlaamse Beweging naar een vernederlandsing van het openbare leven.
Nederlands-Limburg stond afkerig van het
Nederlandse staatsverband en kende nog tot
1848 een sterke separatistische beweging. Het
was overigens van 1840 tot 1867 als hertogdom
lid van de Duitse Bond. De verkeersverbindingen waren op België en Duitsland gericht en de
provincie bleef lang van het Noorden geïsoleerd, zowel op economisch als op cultureel
gebied. Zo ontstond een Limburgs zelfbewustzijn, dat vanaf 1840 krachtig bevorderd werd
door de oprichting van het apostolisch vicariaat
en later bisdom Roermond. De provincie bleef
hoofdzakelijk van landbouw leven, met uitzondering van Maastricht. Hier kwam na 1839 een
grootindustrie op. Vanaf 1880 richtten onderwijs, betere verkeersverbindingen en groeiende economische banden Limburg langzaam op
het Noorden. Pas toen de provincie in 1914 als
deel van het neutrale Nederland aan de Eerste
Wereldoorlog ontsnapte, begonnen de Limburgers zich thuis te voelen in hun land.
S i n t -Tr u i d e n m e t h e t s t a t i o n , c a . 1 8 6 0 – C o l l e c t i e L i m b u r g e n s i a
Na 1945
Toenadering tussen de beide Limburgen
Ondertekening van het Limburgcharter door gouverneurs Steve Stevaert (West-Limburg)
en Léon Frissen (Oost-Limburg) in Hasselt op 19 april 2009
Bij de heropbouw na de Tweede Wereldoorlog
kozen beide provincies voor een regionale economische en culturele politiek. Ook in de
Benelux en in de uitbouw van een Europese economische ruimte zagen zij nieuwe kansen. Een
toenadering tot de buur aan de overzijde van de
Maas was hiervan het logische gevolg. Ondanks
de splitsing van de beide provincies in 1839 was
een Limburgs samenhorigheidsgevoel blijven
bestaan. Aan weerszijden van de Maas spraken
de Limburgers dezelfde dialecten, beleden eenzelfde godsdienst en hadden een gemeenschappelijke voorliefde voor muziek en toneel, carnaval en schuttersfeesten. En allen zongen ze hetzelfde Limburgse volkslied.
Een eerste duurzame samenwerking ontstond
vanuit het Oud Limburgs Schuttersfeest dat
vanaf 1893 jaarlijks plaatsvond. Vanaf de jaren
1950 en 1960 namen verenigingen en overheden
vele initiatieven, meestal echter van korte duur:
de Groot-Limburgse Cultuurdagen, het toneeltornooi
der Maasgouw, het Groot-Limburgse Toneel, de
Interlimburgse Monumentendagen, de uitgave van
het magazine Limburg vandaag, opgevolgd door
Limburg aktueel enz…
Uit gezamenlijke vergaderingen van de deputaties van beide provincies groeiden vanaf de jaren
1970 meer duurzame verwezenlijkingen: in 1973
stelden de twee provincies een inter-Limburgse
contactambtenaar aan. In 1976 traden zij toe tot
de Euregio Maas-Rijn en later tot het Euregio
Benelux Middengebied. Een belangrijke impuls
hierbij waren de Interreg-programma’s van de
Europese Unie. De plechtige ondertekening van
het Limburgcharter op 19 april 2009 is de meest
recente stap in de samenwerking tussen de
beide provinciebesturen. Het Limburgsymbool
dat Limburg, haar inwoners en het Limburggevoel vertegenwoordigt is hiervan het beste voorbeeld.
Openingsuren PBL:
van maandag tot vrijdag van 10 tot 19 uur, zaterdag van 10 tot 16 uur.
Dit is een uitgave van de Deputatie van de Provincieraad van Limburg,
Steve Stevaert, gouverneur-voorzitter; Marc Vandeput, Sylvain Sleypen,
Gilbert Van Baelen, Frank Smeets, Hilde Claes, Erika Thijs, gedeputeerden,
en Renata Camps, provinciegriffier.
Samenstelling en redactie: Renate Maes
Eindredactie: Martine Balcer, Dirk Duwijn
Vormgeving: Smets & Ruppol
D/2009/5857/58
PROVINCIALEBIBLIOTHEEKLIMBURG
limburg.be
VERANTWOORDELIJKE UITGEVER: MARTINE BALCER, MARTELARENLAAN 17 – 3500 HASSELT
MEER INFO:
Provinciale Bibliotheek
HIP Limburg
011 29 59 26 - [email protected]
Download