Red Star line

advertisement
Red Star Line
vervoerde drie miljoen migranten naar Amerika
De bocht van de Schelde tussen de Kattendijksluis en de
voormalige Bonapartesluis was de vertrek- en aankomstplaats van
de schepen van de legendarische Red Star Line. Tussen 1873 en
1934 vertrokken bij mekaar bijna 3 miljoen landverhuizers met de
Red Star Line naar Amerika.
Halfweg de 19de eeuw werd in Amerika petroleum gevonden. Er ontstond een
bloeiende handel tussen Amerika en Europa. Zeilschepen vervoerden de petroleum
in houten vaten. In diezelfde tijd begon de migratie van Europa naar Amerika. Daar
waren een aantal redenen voor: mislukte oogsten en hongersnood in Europa, de
goldrush en de verovering van het wilde westen, waar het volstond om vier paaltjes
in de grond te heien om het land ertussen het jouwe te noemen.
Op zoek naar een beter leven vertrokken de landverhuizers van het Europese
vasteland bij duizenden uit vnl. Antwerpen, Hamburg en Rotterdam; de Britten en
Ieren doorgaans uit Liverpool. De migratie viel stil omwille van de Amerikaanse
burgeroorlog (1861-1865), maar nam nadien weer toe.
Vlag
In 1871 richtten enkele rijke Amerikaanse ondernemers, die fortuin hadden gemaakt
met de Pennsylvania Railroad Company, een rederij op: de International Navigation
Company. Hun bedoeling was niet langer met zeilschepen, maar met stoomschepen
petroleum in bulk over te brengen van Philadelphia naar Europa en migranten van
Europa naar de VS. Ze zochten in Europa een partner en vonden die in Antwerpen in
de persoon van de kooplieden Jules von der Becken, een oliehandelaar van Duitse
afkomst, en William-Edward Marsily.
Clement Griscom, de grote baas van de International Navigation Company kwam in
1872 naar Antwerpen. Hij voerde gesprekken met o.m. koning Leopold II, waarin hij
pleitte voor een betere haveninfrastructuur. Dat was één van de elementen die
leidden tot de rechttrekking van de Scheldekaaien in de periode 1878-1884.
Von der Becken en Marsily stichtten datzelfde jaar, in 1872, SANBA: de Société
Anonyme de Navigation Belgo-Américaine. Ze brachten 20 procent in; de
Amerikanen 80 procent, plus drie schepen in aanbouw. Naar haar witte vlag met een
rode ster werd de nieuwe transatlantische lijn Red Star Line gedoopt. Ze koos
Antwerpen als thuishaven en vaarde onder Belgische vlag om louter opportunistische
redenen: ontsnappen aan de verplichting om duurder Amerikaans personeel aan te
werven.
Omwille van de veiligheid werd het vervoer van petroleum in bulk verboden door
zowel de Amerikaanse als de Belgische overheden. De eigenaars van de Red Star
Line besloten daarom zich te richten op het vervoer van droge bulk, zoals graan en
hout, en migranten.De eerste afvaart van het schip Vaderland, vanuit Antwerpen
naar Philadelphia, had plaats op 20 januari 1873. Er waren 110 passagiers aan
boord. De passagierslijst wordt nog altijd bewaard in Philadelphia.
Joden
In 1874 slaagden Von der Becken en Marsily erin om van de Belgische staat het
monopolie te krijgen op het postvervoer naar Amerika. Voorwaarde was dat ze
moesten garanderen tweemaal per maand over te varen. Om dat mogelijk te maken,
moesten schepen worden gecharterd. Aanvankelijk vaarde de Red Star Line op
Philadelphia, daarna ook op New York en later op Boston, Baltimore en Halifax in
Canada.
De schepen hadden allemaal een naam die eindigde op -“land”: Vaderland,
Belgenland, Lapland, Nederland, Switzerland, Pennland, Kroonland, Finland…
Jarenlang heerste er een felle concurrentie tussen de Hamburg-Amerika Linie
(Hamburg), de Holland-America Line (Rotterdam), de White Star Line (Liverpool), die
van de Titanic, en de Red Star Line (Antwerpen).
Op het einde van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw hadden op
verschillende plaatsen in Oost-Europa en Rusland razzia’s en pogroms tegen joden
plaats, o.m. in Kiev, Odessa, Kishinau en Warschau. Tussen 1881 en 1914
emigreerden 2 miljoen joden vanuit Oost-Europa en Rusland naar Amerika, de
meesten via Antwerpen.
In ‘One Foot in America’ schreef de joods-Amerikaanse schrijver Yuri Suhl: “… Toen
we in Antwerpen aankwamen, slaakte mijn vader een diepe zucht. Goddank, zei hij,
we zijn in Antwerpen, we staan al met één voet in Amerika. De volgende halte is New
York. …”
Tussen 1873 en 1934 vertrokken bij mekaar bijna 3 miljoen landverhuizers met de
Red Star Line: 5 procent (150.000) daarvan waren Belgen, zeg maar Vlamingen, 50
procent (1,5 miljoen) joden uit Oost-Europa. Daarbij enkele beroemde namen: Albert
Einstein, Golda Meir, Irvin Berlin.
Angst
De landverhuizers kwamen doorgaans in Antwerpen aan met de trein. Van het
Centraal Station gingen ze te voet naar het SANBA-gebouw om hun tickets te kopen.
SANBA betrok diverse kantoren. Het meest bekend was de latere kledingwinkel ’t
Meuleken in de Kammenstraat. Het nog bestaande gebouw op de Rijnkaai werd pas
na de eerste wereldoorlog in gebruik genomen.
Dat je een ticket had, betekende nog niet dat je meteen kon vertrekken. Soms waren
er duizenden wachtenden en duurde het weken voor het jouw beurt was. De
landverhuizers verbleven intussen in veelal armtierige logementshuizen.
De schepen van de Red Star Line hadden drie klassen: eerste, tweede en derde. De
omstandigheden waarin de passagiers in derde klasse moesten reizen, waren
zonder meer schandalig. Voor de landverhuizers maakte dat niet veel uit: ze hadden
al niks, hooguit een koffertje met wat schamele bezittingen. Het minste was al goed
genoeg, als ze maar in Amerika geraakten.
Het hebben van een ticket was geen garantie dat je ook aan boord mocht.
Uitgezonderd die van eerste klasse, die zo door mochten omdat ze per definitie
genoeg geld hadden, werden de passagiers bij hun aankomst op Ellis Island medisch
en administratief gecontroleerd. Die controle verliep grondig. Voor derde klasse
duurde hij drie tot vijf uur per passagier. Als het druk was, kon het nog dagen duren
voor je aan de beurt was. Zieken, ziekelijken en gehandicapten werden zonder
pardon teruggestuurd. Dat gebeurde op kosten van de rederij die ze had
meegebracht.
Daarom werden de landverhuizers hier al grondig gecontroleerd. Ze moesten een
parcours volgen waarbij hun papieren werden nagekeken, ze medische onderzoeken
ondergingen, werden ontluisd en hun kleding en bagage werden gereinigd en
ontsmet. In het Red Star Line-museum, dat in 2013 open gaat, wordt dat parcours
gereconstrueerd.
De landverhuizers waren doodsbang voor die controles. Het ongemak en de honger
van de reis waren niks vergeleken met de angst dat ze niet aan boord mochten, of
erger nog, het drama dat sommige gezinsleden niet mee zouden mogen.
Drank
De Red Star Line was een bijzonder succesvolle rederij die van 1873 tot 1934 met
steeds grotere en snellere schepen bijna 3 miljoen migranten vervoerde. In 1902
werd de International Navigation Company opgekocht door de financier JP Morgan,
die alle belangrijke rederijen probeerde onder te brengen in één grote trust, zoals
Rockefeller dat had gedaan in de olie-business.
Morgan, die stierf in 1913, maakte nog een eerste grote tegenvaller mee: de ramp
met de Titanic in 1912. Dan kwam de eerste wereldoorlog, waarin de lijnschepen
werden ingezet voor troepenvervoer. Na de oorlog hernam alles zoals voorheen,
maar in Amerika vonden ze dat het stilaan genoeg was. In 1921 werd de Dillinghamwet gestemd, waarbij een einde werd gemaakt aan de willekeurige migratie en quota
per nationaliteit werd opgelegd.
Die Amerikaanse wet had nefaste gevolgen voor de rederijen. Ook de Red Star Line
zag het aantal passagiers instorten. De vloot brokkelde af. Het beginnend toerisme
kon het verval niet opvangen.
Een bijkomende tegenvaller was de Belgenland 2. Het schip werd besteld voor de
oorlog. Het werd gebouwd bij Harland & Wolff in Belfast, de scheepswerf die ook de
Titanic had gebouwd. Toen het in 1922 in de vaart werd genomen, was het het
negende grootste schip ter wereld: 212,50 meter lang, 2.700 passagiers, 550
bemanningsleden. Intussen was de markt echter grondig veranderd. De Belgenland
2 werd nog ingezet voor cruises, o.m. met rijke Amerikanen tijdens de drooglegging
(1922-1933), waarbij in Halifax (Canada) sterke drank aan boord werd gebracht. Het
mocht niet baten. Wegens veel te hoge personeels- en onderhoudskosten was het
luxueuze schip vooral een blok aan het been.
De beurscrash van 1929 was er te veel aan. In 1933 had de Red Star Line nog maar
drie schepen in dienst. In 1934 vertrok het laatste schip uit Antwerpen. De
maatschappij werd in 1935 ontbonden. Er zat nog een staartje aan het verhaal onder
de vorm van de oprichting van een nieuwe Red Star Line, onder Duitse vlag, maar in
1937 moest ook die de boeken sluiten.
Intussen was er in Antwerpen een nieuwe grote rederij actief: de Compagnie
Maritime Belge (CMB): die van de Congoboten. Maar dat is een ander verhaal.
JV
Download