Etnische verschillen in het gebruik van kraamzorg

advertisement
Public Health
ONDERZOEK
Etnische verschillen in het gebruik van kraamzorg
Majda Lamkaddem, Anouk van der Straten, Marie-Louise Essink-Bot, Manon van Eijsden en Tanja Vrijkotte
Doel
Onderzoeken wat de etnische verschillen zijn in het gebruik van professionele kraamzorg en wat de factoren zijn die
deze verschillen kunnen verklaren. Daarnaast is het effect van kraamzorg op risicogedrag in de omgang met de
zuigeling onderzocht.
Opzet
Vragenlijstonderzoek.
Methode
Met vragenlijstgegevens van 3967 moeders uit de ‘Amsterdam born children and their development’(ABCD)-studie
(inclusie in 2003-2004) onderzochten wij de verklarende rol van etniciteit, leeftijd, sociaal-economische status,
beheersing van het Nederlands, pariteit, woonsituatie en plaats van bevalling voor het gebruik van professionele
kraamzorg en het effect van kraamzorg op risicogedrag ten aanzien van roken in huis, slaapgedrag, voeding en
omgaan met huilen.
Resultaten
Moeders van niet-westerse herkomst maakten minder gebruik van professionele kraamzorg (Ghanese: 70%; Turkse:
75%; Marokkaanse: 79%; Surinaamse: 81%; Antilliaanse: 85%) dan autochtone moeders (95%). Een hogere opleiding, een betere beheersing van het Nederlands, het hebben van betaald werk en een thuisbevalling hingen samen
met het vaker gebruiken van professionele kraamzorg. Deze factoren verklaarden de etnische verschillen voor een
deel. Moeders die professionele kraamzorg gebruikten gaven vaker borstvoeding, vaker vitamine K en er werd minder vaak gerookt in huis. Het beschermende effect van kraamzorg was bij niet-westerse groepen sterker dan bij
autochtone moeders.
Conclusie
Moeders van niet-westerse herkomst maken minder gebruik van professionele kraamzorg. Aangezien kraamzorg resulteert in minder risicovol gedrag, met name bij moeders van niet-westerse herkomst, zou de toegankelijkheid van
professionele kraamzorg juist bij deze groepen verbeterd moeten worden.
Professionele kraamzorg is een belangrijk onderdeel van
de perinatale zorg in het Nederlandse zorgstelsel. Het is
de veelgebruikte, professionele vorm van zorg aan moeder en kind na de bevalling in de thuissituatie. Volgens
het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) maakte
ongeveer 95% van de moeders hier gebruik van in 2010 en
2011.1 De kraamverzorgende heeft naast verzorgende en
basishuishoudelijke taken in het kader van de zorg aan
moeder en kind, ook een belangrijke functie in het geven
van voorlichting en advies ten aanzien van de gezondheid
van de pasgeborene en de moeder. Een deel van deze
voorlichting richt zich op de preventie van risicogedrag
in het omgaan met de zuigeling.
Gebruik van kraamzorg door allochtone moeders
Academisch Medisch Centrum, afd. Sociale Geneeskunde,
Amsterdam.
Dr. M. Lamkaddem, socioloog; drs. A. van der Straten, student
geneeskunde; prof.dr. M.L. Essink-Bot, arts maatschappij en
gezondheid; dr. T. Vrijkotte, epidemioloog.
GGD Amsterdam,
cluster Epidemiologie & Gezondheidsbevordering, Amsterdam.
Dr. M. van Eijsden, epidemioloog.
Contactpersoon: dr. M. Lamkaddem ([email protected]).
Het gebruik van professionele kraamzorg hangt samen
met de etnische herkomst van de moeder. Volgens het
CBS maakte 89% van de moeders van niet-westerse herkomst gebruik van kraamzorg. Deze moeders nemen ook
minder uren professionele kraamzorg af: 29,0 uur ten
opzichte van 41,9 uur onder autochtone moeders. Een
eerder onderzoek, uit 2002, liet al zien dat allochtone
vrouwen minder vaak kraamzorg aanvroegen.2 Beide
studies maakten echter geen onderscheid tussen de verschillende etnische groepen. Een onderzoek uit 1999,
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
1
ONDERZOEK
gebaseerd op kleine aantallen, liet zien dat 50% van de
Marokkaanse en Turkse moeders gebruikmaakte van
kraamzorg.3 Over Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese
vrouwen zijn over dit onderwerp nog geen cijfers bekend.
Waarom moeders van allochtone herkomst minder vaak
gebruikmaken van professionele kraamzorg is niet
bekend. Onderzoek laat zien dat zwangere vrouwen van
niet-westerse herkomst laat instromen in de verloskundige zorg.4,5 Factoren als een lager opleidingsniveau,
multipariteit, jongere leeftijd, en het niet hebben van
betaald werk dragen bij aan deze etnische verschillen.4,5
Of deze en andere sociaal-demografische en culturele
factoren een rol spelen bij etnische verschillen in het
gebruik van kraamzorg is tot nu toe onbekend.
Meer inzicht in de reden waarom allochtone vrouwen
minder gebruikmaken van kraamzorg is belangrijk,
omdat professionele kraamzorg een spilfunctie heeft in
de voorlichting aan de moeder over veilig gedrag in het
omgaan met de pasgeborene. Nederlandse studies hebben aangetoond dat risicogedrag in de omgang met de
zuigeling vaker voorkomt bij vrouwen van niet-westerse
herkomst. Zuigelingen worden door deze moeders vaker
op hun buik, onder een warm dekbed of met een hoofdkussen te slapen gelegd.6 In Turkse gezinnen wordt vaker
in het bijzijn van de zuigeling in huis gerookt.7,8 Preventie
van risicogedrag is een van de belangrijkste taken van
kraamzorg,9 maar tot nu toe ontbreekt onderzoek naar
de effectiviteit hiervan op deze specifieke gedragingen bij
moeders van niet-westerse herkomst.10
In deze studie geven we antwoord op de volgende onderzoeksvragen: (a) Zijn er verschillen tussen etnische groepen in het gebruik van professionele kraamzorg?; (b)
Welke factoren verklaren mogelijke etnische verschillen
in het gebruik van kraamzorg?; en (c) Is het gebruiken
van professionele kraamzorg gerelateerd aan minder
risicogedrag in het omgaan met de zuigeling?
Methode
Dataverzameling
Voor dit onderzoek werd gebruikgemaakt van de gegevens uit de ‘Amsterdam born children and their development’(ABCD)-studie.11 Dit is een grootschalig en langlopend onderzoek naar de relatie tussen leefgewoonten van
zwangere vrouwen en de gezondheid van hun kinderen
met verschillende etnische achtergronden in Amsterdam.
In de periode januari 2003-maart 2004 werden 12.373
zwangere vrouwen in Amsterdam benaderd voor deelname na de eerste prenatale screening door de verloskundige zorgverlener; 8266 van deze vrouwen vulden de
‘Vragenlijst zwangerschap’ in (respons: 67%). 3 maanden
na de bevalling ontvingen de vrouwen de ‘Vragenlijst
zuigeling’. Deze werd door 5218 vrouwen ingevuld. Om
2
de participatie van vrouwen van niet-westerse herkomst
te stimuleren waren extra inspanningen gedaan, zoals het
vertalen van de vragenlijsten in het Engels, Turks en Arabisch, en het inzetten van voorlichters eigen taal en cultuur (VETC-ers).4,11 Voor deze studie maakten wij gebruik
van de gegevens van respondenten van Nederlandse,
Turkse, Marokkaanse, Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese herkomst die zowel de ‘Vragenlijst zwangerschap’ als
de ‘Vragenlijst zuigeling’ hadden ingevuld (n = 3967).
Metingen
Gebruik van professionele kraamzorg Het gebruik van
professionele kraamzorg (‘ja’ of ‘nee’) werd verkregen uit
de ‘Vragenlijst zuigeling’.
Etnische herkomst Etnische herkomst baseerden wij op
de definitie van het CBS, die zowel de eerste als tweede
generatie includeert.12
Sociaal-demografische kenmerken Informatie over de
leeftijd van de moeder bij het invullen van de ‘Vragenlijst
zwangerschap’, haar werksituatie (‘werk’ of ‘geen werk’
vóór de zwangerschap), aantal jaren onderwijs na de
basisschool, beheersing van de Nederlandse taal (gedichotomiseerd in ‘redelijk of goed’ vs. ‘matig of slecht’) en
thuissituatie (partner in huis: ‘ja’ of ‘nee’) werd verkregen
uit de ‘Vragenlijst zwangerschap’.
Bevallingsinformatie Gegevens over pariteit (primi- of
multipara) werden verkregen uit het screeningsformulier
van de verloskundige zorgverlener. De plaats van de
bevalling (thuis of in een ziekenhuis) was afkomstig uit
de ‘Vragenlijst zuigeling’.
Risicogedrag 5 vormen van risicogedrag in de omgang
met de zuigeling werden uitgevraagd: (a) slaapgedrag van
de zuigeling: slapen onder een warm dekbed, met een
hoofdkussen, in buikligging of bij de ouders in bed; (b)
omgaan met huilen: tik geven, hand of doek op de mond
houden of schudden van de baby; (c) roken in huis; (d) het
niet geven van borstvoeding; en (e) het niet geven van
vitamine K aan een zuigeling die borstvoeding krijgt. Dit
zijn vormen van risicogedrag waarvan bekend is dat de
kraamverzorgende hierover voorlichting geeft.7 De antwoordcategorieën werden gedichotomiseerd in ‘ja’ of ‘nee’.
Analyses
Etnische verschillen in kraamzorg De etnische verschillen in het gebruik van professionele kraamzorg toetsten
wij met een χ2-toets. Om inzicht te krijgen in de verklarende rol van de determinanten gebruikten wij staps­
gewijze multivariate logistische-regressiemodellen. In de
eerste stap (model 0) keken wij ongecorrigeerd naar het
verband tussen etnische herkomst en het gebruik van professionele kraamzorg. In stap 2 (model 1) werd leeftijd van
de moeder toegevoegd en in stap 3 (model 2) de overige
sociaal-demografische kenmerken, namelijk werksituatie,
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
Resultaten
Etnische herkomst en kraamzorg
Tabel 1 laat zien dat Nederlandse vrouwen het meest
gebruikmaakten van professionele kraamzorg (95%), gevolgd
door Antilliaanse (85%), Surinaamse (81%), Marokkaanse
(79%), Turkse (75%), en Ghanese vrouwen (70%). De associatie tussen etnische afkomst en gebruik van professionele
kraamzorg was statistisch significant (p < 0,05, χ2-toets).
Verklarende factoren
De multivariate analyses lieten zien dat de etnische verschillen in het gebruik van kraamzorg nauwelijks veranderden door toevoeging van leeftijd (model 1) aan het
‘baseline’-model (model 0). Bij alle niet-westerse groepen
bleven de oddsratio’s (OR’s) < 1,0 met Nederlandse moeders als referentie (tabel 2). Deze etnische verschillen
werden kleiner na de toevoeging van taalvaardigheid,
opleidingsniveau en het hebben van betaald werk (model
2). Het toevoegen van de informatie over de omstandigheden rond de bevalling resulteerde in verdere afname
van de etnische verschillen, maar de verschillen bleven
significant (model 3).
De multivariate analyses lieten zien dat een aantal factoren onafhankelijk geassocieerd was het gebruik van
kraamzorg. Vrouwen met een baan (OR: 1,6; 95%-BI: 1,22,1), een middelbaar tot hoog opleidingsniveau (OR: 1,5;
95%-BI: 1,3-1,8) en een redelijk tot goede Nederlandse
taalbeheersing (OR: 2,1; 95%-BI: 1,2-3,3) maakten vaker
gebruik van kraamzorg. Een ziekenhuisbevalling was
TABEL 1 Kenmerken van moeders, gebruik van professionele kraamzorg en risicogedrag naar etnische herkomst van de moeder*
kenmerk
kenmerken van moeders
n
leeftijd in jaren; gemiddelde (SD)
eerste generatie
betaald werk
laagopgeleiden;†
eerste zwangerschap
partner in huis
slechte Nederlandse taalbeheersing
bevalling in ziekenhuis
gebruik van kraamzorg
professionele kraamzorg;
risicogedrag
risico in slaapgedrag
risico omgaan met huilen
geen borstvoeding
geen vitamine K-suppletie bij borstvoeding
roken in huis
Nederlands
Surinaams
Antilliaans
Turks
Marokkaans
Ghanees
3062
32,2 (4,0)
90
7
46
92
0
66
335
29,4 (6,4)
61
60
32
34
59
1
85
67
29,8 (5,3)
69
67
23
45
73
0
70
190
26,3 (5,6)
75
28
57
35
97
27
79
249
27,0 (5,0)
76
35
47
43
93
24
72
64
30,0 (6,2)
100
14
56
16
47
33
76
95
81
85
75
79
70
18
2
8
9
8
63
3
10
15
16
48
2
6
13
13
70
7
2
14
23
50
6
3
9
3
68
3
3
19
2
* Alle getallen zijn %, tenzij anders vermeld.
† 0-5 jaar onderwijs gevolgd na de basisschool.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
3
ONDERZOEK
aantal jaar onderwijs en beheersing van de Nederlandse
taal. In de laatste stap (model 3) voegden we de informatie
over de bevalling en de thuissituatie toe, dus de plaats van
bevalling, pariteit en of de partner in huis woonde.
Kraamzorg en risicogedrag Voor elke vorm van risicogedrag werd een aparte logistische-regressieanalyse uitgevoerd, waarin wij corrigeerden voor sociaal-demografische kenmerken. De interactie tussen etnische herkomst
en het gebruik van kraamzorg namen we daarin mee, om
na te gaan of de relatie daartussen anders was voor moeders van Nederlandse afkomst in vergelijking met moeders van niet-westerse herkomst. Hiervoor werden interactietermen aangemaakt en toegevoegd aan het model:
etnische herkomst (Nederlands vs. niet-westers) * gebruik
van kraamzorg (ja vs. nee). Omdat het aantal respondenten per etnische groep te klein was, werd voor deze analyses onderscheid gemaakt tussen moeders van nietwesterse herkomst tegenover Nederlandse moeders.
Alle analyses werden uitgevoerd met de software SPSS 20.0.
ONDERZOEK
TABEL 2 Multivariate associaties tussen etnische herkomst van de moeder en het gebruik van professionele
kraamzorg
etnische herkomst van de moeder model voor multivariate logistische regressieanalyse; OR (95%-BI)
Nederlands||
Surinaams
Antilliaans
Turks
Marokkaans
Ghanees
model 0;
OR (95%-BI)*
model 1;
OR (95%-BI)†
model 2;
OR (95%-BI)‡
model 3;
OR (95%-BI)§
0,22 (0,16-0,30)
0,30 (0,15-0,62)
0,14 (0,10-0,21)
0,19 (0,13-0,27)
0,12 (0,07-0,21)
0,22 (0,15-0,30)
0,30 (0,15-0,62)
0,14 (0,10-0,21)
0,19 (0,13-0,28)
0,12 (0,07-0,21)
0,30 (0,21-0,43)
0,37 (0,18-0,77)
0,34 (0,21-0,54)
0,39 (0,25-0,60)
0,30 (0,16-0,58)
0,35 (0,24-0,51)
0,38 (0,18-0,81)
0,36 (0,22-0,58)
0,40 (0,26-0,63)
0,40 (0,20-0,78)
OR = oddsratio.
* Model 0 is niet gecorrigeerd.
† Model 1 is model 0 gecorrigeerd voor leeftijd van de moeder.
‡ Model 2 is model 1 gecorrigeerd voor taalvaardigheid, onderwijsniveau en betaald werk van de moeder.
§ Model 3 is model 2 gecorrigeerd voor bevallen in het ziekenhuis, de aanwezigheid van de partner thuis en de pariteit.
|| Moeders van Nederlandse herkomst vormden de referentiegroep.
geassocieerd met minder gebruik van professionele
kraamzorg (OR: 0,3; 95%-BI: 0,2-0,5). Leeftijd, pariteit en
de aanwezigheid van een partner in huis hadden geen
invloed op kraamzorggebruik (model 3, niet in tabel 2).
Etnische herkomst en risicogedrag
Tabel 1 toont de etnische verschillen in zelfgerapporteerd risicogedrag. Het grootste verschil tussen de etnische groepen betrof het risico in slaapgewoontes. Van de
Nederlandse moeders rapporteerde 18% dit onveilige
gedrag, tegen 70% van de Turkse moeders en 68% van de
Ghanese moeders. Onder de Marokkaanse en Antilli-
aanse moeders was dit percentage lager (respectievelijk
50 en 48%), maar nog steeds aanzienlijk.
Kraamzorg en risicogedrag
Voor 3 van de 5 vormen van risicogedrag was het gebruiken van kraamzorg een beschermende factor (tabel 3).
Vrouwen die gebruikmaakten van professionele kraamzorg gaven vaker borstvoeding, gaven vaker vitamine K
bij de borstvoeding en bij hen werd er in huis minder vaak
gerookt dan bij vrouwen die geen kraamzorg hadden.
Interactieanalyses lieten zien dat kraamzorggebruik
meer geassocieerd was met het geven van vitamine K bij
TABEL 3 Multivariate associaties tussen het gebruik van professionele kraamzorg en risicogedrag
professionele kraamzorg
aanwezigheid van risicofactor*†
risicovol slaapgedrag; risicovol omgaan met geen borstvoeding; geen vitamine K-suppletie
OR (95-BI)
huilen; OR (95-BI)
OR (95-BI)
bij borstvoeding; OR (95-BI)
nee‡
ja
0,93 (0,70-1,22)
0,86 (0,45-1,67)
0,40 (0,27-0,59)
0,47 (0,33-0,66)
OR = oddsratio.
* Gecorrigeerd voor etnische herkomst, leeftijd van de zwangere, taalbeheersing, opleiding en betaald werk door de zwangere.
† Significante resultaten zijn in rood weergegeven.
‡ Moeders die geen gebruikmaakten van professionele kraamzorg vormden de referentiegroep.
4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
roken in huis;
OR (95-BI)
0,70 (0,50-0,99)
was er geen significante interactie tussen het gebruik van
kraamzorg en etnische herkomst. Dit betekent dat de
associatie tussen kraamzorg en het geven van borstvoeding, het omgaan met huilen en het roken in huis niet
anders was voor Nederlandse moeders dan voor moeders
van niet-Westerse herkomst.
TABEL 4 Univariate en multivariate associaties tussen vormen van risicogedrag en het gebruik van professionele kraamzorg, gestratificeerd naar
etnische herkomst van de moeder*
risicofactor
risicovol slaapgedrag
Nederlandse moeders zonder kraamzorg
Nederlandse moeders met kraamzorg
niet-westerse moeders zonder kraamzorg
niet-westerse moeders met kraamzorg
moeders die aanwezigheid van
de risicofactor rapporteren; %
absolute OR
(95%-BI)†‡
gecorrigeerde OR
(95%-BI)‡§
0,025
15,3
18,3
1,24 (0,77-1,99)
1,37 (0,85-2,21)
70,8
58,0
0,57 (0,40-0,81)
0,70 (0,49-1,02)
risicovol omgaan met huilen
Nederlandse moeders zonder kraamzorg
Nederlandse moeders met kraamzorg
niet-westerse moeders zonder kraamzorg
niet-westerse moeders met kraamzorg
0,599
1,4
1,8
1,24 (0,30-5,13)
1,17 (0,28-4,89)
0,64 (0,31-1,31)
0,80 (0,37-1,70)
5,9
3,8
geen borstvoeding geven
0,998
Nederlandse moeders zonder kraamzorg
17,3
Nederlandse moeders met kraamzorg
niet-westerse moeders zonder kraamzorg
niet-westerse moeders met kraamzorg
7,4
11,2
3,9
0,38 (0,24-0,61)
0,44 (0,27-0,71)
0,33 (0,18- 0,59)
0,34 (0,18-0,64)
geen vitamine K-suppletie bij borstvoeding
0,068
Nederlandse moeders zonder kraamzorg
21,7
Nederlandse moeders met kraamzorg
niet-westerse moeders zonder kraamzorg
niet-westerse moeders met kraamzorg
8,0
19,2
12,0
0,31 (0,20-0,50)
0,35 (0,22-0,56)
0,58 (0,37-0,90)
0,59 (0,37-0,94)
roken in huis
Nederlandse moeders zonder kraamzorg
Nederlandse moeders met kraamzorg
niet-westerse moeders zonder kraamzorg
niet-westerse moeders met kraamzorg
p-waarde voor
de ­interactie‡||
0,978
11,5
7,3
0,61 (0,35-1,04)
0,75 (0,43-1,31)
23,4
15,9
0,62 (0,42-0,92)
0,64 (0,42-0,96)
OR = oddsratio.
* Niet-westerse moeders zijn van Marokkaanse, Turkse, Surinaamse, Antilliaanse of Ghanese herkomst.
† OR voor de aanwezigheid van de risicofactor bij moeders die wel kraamzorg hadden ten opzichte van moeders die geen kraamzorg hadden.
‡ Significante resultaten zijn in rood weergegeven.
§ Gecorrigeerd voor leeftijd van de moeder, taalbeheersing, opleiding en betaald werk van de moeder.
|| P-waarde voor het verschil in gecorrigeerde OR’s.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
5
ONDERZOEK
Nederlandse moeders vergeleken met moeders van nietwesterse herkomst, hoewel dit verschil net niet significant was (p-waarde van de interactie: 0,068; tabel 4).
Daarnaast was kraamzorg gerelateerd aan minder risicovol slaapgedrag van zuigelingen bij moeders van nietwesterse herkomst dan bij Nederlandse moeders. Bij
Nederlandse moeders was kraamzorg hiermee niet geassocieerd. Ook voor de 3 andere vormen van risicogedrag
▼ Leerpunten ▼
ONDERZOEK
• Moeders van niet-westerse afkomst maken minder gebruik
van professionele kraamzorg dan Nederlandse moeders.
• Moeders van Turkse en Ghanese afkomst gebruiken professionele kraamzorg het minst.
• Het gebruik van professionele kraamzorg is gerelateerd
aan minder risicogedrag in de omgang met pasgeborenen;
dit effect is nog groter voor moeders van niet-westerse
afkomst.
Beschouwing
Dit onderzoek laat zien dat moeders van niet-westerse
herkomst minder gebruikmaken van professionele
kraamzorg dan autochtone moeders. Dit verschil wordt
slechts voor een deel verklaard door sociaal-demografische en bevallings-gerelateerde kenmerken. Verder
vonden wij een samenhang tussen het minder gebruiken van professionele kraamzorg en het vaker vertonen
van risicogedrag in de omgang met de zuigeling. In de
totale groep betrof dit risicogedrag de voeding en het
roken in huis; specifiek bij moeders van niet-westerse
herkomst betrof dit ook meer risicovol slaapgedrag van
zuigelingen.
Dit onderzoek bevestigt de schaarse bevindingen over
het minder gebruiken van professionele kraamzorg
door vrouwen van niet-westerse herkomst in Nederland.1-3 Het verschil met de Nederlandse moeders werd
deels verklaard door taalvaardigheid, een hoger opleidingsniveau en het hebben van een betaalde baan.
Gezins- en bevallings-gerelateerde informatie verklaarde de verschillen verder, maar in mindere mate. In
het algemeen waren Nederlandse taalbeheersing en het
thuis bevallen het sterkst gerelateerd aan het hebben
van professionele kraamzorg. Eerder onderzoek heeft
pariteit als een belangrijke factor aangeduid.3 Uit onze
resultaten bleek echter dat pariteit niet samenhing met
het meer gebruiken van professionele kraamzorg.
Rol van verzekering
De jaren waarin onze onderzoeksgegevens verzameld
werden vielen vóór de invoering van de Zorgverzekeringswet, dus het oude Nederlandse zorgstelsel was nog
van toepassing. De vergoeding van kraamzorg was toen
voor particulier verzekerden ruimer dan voor ziekenfondsverzekerden. Moeders van niet-westerse herkomst
waren over het algemeen minder hoog opgeleid en hadden minder vaak een betaalde baan, waardoor hun jaarinkomen mogelijk lager was en ze waarschijnlijk vaker
via het ziekenfonds verzekerd waren.
6
Dit verschil in de financiële toegankelijkheid van kraamzorg kan in onze onderzoekspopulatie een rol hebben
gespeeld. Mogelijk verklaart dit deels waarom het gebruik
van kraamzorg onder moeders van niet-westerse herkomst lager was. Informatie over de zorgverzekering was
echter niet beschikbaar binnen ons onderzoek. Wel hebben we zo veel mogelijk rekening gehouden met sociaaleconomische verschillen.
Onder de huidige Zorgverzekeringswet (2006) en binnen
de basisverzekering is het aantal uren kraamzorg beperkter geworden. Ook geldt voor professionele kraamzorg
een eigen bijdrage. Dit kan ertoe hebben geleid dat er
minder gebruikgemaakt wordt van kraamzorg, in het
bijzonder onder groepen met een lage sociaal-economische status. Wij verwachten echter niet dat deze veranderingen grote invloed zullen hebben op de door ons
gevonden etnische verschillen, omdat we in onze analyses rekening hebben gehouden met sociaal-economische
verschillen.
Interpretatie van resultaten
Onze bevindingen wijzen in de richting van een positief
effect van professionele kraamzorg op voeding, slaapgedrag en roken in huis. Wel moeten we voorzichtig
omgaan met deze bevinding. Het verband zou een gevolg
kunnen zijn van selectie. Moeders die uit zichzelf veilig
gedrag vertonen in de omgang met de zuigeling, gebruiken ook vaker professionele kraamzorg, omdat professionele kraamzorg als een vorm van veilig gedrag in de
omgang met de zuigeling kan worden gezien. Door sociaal-demografische factoren, taalbeheersing en leeftijd
mee te nemen in onze analyses hebben we hiervoor
geprobeerd te corrigeren.
Onze resultaten laten een mogelijk gedifferentieerd effect
van kraamzorg zien tussen Nederlandse moeders en
moeders van niet-westerse herkomst. De analyses konden niet – zoals we gehoopt hadden – per groep uitgevoerd worden, omdat de aantallen te klein waren om
statistisch significante resultaten te kunnen vinden (de
power van de analyses was te laag). Meer onderzoek is
nodig om te kunnen vaststellen of een gedifferentieerde
aanpak leidt tot meer gebruik van kraamzorg en verdere
afname van risicogedrag.
Een sterk punt van deze studie is het grote aantal respondenten. Door de aandacht voor etnische verschillen in de
opzet van de ‘Amsterdam born children and their development’(ABCD)-studie konden we voor het eerst getallen laten zien van Surinaamse, Antilliaanse en Ghanese
vrouwen. De aantallen waren echter niet groot genoeg
voor multivariate analyses per etnische groep. Daarnaast
waren onze gegevens gebaseerd op zelfrapportage.
Vooral wat betreft risicogedrag zou dit tot sociaalwenselijke antwoorden en hierdoor tot onderrapportage van
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
Conclusie
Ghanese en Turkse vrouwen maken het minst gebruik
van professionele kraamzorg, Nederlandse vrouwen het
meest. Redenen voor deze verschillen zijn taalvaardigheid, opleidingsniveau, werksituatie van de moeder en de
plaats van de bevalling. Ook na correctie hiervoor bleef
het verschil tussen Nederlandse en niet-westerse vrouwen bestaan. Verkleining van deze etnische verschillen is
belangrijk omdat het gebruik van professionele kraamzorg een positieve relatie heeft met een verlaagd risicogedrag in het omgaan met de zuigeling, met name op de
risicofactoren ‘voeding’ en ‘roken in huis’. Verdere analyse van deze etnische verschillen in het gebruik van
kraamzorg kan handvatten bieden om de toegankelijkheid van professionele kraamzorg te verbeteren of om
informele kraamzorg te ondersteunen, met het oog op de
gezondheid van moeder en kind.
Dit artikel maakt deel uit van een serie artikelen in het NTvG over public
health.
Belangenconflict en financiële ondersteuning: ICMJE-formulieren zijn online
beschikbaar bij dit artikel.
Aanvaard op 4 juli 2014
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2014;158:A7718
> Kijk ook op www.ntvg.nl/A7718
●
Literatuur
1
Houben-van Herten M. Allochtone moeders maken inhaalslag in gebruik
7
2
8
Overzicht en evaluatie van resultaten van wetenschappelijk onderzoek
vrouwen’. Leiden: TNO; 2002.
naar etnische verschillen in gezondheid, gezondheidsrisico’s en
zorggebruik in Nederland. Utrecht: NIVEL; 2008.
El Fakiri F, Kulu Glasgow I, Weide MG, Foets, M. Kraamzorg in
9
opleiding tot kraamverzorgende. Den Haag: Stichting FAOT; 2009.
10 Troe EJ, Raat H, Jaddoe VW, et al. Smoking during pregnancy in ethnic
women. BJOG. 2007;114:1232-9.
populations: the Generation R study. Nicotine Tob Res. 2008;10:1373-84.
Choté AA, Koopmans GT, Redekop WK, et al. Explaining ethnic
differences in late antenatal care entry by predisposing, enabling and need
factors in The Netherlands. The Generation R Study. Matern Child
11
Van Eijsden M, Vrijkotte T, Gemke R, Van der Wal M. Cohort profile: the
Amsterdam Born Children and their Development (ABCD) study. Int J
Epidemiol. 2011;40:1176-86.
Health J. 2011;15:689-99.
6
Buurman M, Kanters H, Alblas C, Langerak D et al. Het
beroepscompetentieprofiel kraamverzorgende t.b.v. de branche erkende
Alderliesten ME, Vrijkotte TG, van der Wal MF, Bonsel GJ. Late start of
antenatal care among ethnic minorities in a large cohort of pregnant
5
Kunst AE, Mackenbach JP, Lamkaddem M, Rademakers J, Devillé W.
allochtonen; een onderzoek naar kraamzorg bij Turkse en Marokkaanse
allochtone gezinnen. Maarssen: Elsevier; 1999.
4
Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu; 2007.
Korfker DG, Herschderfer KC, de Boer JB, Buitendijk SE. Kraamzorg in
Nederland: een landelijk onderzoek. Eindrapportage ‘Kraamzorg voor
3
Waelput AJM, Achterberg PW. Etniciteit en zorg rondom zwangerschap
en geboorte: een verkenning van Nederlands onderzoek. Bilthoven:
van kraamzorg. CBS Webmagazine 8 januari 2013.
Van der Wal MF, De Jonge GA, Pauw-Plomp H. Etnische afkomst en voor
12 Keij I. Standaarddefinitie allochtonen. Index. 2000;10:24-5.
wiegendood relevante verzorgingsfactoren. Ned Tijdschr Geneeskd.
1999;143:2141-6.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2014;158: A7718
7
ONDERZOEK
risicogedrag kunnen leiden. Vrouwen die professionele
kraamzorg hebben gebruikt, zouden zich bovendien
bewuster kunnen zijn van de norm over veilig gedrag,
waardoor zij vaker sociaalwenselijk antwoorden. Ook dit
kan onze resultaten hebben beïnvloed.
Verder zou de lagere respons onder de niet-westerse
groepen in theorie voor een selectie kunnen zorgen,
zoals beschreven is in een ander onderzoek dat zich op
dezelfde data baseert.4 Om de potentiële selectie van
alleen hoger opgeleide allochtone vrouwen te voorkomen, zijn veel inspanningen gedaan. Zo werden vragenlijsten vertaald en werden voorlichters eigen taal en
cultuur (VETC-ers) ingezet. Daardoor is selectiebias
tot een minimum beperkt. De multivariate analyses
over de determinanten van het gebruik van kraamzorg,
en van het effect van kraamzorg op risicogedrag zouden hierdoor niet beïnvloed zijn. De data werden verzameld in een sterk stedelijke omgeving. De resultaten
zijn daardoor mogelijk wel generaliseerbaar naar
andere grote steden in Nederland, maar mogelijk niet
naar minder verstedelijkte gebieden.
Verder onderzoek zou zich moeten richten op de motivatie om geen professionele kraamzorg te nemen en op
mogelijke alternatieven zoals informele kraamzorg. Meer
informatie hierover kan handvatten bieden om enerzijds
de kraamzorg toegankelijker te maken voor alle etnische
groepen en anderzijds de informele kraamzorg te ondersteunen en te voorzien van gezondheidsvoorlichting voor
moeder en kind.
Download