vreemde leenwoorden in het Nederlands

advertisement
LEEWOORDEN
IN
HET NEDERLANDS
OVERZICHT:
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Hoe ontstonden de leenwoorden?
De functie van de leenwoorden
Klassieke talen
Engelse leenwoorden
Franse leenwoorden
Duitse leenwoorden
Iberische leenwoorden
Italiaanse leenwoorden
Andere talen
•
•
•
•
•
•
•
•
Kat
Straat
Haai
Flamenco
Keuken
Maart
Zondag
Emmer
Achtergrond:
• Contacten tussen volkeren; zeevaart, handel,
oorlogen, ontdekkingstochten, studiereizen,
emigratie en immigratie
• Iedere land gaf een zaak of een product aan de
hele wereld
• Samen met het woord waarmee zij dit product
aanduidden – internationaal
• B.v. koffie uit het Turks; heimwee uit het Zwitsers
Leenwoorden en zijn functie:
• Verwijzen naar een zaak of begrip
waarvoor in de eigen taal nog geen woord
bestaat
• Weerspiegelen culturele beïnvloeding
• Kunnen nuance uitdrukken die de eigen
taal mist (hoofd)
• Worden aan het klanksysteem en de
grammatica van een taal aangepast
• Eufemismen – makkelijker om zich van
een taboe-onderwerp te distantiëren
Leenwoorden uit het Latijn en Grieks
• 2000 jaar
• Belangrijk voor
de maatschappij,
wetenschap en
cultuur
• Griekse invloeden
via het Latijn
• Drie golven:
– Romeinse tijd
– Middeleeuwen
– Renaissance
Grieks:
• Culturele en politieke macht
• Een provincie van de Romeinen
(146 v.C.)
• Respect voor Griekse kunsten,
wetenschappen, literatuur, filosofie en
medicijnen; hoge graad van
ontwikkeling
• Griekse pedagogen of onderwijzers
Romeinse tijd
• Taal van de Romeinen – het Latijn;
(vooral de bestuurders);
• Taal van de volk: Germaans en
Vulgair-Latijn (vulgus ‘volk’, dus
‘volkslatijn’)
• Gaius Julius Caesar veroverde in 57 v.C.
Noord-Gallië; Germannen kwamen in
aanraking met de klassieke taal; contact
met soldaten en kolonisten
• Plaatsnamen: Noviomagus Nijmegen,
Maastricht, Utrecht
• Meeste leenwoorden duiden realia aan,
ze hebben betrekking op het dagelijks
leven
• Huizenbouw en huisraad:
» fundament, gips, tegel
» fakkel, spiegel, tafel
• Handel (- die was heel levendig en bestond al
vroeger) :
» Munt, kopen, pond
» Exotische planten (peper) en dieren
(pauw)
• De Romeinen brachten nieuwe landbouwtechnieken,
voedingsproducten, bouwmethodes,
kookgewoontes:
» Planten: biet, kool, pastinaak
» Tuinbouw: kers, mispel, peer
» Voedingsmiddelen: kaas, boter
» Voedselbereiding: koken, beker, pan
• Alcoholica:
» Wijn, bier (biber ‘drank’)
• Textiel:
» Sok, speld
• De jaar- en weekindeling:
» Weekdagen volgens de namen van
godden
» Maanden – godennamen of het nummer
van de maand of de bezigheden van de
maand, en bij twee de namen van de
keizers
Middeleeuwen
• De tweede taal van de ontwikkelden en
van de Kerk
• De Kerk had andere woordenschat dan de
geleerden
• Universiteiten – internationale
wetenschapstaal
• Eenvoudiger grammatica
• Constructies: sibi res attrahere ‘zich een
zaak aantrekken’
• Boeken (beperkt); communicatie tussen
leken en overheidsfunctionarissen of
geleerden
• Onderwijs en wetenschappen:
» School, schrijven, lezen, dichten
» Hogere onderwijs: professor, student, examen
» Vrije vrijekunsten: grammatica, dialectica,
retorica, aritmetica, geometrie, astronomie
• Geneeskunde en alchimie (gebaseerd
op de Romeinen):
» Pil, medicijn, dokter
• Wiskunde (arabische woorden):
» Zero, algebra, cijfer
• Stadhuistaal (- de wetgeving en de
overheid):
» Documenten, produceren, artikel
» Functionarissen: advocaat, curator, jurist
Kerklatijn:
• Latijn die in de Kerk werd en deels nog
wordt gesproken
• Kerstening van de Nederlanden vond
plaats enige tijd na 496 – doop van Clovis
• Bijbelvertallingen:
• Betekenisontleningen – woorden kregen nieuwe,
christelijke betekenissen: biecht ‘plechtige uitspraak’ confessie, geduld, godsoordeel
• Leenvertallingen: vagevuur ‘reinigend vuur’ –
purgationis ignis, deugd, hemel
• Kerkelijke functionarissen en instituties:
• Bisschop, kerk, stola (kleding), franciscanen, munsters,
lelie
• Kerkdienste, feestdagen, gebeden:
• Onzevader, Kerstmis, legende, evangelie
• Samen met het humanisme; uit Italië vanaf
1500
• Ongeveer tegelijkertijd kwam de hervorming
op – gaf een stimulans aan het gebruik van
de volkstaal
• Humanisten gingen een nieuwe vorm van het
Latijn gebruiken die op het klassieke
voorbeeld teruggreep
• Het Latijn – voertaal van geleerden en
literatoren; wetenschappelijke werken
• De leenwoorden bestrijken ongeveer
dezelfde terreinen als die van het
middeleeuws Latijn
• Onderwijs:
• Wetenschappelijke termen: abstraheren,
recensie, reflectere
• Uit het Grieks: atoom, schema, programa
• Grammaticale termen: flexie, adjectief, presens
• Academische kringen: assesor, magnificus,
rector
• Studenten: proost - prosit ‘moge het nuttig zijn,
moge het bekomen’
• Wetenschappelijke leenvertallingen:
• Plant- en diernamen: bereklauw, duizendpoot,
zeehond
• Filosofie en psychologie: levensloop,
gezichtspunt, voorwerp
• Wet: genoegdoening, privaatrecht, vooroordeel
• Staatkundige termen: stadhouder, hoofdstad,
vaderland
• Letterkunde: bloemlezing, naschrift,
samenspraak
» Wiskunde: driehoek, noemer, veelhoek
• Boekdrukkunst – uitgevonden aan het eind
van de Middeleeuwen; blanco, pagina; bij het
citeren en verwijzen naar boeken: ibid.,
op.cit.
• Klassieke oudheid en letterkunde – Griekse
woorden via het Latijn: orakel, museum,
tragedie, proza
• Geneeskunde: angina, tonsil, choleta;
leenvertallingen: eierstok, baarmoeder,
snijtanden
• Stadhuistaal:
»
»
»
»
»
»
znw: agenda, functie
ww: articuleren, seponeren
bnw: relatief, obligaat
bw: ergo, verbatim
Afkortingen: a.d., etc.
vrz: circa, versus; + vaste verbindingen: ad hoc, inter
alia
» Voorvoegsels: contra-, ultra-, multi-
Moderne nieuwvormingen op
basis van Latijn en Grieks:
1. Aan klassiek Latijnse of Griekse woorden
wordt een nieuwe wetenschappelijke betekenis
gegeven: aquarium ‘bali voor waterdieren”
2. Nieuwe afleidingen van Latijnse of Griekse
woord gemaakt met een Latijnse uitgang:
senator, medicus, aluminium, crematorium
3. Samenstellingen van twee of meer Latijnse
of/en Griekse elementen: interbellum
Engelse leenwoorden:
• Engelse en Nederlandse vissers en zeevaarders
kwamen in aanraking met elkaar: boot,
loodsman, dreg
• De eerste helft van de 19de eeuw: invloed van
Byron, Scott; sneer, snob, spleen
• Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw: veel
woorden aan het Engels ontleend door de
politieke, economische en culturele suprematie
van de Engelstalige wereld
• Politiek en bestuur: boycot, budget, meeting
• Sport en ontspanning: boksen, bridge, coach
• Handel: cash, dumping, research
• Verkeer: buffet, tunnel, mail
• Na 1945: supermarkt, make-up, babysitter
Franse leenwoorden:
• Invloed van het Frans is al begonnen in de 12de
eeuw;
• contacten tussen Frankrijk en Vlaanderen;
Vlaanderen – een Frans leen
• Veel woorden uit de wereld van kunst en
wetenschap: instrument; van het openbare leven:
arresteren; en het krijgswezen: toernooi
• Het terrein van de nijverheid en het huiselijke leven:
meubel
• Stemmingen en karaktertrekken: jolijt, fijn
• Vanaf 17de eeuw - ze verraden niet alleen door hun
spelling, maar ook door hun uitspraak Franse
herkomst: toilet, prestige
• Leenvertallingen: kleinzoon (‘petit-fils’),
schoonvader (‘beau-père’)
Duitse leenwoorden:
• Contacten met Duitsland in de middeleeuwen, vooral over
zee en en via de riviëren
• Mystieke werken: invloed, indruk
• Tijd van Habsburgers: snullen, spies, grens (uit Poolse
plaats: Grenicze)
• Bijbelvertalling van Luther – invloed op het verschijnen
van Statenbijbel (1647): overveldigen, tuchtigen, heftig
• 17de eeuw: de geletterden lenen Duitse woorden om een
dam op te werpen tegen de Franse invloed; Hooft
gebruikte: beroemd, Cats: eenzaam, Bredero: schransen
• 18de eeuw: Duitse romantici (Goethe); grote onvloed van
de filosofische, theologische en pedagogische werken
• 19de eeuw – verzet tegen Duitse leenwoorden; maar:
kunstzinnig, leergang, liefkozen
• Recente woorden: belevenis, toespitsen, afbouwen
Iberische leenwoorden:
• Middeleeuwen: handelscontacten met het Iberisch
schiereiland;
• Het einde van de 15de eeuw behoorden de
Nederlanden samen met Spanje tot het Habsburgse
rijk
• Het intensiefst contact: Tachtigjarige Oorlog (15681648)
• Portugese woorden: galjoen, embargo, tornado
• Woorden uit Midden- en Zuidamerikaanse
indianentalen via Spanje: tomaat
• Spaanse dansen: tango, rumba
Gitaar
aan het Perzisch via het Grieks en het Arabisch ontleend
Italiaanse leenwoorden:
• Italiaans – taal van handel en kunst
• Handelsteden; reizen; P.C.Hooft - een
Grand Tour
• Het leger: alarm, cavalerie
• De kunst en muziek: fresco, replica
• De handel: brutto, firma
• Eettafel: lasagne, cannelloni
Een woord die in het Italiaans niet bestaat,
Pico ‘klein’
bello ‘mooi’
Picobello ‘piekfijn’
Andere leenwoorden:
•
•
•
•
Russland: doerak, pierewaaien, mammoet
Nieuw Zeeland: kiwi
Noorwegen: loipe, ski, slalom
Zwitserland: heimwee ‘ziekelijk verlangen’,
muesli,
• Turkije: koffie; uit het Perzisch of Arabisch:
divan, sofa, tulp; jaren zestig: kebab
• Finland: sauna
• Australië: bingo, koala, kangoeroe,
boemerang
1.
2.
3.
Nicoline van der Sijs, Geleend
en uitgeleend, Nederlandse
woorden in andere talen & andersom,
Amsterdam/Antwerpen, 1998
Nicoline van der Sijs,
Jaap Engelsman, Nota bene,
De invloed van het Latijn
en Grieks op het Nederlands,
Utrecht, 2000
Nicoline van der Sijs, Leeg en
Ijdel, De invloed
van de bijbel
op het Nederlands, Sdu,
Den Haag, 2005
Download