• rundvee • diergeneeskunde • Foto: Marcel Bekken Wat kan mastitis u kosten? Mastitis of uierontsteking is nog steeds de meest voorkomende – en nog altijd de duurste – aandoening op een melkveebedrijf. In België wordt het jaarlijkse economische verlies als gevolg van mastitis geschat op 35 miljoen euro. – Sofie Piepers, UGent – Vanwege de economische verliezen geassocieerd met mastitis én vanuit het oogpunt van dierenwelzijn is voorkomen beter dan genezen. Maar wat kost mastitis nu op het bedrijf? In het algemeen worden er twee vormen van mastitis onderscheiden: klinische en subklinische mastitis. Klinische mastitis wordt gekenmerkt door vlokken in de melk en/of een warm en/of hard en/of pijnlijk kwartier, al dan niet in combinatie met algemene symptomen zoals een verhoogde temperatuur en een verminderde eetlust. In Nederland wordt geschat dat ongeveer 25% van alle koeien een geval van klinische mastitis doormaakt per jaar. Voor Vlaande- 32 • Landbouw&Techniek 02 – 26 januari 2007 ren zijn geen officiële gegevens bekend, hoewel ze waarschijnlijk sterk vergelijkbaar zijn met Nederland. Ondanks de grote economische verliezen te wijten aan klinische uierontsteking, is dit niet de meest voorkomende vorm van mastitis. Subklinische mastitis is de ‘verborgen’ vorm van uierontsteking, enkel gekenmerkt door een verhoogd celgetal. Aan de melk is niets afwijkends vast te stellen. Toch heeft subklinische uierontsteking een sterk negatieve invloed op het bedrijfsrendement. Koeien met een subklinische uieronsteking produceren ondermaats, dragen bij tot een verhoging van het tankmelkcelgetal, zijn een constante bron van infectie voor andere dieren op het bedrijf en lopen een grote kans dat het subklinisch geïnfecteerde kwartier plots klinisch wordt met alle gevolgen van dien. Het percentage subklinisch geïnfecteerde kwartieren op een melkveebedrijf is nauw geassocieerd met het tankmelkcelgetal. Het wordt algemeen aanvaard dat er op een bedrijf met een tankmelkcelgetal lager dan 200.000 cellen/ml weinig subklinisch geïnfecteerde dieren voorkomen. Ligt het tankmelkcelgetal iets hoger dan 200.000 cellen/ml, dan is naar schatting 6% van de kwartieren subklinisch geïnfecteerd. Bij een tankmelkcelgetal van 500.000 cellen/ml is dat ruwweg geschat 15%. Minder melkproductie en minder kwaliteit Melkproductieverliezen hebben het grootste aandeel in de kosten als gevolg van mastitis. 80% van deze productiedervingen is toe te schrijven aan koeien met subklinische mastitis en het ermee gepaard gaande verhoogde celgetal. Zo wordt op een melkveebedrijf met 40 melkkoeien en met een gemiddeld tankmelkcelgetal van 300.000 cellen/ml al snel een economisch verlies van 500 euro per maand geleden (zie tabel 1). Die verliezen worden echter niet waargenomen, aangezien deze melk nooit wordt geproduceerd. Er worden dus geen echte onkosten gemaakt. Een verhoogd celgetal is niet alleen geassocieerd met een melkproductiedaling, maar eveneens met een afname van de melkkwaliteit. Bij het ontstaan van een uierinfectie verhoogt het somatische celgetal als reactie op de aanwezigheid van bacteriën. Bij de vernietiging van die bacteriën komen heel wat enzymen vrij uit de cellen die het melkvet en -eiwit kunnen afbreken, waardoor er afbraakproducten in de melk vrijkomen. Die kunnen leiden tot een slechte geur en smaak van de zuivelproducten. Uiteraard gaat dit gepaard met een verminderde houdbaarheid van de melk, zelfs bij bewaring in de koelkast. Om een daling van de melkkwaliteit door subklinische mastitis in te dijken, werd bijna wereldwijd een limiet voor het tankmelkcelgetal ingesteld. In België ligt die limiet op 400.000 cellen/ml. Bij overschrijding van de grens moet een boete betaald worden. Op termijn kan er zelfs een leveringsverbod volgen. Voor leveraars van aa-melk ligt de grens zelfs op 350.000 cellen/ml. Sinds de invoering van dit boetesysteem in Vlaanderen daalde het gemiddelde tankmelkcelgetal van meer dan 300.000 cellen/ml in 1991 tot 198.000 cellen/ml in 1998. Toch is er nog geen reden tot euforie, aangezien er in 1999 en in 2001 weer een lichte stijging werd vastgesteld. In 2005 bedroeg het gemiddelde tankmelkcelgetal in Vlaanderen alweer 212.000 cellen/ml. Meer kans op andere aandoeningen Een aantal stofwisselingsstoornissen die vooral voorkomen in de periode rond afkalven, wordt gelinkt aan mastitis. Ketosis of acetonemie (stalziekte) als gevolg van een slechte energiebalans bij pas afgekalfde hoogproductieve melkkoeien kan het risico van uierontsteking in de vroege lactatie verhogen door een negatieve invloed op de afweer of immuniteit van de dieren. Omgekeerd worden koeien met een ernstige klinische mastitis onder andere door een gedaalde eetlust gevoeliger voor de ontwikkeling van ketosis. De gedaalde eetlust kan er ook voor zorgen dat de koe niet kan voorzien in de extra behoefte aan cal- Tabel 1 Kosten veroorzaakt door subklinische mastitis Somatisch celgetal Verlies/dag (cellen/ml) (liter melk) Aantal koeien Totaal verlies/dag < 100.000 0,0 7 0,0 0,00 100.000-200.000 0,6 6 3,6 1,10 200.000-300.000 1,2 8 9,6 2,90 300.000-500.000 1,8 6 10,8 3,20 500.000-800.000 2,0 7 14,0 4,20 800.000-1.000.000 2,5 2 5,0 1,50 1.000.000-1.500.000 3,0 2 6,0 1,80 1.500.000-3.500.000 3,7 1 3,7 1,10 > 3.700.000 4,0 1 4,0 1,20 56,7 17,00 In liters melk Totaal In euro Tabel 2 Jaarlijks economisch verlies in functie van het percentage gevallen van klinische mastitis op bedrijfsniveau Op bedrijf met 40 melkkoeien Voorbeeld 1 Voorbeeld 2 % gevallen klinische mastitis per jaar 30 Aantal gevallen klinische mastitis per jaar 12 8 275 275 3.300 2.200 Kost per klinische mastitis (euro) Totaal (euro) Direct voordeel (euro) 20 1.100 Foto: Twan Wiermans Mastitis kost geld Wist u dat een klinische uierontsteking gemiddeld 275 euro kost in de eerste drie maanden van de lactatie en 168 euro als ze zich later in de lactatie voordoet? Algemeen kan gesteld worden dat klinische uierontstekingen in België momenteel gemiddeld 75 euro per aanwezige koe kosten door productiedervingen (ongeveer 43%), voortijdige afvoer (circa 23%), behandeling (ongeveer 18 %) en niet-geleverde melk als gevolg van de behandeling (circa 16%). Bij een koe met een dagproductie van 25 l, die vijf dagen behandeld wordt voor een klinische uierontsteking en waarbij een wachttijd van minstens vijf dagen gerespecteerd wordt, bedraagt het verlies door het niet leveren van de melk alleen al: 25 l x (5 + 5 dagen) x 0,3 euro per kg melk = 75 euro. Daarnaast mag ook het extra werk voor de veehouder, voortvloeiend uit het afzonderlijk houden van de melk, behandelen en extra leegmelken tussen de twee melkbeurten om de kans op genezing te verhogen, niet onderschat worden. Een dier met een klinische uierontsteking moet behandeld worden, ook al kost dit veel. Maar dit voorbeeld bevestigt dat men vooral preventief moet optreden. Landbouw&Techniek 02 – 26 januari 2007 • 33 B productieverlies (%) 20 B 15 B 10 B 5 0 0 B 200 400 600 800 1000 tankmelkcelgetal (x 1000 cellen/ml) Figuur 1 Percentage productieverlies in functie van het tankmelkcelgetal tegenvallende melkproductie en een slechte vruchtbaarheid ook een van de hoofdredenen waarom een koe opgeruimd wordt. Zo wordt geschat dat meer dan 20% van de koeien in Nederland opgeruimd wordt als gevolg van uiergezondheidsstoornissen, inclusief een verhoogd celgetal en speenbeschadigingen. In België zal dit niet anders zijn. Uiteraard is het bijna onmogelijk om de exacte impact van verschillende gezondheidsstoornissen op de langleefbaarheid van een melkkoe objectief na te gaan, aangezien cium, met kalfziekte of hypocalcemie tot gevolg. Bovendien zijn mastitis, ketosis en hypocalcemie risicofactoren voor het ontstaan van een lebmaagverplaatsing. Het vermijden van uierontstekingen of een snelle en juiste behandeling ervan kan het risico van de ontwikkeling van andere aandoeningen in deze kritieke periode sterk verminderen en kan de start van een nieuwe lactatie dus vlotter laten verlopen. Mede daarom zijn een goede droogzettherapie en een comfortabele en hygiënische omgeving voor de droogstaande koeien erg belangrijk. Verlaagde vruchtbaarheid Zowel klinische als subklinische mastitis hebben een negatieve invloed op de vruchtbaarheid. Zo werd aangetoond dat mastitis de activiteit van de follikels vermindert, waardoor er minder oestrogeen en luteïniserend hormoon geproduceerd worden. Deze twee hormonen spelen een belangrijke rol in de totstandkoming van de eisprong of ovulatie. Koeien met een lager oestrogeengehalte worden vaak niet tochtig of laten het minder zien. Dit kan een verklaring zijn voor het langere interval van kalving tot eerste inseminatie bij koeien die een klinische of subklinische uierontsteking ontwikkelen vóór de eerste inseminatie. Bij een klinische uierontsteking worden ook heel wat ontstekingsmediatoren vrijgesteld die een negatief effect hebben op de functie van het gele lichaam, met lagere progesteronspiegels tot gevolg. Progesteron is noodzakelijk voor de instandhouding van de vroege dracht. Een lager progesterongehalte kan het hogere aantal inseminaties per dracht en het lagere drachtigheidspercentage bij koeien met een klinische uierontsteking kort na de inseminatie verklaren. Vervroegd opruimen van koeien Naast de eerder vermelde kosten en de negatieve effecten gerelateerd aan uieronstekingen, is mastitis samen met een 34 • Landbouw&Techniek 02 – 26 januari 2007 de reden van opruimen en de opruimingskans sterk beïnvloed worden door de beslissingen en het management van de veehouder zelf. Dit weerhoudt ons er echter niet van om aan de hand van de resultaten van een Noorse studie een ruwe schatting van de opruimings- en vervangingskosten weer te geven. Op basis van de waarde van een drachtige vaars, de slachtwaarde van de te vervangen koe, de verwachte levensduur van een koe en de hogere melkproductie van een oudere koe ten opzichte van een vaars, werd berekend dat de opruimingskost van een koe in de eerste maand van de lactatie tussen 397 en 794 euro bedraagt. Langleefbaarheid van de dieren is dus van prioritair belang voor de rentabiliteit van een melkveebedrijf. op de Nederlandse melkveebedrijven opvolgt en verbetert. Met de uitvoering van het Meerjarenplan Uiergezondheid wil men, steunend op de huidige kennis met betrekking tot de bestrijding van mastitis en door te investeren in nieuw, praktisch gericht onderzoek en de vertaling van de resultaten naar dierenartsen en veehouders, het aantal gevallen van klinische mastitis over een periode van vijf jaar substantieel verminderen. Vanzelfsprekend zal dit ook leiden tot een afname van het aantal subklinisch geïnfecteerde koeien en dus tot een daling van het tankmelkcelgetal, met een verbetering van de melkkwaliteit als gevolg. In totaal zal er zowat 9 miljoen euro geïnvesteerd worden. Als op een melkveebedrijf met 40 melkkoeien het percentage gevallen van klinische mastitis met behulp van een degelijke uiergezondheidsbegeleiding teruggeschroefd kan worden van 30 naar 20%, dan betekent dit een jaarlijks direct voordeel van ongeveer 1100 euro op bedrijfsniveau (zie tabel 2). Bovendien werd al meermaals aangetoond dat op een bedrijf waar men voldoende aandacht heeft voor de preventie van mastitis en de opvolging van de uiergezondheid, een gemiddeld tankmelkcelgetal lager dan 200.000 cellen/ml zeker haalbaar is. Concreet kan gesteld worden dat een melkveebedrijf met een quotum van 400.000 l en een gemiddeld tankmelkcelgetal van 300.000 cellen/ml een jaarlijks verlies van 2,5% x 400.000 l of 10.000 l melk lijdt (figuur 1). Dit betekent dat men op dit bedrijf met een optimale bedrijfsuiergezondheid en daaruitvolgend een laag tankmelkcelgetal het quotum kan volmelken met één koe minder. In Vlaanderen is het gem-project (Gezonde Economische Melkwinning) van Dierengezondheidszorg Vlaanderen het enige project dat aandacht besteedt aan de aanpak van mastitis. Nochtans is de uiergezondheid in Vlaanderen zeker niet beter dan in Nederland, en neemt men de laatste jaren zowel in Vlaanderen als in Nederland een licht stijgende trend van het gemiddelde tankmelkcelgetal waar. Een uitbreiding van het gem-project met een bredere aanpak van de mastitisproblematiek in Vlaanderen via de bedrijfsdierenartsen en een vernieuwde dynamiek zou erg welkom zijn. Waar wachten we dus nog op? ■ Opvolging brengt geld op Omwille van de grote economische verliezen te wijten aan mastitis en vanuit het oogpunt van dierenwelzijn besteedt men wereldwijd steeds meer aandacht aan de preventie en controle van mastitis. Bij onze noorderburen is er het Uiergezondheidscentrum Nederland, dat de uiergezondheid Sofie Piepers is als dierenarts verbonden aan de vakgroep Voortplanting, Verloskunde en Bedrijfsdiergeneeskunde van de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Gent.