VLAAMS PARLEMENT ₪ SCHRIFTELIJKE VRAGEN HILDE CREVITS VLAAMS MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR Vraag nr. 194 van 14 december 2007 van JOS DE MEYER Brandstofinstallaties - Vlarem-classificatie In de huidige Vlarem-indeling is het zo dat inrichtingen voor de opslag van mazout of diesel van maximum 20.000 liter met één verdeelslang, worden ingedeeld in rubriek 17.3.9.1 en dus van klasse 3 zijn, de opslag van mazout tot maximum 500.000 liter met één verdeelslang al dan niet gecombineerd met een opslag van benzin van maximum 30.000 liter, wordt ingedeeld in rubriek 17.3.9.2 en is dus van klasse 2, alle overige inrichtingen worden in rubriek 17.3.9.3 ingedeeld en zijn van klasse 1. Heel wat bedrijven, onder meer in de landbouw, combineren echter vaak een opslag van zogenaamde rode mazout (stookolie) voor de bevoorrading van landbouwwerktuigen die zich niet op de openbare weg begeven, met een opslag van witte mazout (diesel) voor de voertuigen die zich wel op de openbare weg begeven. Vanuit milieustandpunt bekeken, gaat het over hetzelfde product, maar de accijnzenwetgeving legt een eigen logica op. Mazout wordt ingedeeld bij de vloeistoffen “met een ontvlammingspunt hoger dan 55°C maar dat de 100°C niet overtreft”. Rubriek 17.3.9.2° van Vlarem voorziet wel in de combinatie van dit type met een tank met “een zeer licht of licht ontvlambare vloeistof” (bv. benzine) maar niet in de mogelijkheid om twee tanks met vloeistoffen van hetzelfde type (twee verschillende soorten mazout: diesel en stookolie) te vergunnen onder de voorwaarden van klasse 2. Een bedrijf dat dus een stookolietank heeft van 500.000 liter en deze combineert met een benzinetank van 25.000 liter wordt ingedeeld in klasse 2, terwijl een bedrijf met een stookolietank van 500 liter en dieseltank van 500 liter moet voldoen aan de zware normen van klasse 1. En dit classificatieverschil heeft toch wel ernstige gevolgen: een inrichting van klasse 1 dient namelijk een milieucoördinator van niveau B aan te stellen. Natuurlijk is ook de hele goedkeuringsprocedure een stuk ingewikkelder en duurder. Dit terwijl in concreto het opzet van de beide bedrijven niet zo verschillend is: beide combineren een tank bestemd voor mazout met een tank voor de brandstofbevoorrading van personenwagens. In essentie is het principe om onder de verplichtingen van klasse 2 “twee tanks met verdeelslang” mogelijk te maken, opgenomen in de voorschriften. Het lijkt dus een loutere vergetelheid dat de beide categorieën van brandstoffen (rubrieken 17.3.6 en 17.3.4) onder te verdelen zijn in verschillende soorten en dat een bedrijf twee tanks van dezelfde categorie brandstofvloeistof nodig zou kunnen hebben. Lijkt het niet raadzaam de bepalingen van rubriek 17.3.9 te herzien om zo een niet-functionele scheeftrekking in verplichtingen te corrigeren? Hoe wordt deze situatie opgelost?