BOC - HearOn

advertisement
Onderzoek naar de toepasbaarheid van de Bedrijfsoorcheck (BOC)
Deel B: Evaluatie in de praktijk
Oktober 2016
Uitgevoerd in opdracht van:
Datum
Versie
Status
Auteurs
19-10-2016
eindversie
beschikbaar via www.hearon.nl
M. Sheikh Rashid, MSc, AMC
Dr.ir. J.A.P.M. de Laat, LUMC
Prof.dr.ir. Wouter A. Dreschler, AMC
Met dank aan:
J. Blom, Audiometrist Comfoor
Dr. I. Brons, AMC
Drs. K. Coenen, Nationale Hoorstichting
Drs. L. van Deelen, Nationale Hoorstichting
Ing. L. Körössy, AMC
Dr. M. Leensen, AMC
Drs. L. de Regt , Nationale Hoorstichting
L. Ting, BSc, student VUMC
Trefwoorden
NIHL, lawaaislechthorendheid, speech-in-noise, Bedrijfsoorcheck,
screeningstest, praktijk, werkvloer, evaluatie
Een studie naar de toepasbaarheid van de Bedrijfsoorcheck (BOC).
Deel B: Evaluatie in de praktijk.
Opmerkingen
0
1
Introductie ....................................................................................................................................... 3
2
Beschrijving van de Bedrijfsoorcheck .............................................................................................. 4
3
Achtergrond Bedrijfsoorcheck ........................................................................................................ 5
4
Opbouw en Doelstellingen van het onderzoek ............................................................................... 5
5
Methodologie .................................................................................................................................. 7
6
5.1
Studiepopulatie ....................................................................................................................... 7
5.2
Sample size berekening ........................................................................................................... 7
5.3
Inclusiecriteria ......................................................................................................................... 7
5.4
Testen ...................................................................................................................................... 8
5.4.1
Bedrijfsoorcheck .............................................................................................................. 8
5.4.2
Screeningsaudiometrie .................................................................................................... 8
5.4.3
Geluidsmetingen testruimtes .......................................................................................... 8
Evaluatieonderzoek #1 .................................................................................................................. 10
6.1
Onderzoeksopzet................................................................................................................... 10
6.2
Analyses ................................................................................................................................. 10
6.3
Resultaten.............................................................................................................................. 11
6.3.1
Toonaudiogram ............................................................................................................. 11
6.3.2
Screeningsaudiometrie .................................................................................................. 11
6.3.3
Correlatie tussen het toonaudiogram en SRT score ...................................................... 13
6.3.4
Test-retest betrouwbaarheid ........................................................................................ 14
6.3.5
Discriminerend vermogen: sensitiviteit en specificiteit ................................................ 14
6.3.6
Invloed van aanloop en lengte van de test op testresultaten....................................... 17
6.4
Discussie ................................................................................................................................ 18
6.4.1
Test karakteristieken van de BOC in de praktijk............................................................ 18
6.4.2
Testpopulatie ................................................................................................................. 18
6.4.3
Vergelijking met lab onderzoek ..................................................................................... 18
6.4.4
Aanloop en lengte van de test....................................................................................... 19
1
7
6.4.5
Flash vs. HTML ............................................................................................................... 19
6.4.6
Afweging afkappunt ...................................................................................................... 20
6.5
Definitie NIHL ........................................................................................................................ 21
6.6
Implicaties voor de praktijk ................................................................................................... 22
6.6.1
Van oor naar persoon .................................................................................................... 22
6.6.2
Benaderingen in een model .......................................................................................... 23
Evaluatieonderzoek #2 .................................................................................................................. 24
7.1
Onderzoeksopzet................................................................................................................... 24
7.2
Resultaten.............................................................................................................................. 24
7.2.1
Beschrijvende statistiek ................................................................................................. 24
7.2.2
De gevoeligheid van de BOC bij een automatische retest ............................................ 25
7.2.3
Het effect van de automatische retest .......................................................................... 27
7.2.4
Aanloop en lengte van de test....................................................................................... 27
7.3
Discussie ................................................................................................................................ 28
8
Implicaties voor het gebruik van de BOC ...................................................................................... 30
9
Conclusie ....................................................................................................................................... 30
Bijlage I: Karakterisering van de meetruimten ...................................................................................... 31
Bijlage II. ROC-analyse ........................................................................................................................... 32
Bijlage III. Uitslagen toonaudiometrie en BOC per testpartner en per leeftijdscategorie (nieuw
afkappunt: -14,9 dB SNR) ...................................................................................................................... 33
Bijlage 4. Lijst van Afkortingen .............................................................................................................. 36
2
1 INTRODUCTIE
Adequaat gehooronderzoek speelt een grote rol in de preventie van
lawaaislechthorendheid. Tijdens periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek (PAGO)
wordt het gehoor van werknemers gescreend door middel van audiometrie. Deze reguliere
screeningsmethode in de arbeidsgeneeskundige praktijk is een relatief tijdrovende, en dure
methode om het gehoor te screenen. Toonaudiometrie dient afgenomen te worden door
een getrainde audiometrist. Om een nauwkeurige meting te kunnen uitvoeren is tevens de
aanwezigheid van een geluidsarme cabine noodzakelijk. Hoewel de richtlijn voorschrijft dat
werknemers in lawaai eens in de twee jaar een gehoortest moeten krijgen, blijkt dat deze
frequentie in de praktijk niet wordt gehaald. Om de gehoorstatus van de werknemer goed te
kunnen monitoren is frequenter testen wenselijk. Op sommige plaatsen wordt hiertoe de
meting van oto-akoestische emissies ingezet, maar naar onze mening is nog steeds niet
aangetoond dat dit op individueel niveau een betrouwbare en valide methode is.
De Bedrijfsoorcheck (BOC) is een aan de werksituatie aangepaste objectieve screeningstest
via het internet en kan een belangrijke bijdrage leveren aan de opsporing van gehoorschade
enerzijds1 en aan een toename van de bewustwording anderzijds. De test is laagdrempelig,
snel en eenvoudig en kan in een stille ruimte tijdens het PAGO zonder instructies worden
uitgevoerd. Alleen de werknemers die slecht scoren op de Bedrijfsoorcheck hoeven
toonaudiometrie (vervolgonderzoek) te ondergaan, wat de bedrijven kostenbesparing
oplevert.
Figuur 1. Responsplaatjes BOC
1
Wellicht ten overvloede zij vermeld dat de BOC uitsluitend gevoelig is voor perceptieve verliezen en niet voor
geleidingsverliezen. Daardoor zal een verminderd gehoor ten gevolgen van een verkoudheid niet leiden tot een
positieve (d.w.z. afwijkende) testuitslag.
3
2 BESCHRIJVING VAN DE BEDRIJFSOORCHECK
De Bedrijfsoorcheck (BOC) is een online spraak-in-ruis test voor gehoorscreening. Deze
versie is speciaal ontwikkeld voor werknemers die in lawaai werken2. Deelnemers krijgen
achtereenvolgens een lijst van woorden in een low-pass gefilterde breedbandige ruis te
horen. De decibel-verhouding tussen het spraakniveau en het ruisniveau, oftewel de signalto-noise ratio (SNR), varieert hierbij. Het eerste woord wordt met een SNR van 0 decibel (dB)
aangeboden, een niveau dat zelfs voor matig slechthorenden nog verstaanbaar is. Per woord
(stimulus) moet de deelnemer het bijbehorende plaatje aanklikken. Als het woord niet
verstaan is, kan de deelnemer op het plaatje ‘niet verstaan’ klikken. De meting begint zodra
het eerste onjuiste antwoord is gegeven. De BOC werkt volgens de adaptieve methode. Het
aanbiedingsniveau van de woorden wordt telkens met 2 dB verlaagd als het woord juist
verstaan wordt en met 2 dB verhoogd na een fout antwoord of ‘niet verstaan’. Het
geluidsniveau van de ruis blijft constant. De eerste 5 stimuli worden als aanloop naar de
daadwerkelijke meting beschouwd. Van de 20 presentatieniveaus die vervolgens voor de
eigenlijke meting gebruikt worden, wordt de gemiddelde SNR bepaald (M. Sheikh Rashid,
rapport 2014). Het gemiddelde van de aanbiedingsniveaus wordt de verstaanvaardigheidsdrempel waarbij 50% van het woordmateriaal goed wordt verstaan genoemd, oftewel de
Speech Reception Threshold (SRT). De SRT geeft aan hoe goed een persoon in staat is om
spraak in omgevingsruis te verstaan en is daarmee een maat voor de selectiviteit van het
gehoor. Binnen de adaptieve procedure wordt de intra-test standaarddeviatie bepaald, die
gerelateerd is aan de spreiding van de schommelingen rondom de SRT. Een intra-test
standaarddeviatie (sd) kleiner dan 3 dB zal alleen gehaald kunnen worden als de test met
aandacht wordt uitgevoerd. Daarom is deze maat bruikbaar als indicator voor de
nauwkeurigheid van de test.
De BOC meet in enkele minuten de gehoorfunctie van de deelnemer. De respondenten
dienen met een hoofdtelefoon te luisteren om de oren onafhankelijk van elkaar te kunnen
meten. Beide oren worden om de beurt afzonderlijk getest. Testuitslagen worden
onmiddellijk na het aanklikken van het laatste woord weergegeven. Ten behoeve van de test
wordt de respondenten gevraagd enkele gegevens in te vullen, namelijk hun geslacht,
leeftijd en de eigen inschatting van het gehoor. Deze gegevens worden samen met de
testuitslag en gegevens over het tijdstip waarop de test is uitgevoerd, opgeslagen in een
databestand.
De BOC bevat de volgende woorden: sok, zon, pan, tas, bed, mes, boek en poes (zie figuur
1). Deze woorden hebben per paar dezelfde vocalen (klinkers). Hierdoor dient de luisteraar
meer aandacht te geven aan de consonanten (medeklinkers) om het woord te herkennen.
Bovendien worden er meer hoogfrequente consonanten gebruikt wat de test naar
verwachting gevoeliger maakt voor hoogfrequent verlies, zoals bij (beginnende)
lawaaislechthorendheid (Noise-Induced Hearing Loss, afgekort NIHL).
2
Ellis, N., Kuijpers, M., Pijl, S. van der, Verbiest, E. 2006. Ontwikkeling van een gehoorscreening voor het
bedrijfsleven. Rotterdam.
4
3 ACHTERGROND BEDRIJFSOORCHECK
De online spraak-in-ruis test is uitgebreid geëvalueerd, waarbij deze werd vergeleken met
reguliere toonaudiometrie en met de standaard spraak-in-ruis test van Plomp en Mimpen
(1979a)(Leensen et al., 2011a). Er is onderzocht of en hoe de gevoeligheid van de spraak-inruis test verbeterd kan worden (Leensen et al., 2011b). Het is gebleken dat de
homogenisatie van de spraakstimuli de betrouwbaarheid van de test positief beïnvloedt.
Tevens is gebleken dat het discriminatievermogen van de test verbeterd kan worden door
een maskeerruis te gebruiken die gefilterd is met een laagdoorlaatfilter (low-pass filtered
noise). Dit type ruis stimuleert de testpersoon om zo veel mogelijk gebruik te maken van
hoogfrequente spraakinformatie. Door een dergelijke ruis te gebruiken in plaats van een
breedbandige ruis, is de sensitiviteit en de specificiteit van de test sterk verbeterd.
4 OPBOUW EN DOELSTELLINGEN VAN HET ONDERZOEK
Het doel van dit project is het ontwikkelen van een online spraak-in ruis screeningstest die
specifiek gevoelig is voor het detecteren van een lawaaidip in het frequentiegebied van
3000– 6000 Hertz (Hz), de zogenaamde lawaaidip. De test kan gericht worden ingezet als er
kans is op gehoorvermindering door lawaai op het werk. Het project bestaat uit twee delen.
In deel A van het onderzoek stond de toepasbaarheid van de BOC, namelijk het gevoeliger
maken van de BOC voor NIHL, centraal (M. Sheikh Rashid, rapport 2014). Dit deel bestond uit
twee fasen:
 Fase 1: inventariserend onderzoek naar en aanpassing van de originele BOC
 Fase 2: validatie-onderzoek van de aangepaste BOC
Het inventariserend onderzoek (deel A, fase 1) naar de originele BOC had het doel om
testuitslagen uit het verleden te evalueren en punten van verbetering op te sporen, om
zodoende de kwaliteit van de test te verhogen. Naar aanleiding van dit onderzoek is het
spraakmateriaal gehomogeniseerd en de originele breedbandige continue ruis vervangen
door een low-pass gefilterde continue ruis met een afsnijfrequentie van 1600 Hz en een
ruisvloer van -12 dB. De ruisvloer is bedoeld om het effect van achtergrondlawaai op de test
te verminderen.
Het doel van het validatie-onderzoek (deel A, fase 2) was om de verbeterde BOC, aan de
hand van fase 1, te valideren met behulp van specifieke populaties met een normaal gehoor
en met een verschillende mate van lawaaislechthorendheid. Diverse versies van de BOC
werden met elkaar vergeleken en de beste variant werd gekozen. Uit de resultaten van fase
2 bleek dat de BOC in zijn huidige vorm een zeer gevoelige test is en heel specifiek
(beginnend) lawaai-geïnduceerd gehoorverlies kan opsporen (M. Sheikh Rashid, rapport
2014). Dit cross-sectionele onderzoek is uitgevoerd in een nauwkeurig gecontroleerde
klinische/lab setting onder normaalhorenden en slechthorenden met een lawaaigeïnduceerd gehoorverlies. In deze testpopulatie werd een sensitiviteit van 93% en een
specificiteit van 94% behaald, bij een afkappunt van SRT=-16,9 dB, gekozen op basis van een
5
receiver-operating characteristics (ROC) analyse. Dit houdt in dat de test in de meeste
gevallen onder deelnemers met een gehoorverlies resulteerde in een terecht positieve
testuitslag en onder normaalhorende deelnemers in een terecht negatieve uitslag. Tevens is
uit deze studie gebleken dat de resultaten van de Bedrijfsoorcheck goed overeenkomen met
gemiddelde gehoordrempels gemeten door middel van klinische toonaudiometrie, vooral
voor de hoge frequenties die als eerste worden aangetast bij lawaaischade (r=0,83).
Het huidige onderzoek, deel B van het project, omvat twee praktijkevaluaties van de BOC.
Om te onderzoeken of de BOC als aanvulling op (of alternatief voor) screeningaudiometrie
kan dienen in een populatie werknemers blootgesteld aan lawaai, is het van belang dat de
test in de arbeidsgeneeskundige praktijksituatie wordt geëvalueerd. Op basis van het eerste
evaluatieonderzoek bleken nog een aantal bijstellingen gewenst. Na het realiseren van deze
bijstellingen is een tweede evaluatieonderzoek uitgevoerd.
De volgende onderzoeksvragen worden beantwoord:
1. Wat is de validiteit van de BOC, wanneer toegepast in een populatie werknemers met
vooraf onbekende prevalentie van NIHL?
Om de validiteit van de online screeningstest te onderzoeken worden de resultaten van de
BOC vergeleken met screeningstoonaudiometrie, de reguliere screeningsmethode.
2. Wat is de betrouwbaarheid van de BOC wanneer uitgevoerd in deze setting?
Door de resultaten van test en retest met elkaar te vergelijken wordt de
reproduceerbaarheid in kaart gebracht.
3. Wat is de gevoeligheid van de BOC wanneer uitgevoerd in deze setting, zowel per oor
als per persoon?
Om de gevoeligheid van de test te onderzoeken worden de sensitiviteit en de specificiteit
bepaald. In de praktijk zouden deze beiden tot minimaal boven de 80% moeten stijgen.
Deze gevoeligheid wordt allereerst geëvalueerd op het niveau van de individuele oren, zoals
ook in voorgaand onderzoek is gebeurd. Maar met de BOC wordt uiteindelijk een beslissing
genomen tot het al of niet doorverwijzen van individuele personen. Daarom zijn analyses
toegevoegd op het niveau van personen.
6
5 METHODOLOGIE
De opzet van beide studies en de informed consent zijn goedgekeurd door de Medisch
Ethische Toetsingscommissie (METC) van het AMC: nummer 2013_231. De METC is van
oordeel dat er voor deelnemers aan dit onderzoek geen risico’s zijn verbonden. Daarom
heeft de commissie voor dit onderzoek ontheffing verleend van de verplichting een
proefpersonenverzekering af te sluiten.
5.1 STUDIEPOPULATIE
De onderzoeksdeelnemers kwamen uit een populatie van aan lawaai blootgestelde
werknemers. Deze werknemers zijn afkomstig uit beroepen waarin er sprake is van (enige)
lawaaiblootstelling en hebben ofwel een normaal gehoor, ofwel een gehoorverlies
veroorzaakt door blootstelling aan lawaai. De werving van de werknemers heeft
plaatsgevonden in samenwerking met verschillende bedrijven waarbij sprake is van lawaaiexpositie op de werkvloer. De werknemers werden benaderd door hun werkgever en
ontvingen allemaal een informatiebrief. Men kon zich geheel vrijwillig aanmelden voor
deelname. Voor een goede leeftijdsspreiding van de studiepopulatie, streven we ernaar dat
de helft van de geïncludeerde deelnemers jonger is dan 40 jaar en de andere helft ouder.
5.2 SAMPLE SIZE BEREKENING
Om een voldoende aantal proefpersonen te selecteren voor het validatieonderzoek is er een
steekproefberekening uitgevoerd. Hierbij is gebruik gemaakt van het programma nQuery
Advisor 7.0. Bij deze berekening werd een significantieniveau (α) van 0.05 en een power (β)
van 80% aangehouden. In een eerder uitgevoerde veldstudie waarin een vergelijkbare
spraak-in-ruis test met screeningsaudiometrie werd vergeleken, werd een correlatie tussen
uitkomsten van beide meetmethoden gevonden van 0.583. Om onderscheid te maken tussen
deze gevonden correlatie en een middelmatige waarde van 0.30 zijn er 79 personen nodig.
Echter, hoe groter de studiepopulatie des te groter de power. Bovendien anticipeert een
groter aantal deelnemers ook op eventuele uitval (loss to follow-up). Daarom streefden we
in beide studies naar 100 deelnemers.
5.3 INCLUSIECRITERIA
De onderzoeksdeelnemers waren 18 jaar of ouder en hun moedertaal was Nederlands. In
studie #1 zijn personen met taalproblemen, asymmetrisch gehoorverlies, of een andere
vorm van gehoorverlies dan lawaaislechthorendheid, uitgesloten. De exclusie van
ongeschikte onderzoeksdeelnemers vond achteraf plaats. In studie #2 is dit niet gebeurd om
het gebruik van de BOC in de praktijk zo realistisch mogelijk te testen.
3
Leensen, M.C.; Dreschler, W.A. The applicability of a speech-in-noise screening test in occupational hearing
consevation. Int. J. Audiol. 2013. 72(7):455-65.
7
5.4 TESTEN
5.4.1 BEDRIJFSOORCHECK
In Evaluatie-onderzoek #1 werd de BOC zelfstandig afgenomen op een laptop i.c.m. een
Sennheiser HDA200 hoofdtelefoon. Een flash-versie en een HTML-versie van de BOC stonden
klaar op een internetpagina. De helft van de onderzoeksdeelnemers onderging de test in
flash en de andere helft onderging de test in html. Alle screeningstesten werden afgenomen
op hetzelfde geluidsniveau, vooraf ingesteld naar voorkeur van de proefpersoon d.m.v. de
volumebalk die getoond werd op de BOC website (met een bereik van 64-84 dBA).
In Evaluatie-onderzoek #2 werd de BOC afgenomen via een iPad met relatief eenvoudige
hoofdtelefoons.
Uit een onderzoek van dr. M. Leensen is gebleken dat het afkappunt gebaseerd op metingen
in het lab een correctie van -1.2 dB behoeft wanneer de hoortesten thuis via internet
worden afgenomen (Leensen & Dreschler, 2013)4. Over het algemeen haalt men in de
thuissituatie een slechtere SRT dan in een gecontroleerde lab situatie. Een praktijksituatie,
zoals bij deze studie het geval is, ligt naar verwachting dichter bij de thuissituatie dan bij
metingen op het lab. Vooralsnog is gewerkt met een afkappunt van -15,7 dB (kleiner dan of
gelijk aan -15,7 is ‘goed’ en groter dan -15,7 is ‘niet goed’). In Evaluatie-onderzoek #1 wordt
nagegaan of deze afkapwaarde de beste scheiding geeft tussen normaalhorend en
slechthorend.
5.4.2 SCREENINGSAUDIOMETRIE
Voor de afname van het toonaudiogram werden verschillende klinische audiometers
gebruikt: AC40, Madsen Micromate 304 (Otometrics) en Voyager 522, i.c.m. een TDH 39
hoofdtelefoon met dempende kappen (Amplivox audiocups). Alle audiometers voldoen aan de
norm EN 60645-1 (ANSI S3.6, Type 2), waren gekalibreerd en het toonaudiogram werd
afgenomen door geschoolde medewerkers. Beide oren werden gemeten op 500, 1000,
2000, 3000, 4000, 6000 en 8000 Hz voor luchtgeleiding. De uitslagen werden kort met de
deelnemer besproken.
5.4.3 GELUIDSMETINGEN TESTRUIMTES
De BOC werd uitgevoerd in een stille (vergader)ruimte op de bedrijfslocatie, representatief
voor de praktijksituatie. Omdat het niet mogelijk was toonaudiometrie in een geluidsdichte
cabine uit te voeren, vond dit deel ook plaats in een stille (vergader)ruimte op locatie. De
testruimtes waren stil, maar niet geheel geluidsdicht.
4
Leensen MCJ, Dreschler WA. The applicability of a speech-in-noise screening test in occupational hearing
conservation. Int J Audiol 2013; 52(7):455-65.
8
Om te beoordelen of het achtergrondgeluid niet hinderlijk was voor de uitvoering van de
metingen, is het geluidsniveau in de testruimtes gemeten. Het geluidsniveau is gemeten in
1/3 octaafbanden(middenfrequentie) van 125 Hz t/m 4000 Hz (LZmax: Z-weighted, fast,
maximum, in dB SPL). Per meetruimte zijn er telkens drie metingen verricht ter hoogte van
de proefpersoon. De niveaus zijn energetisch gemiddeld. De geluidsniveaus zijn vergeleken
met het maximaal toelaatbare niveau van achtergrond geluid (Lmax in dB SPL) volgens ISO
8253 (deel I), een norm opgesteld voor het meten van gehoordrempels in het kader van
gehoorscreening (ongemaskeerde luchtgeleiding vanaf 500 Hz). Er is gecorrigeerd voor de
gemiddelde demping van de Amplivox kappen over de TDH 39 hoofdtelefoon (zie Bijlage I).
De maximaal toelaatbare geluidsniveaus werden in de meeste testruimtes niet
overschreden, met uitzondering van de kantoorruimten in de bedrijven 5 en 6. De
toonaudiometrie werd uitgevoerd in cabines binnen deze ruimten, waar de gemeten niveaus
wel ruim onder de toegestane niveaus lagen.
9
6 EVALUATIEONDERZOEK #1
6.1 ONDERZOEKSOPZET
Evaluatieonderzoek #1 vond plaats op vijf verschillende bedrijfslocaties. De metingen
werden uitgevoerd in twee stille (dicht bij elkaar gelegen) ruimtes , waarvan tenminste één
zeer stille ruimte en tenminste één ruimte voorzien van een internetverbinding. Tijdens een
meting werden achtereenvolgens een vragenlijst5, een BOC-test en een toonaudiogram
afgenomen. De BOC-test werd om reden van beschikbare tijd slechts bij een subgroep nog
een tweede keer afgenomen (retest). Zie figuur 2 voor een schematisch overzicht van de
testonderdelen. Een meting duurde ongeveer 30-35 minuten per onderzoeksdeelnemer.
Figuur 2. Schematisch overzicht testonderdelen
6.2 ANALYSES
Analyses werden uitgevoerd met behulp van het programma SPSS 20 en Microsoft Excel
2010. Beschrijvende statistiek is uitgevoerd op gehoordrempels en demografische
kenmerken. SRT resultaten van de BOC zijn met behulp van ongepaarde t-toetsen
vergeleken tussen normaalhorenden en slechthorenden. Correlatie analyses zijn uitgevoerd
om de resultaten van de BOC te vergelijken met het toonaudiogram om zo de validiteit te
bepalen. Om de test-retest betrouwbaarheid in kaart te brengen is het leereffect bepaald
door middel van t-testen en zijn er overige testkarakteristieken berekend, zoals de standard
error of measurement (SEM) en de intra-class correlation coefficient (ICC). Met behulp van
ROC analyses is voor elke testvariant de sensitiviteit en de specificiteit berekend. Voor de
sensitiviteit en specificiteit berekeningen is uitgegaan van de verschillende definities voor
NIHL. Verder is de invloed van aanloop en lengte van de test op de gemiddelde intra-test
standaarddeviaties (standaard deviatie van de adaptieve procedure) onderzocht.
5
De vragenlijst zal na enkele maanden nogmaals worden toegestuurd. Hierover zal apart worden
gerapporteerd door de Nationale HoorStichting.
10
6.3 RESULTATEN
Er waren in totaal 102 aanmeldingen voor het onderzoek. Daarvan waren er zes no-shows/
afmeldingen. Binnen deze studie hebben wij onderscheid gemaakt tussen normaalhorende
proefpersonen (groep NH) en proefpersonen met een perceptief hoge tonen verlies t.b.v.
lawaai (groep NIHL). NH deelnemers hadden een normaal gehoor, gedefinieerd als volgt:
Gehoordrempels op elke octaaffrequentie (500 t/m 8000 Hz) van 20 dB HL of beter. NIHL
deelnemers hadden een perceptief hoge tonenverlies, gedefinieerd als volgt: Een
gehoordrempel van 20 dB HL of beter voor de lagere octaaffrequenties (500 t/m 2000 Hz) en
een PTA34 (Pure-Tone Average, gemiddelde gehoordrempel voor de frequenties 3 en 4 kHz)
van 25 dB of slechter. Negen deelnemers werden uitgesloten van de analyses o.b.v. hun
toonaudiogram (ze voldeden niet aan de inclusiecriteria die waren bepaald voor de twee
groepen: NH en NIHL). Van de resterende 87 deelnemers was de meerderheid man (94,3%).
44% Van alle deelnemers was 40 jaar of jonger. De gemiddelde leeftijd was 41 jaar (sd=12,
range: 20-62 jaar).
6.3.1 TOONAUDIOGRAM
De gehoordrempels zijn, per oor, in percentielen weergegeven in figuur 3. Van de 174 oren
waren 142 oren normaalhorend (74 rechteroren en 68 linkeroren) en 32 oren
lawaaislechthorend (13 rechteroren en 19 linkeroren bij 21 personen).
Lawaaislechthorenden waren 43 jaar of ouder (bij de ouderen valt
ouderdomsslechthorendheid niet helemaal uit te sluiten).
6.3.2 SCREENINGSAUDIOMETRIE
De gemiddelde SRT’s van de normaalhorende oren zijn vergeleken met die van de
slechthorende oren. De gemiddelde SRT voor de BOC voor normaalhorende oren was -17,0
dB (sd=2,1) en slechthorende oren worden was -11,6 dB (sd=3,2). Het verschil van 5,4 dB
was significant (p<0.000). De gemiddelde verschillen, met bijbehorend 95%betrouwbaarheidsinterval en significantieniveau, per leeftijdsgroep, staan beschreven in
tabel 1. Onder de deelnemers van 40 jaar of jonger was er maar één slechthorend oor. Het
was daarom niet mogelijk om een verschil aan te tonen tussen de NH-oren en de NIHL-oren
voor deze leeftijdsgroep. Voor de oudere leeftijdsgroep scoorde de NH-oren significant beter
dan de NIHL-oren.
11
NH: Left ear
-20
-20
0
0
20
20
Hearing loss (dB)
Hearing loss (dB)
NH: Right ear
40
10th
60
25th
80
50th
100
75th
40
10th
60
25th
80
50th
75th
100
90th
90th
120
120
125
250
500
1000
2000
4000
8000
125
250
Frequency (Hz)
500
1000 2000 4000 8000
Frequency (Hz)
NIHL: Right ear
-20
Hearing loss (dB)
0
20
40
10th
60
25th
80
50th
100
75th
90th
120
125
250
500
1000
2000
4000
8000
Frequency (Hz)
Figuur 3. Gehoordrempels van de onderzoeksdeelnemers voor normaalhorende en slechthorende oren (rechts en
links), in percentielen (10e,25e, 50e (mediaan), 75e en 90e )
Tabel 1. SRT scores voor normaalhorende en slechthorende oren, per leeftijdsgroep
Leeftijd
Gehoor
NH
N
75
SRT (dB)
Δ NH-NIHL
(dB)
95%-BI
P
ondergrens
bovengrens
0,2
-3,5
3,9
1.000
-5,1
-6,2
-4,0
<0.001
-17,4 (1,8)
≤40 jaar
NIHL
1
-17,6
NH
67
-16,5 (2,2)
NIHL
31
-11,4 (3,1)
>40 jaar
12
6.3.3 CORRELATIE TUSSEN HET TOONAUDIOGRAM EN SRT SCORE
De resultaten van de BOC (de eerste meting en per oor, over de gehele groep van NH en
NIHL) zijn vergeleken met het toonaudiogram. Uit figuur 4 blijkt dat de resultaten van de
testvarianten sterk correleren met de gemiddelde gehoordrempels op de hoge frequenties
(PTA34 en PTA346), met een correlatiecoëfficiënt groter dan 0,7.
Figuur 4. Scatterplots en correlatiecoëfficiënten voor de SRT met PTA3,4 en PTA3,4,6
Tevens zijn de resultaten van de BOC met het toonaudiogram vergeleken voor de
normaalhorende en de slechthorende deelnemers afzonderlijk (definitie PTA3,4, eerste
meting en per oor) (figuur 5). De correlatie PTA en SRT is per groep kleiner (r=0,41 voor de
normaalhorende oren en r=0,27 voor de lawaaislechthorende oren).
Figuur 5. Scatterplots en correlatiecoëfficiënten voor SRT en PTA3,4 voor NH en NIHL oren
13
6.3.4 TEST-RETEST BETROUWBAARHEID
Achttien deelnemers hebben de test tweemaal uitgevoerd. De SRT-waarden voor test en
retest (per oor) zijn met elkaar vergeleken. Het retest resultaat was over het algemeen beter
(lagere SRT score) dan het resultaat van de eerste test (67%). Dit wijst op een bescheiden
leereffect. De gemiddelde SRT-waarden voor test en retest en overige test-retest
karakteristieken zijn weergegeven in tabel 2. Het gemiddelde leereffect van 0,62 dB is niet
significant. De gemiddelde standaardafwijking binnen één test (voor het eerste oor dat
gemeten is), is 2,2 dB. Acht van de 36 oren (22%) hadden een groter test-retest verschil dan
de gemiddelde standaardafwijking binnen één test (2,2 dB) (minimaal -4 dB en maximaal 4,8
dB). De test-retest betrouwbaarheid is weergegeven door de standard error of
measurement (SEM, ofwel de intra-individuele standaarddeviatie van het verschil). Tenslotte
is de mate van correlatie tussen de SRT-waarden van de test en retest berekend (intra-class
correlation coefficient, ICC). De mate van correlatie tussen de SRT scores van de test en
retest meting is gemiddeld hoog, namelijk 0,62.
Tabel 3. Test retest karakteristieken (uitslag per oor, n=36)
SRT test
SRT retest
Δ test-retest
(dB SNR)
(dB SNR)
(dB SNR)
-16,63 (sd=2,47)
-17,25 (sd=2,20)
0,62 (95%-BI: -0,06; 1,3)
* Two-way random model, type: absolute agreement, single measures
p
0,07
SEM
ICC*
1,04
0,62
6.3.5 DISCRIMINEREND VERMOGEN: SENSITIVITEIT EN SPECIFICITEIT
Met behulp van kruistabellen is de prevalentie lawaaischade, de sensitiviteit (percentage
terecht positief, ofwel terecht een afwijkende score en dus NIHL) en de specificiteit
(percentage terecht negatief, ofwel terecht een goede score en dus normaalhorend) van de
BOC berekend voor de volgende definities van NIHL:
-
Definitie 1: PTA3,4 (Een gehoordrempel van 20 dB HL of beter voor de
octaaffrequenties 500 t/m 2000 Hz en een gemiddelde gehoordrempel voor de
frequenties 3 en 4 kHz van 25 dB HL of slechter (zie tabel 3).
-
Definitie 2: Een gehoordrempel van 20 dB HL of beter voor de octaaffrequenties
500 t/m 1000 Hz en tenminste 1 frequentie in het frequentiegebied 2-6 kHz van
25 dB HL of slechter (zie tabel 4).
-
Definitie 3: PTA3,4,6 (Een gehoordrempel van 20 dB HL of beter voor de
octaaffrequenties 500 t/m 2000 Hz en een gemiddelde gehoordrempel voor de
frequenties 3, 4, 6 kHz van 25 dB of slechter (zie tabel 5).
In de kruistabellen is de kans op de aan- of afwezigheid van lawaaischade uitgezet tegen de
kans op aan- of afwezigheid van een slechte BOC score. Hierbij is uitgegaan van het
afkappunt zoals bepaald op basis van het laboratorium experiment: -15,7 dB.
Definitie 2, de minst strenge definitie, resulteerde in een NIHL prevalentie van maar liefst
35%. Wanneer de wat strengere definities 1 en 3 werden gehanteerd, werd er een
prevalentie van respectievelijk 18% en 21% gevonden.
14
Tabel 3. Kruistabel definitie 1 (uitslag per oor, n=174)
Toonaudiometrie
(definitie 1: PTA3,4)
NH
BOC
NIHL
Totaal
Afkappunt
Negatief
104
4
108
-15,7 dB
Positief
38
28
66
Totaal
142
32
174
Prevalentie NIHL: 32/174=0,18; Sensitiviteit: 28/32=0,88; Specificiteit: 104/142=0,73
Tabel 4. Kruistabel definitie 2 (uitslag per oor, n=174)
Toonaudiometrie
(definitie 2: 1 frequentie)
NH
NIHL
Totaal
BOC
Negatief
92
16
108
Positief
21
45
66
Totaal
113
61
174
Afkappunt
-15,7 dB
Prevalentie NIHL: 61/174=0,35; Sensitiviteit: 45/61=0,74; Specificiteit: 92/113=0,81
Tabel 5. Kruistabel definitie 3 (uitslag per oor, n=174)
Toonaudiometrie
(definitie 3: PTA3,4,6)
NH
BOC
NIHL
Totaal
Afkappunt
Negatief
101
7
108
-15,7 dB
Positief
36
30
66
Totaal
137
37
174
Prevalentie NIHL: 37/174=0,21; Sensitiviteit: 30/37=0,81; Specificiteit: 101/137=0,74
15
De keuze van de definitie beïnvloedt de sensitiviteit en de specificiteit. Van alle gehanteerde
definities behaalde definitie 2 de laagste sensitiviteit, namelijk 74%. Daarentegen behaalde
deze definitie de hoogste specificiteit. Definitie 1 en 3 resulteerden beiden in een hogere
sensitiviteit, respectievelijk 88% en 81%, maar een lagere specificiteit, respectievelijk 73% en
74%.
Vervolgens is een ROC-analyse uitgevoerd om te onderzoeken of het aanpassen van het
gekozen afkappunt de sensitiviteit en de specificiteit kan verbeteren (bijlage II). Op basis van
deze gegevens is de beste waarde voor het afkappunt om onderscheid te maken tussen
normaalhorenden en lawaaislechthorenden (met zowel een hoge sensitiviteit als een hoge
specificiteit) gekozen. Tabel 6 geeft de beste afweging van de sensitiviteit en de specificiteit
en de bijbehorende nieuwe afkappunten weer.
Tabel 6. Resultaten van ROC-analyse, voor de verschillende definities
Nieuw afkappunt
(dB SNR)
Definitie 1
Sensitiviteit
Specificiteit
AUC
-14,9
84%
82%
0,92
Definitie 2
(1 frequentie)
-16,1
79%
77%
0,87
Definitie 3
(PTA3,4,6)
-15,3
81%
80%
0,91
(PTA3,4)
Tevens is de area under the curve (AUC) vermeld, een maat voor de accuratesse van de test.
Hoe hoger de waarde (maximaal 1), hoe beter het discriminatievermogen van de test. Voor
de eerste definitie stegen de waarden voor sensitiviteit en specificiteit beiden tot hoger dan
80%.
16
6.3.6 INVLOED VAN AANLOOP EN LENGTE VAN DE TEST OP TESTRESULTATEN
Zoals eerder beschreven krijgt men bij de aangepaste BOC 25 woorden te horen. Er wordt
pas met de daadwerkelijke meting begonnen nadat het eerste onjuiste antwoord gegeven is.
Op deze manier wordt voor elke persoon afzonderlijk een startwaarde bepaald. Vervolgens
worden de eerste 5 stimuli als aanloop naar de meting beschouwd. Van de 20
presentatieniveaus die voor de meting gebruikt worden, wordt de SRT bepaald. Leereffecten
en concentratie kunnen een rol spelen bij de bepaling van een testuitslag. Om deze reden is
bestudeerd wat de invloed van de aanloop naar de daadwerkelijke meting is op de
resultaten. Tevens is gekeken naar de invloed van de lengte van de test.
Voor een totale duur van 20 stimuli zijn de resultaten berekend voor een aanloop van 5 en
10 stimuli, waarbij de meting dus gebaseerd was op respectievelijk 15 en 10 stimuli. Voor
Gemiddelde SRT’s en intra-test standaarddeviaties voor verschillende combinaties van
aanloop en lengte zijn weergegeven in kolom 2 van tabel 7. Voor een totale duur van 25
stimuli zijn de resultaten berekend voor een aanloop van 5, 10 en 15 stimuli, waarbij de
meting dus gebaseerd was op respectievelijk 20, 15 en 10 stimuli. De groene cellen geven de
huidige situatie aan. De kleinste gemiddelde intra-test standaarddeviatie wordt over het
algemeen behaald bij een meting van 25 stimuli met een aanloop van 15 woorden. De
verschillen zijn echter klein.
Tabel 7. Invloed van aanloop en lengte van de test op testresultaten
Aanloop
(# stimuli)
Totale lengte (# stimuli)
20
25
SRT (dB)
intra-test sd (dB)
SRT (dB)
intra-test sd (dB)
5
-15,88
2,11
-16,00
2,15
10
-16,02
2,01
-16,13
2,07
15
x
x
-16,20
1,91
17
6.4 DISCUSSIE
Om te onderzoeken of de BOC als aanvulling (of alternatief) voor screeningaudiometrie kan
dienen in een populatie werknemers blootgesteld aan lawaai, is deze in de
arbeidsgeneeskundige praktijksituatie geëvalueerd. In de uitgevoerde analyses is primair
naar de uitkomsten per oor gekeken. In paragraaf 7.8 wordt besproken als wij de resultaten
niet per oor maar per persoon analyseren.
6.4.1 TEST KARAKTERISTIEKEN VAN DE BOC IN DE PRAKTIJK
De resultaten van 87 werknemers in lawaai zijn onderzocht en hieruit is gebleken dat de test
goed discrimineert tussen normaalhorenden en lawaaislechthorenden, met een gemiddeld
verschil in SRT score van zo’n 5 dB. Verder is aangetoond dat de test valide is, met een
correlatie tussen SRT scores en het toonaudiogram van r=0,71. Onder de groep werknemers
(n=18) die de test tweemaal hebben uitgevoerd is gebleken dat de test-retest
betrouwbaarheid toereikend is (met een SEM van 1,04) en dat er sprake is van een klein
leereffect, dat niet klinisch relevant is en niet significant was. Tenslotte heeft dit onderzoek
aangetoond dat de test (bij toepassing per oor) accuraat is, met een acceptabele sensitiviteit
en specificiteit van 84% en 82% als het afkappunt ingesteld is op -14,9 dB. Zie bijlage III voor
de resultaten (per organisatie en leeftijdsgroep na aanpassing van het afkappunt naar -14,9
dB.
6.4.2 TESTPOPULATIE
De gevonden waarden zijn gebaseerd op een representatieve testpopulatie van 87
werknemers uit diverse beroepen in lawaai. De verwachting is dat de BOC in vergelijkbare
populaties en in vergelijkbare situaties toegepast zal kunnen worden. Echter kunnen
verschillen in NIHL prevalentie, leeftijd, geslacht, e.d. leiden tot afwijkingen in de
testgevoeligheid. De sensitiviteit en specificiteit zijn geen vaste testkarakteristieken en
kunnen per populatie werknemers in lawaai verschillen. Verder zijn voor dit onderzoek de
mensen met afwijkende gehoorverliezen (gehoorverliezen in het lagere frequentiegebied)
geëxcludeerd (het excluderen van ingewikkelde gevallen noemt men artefactual
verification). Ook dit aspect kan invloed hebben op de werkelijke testgevoeligheid. Bij een
bredere toepassing van de BOC in andere testpopulaties dient aan dit aspect nader aandacht
te worden geschonken.
6.4.3 VERGELIJKING MET LAB ONDERZOEK
De waarden die gevonden zijn, zijn echter lager dan de waarden verkregen uit het crosssectionele onderzoek, uitgevoerd in een nauwkeurig gecontroleerde lab setting (deel A, fase
2, M. Sheikh Rashid). In de testpopulatie met normaalhorenden en slechthorenden met een
lawaaischade werd (bij toepassing per oor) een sensitiviteit van 93% en een specificiteit van
94% behaald. Tevens bleek dat de resultaten van de Bedrijfsoorcheck hoger correleerden
met de gemiddelde gehoordrempels (r=0,83). Een verklaring voor de gevonden verschillen is
dat er in het labonderzoek een andere testpopulatie is onderzocht dan in praktijkevaluatie.
18
Het labonderzoek had een zogeheten ‘two-gate design’, waarbij gezonde controles (groep
van normaalhorenden) en ‘known cases’ (proefpersonen waarvan zeer aannemelijk was dat
zij NIHL hebben) zijn geworven. Normaalhorenden zijn makkelijker te onderscheiden van
duidelijke gevallen van lawaaischade (er is geen grijs gebied), waardoor een hoge
sensitiviteit en specificiteit kan worden behaald. In de praktijkevaluatie is een grote
representatieve groep aan lawaai blootgestelde werknemers onderzocht, waarvan de
prevalentie NIHL vooraf onbekend was. Door de grote variatie in gehoorstatus waren
normaalhorenden moeilijker te onderscheiden van slechthorenden (variërend van normaal
gehoor tot significante gehoorverliezen), wat de meest waarschijnlijk oorzaak is voor de
lagere sensitiviteit en specificiteit.
Een andere verklaring is dat een verschillende referentiestandaard is gebruikt. In het
labonderzoek is de BOC vergeleken met klinische toonaudiometrie, uitgevoerd in een
geluidsarme cabine. In de praktijkevaluatie is screeningsaudiometrie toegepast, wat kan
leiden tot minder nauwkeurige resultaten. Tenslotte kan de aanwezigheid van
omgevingslawaai in de praktijkevaluatie een rol hebben gespeeld. Op de meetdagen week
het omgevingslawaai soms af van het voorafgaand gemeten geluidsniveau (zoals beschreven
in hoofdstuk 5.5) door onverwachte werkzaamheden, vliegtuigverkeer en
weersomstandigheden.
6.4.4 AANLOOP EN LENGTE VAN DE TEST
Het is gebleken dat de aanloop en de lengte van de test geen grote invloed hebben op de
gemiddelde SRT en intra-individuele standaarddeviatie. Ook verwachten wij niet dat de
aanloop en lengte van de test veel invloed hebben op de test-retest betrouwbaarheid en de
sensitiviteit en de specificiteit van de test, maar dat is niet verder onderzocht in studie #1.
6.4.5 FLASH VS. HTML
In dit onderzoek is de BOC gedeeltelijk afgenomen in flash en gedeeltelijk in HTML. Het is
verschil is dat flash zelf de ruis- en woord signalen mixt, terwijl bij de HTML versie de signaalruis files van te voren zijn gemixt. Het voordeel van de HTML versie is dat deze ook op een
telefoon of tablet uitgevoerd kan worden. Bij de start was nog niet helemaal duidelijk of
beide versies geheel vergelijkbaar zijn. Om dit te controleren in de praktijk onderging de
helft van de onderzoeksdeelnemers de test in flash en de andere helft test in HTML. SRT
waarden voor beide groepen zijn met elkaar vergeleken (figuur 6). De gemiddelde SRT voor
normaalhorende oren was -16,9 dB (sd=2,1) in flash en -17,1 dB (sd=2,0) in HTML. De
gemiddelde SRT voor slechthorende oren was -11,7 dB (sd=2,4) in flash en -11,6 dB (sd=4,0)
in HTML. Ondanks dat er twee verschillende samples met elkaar vergeleken zijn, zijn de
verschillen tussen flash en HTML niet significant (p=0.56 voor NH en p=0.95 voor NIHL) en
klinisch niet relevant.
19
Figuur 6. Boxplots van de resultaten (per
oor) in HTML (donkere boxplots) en in flash
(lichte boxplots)
6.4.6 AFWEGING AFKAPPUNT
Het is gebleken dat het toegepaste afkappunt (-15,7 dB) niet optimaal is. Met een afkappunt van 14,9 kan de testgevoeligheid tot boven de 80% stijgen. Dit is het meest optimale punt waarop de
sensitiviteit en specificiteit elkaar kruisen (zie bijlage II). Bedrijven kunnen echter ook kiezen voor
een hogere sensitiviteit als men het belangrijker acht dat alle slechthorenden worden opgespoord
of juist kiezen voor een hogere specificiteit als men niet onnodig testpersonen ongerust wil
maken. In de tabel 8 staan een paar mogelijke keuzen uitgewerkt, waaruit blijkt in welke mate een
hogere sensitiviteit ten koste gaat van de specificiteit en andersom (tabel 8). Deze afweging heeft
gevolgen voor het aantal fout-positieve en fout-negatieve uitslagen (tabel 8 en 9) en uiteindelijk
voor de medische behandeling en de kosten.
Tabel 8. Afweging sensitiviteit en specificiteit en percentage fout-positief en fout-negatief
Afkappunt (dB SNR) * Sensitiviteit Specificiteit % fout-positief % fout-negatief
-17,6
97%
44%
56%
3%
-15,7
88%
73%
27%
12%
-14,9
84%
82%
18%
16%
-14,3
78%
88%
12%
22%
-12,1
53%
99%
1%
47%
* Men krijgt een slechte uitslag wanneer de SRT score gelijk aan of slechter dan het afkappunt is
20
Tabel 9. Voor- en nadelen hoge/lage sensitiviteit/specificiteit
Hoge sensitiviteit,
lage specificiteit
Hoge specificiteit,
lage sensitiviteit
Voordelen
Nadelen
- Opsporen NIHL: slechthorenden
krijgen terecht afwijkende uitslag
- NH krijgen onterecht een
afwijkende uitslag
Gevolgen:
Gevolgen:
- Slechthorenden ondergaan
vervolgonderzoek/behandeling
- Onnodig vervolgonderzoek
- Onnodige ongerustheid
- Uitsluiten NIHL:
normaalhorenden krijgen terecht
niet-afwijkende uitslag
- Missen NIHL: slechthorenden
krijgen onterecht een negatieve
uitslag
Gevolgen:
Gevolgen:
- Geen onnodig vervolgonderzoek
- Slechthorenden krijgen geen
vervolgonderzoek/behandeling
6.5 DEFINITIE NIHL
Zoals verwacht is de keuze voor de definitie NIHL van invloed is op de prevalentie van NIHL
en ook op de sensitiviteit en de specificiteit van de BOC. In dit onderzoek is de eerste
definitie (PTA3,4 van 25 dB of groter) aangehouden, omdat deze de meest gangbare is en
omdat 3000 en 4000 Hz de belangrijkste frequenties zijn waarop lawaaischade te
verwachten is (de zogeheten lawaaidip begint in dit frequentiegebied). Definitie 3 (PTA3,4,6
van 25 dB of groter) is ook gangbaar, maar bevat de frequentie 6000 Hz. Toonaudiometrie
metingen op deze octaaffrequentie blijken niet altijd even nauwkeurig te zijn (vanwege een
kalibratie probleem). De waarden voor deze definities kwamen wel goed met elkaar
overeen. Definitie 2 (tenminste op 1 frequentie een gehoorverlies van 25 dB of groter)
toonde de meest afwijkende resultaten. Met een gevonden prevalentie van 35% is deze dan
ook de minst strenge definitie van de drie. Daarom is bij deze definitie de sensitiviteit lager
en de specificiteit juist hoger dan bij de overige twee definities. Deze definitie resulteerde in
een groter aantal fout-negatieven. Van deze werknemers bleek uit het toonaudiogram dat
het gehoor was aangedaan, maar niet ernstig genoeg, waardoor het voor hen alsnog
mogelijk was om een goede BOC score te halen. Bij het inzetten van de BOC in de praktijk
moet er rekening mee gehouden worden dat verschillende ARBO diensten mogelijk een
andere definitie voor NIHL hanteren en daardoor de sensitiviteit en de specificiteit kunnen
afwijken.
21
6.6 IMPLICATIES VOOR DE PRAKTIJK
6.6.1 VAN OOR NAAR PERSOON
Om de ‘ruwe’ correlatie tussen SRT meting en toonaudiogram te kunnen bepalen, zijn de
analyses verricht op oor-niveau (monauraal). Echter, om uitspraken te kunnen doen over de
praktijksituatie, is het van belang dat er een slag wordt gemaakt van oor naar individu
(binauraal). Het maakt voor de testgevoeligheid op individueel niveau niet uit of het linker of
het rechter oor normaalhorend of slechthorend is, maar juist de totale uitslag die gebaseerd
is op beide oren, is van belang. Om de gevoeligheid van de test te bepalen op het individuele
niveau wordt er daarom een onderscheid gemaakt tussen normaal gehoor (beide oren
normaalhorend, gebaseerd op het toonaudiogram: gemiddelde van 3000 en 4000 Hertz) en
NIHL (tenminste één oor lawaaislechthorend). Voor de BOC uitslag geldt: als een individu
voor beide oren een goede uitslag krijgt, is de totale uitslag negatief. Als de uitslag voor
tenminste één oor onvoldoende is, krijgt het individu de totale uitslag positief. Bij gebruik
van het nieuwe afkappunt vinden wij de kruistabel van tabel 10:
Tabel 10. Kruistabel Bedrijfsoorcheck (BOC) uitslag en toonaudiometrie (TA) uitslag
TA (PTA3,4)
NH
NIHL
(beide oren)
(tenminste 1 oor)
Negatief
Totaal
48
2
50
18
19
37
66
21
87
(beide oren NH)
BOC
Positief
(afkappunt -14,9 dB)
(tenminste 1 oor NIHL)
Totaal
Sensitiviteit (TPR): 90,5%; specificiteit (TNR): 72,7%; FPR: 27,3%; FNR:9,5%
Aan de hand van de volgende formules zijn de sensitiviteit, de specificiteit, de false positive
rate (het percentage fout positieven) en de false negative rate (het percentage fout
negatieven) bepaald:
Sensitiviteit (true positive rate (TPR)) = TP/TP+FN
Specificiteit (true negative rate (TNR)) = TN/TN+FP
False positive rate (FPR) = 1-specificiteit (of FP/FP+ TN)
False negative rate (FNR) = 1- sensitiviteit (of FN/FN+TP)
Negentien van de 21 deelnemers met NIHL (90,5%) kregen terecht een rode uitslag. Twee
van de 21 deelnemers met NIHL (9,5%) werden onterecht niet gedetecteerd als zijnde
22
lawaaislechthorend. Achtenveertig van de 66 normaalhorende deelnemers (72,7%) kregen
terecht een groene uitslag. Achttien van de 66 normaalhorende deelnemers (27,3%) kregen
onterecht een onvoldoende resultaat.
Uit de uitkomsten blijkt dat bij de analyses per persoon de sensitiviteit iets hoger komt te
liggen dan bij de uitkomsten per oor, maar de specificiteit neemt sterk af. Dit is het gevolg
van verschillende effecten, waarvan de belangrijkste is dat iemand met twee goedhorende
oren een ongeveer dubbel zo grote kans krijgt op een fout-positieve uitslag, omdat voor de
twee metingen per oor telkens de FPR (false-positive rate) geldig is.
In plaats van alle 87 deelnemers (100%) direct door te verwijzen voor een toonaudiogram,
hoefden er volgens de BOC maar 37 (43%) doorverwezen te worden. Dit zou een besparing
van bijna 60% aan toonaudiometrie kosten kunnen betekenen.
6.6.2 BENADERINGEN IN EEN MODEL
In een verklarend model is onderzocht in hoeverre de sensitiviteit en specificiteit veranderen
als de resultaten niet per oor, maar per persoon worden toegepast. In dit model zijn alle
mogelijk opties gecombineerd:
Als eerste parameter is gewerkt met het % oren met een NIHL binnen de populatie
Als tweede parameter is gewerkt met het percentage asymmetrische verliezen
binnen de populatie, d.w.z. een oor normaalhorend en een oor met NIHL.
Als derde parameter is gewerkt met verschillende afkappunten (zie ook tabel 8)
Voor elk van de betreffende combinaties (beiderzijds normaalhorend, asymmetrisch of
beiderzijds slechthorend) zijn de te verwachten testuitslagen gesimuleerd, uitgaande van de
berekende waarden voor TPR, TNR, FPR en FNR (zie boven). Voor de BOC met als afkappunt
de waarde van -14,9 dB voorspelde dit model een FPR per persoon van 33% en een FNR van
4%. Deze resultaten komen niet exact overeen met de uitkomsten van tabel 10, maar zijn
wel in dezelfde orde van grootte. Op basis van studie #1 besluiten wij tot een afkappunt op 14.9 dB. Voor de testlengte kiezen wij - na een individuele start – voor een totale testlengte
van 20 stimuli: 10 stimuli voor de aanloop en 10 voor de drempelbepaling door middeling
over de aangeboden niveaus.
Het model is vervolgens gebruikt om te onderzoeken hoe de test robuuster kan worden
gemaakt. Omdat de analyse per persoon vooral ongunstig was voor de FPR (een hoge kans
op een ten onrechte afwijkende score), is overwogen om de BOC zo aan te passen dat er bij
een positieve uitslag voor een gegeven oor automatisch een her-test wordt gestart. Het
model is voor dit doel aangepast en voorspelt dat de FPR in dat geval zal dalen, maar ten
koste van een stijging van de FNR (de kans op een ten onrechte “normale” uitkomst). In
studie #2 hebben wij onderzocht of het toepassen van een herhaalde meting zal leiden tot
een acceptabele combinatie van sensitiviteit en specificiteit.
23
7 EVALUATIEONDERZOEK #2
7.1 ONDERZOEKSOPZET
Evaluatieonderzoek #2 richt zich op dezelfde onderzoeksvragen zoals geformuleerd in
hoofdstuk 4, maar richt zich op de gevoeligheid van de BOC bij een automatische retest aan
het slechte oor/oren: de BOC test was zodanig aangepast dat er bij een positieve/slechte
uitslag automatisch een retest werd uitgevoerd. De retest bij een positieve uitslag wordt per
oor bepaald. Tijdens een meting werden achtereenvolgens een BOC-test en een
toonaudiogram afgenomen. Iedereen werd met een vaste testlengte getest (10 aanloop en
10 test presentaties).
Standaard toonaudiometrie werd vanuit de bedrijven georganiseerd. Als de drempels op
3000 of 6000 Hz niet waren bepaald, werden deze waarden geïnterpoleerd vanuit de
drempels op de naastliggende octaaffrequenties. De audiogrammen werden gekoppeld aan
de BOC uitslagen aan de hand van een BOC-code.
De metingen vonden plaats op twee verschillende bedrijfslocaties. De metingen werden
uitgevoerd in twee stille (dicht bij elkaar gelegen) ruimtes , waarvan tenminste één zeer stille
ruimte en tenminste één ruimte voorzien van een internetverbinding, zie Bijlage I, tabel I.2.
Vanwege de bevindingen in evaluatieonderzoek #1 zal er extra aandacht worden besteed
aan het effect dat de definitie ‘slechthorendheid’ heeft op het discriminatievermogen van de
test. Ook zal nogmaals worden onderzocht wat de invloed van de aanloop is voor de
betrouwbaarheid van de meting en voor de duur/testlengte.
7.2 RESULTATEN
7.2.1 BESCHRIJVENDE STATISTIEK
Er waren in totaal 80 deelnemers. De meerderheid was man (n=77; 96,3%). De gemiddelde
leeftijd was 43,3 jaar (sd=11,5). Ongeveer de helft van de deelnemers heeft een retest
ondergaan voor tenminste 1 oor (n=42; 52,5%). Het gemiddelde toonaudiometrisch verlies
(PTA124) bedroeg 11,8 dB voor het rechter oor en 12,7 dB voor het linker oor.
De gemiddelde SRT uitslag (gebaseerd op de laatste metingen), was -16,0 dB (sd=3,2) voor
het rechteroor en -16,1 dB SNR (sd=3,1) voor het linkeroor. De gemiddelde intra-individuele
standaarddeviatie voor het rechteroor was 1,95 dB (sd=0,60; min=0,84; max=3,16) en voor
het linkeroor 1,89 dB (sd=0,6; min=0,84; max=3,53).
24
7.2.2 DE GEVOELIGHEID VAN DE BOC BIJ EEN AUTOMATISCHE RETEST
Met behulp van kruistabellen is de prevalentie lawaaischade, de sensitiviteit (percentage
terecht positief, ofwel terecht een afwijkende score en dus slechthorend) en de specificiteit
(percentage terecht negatief, ofwel terecht een goede score en dus normaalhorend) van de
BOC berekend, op oor- en patiëntniveau. Hierbij is uitgegaan van het huidig ingestelde
afkappunt (‐14,9 dB).
Aan de hand van de volgende formules zijn de sensitiviteit, de specificiteit, de false positive
rate (het percentage fout positieven) en de false negative rate (het percentage fout
negatieven) bepaald:
Sensitiviteit (true positive rate (TPR)) = TP/TP+FN
Specificiteit (true negative rate (TNR)) = TN/TN+FP
False positive rate (FPR) = 1-specificiteit (of FP/FP+ TN)
False negative rate (FNR) = 1- sensitiviteit (of FN/FN+TP)
Er zijn 4 modellen met elkaar vergeleken, waarbij de definities voor normaalhorendheid en
slechthorendheid zijn aangepast:
Model 1
Model 2
Model 3
Model 4
Definitie normaalhorend (NH)
Definitie slechthorend (HI)
Alle frequenties (500 t/m 8000 Hz) ≤ 20 dB
HL
PTA512 ≤ 20 dB HL en
PTA346 ≤ 20 dB HL
PTA512 ≤ 20 dB HL en
PTA346 ≤ 30 dB HL
PTA512 ≤ 20 dB HL en
PTA346 ≤ 35 dB HL
Ten minste 1 frequentie (500 t/m 8000 Hz) >
20 dB HL
PTA512 > 20 dB HL en/of
PTA346 >20 dB HL
PTA512 > 20 dB HL en/of
PTA346 > 30 dB HL
PTA512 > 20 dB HL en/of
PTA346 > 35 dB HL
Allereerst is onderzocht wat het effect van de keuze van de definitie ‘slechthorendheid’ op
het discriminatievermogen van de test is. De berekende waarden van de testkarakteristieken
in deze populatie zijn voor elk van de vier modellen weergegeven in de tabel 11 (per oor) en
tabel 12 (per deelnemer). In de tabel staan telkens twee waarden vermeld, waarbij de eerste
waarde betrekking heeft op bovenstaande definitie en de tweede waarde wordt verkregen
als het meetpunt op 6 kHz buiten beschouwing wordt gelaten in de berekening van de
hogere PTA (dus PTA34 i.p.v. PTA346), zoals ook in evaluatieonderzoek #1 is toegepast.
Bij de beoogde toepassing van de BOC zijn vooral de testkarakteristieken per persoon van
belang. Hierbij worden voor model 4 de beste resultaten behaald, zeker als 6 kHz wordt
meegenomen in de beoordeling van het gehoorverlies in de hoge frequenties. In dat geval
zijn sensitiviteit en specificiteit beiden 0,89 en derhalve zijn de False positive rate (FPR) en de
False negative rate (FNR) beiden 11%. De details voor model 4 zijn vermeld in de kruistabel
van Tabel 13.
25
Tabel 11. Overzicht van de testkarakteristeken per oor voor elk van de 4 modellen om
slechthorendheid te definiëren. Per cel heeft de eerste waarde betrekking op de definitie van het
hoogfrequent verlies op basis van PTA346 en de tweede waarde op de definitie van het hoogfrequent
verlies op basis van PTA34.
Per oor
Model 1
Model 2
Model 3
Model 4
Sens/TPR
0,33 / 0,33
0,50 / 0,56
0,63 / 0,56
0,73 / 0,63
Spec/TNR
0,94 / 0,94
0,94 / 0,92
0,93 / 0,90
0,91 / 0,87
FPR
0,06 / 0,06
0,06 / 0,08
0,07 / 0,10
0,09 / 0,13
FNR
0,67 / 0,67
0,50 / 0,44
0,37 / 0,44
0,27 / 0,37
Tabel 12. Overzicht van de testkarakteristeken per persoon voor elk van de 4 modellen om
slechthorendheid te definiëren. Per cel heeft de eerste waarde betrekking op de definitie van het
hoogfrequent verlies op basis van PTA346 en de tweede waarde op de definitie van het hoogfrequent
verlies op basis van PTA34.
Per persoon
Model 1
Model 2
Model 3
Model 4
Sens/TPR
0,42 / 0,42
0,59 / 0,67
0,76 / 0,69
0,89 / 0,78
Spec/TNR
0,93 / 0,93
0,91 / 0,92
0,91 / 0,89
0,89 / 0,84
FPR
0,07 / 0,07
0,09 / 0,08
0,09 / 0,11
0,11 / 0,16
FNR
0,58 / 0,58
0,41 / 0,33
0,24 / 0,31
0,11 / 0,22
Tabel 13. Kruistabel Bedrijfsoorcheck (BOC) uitslag en toonaudiometrie (TA) uitslag voor de
beoordeling per persoon bij gebruik van model 4 en de beoordeling van het hoogfrequent
gehoorverlies op basis van PTA346.
Per persoon
BOC
Toonaudiometrie
NH
NIHL
Totaal
Negatief
54 (67%)
2 (2,5%)
56 (70%)
Positief
7 (9%)
17 (21%)
24 (30%)
Totaal
61
19
80
26
Het is belangrijk vast te stellen dat de testkarakteristieken in deze populatie minder gunstig
zijn voor de modellen 1 t/m 3. Het verschil met model 4 is dat in deze modellen relatief
lichte drempelafwijkingen al worden bestempeld als een gehoorverlies. In de discussie zal
nader worden ingegaan op de relevantie van de verschillende modellen.
7.2.3 HET EFFECT VAN DE AUTOMATISCHE RETEST
Retrospectief is een analyse uitgevoerd naar het effect van de automatische retest op de
testkarakteristieken in deze populatie. In tabel 14a worden de waarden weergegeven die
zouden zijn verkregen als de automatische retest niet zou zijn gebruikt. In tabel 14b staan de
waarden weergegeven zoals eerder berekend voor de situatie met automatische retest.
Het voorspelde effect is duidelijk zichtbaar: de invoering van een automatische retest leidt
tot een hogere waarde van de specificiteit ten koste van de waarde van de sensitiviteit.
Tabel 14: De testkarakteristieken in de populatie van studie#2 voor de situatie zonder en met een
automatische retest.
a) Resultaten zonder retest
b) Resultaten met retest
Model 4
(n=80)
Per oor
Per patiënt
Model 4
(n=80)
Per oor
Per patiënt
Sens/TPR
0,77
0,95
Sens/TPR
0,73
0,89
Spec/TNR
0,77
0,67
Spec/TNR
0,91
0,89
FPR
0,23
0,33
FPR
0,09
0,11
FNR
0,23
0,05
FNR
0,27
0,11
7.2.4 AANLOOP EN LENGTE VAN DE TEST
Het is gebleken dat de aanloop en de lengte van de test invloed heeft op de gemiddelde SRT
en intra-individuele standaarddeviatie. Binnen het gegeven dat in studie #2 met slechts 20
testwoorden (vanaf de eerste fout) wordt gewerkt, zijn er een beperkt aantal zinvolle
keuzen. In dit onderzoek is geanalyseerd wat het effect is van een aanloop van 5 stimuli (met
middeling over 15), een aanloop van 8 stimuli (met middeling over 12 stimuli) en een
aanloop van 10 stimuli (met middeling over 10 stimuli). De resultaten staan weergegeven in
tabel 15. Op basis van deze analyse concluderen wij dat een langere aanloop leidt tot een
beter resultaat (lagere SRT-waarde) en een kleinere intra-test standaard deviatie
(betrouwbaarder resultaat).
De effecten op de sensitiviteit en specificiteit bij gebruik van model 4 (zie boven) staan
vermeld in Tabel 16. Uit de analyses blijkt dat de test het meest betrouwbaar is bij gebruik
van een aanloop van 10 stimuli (vanaf de eerste fout) en een middeling over eveneens 10
stimuli.
27
Tabel 15: De resultaten (SRT en intra-test standaard deviatie) bij verschillende keuzen van de lengte
van de aanloop, zoals ook eerder onderzocht in deel A, fase 1.
Aanloop
(# stimuli)
Totale lengte = 20 (# stimuli)
Rechteroor
Linkeroor
SRT (dB)
intra-test sd (dB)
SRT (dB)
intra-test sd (dB)
5
-15,56 (3,26)
2,24 (0,76)
-15,75 (3,08)
2,14 (0,64
8
-15,81 (3,25)
2,05 (0,69)
-16,03 (3,08)
1,93 (0,59)
10
-16,03 (3,21)
1,95 (0,60)
-16,10 (3,12)
1,89 (0,60)
Tabel 16: De test-karakteristieken bij verschillende keuzen van de lengte van de aanloop.
a) Aanloop=10
Aantal testpresentaties=10
b) Aanloop=5
Aantal testpresentaties=15
c) Aanloop=8
Aantal testpresentaties=12
Model 4
(n=80)
Per oor
Per patiënt
Model 4
(n=80)
Per oor
Per patiënt
Model 4
(n=80)
Per oor
Per patiënt
Sens/TPR
0,73
0,89
Sens/TPR
0,80
0,89
Sens/TPR
0,77
0,89
Spec/TNR
0,91
0,89
Spec/TNR
0,85
0,79
Spec/TNR
0,88
0,84
FPR
0,09
0,11
FPR
0,15
0,21
FPR
0,12
0,16
FNR
0,27
0,11
FNR
0,20
0,11
FNR
0,23
0,11
7.3 DISCUSSIE
In deelstudie 2 blijkt dat de test-karakteristieken sterk afhankelijk zijn van de gebruikte
definitie voor slechthorendheid. De gunstigste waarden worden verkregen als lichte
verliezen (vooral in de hoge frequenties) nog worden beschouwd als normaal conform
model 4. Gezien de samenstelling van de studiepopulaties en de te verwachten
samenstelling van de doelgroep is dit model verdedigbaar. Immers, bij de oudere
werknemers zal relatief vaak sprake zijn van een eerste vorm van ouderdomsslechthorendheid en de test dient op dit punt niet te snel te leiden tot een positieve uitslag.
Het criterium voor model 4 is in Figuur 7 grafisch weergegeven als doorgetrokken lijn. Boven
deze lijn zijn ter referentie drie lijnen getekend, die betrekking hebben op de gemiddelde
gehoorverliezen voor 40-jarigen, 50-jarigen en 60-jarigen, conform ISO-1999;1990. Het is
duidelijk dat oudere werknemers bij een gemiddelde achteruitgang van het gehoor nog geen
groot risico lopen op een positieve testuitslag.
28
Onder de doorgetrokken lijn van het “model 4-criterium” is een deels onderbroken lijn
getekend, die overeenkomt met de grens waarop het recht op vergoeding voor een
hoortoestel ontstaat (PTA124>35 dB). Op basis van figuur 7 kan worden geconcludeerd dat
wij van de BOC mogen verwachten dat de uitslag positief wordt, ruim voordat de betrokken
werknemer voor een hoortoestel in aanmerking komt, terwijl de BOC negatief zal scoren bij
een gemiddelde achteruitgang van het gehoor tot aan de pensioenleeftijd.
De gekozen definitie van model 4 is dus goed werkbaar, zeker in een populatie waarin ook
oudere werknemers zijn vertegenwoordigd. Maar met de nu gekozen afkappunten is de BOC
minder gevoelig voor kleine drempelafwijkingen (PTA512 ≤ 20 dB HL en/of PTA346 ≤ 35 dB HL).
Figuur 7. Het criterium voor “slechthorend” volgens model 4 van de BOC. Ter referentie zijn de
gemiddelde leeftijdsafhankelijke gehoorverliezen getekend en de grens waarboven men in
aanmerking komt voor de vergoeding van een hoortoestel.
29
8 IMPLICATIES VOOR HET GEBRUIK VAN DE BOC
Met de Bedrijfsoorcheck wil de Nationale Hoorstichting werkgevers een laagdrempelig
screeningsinstrument aanbieden om het gehoor van werknemers frequent (bijvoorbeeld
jaarlijks) te testen. Op deze manier wil de Hoorstichting bewerkstelligen dat er meer
aandacht komt voor de preventie van gehoorschade op de werkvloer, en dat zowel
werknemers als werkgevers actie ondernemen om lawaaislechthorendheid te voorkomen.
Uit het onderzoek is gebleken dat de Bedrijfsoorcheck voldoende accuraat is om ingezet te
worden in de arbeidsgeneeskundige praktijk. De volgende stap is om na te gaan hoe de test
geïmplementeerd kan worden in de praktijk: als vervanging van toonaudiometrie, als triage
(voorafgaand het toonaudiogram), of als add-on (na het toonaudiogram). Een voorstel is om
de BOC op jaarlijkse basis in een stille ruimte op de werkvloer te laten afnemen als
voorselectie (triage). Bij de keuze van een afkappunt met een voldoende hoge sensitiviteit
(-14,9 dB) behoeft een traditioneel toonaudiogram in principe alleen afgenomen te worden
als de Bedrijfsoorcheck een onvoldoende resultaat laat zien. Dit levert bedrijven een
aanzienlijke besparing op: bij toepassing van de definitie voor slechthorendheid van model 4
is de verwachting dat na het uitvoeren van de BOC – in een vergelijkbare populatie – 70%
van de werknemers niet hoeft te worden doorverwezen voor een toonaudiogram. Dit levert
potentieel een belangrijke besparing, al dient ook te worden vastgesteld dat bij 2,5% van de
populatie een gehoorverlies wordt gemist, dat mogelijk in een volgende screening pas zal
worden ontdekt. Bij de 30% die alsnog voor een toonaudiogram wordt verwezen is dit in 2/3
van de gevallen terecht en in 1/3 van de gevallen onterecht (false positive). Het betreft hier
ongeveer 9% van de totale populatie.
Voor een dubbele voorselectie (dubbele screening) zou de BOC alvorens het testen op de
werkvloer tevens een keer thuis uitgevoerd kunnen worden (bijvoorbeeld op tablet of
telefoon).
9
CONCLUSIE
Studie #1 heeft aangetoond dat de Bedrijfsoorcheck een accurate en betrouwbare test is
voor de detectie van lawaaislechthorendheid in een populatie van werknemers blootgesteld
aan lawaai met een risico op lawaaischade. De test is zeer gevoelig voor lawaaischade, met
een sensitiviteit en een specificiteit hoger dan 80% wanneer het afkappunt op -14,9 dB is
ingesteld (monauraal). De SRT resultaten correleren goed met het toonaudiogram (r=0,71).
Het leereffect is niet significant (0,6 dB). Er is een goede test-retest betrouwbaarheid
(SEM=1,04; ICC=0,62).
Bij gebruik van de testresultaten per persoon stijgt de sensitiviteit naar 91%, maar er wordt
ingeleverd op de specificiteit, deze is namelijk 73%. Dit kan ten dele worden gecompenseerd
door een herhaalde meting bij een afwijkend resultaat (positieve uitslag).
Studie #2 toont aan dat de BOC met een automatische herhaalde meting bij een positief
resultaat een bruikbaar instrument is met een goede sensitiviteit en specificiteit (beiden
89%) als men zich richt op gehoorverliezen zoals gedefinieerd in Model 4.
30
BIJLAGE I: KARAKTERISERING VAN DE MEETRUIMTEN
Tabel I.1. Maximale achtergrondniveaus en gemeten geluidsniveaus per testruimte, per octaafband voor de ruimten gebruikt in
Evaluatie-onderzoek #1.
Frequentie
(Hz)
Bedrijf
11
Bedrijf
22
Bedrijf 2
Bedrijf 3
Bedrijf 4
TA≈BOC
TA/BOC
TA
BOC
TA
BOC
TA
BOC
Lmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
LZFmax
ISO
8253
Demping
TDH-39
(dB SPL)
(dB
SPL)
(dB
SPL)
(dB
SPL)
(dB
SPL)
(dB
SPL)
(dB SPL)
(dB)
(dB
SPL)
(dB SPL)
Lmax
(dB
SPL)
1
2
125
51
9
60
35,3
39,1
42,5
43,9
43,2
46,2
44,8
40,8
250
37
13
50
28,6
33,3
32,3
33,1
39
40,9
35,7
37,8
500
18
24
42
22,5
34,1
34
31,7
36,1
38,8
30,4
35,3
1000
23
30
53
20,7
25,8
33,9
28,9
37,8
33,1
27,5
37,8
2000
30
39
69
25
25,5
30,1
22,9
34
34,1
26,9
26,6
4000
36
44
80
17,1
29,2
41,3
16,9
31,8
25,6
19,1
26,0
8000
33
35
68
15
24,4
28,6
13,1
25,8
14
12,1
18,8
Alleen één van de twee (vergelijkbare en naast elkaar gelegen) testruimtes was beschikbaar voor geluidsmetingen
Audiometrie (TA) en BOC in dezelfde ruimte
Tabel I.2. Maximale achtergrondniveaus en gemeten geluidsniveaus per testruimte, per octaafband voor de ruimten gebruikt in
Evaluatie-onderzoek #2.
Bedrijf 5 (zaaltje)
1
Freq
Max
2
Demping
3
Max
4
LZeq
LZF max
Bedrijf 5 (kantoor BA)
LZeq
Bedrijf 5 (Cabine)
LZF max
LZeq
LZF max
Bedrijf 6 (kantoor)
LZeq
LZF max
Bedrijf 6 (cabine)
LZeq
LZF max
125
51
9
60
35,9
46,6
34,9
45,8
22,0
32,9
45,4
64,4
27,3
40,0
250
37
13
50
29,6
47,7
33,6
48,8
16,6
34,1
39,3
58,0
23,8
38,8
500
18
24
42
27,8
38,9
30,2
45,7
11,5
32,4
39,0
63,7
13,1
34,2
1000
23
30
53
23,8
30,1
22,0
30,7
5,6
28,3
37,1
59,5
9,0
25,8
2000
30
39
69
16,7
34,9
16,6
35,1
5,8
24,8
37,7
59,1
9,2
24,6
4000
36
44
80
11,4
33,5
12,9
34,6
8,6
31,6
28,6
49,9
7,5
24,8
8000
33
35
68
9,1
25,9
10,1
22,0
8,1
20,4
23,1
45,6
18,2
27,3
1
Middenfrequentie tertsband (Hz)
2
Maximale niveaus achtergrond volgens ISO 8253 (deel I) Lmax (dB SPL)
3
Gemiddelde demping TDH39 hoodtelefoon (Amplivox kap) (dB SPL)
4
Maximale toegestane achtergrondniveaus bij gebruik Amplivox kap (dB SPL)
31
BIJLAGE II. ROC-ANALYSE
Figuur II.1: Sensitiviteit en specificiteit tegen elkaar uitgezet (links) en ROC-curves (rechts) voor de drie
verschillende definities van NIHL, die in dit rapport zijn gebruikt.
32
BIJLAGE III. UITSLAGEN TOONAUDIOMETRIE EN BOC PER TESTPARTNER EN
PER LEEFTIJDSCATEGORIE (NIEUW AFKAPPUNT : -14,9 DB SNR)
Tabel III.1. Uitslag toonaudiometrie (TA)* en Bedrijfsoorcheck (BOC)** per testpartner
Testpartner 1 Testpartner 2 Testpartner 3 Testpartner 4
TA
<40 jaar Beide oren NH
BOC
TA
BOC
TA
BOC
TA
BOC
9
7
10
10
10
7
9
7
1 oor NIHL
0
1
1
1
0
3
0
2
Beide oren NIHL
0
1
0
0
0
0
0
0
Totaal
9
9
11
11
10
10
9
9
6
3
7
6
9
4
6
5
1 oor NIHL
2
3
1
3
3
6
3
3
Beide oren NIHL
1
3
5
4
3
5
2
3
Totaal
9
9
13
13
15
15
11
11
18
18
24
24
25
25
20
20
≥40 jaar Beide oren NH
N
* PTA3,4
** Afkappunt -14,9 dB
Tabel III.2. Leeftijdsverdeling
Leeftijdsgroep
20-24 jaar
25-30 jaar
31-35 jaar
36-40 jaar
41-45 jaar
46-50 jaar
51-55 jaar
56-60 jaar *
Totaal
Percentage
8 (9,2%)
13 (14,9%)
9 (10,3%)
9 (10,3%)
11 (12,6%)
9 (10,3%)
19 (21,8%)
9 (10,3%)
87 (100%)
* 1 persoon van 62 jaar
33
Figuur III.1. Uitslag toonaudiometrie(links) en Bedrijfsoorcheck (rechts) per leeftijdscategorie
Tabel III.3. Uitslag toonaudiometrie en BOC, per leeftijdscategorie (deel I)
Leeftijdsgroep
20-24 jaar Beide oren NH
Toonaudiometrie
BOC
(PTA3,4)
(afkappunt -14,9 dB)
8 (100%)
7 (87,5%)
1 oor NIHL
0
1 (12,5%)
Beide oren NIHL
0
0
8 (100%)
8 (100%)
13 (100%)
11 (84,6%)
1 oor NIHL
0
1 (7,7%)
Beide oren NIHL
0
1 (7,7%)
13 (100%)
13 (100%)
9 (100%)
7 (77,8%)
1 oor NIHL
0
2 (22,2%)
Beide oren NIHL
0
0
9 (100%)
9 (100%)
8 (88,9%)
6 (66,7%)
1 (11,1%)
3 (33,3%)
0
0
9 (100%)
9 (100%)
Totaal
25-30 jaar Beide oren NH
Totaal
31-35 jaar Beide oren NH
Totaal
36-40 jaar Beide oren NH
1 oor NIHL
Beide oren NIHL
Totaal
34
Tabel III.4. Uitslag toonaudiometrie en BOC, per leeftijdscategorie (deel II)
Leeftijdsgroep
41-45 jaar
(PTA3,4)
(afkappunt -14,9 dB)
8 (72,7%)
5 (45,5%)
1 oor NIHL
3 (27,3%)
4 (36,4%)
0
2 (18,2%)
Totaal
11 (100%)
11 (100%)
Beide oren NH
8 (88,9%)
6 (66,7%)
1 oor NIHL
1 (11,1%)
2 (22,2%)
0
1 (11,1%)
Totaal
9 (100%)
9 (100%)
Beide oren NH
9 (47,4%)
5 (26,3%)
1 oor NIHL
3 (15,8%)
7 (36,8%)
Beide oren NIHL
7 (36,8%)
7 (36,8%)
Totaal
19 (100%)
19 (100%)
3 (33,3%)
2 (22,2%)
1 oor NIHL
2 (22,2%)
2 (22,2%)
Beide oren NIHL
4 (44,4%)
5 (55,6%)
Totaal
9 (100%)
9 (100%)
Beide oren NIHL
51-55 jaar
BOC
Beide oren NH
Beide oren NIHL
46-50 jaar
Toonaudiometrie
56-60 jaar * Beide oren NH
* 1 persoon van 62 jaar
35
BIJLAGE 4. LIJST VAN AFKORTINGEN
BOC
Bedrijfsoorcheck
dB
decibel
Hz
Hertz
ICC
intraclass correlation coefficient
FNR
false negative rate
FPR
false positive rate
METC
medisch ethische toetsingscommissie
NH
normal hearing
NIHL
noise-induced hearing loss
PAGO
periodiek arbeidsgezondheidskundig onderzoek
PTAXYZ
pure-tone average bij de frequenties x, y en z
kHz.
ROC
receiver-operating characteristics
sd
standaarddeviatie
SEM
standard error of measurement
SNR
signal-to-noise ratio
SRT
speech reception threshold
TA
toonaudiometrie
TNR
true negative rate
TPR
true positive rate
36
Download