editie Kortrijk - Roeselare Tielt 2009 Horizon L A N D S C H A P, M I L I E U E N N A T U U R O P U W B E D R I J F 1 ◆ Landbouwers helpen natuurwaarden herstellen 2 ◆ Agrobeheersgroepen: samen bouwen aan het landschap 2 ◆ Bacterievuur 2 ◆ Kenniscentrum Bodem voor Land- en Tuinbouw 3 ◆ Bescherm de berm Landbouwers helpen natuurwaarden herstellen 3 ◆ Gewasbeschermingsmiddelen beperken 4 ◆ Biodiversiteit met een meerwaarde 4 ◆ Mestbank staat land- en tuinbouwers bij 5 ◆ Bedrijfsplanners van de VLM 5 ◆ Verzeker de toekomst van je bedrijf 5 ◆ Slim akkervogelbeheer: de triorand 6 ◆ Leren van elkaar: cursus ‘Leren beheren’ 6 ◆ Omgevingszorg in het Tielts Plateau SAMEN STAAN WE STERKER! Met de Europese goedkeuring van het Vlaamse programma voor plattelandsontwikkeling in 2007 is Vlaanderen een nieuwe weg ingeslagen. Een belangrijk onderdeel van dat programma is de mogelijkheid voor landbouwers om beheerovereenkomsten te sluiten. Na drie jaar hebben in West-Vlaanderen intussen een 1000-tal landbouwers een beheerovereenkomst gesloten. De landbouwer werkt op die manier met de hulp van de overheid aan verschillende thema’s, zoals landschapsbehoud en -herstel, erosie, waterkwaliteit, natuurwaarden en vooral onze bedreigde akker- en weidevogelsoorten. Nu worden samen met de landbouwers nieuwe soorten beheerovereenkomsten getest om nog meer te bereiken. De Vlaamse overheid wil de Schelde vallei gedeeltelijk in haar oude glorie herstellen. In de loop van de twintigste eeuw werd de Schelde in verschillende fasen rechtgetrokken voor het waterverkeer. Daardoor werd het natuurlijke karakter van de rivier flink aangetast. H et natuurinrichtingsproject, ‘De West-Vlaamse Scheldemeersen’, dat in 2008 in uitvoering ging, richt de oude Scheldemeanders opnieuw in. Op sommige plaatsen worden ook de typische laantjes in de vochtige weilanden in hun oorspronkelijke vorm hersteld. Voor het beheer van die weilanden ging het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB) bij verschillende landbouwers uit de omgeving aankloppen. Dirk Deconinck is één van die landbouwers en doet zijn verhaal. Begrazing van Avelgemse Scheldemeersen “Ik baat een gemengd intensief landbouwbedrijf uit, met vleesvee en zoogkoeien, en akkerbouwteelten zoals granen, aardappelen, bieten en maïs”, steekt Deconinck van wal. “Enkele jaren geleden vroeg ANB of ik bereid was om mijn runderen enkele graslanden in de Avelgemse Scheldemeersen te laten begrazen en zo mijn bijdrage te leveren aan het beheer. Een win-win-situatie dus: ANB zocht landbouwers voor het beheer van de gronden en ik kon ze goed gebruiken in mijn bedrijfsvoering. Wat me vooral aantrok, was de mogelijkheid om mijn toeslagrechten te activeren. Het gebruik van de gronden wordt geregeld in een gratis gebruiksovereenkomst die jaarlijks vernieuwd wordt. Bovendien staat de Vlaamse overheid in voor de investering in de omheining en hoef ik me daar niets van aan te trekken.” Maaien, afvoeren en nabegrazing “Ik heb op die manier al acht jaar 7,5 ha grasland in beheer”, legt Deconinck uit. “De overeenkomst bepaalt dat je het jaarlijks minimum éénmaal moet maaien en het maaisel afvoeren. Momenteel maai ik 5 ha, daarna volgt er nabegrazing. De andere 2,5 ha wordt twee keer per jaar gemaaid en niet begraasd. Op sommige pas in beheer genomen percelen mag je pas maaien vanaf 15 mei en ik tracht dan ook zo vroeg mogelijk te maaien om toch nog een redelijke graskwaliteit te hebben. Het gras kuil ik dan in of ik maak er voordrooghooi van. Sommige jaren is het gras van lage kwaliteit door te laat te maaien of door te natte omstandigheden. Dan wordt het direct gevoederd aan het vee op het bedrijf na vier à vijf dagen drogen, zodat de kosten niet hoger zijn dan de waarde van het maaisel. Ongeveer een maand na de eerste maaibeurt kan het vee worden ingeschaard. Voor de nabegrazing worden vooral droogstaande koeien en volle vaarzen ingezet.” Distelbestrijding “Pleksgewijze distelbestrijding is toegestaan en op sommige percelen noodzakelijk. Als distels per ongeluk met het maaisel mee ingekuild worden en zo op mijn bedrijf terecht komen kunnen de zaden op mijn akker terecht komen en daar problemen veroorzaken. Ik ben soms twee tot drie dagen per jaar bezig met distels te bestrijden.” Bovendien kunnen landbouwers ook onderling rond beheerovereenkomsten samenwerken voor meer resultaat. En ook de wisselwerking tussen landbouwers en natuurbeschermers werpt zijn vruchten af. Daarnaast beseffen meer en meer overheidsdiensten dat landbouwers een belangrijke functie hebben voor het behoud en herstel van het landschap en de natuur. En die overheidsdiensten werken op hun beurt ook onderling samen om hun inspanningen te bundelen. In deze Horizon lees je hier meer over! PAGINA 1 Nulbemesting “Op alle percelen geldt nulbemesting. Dat houdt in dat de veebezetting moet beperkt worden tot gemiddeld twee grootvee-eenheden per hectare per jaar. Het is ook moeilijk om meer dieren in te zetten, aangezien de graslanden steeds schraler worden en minder opbrengen. Ik vind dat de graslanden niet als productiegraslanden beschouwd kunnen worden, maar wel als een onderhoudsrantsoen. Het nadeel is dat ze fiscaal belast worden als een gewone weide. Ik vind dat niet helemaal correct omdat het toeslagrecht de voornaamste opbrengst is van die graslanden en dat wordt al apart belast.” Voedsel voor melk- en vleesvee Volgens professor Dirk Reheul (Universiteit Gent) zijn natte graslanden met nulbemesting enkel interessant als ze gebruikt kunnen worden via een gratis gebruiksovereenkomst. Op die graslanden rusten namelijk heel wat beperkingen. De late maai- of inscharingsdatum en de nulbemesting opgelegd omwille van botanische doelstellingen zijn wellicht de belangrijkste. Daardoor zijn ze minder productief dan de intensief uitgebate graslanden. Na de bloei wordt het gras een stuk minder smakelijk. Het bevat minder energie, eiwitten en mineralen en is bovendien minder goed verteerbaar. Op voorwaarde dat er genoeg gras staat, kan de hergroei na de eerste maaibeurt dienen als voedsel voor zowel jong melkvee als voor vleesvee. Runderen hebben immers goed voedsel nodig met voldoende energie en eiwitten. ■ Pieter Verdonckt, Proclam vzw Tel. 051 27 33 82 [email protected] Agrobeheersgroepen: samen bouwen aan het landschap De inrichting en het onderhoud van natuur en landschap worden steeds belangrijker. Ook Europa dringt meer en meer aan op initiatieven van de boeren op dit vlak. Landbouwers hebben vandaag meer dan ooit de weg gevonden naar agrarisch natuurbeheer. Door samen te werken kunnen landbouwers landschapsbeheer uitbouwen als een economische activiteit. V eel landbouwers in West-Vlaanderen hebben individuele beheercontracten lopen, maar een samenwerkingsverband kan een interessante meerwaarde bieden. Zo kun je door samen te werken niet alleen meer resultaat bereiken en efficiënter samenwerken, je kunt landschapsbeheer ook uitbouwen tot een winstgevende activiteit. Via het project Eco² (Rurale ondernemers realiseren ECOnomische X ECOlogische meerwaarde op het platteland door samenwerking & innovatie) stellen de Boerenbond en de VLM medewerkers ter beschikking om je te begeleiden bij de oprichting van lokale samenwerkingsverbanden in de vorm van agrobeheersgroepen. Als agrobeheersgroep kan je dan deelnemen aan tal van plattelandsprojecten of inspelen op collectieve beheerovereenkomsten, allebei tegen gepaste vergoedingen. Door zelf het initiatief te nemen, vermijd je ook dat minder vanzelfsprekende maatregelen of verbodsbepalingen jou opgedrongen worden. Voor de oprichting en praktische organisatie van de agrobeheergroep word je begeleid door twee veldwerkers en een expert agronatuurbeheer, of anders gezegd een agrobeheerscentrum. Het agrobeheerscentrum kan onder andere adviseren over interessante projecten, inpasbaarheid van maatregelen binnen je bedrijfsvoering of juridische aspecten van samenwerking. Kansen in West-Vlaanderen Als landbouwer kun je bijvoorbeeld een agrobeheersgroep oprichten rond de nieuwe beheerovereenkomsten akkervogels van de VLM. In West-Vlaanderen kunnen in zoekzones beheerovereenkomsten akkervogels gesloten worden. Vooraleer er in deze gebieden contracten worden ondertekend, moet er aan een aantal voorwaarden worden voldaan i.v.m. de oppervlakte en dichtheid van de beheerovereenkomsten. Een agrobeheersgroep kan gemakkelijker aan deze voorwaarden voldoen dan een individuele landbouwer. Ook voor het beheer van oeverstroken in openbare eigendom, kleine landschapselementen, enz. liggen de kansen voor het grijpen voor agrobeheersgroepen. Utopisch? Een voorbeeld uit Nederland Nederlander Zeger Stappershoef zag in de stijgende vraag naar landschapsbeheer een kans om zijn landbouwactiviteiten en -inkomsten te verbreden. Zeger is in de eerste plaats melkveehouder, maar zo’n 10 à 15% van zijn inkomen haalt hij nu ook uit landschapsonderhoud. Samen met enkele collegalandbouwers heeft hij de vereniging voor landschapsbeheer ‘De Ploegdriever’ opgericht. Via projecten verzorgen ze het beheer van het fraaie cultuurlandschap van de Ooijpolder-Groesbeek, waarvoor zij een passend loon krijgen. “Zo houden we de verantAls landbouwer kan je een agrobeheersgroep oprichten rond akkervogels. woordelijkheid voor een goed landschapsbeheer in de streek in eigen handen en komen de onderhoudsgelden ten goede aan de lokale economie.” Het was niet zo evident om rond landschapsbeheer een samenwerkingsverband van landbouwers op te zetten. “We zien elkaar nog vaak als concurrenten, en minder als collega’s”, aldus Stappershoef. Nederland is daarin niet anders dan Vlaanderen. “Maar wie de stap heeft gezet om samen te werken, haalt daar zeker zijn profijt uit. Sinds 1999 heeft deze agrobeheersgroep ‘avant la lettre’ al tientallen projecten uitgevoerd met een breed scala aan werkzaamheden, op eigen gronden en op grond van derden. De landbouwers worden bijgestaan door Arno van der Kruis. Hij is bioloog, medeoprichter van de Ploegdriever en al veel jaren actief betrokken bij natuur- en landschapsbeheer in Ooijpolder en Groesbeek. “We hebben kikkerpoelen gegraven, hagen geplant, hoogstamboomgaarden gesnoeid en aangevuld. We geven adviezen en maken inrichtings- en beheersplannen. Intussen werden we een belangrijke beheerder van landschapselementen in het agrarische cultuurlandschap.” Het Europees project Eco² richt zich op het ontwikkelen van nieuwe marktgerichte activiteiten en ontwikkelingsstrategieën voor plattelandsgebieden die de typische plattelandskwaliteiten vrijwaren en versterken. ■ Frederik Vereecken, Boerenbond Tel. 0473 66 42 72 [email protected] Bezoek ook de website www.ecokwadraat.be en klik door naar agrobeheersgroepen. BACTERIEVUUR EEN COLLECTIEVE VERANTWOORDELIJKHEID Bacterievuur is een plantenziekte die vooral fruitkwekers grote zorgen baart. De bestrijding van geïnfecteerde planten kan immers tot aanzienlijk productieverlies leiden. Gevoelige planten (waardplanten) zijn niet alleen peer en appel, maar ook meidoorn, cotoneaster, vuurdoorn, kweepeer, meelbes, lijsterbes en krentenboompje. Ook heel wat sierstruiken zijn ziektegevoelig. A ls planten geïnfecteerd zijn, kan bacterievuur zich gemakkelijk verspreiden naar in de buurt groeiende planten. Het grote aantal ziektegevoelige planten zorgt ervoor dat een pak mensen met bacterievuur geconfronteerd kunnen worden: de kwekers zelf uiteraard, iedereen die in functie van landschapsherstel of natuurontwikkeling met inheemse meidoorn aan het werk gaat, maar evengoed de private tuineigenaar. Verspreiding van bacterievuur beperken Om de infectiedruk van bacterievuur laag te houden, hebben de verschillende terreinbeheerders in West-Vlaanderen afgesproken om: • het aanplanten van waardplanten in de nabijheid van kwekers te vermijden; • regelmatig de eigen planten te controleren op tekenen van infectie; • degelijk te bestrijden wanneer infectie met bacterievuur wordt vastgesteld. ■ VOORLICHTINGSCAMPAGNE Om de verspreiding van bacterievuur te beperken is een brede voorlichtingscampagne opgezet. Zo kregen groenarbeiders en ambtenaren een praktijkgerichte vorming. Er werd ook een folder en een website ontwikkeld, met uitgebreide informatie en duidelijk fotomateriaal van zowel de waardplanten, de ziektebeelden als de bestrijding. KENNISCENTRUM Vraag de folder op bij het provinciaal o c aa informatiecentrum Tolhuis (gratis nummer 0800 20 021) of surf naar www.bacterievuur.be. Op deze site kun je ook te weten komen of jij dichtbij een professionele fruitkweker woont, waardoor verhoogde aandacht van jouw kant nog meer aangewezen is. et Kenniscentrum Bodem voor Land– en Tuinbouw is voor land- en tuinbouwers de plaats bij uitstek voor voorlichting, begeleiding en informatie over bodemerosie, bodemvruchtbaarheid, bemestingsadviezen en bodemanalyses. Het Kenniscentrum werd in 2009 opgericht binnen het Provinciaal Onderzoeksen Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) te Rumbeke-Beitem. In het Kenniscentrum wordt alle kennis en informatie over bodem en bemesting uit de verschillende teeltspecifieke onderzoeksafdelingen van het POVLT centraal gebundeld. Zo kan het PAGINA 2 Links: Voorlichtingsactiviteit. Rechts: Plaatsspecifieke toediening van meststoffen tijdens het planten. BODEM VOOR LAND- EN TUINBOUW H Kenniscentrum over de meest recente informatie en bevindingen beschikken. Die informatie wordt doorgegeven aan land- en tuinbouwers. ■ Franky Coopman Kenniscentrum Bodem voor Land- en Tuinbouw Tel. 051 27 33 45 Fax 051 24 00 20 [email protected] www.povlt.be Slim akkervogelbeheer: de triorand © Luc Clarysse I H Hoeveel leeuweriken heb je nog gehoord afgelopen llente? En wanneer zag je voor het laatst een patrijs? Het He aantal akkervogels kent al decennialang een sterke afname. De beheerovereenkomst akkervogels ster voorkomt dat een hele gemeenschap aan ‘beroeps’voorko landbouwsoorten verdwijnt. landbo n de plaats van die vogels komt een reeks opportunistische vogelsoorten die minder afhankelijk zijn van landbouw zoals duiven, kraaien en verwilderde ganzen. En waar het verdwijnende vogelassortiment het vooral gemunt had op insecten en onkruidzaden, heeft de nieuwe gilde vogels vooral oog voor oogstresten of kiemplanten van het gewas, soms met schade als Triorand: wanneer je in stroken maait, geeft dit dekking en voedselbereikbaarheid voor de vogels. gevolg. Kan het tij nog gekeerd worden voor de ‘echte’ landbouwsoorten? Projecten in Europa laten zien dat het kan. De Grote Drie Akkervogels zijn afhankelijk van de Grote Drie: dekking, zomervoedsel (insecten) en wintervoedsel (zaden). Klassieke beheerovereenkomsten voor perceelsranden bieden hiervoor onvoldoende garantie. Perceelsranden worden ingezaaid met productief gras dat gemaaid wordt vanaf 15 juni. Dat voorkomt het overwaaien van pesticiden naar de gracht, maar voor vogels zijn er twee grote nadelen. De graszode is vaak te dicht en daardoor ontoegankelijk voor vogelsnavels. Bovendien worden veel nesten half juni uitgemaaid of blijft er na het maaien geen dekking meer over. De oplossing bestaat uit een latere maaidatum in combinatie met minder dichte graszoden. Dat kan echter niet op één en dezelfde strook want later maaien leidt net tot dichtere graszoden. Triorand Landbouwers uit Noord-Groningen zijn met een slim systeem op de proppen gekomen: de triorand (zie www.wierde-en-dijk.nl). Het aantal veldleeu- Voor alle informatie over beheerovereenkomsten, contacteer de bedrijfsplanner van je regio: Ria Cardoen Heuvelland, Ieper, Mesen, Moorslede, Poperinge, Staden, Vleteren, Wervik en Zonnebeke TTel. 050 45 81 17 of 0499 99 43 36 - [email protected] Bert Dekock A Anzegem, Avelgem, Deerlijk, Dentergem, Harelbeke, Ingelmunster, Izegem, Kortrijk, Kuurne, Ledegem, Lendelede, Menen, Oostrozebeke, Roeselare, Spiere-Helkijn, Waregem, Wevelgem, Wielsbeke, Zwevegem TTel. 050 45 90 27 of 0494 56 48 29 - [email protected] Patrick De Deyne A Alveringem, De Panne, Diksmuide, Gistel, Houthulst, Koekelare, Kortemark, Koksijde, Langemark-Poelkapelle, Lo-Reninge, Middelkerke, Nieuwpoort, Oostende en Veurne TTel. 050 45 90 26 of 0499 99 43 37 - [email protected] Filip Jonckheere A Ardooie, Bredene, Beernem, Brugge, Damme, De Haan, Jabbeke, Hooglede, Knokke-Heist, Lichtervelde, Meulebeke, Oostkamp, Oudenburg, Pittem, Tielt, TTorhout, Wingene, Zedelgem, Ichtegem, Ruislede en Zuienkerke TTel. 050 45 81 17 of 0494 56 48 15 - [email protected] weriken is er duidelijk toegenomen en zelfs de zeer zeldzame grauwe kiekendief, een muizeneter, is terug. Een triorand is een 9 à 12 meter brede rand waar zowel hoog als kort gras naast elkaar voorhanden zijn. De rand wordt hiertoe in drie parallelle stroken verdeeld. Eén strook, meestal de middelste, wordt maar eens in de twee jaar gemaaid in de nazomer en blijft dus ruig. In deze ruige strook leven insecten en muizen, en kunnen akkervogels hun nesten verstoppen. Door bermbloemen mee te zaaien in de ruige strook krijg je er nog een nectarbron voor vlinders, hommels en bijen bij. De twee andere stroken worden beurtelings gemaaid tussen april en augustus, elke maand een andere strook. Op die manier is elke maand zowel zeer kort als halflang gras aanwezig. Leeuweriken verkiezen een heel kort, en patrijzen een halflang gewas, en zo is er voor elk wat wils. Bovendien is er elke maand grasopbrengst van een strook. Hetzelfde principe kan ook als ‘duorand’: dan is er één frequent gemaaide korte strook en één ruige strook. Beheerovereenkomst voor duo- en triorandenbeheer Er is gepland dat landbouwers met gronden in bepaalde kansrijke gebieden (de ‘zoekzones’) beheerovereenkomsten met de VLM kunnen sluiten voor duo- en trioranden vanaf 1 januari 2011. Onder de noemer ‘gemengde grasstrook’ is ook een benadering van duo- of triorandenbeheer mogelijk. Het verschil met volledig triorandenbeheer is dat een gemengde grasstrook pas vanaf 15 juli mag gemaaid of geklepeld worden, terwijl een triorand gemaaid wordt vanaf april. De vergoeding voor gemengde grasstroken bedraagt 1.570 euro per hectare. Een belangrijk verschil met de beheerovereenkomsten perceelsranden is dat duo/trio/gemengde grasstroken niet langs een kwetsbaar element (bijvoorbeeld een waterloop) hoeven te liggen. Sinds 2008 gelden er voor perceelsranden strengere voorwaarden voor deze kwetsbare elementen, waardoor een deel van de contracten voor perceelsranden niet meer kunnen verlengd worden. Dergelijke perceelsranden vervangen door duo/trio/gemengde grasstroken is in dat geval een mogelijke oplossing voor landbouwers met gronden in een zoekzone. Om ervoor te zorgen dat de maatregelen echt een verschil maken, wordt er binnen de zoekzones gewerkt met lokale projecten waarvoor een minimum aan kandidaten en oppervlaktes nodig zijn. Als je als landbouwer geïnteresseerd bent om mee te doen, neem je best nu al contact op met je bedrijfsplanner. Die kijkt of je percelen in een zoekzone liggen en verzamelt de namen van mogelijke kandidaten. Zodra er voldoende kandidaten zijn, start het project en kunnen er beheerovereenkomsten worden gesloten. ■ Monitoring akkervogels en trioranden: Olivier Dochy, INBO Tel. 050 40 32 98 [email protected] Inlichtingen beheerovereenkomsten: Contacteer je regionale bedrijfsplanner. VERZEKER DE TOEKOMST VAN JE BEDRIJF D e landbouwsector evolueert heel snel. Daarom is het ook voor landbouwbedrijven belangrijk dat ze zich blijven ontwikkelen. Maar hoe kan je in de toekomst het management nog optimaliseren met oog voor economische, ecologische en sociale aandachtspunten? Het grensoverschrijdend project DurAgr’ISO 14001 tracht op die vraag te antwoorden. DurAgr’ISO 14001 is een Europees Interreg IVa project. Het doel van dat project is de ontwikkeling van een systeem om duurzame bedrijfsvoering te stimuleren, gebaseerd op de ISO 14001-norm. Dat is een internationaal geaccepteerde norm die aangeeft aan welke criteria je bedrijfsvoering moet voldoen om je prestaties op milieugebied te beheersen en verbeteren. Tot nu toe werd die enkel in industriële bedrijven toegepast. Een kleine groep Franse boeren heeft een paar jaar geleden een methode opgesteld om ook landbouwbedrijven geleidelijk klaar te stomen voor ISO 14001-certificering. Groepsopleiding en individueel actieplan Het systeem bestaat uit een aantal stappen die geïnteresseerde boeren zo veel mogelijk in groep doorlopen. Landbouwers kunnen zo ook hun ervaringen uitwisselen. Bij elk bedrijf wordt een milieuanalyse uitgevoerd, en zijn er een aantal groepsopleidingen voorzien (rond thema’s als water, gewasbeschermingsmiddelen, energie, documentbeheer, …). Daarnaast wordt o.a. nagegaan in hoeverre een landbouwbedrijf voldoet aan de milieuwetgeving en wordt er een risicoanalyse uitgevoerd. Al die analyses worden voor elke deelnemende boer samengevat in een persoonlijk en haalbaar actieplan. Interreg IVa-projecten zijn Europese projecten voor grensoverschrijdende samenwerking die tot doel hebben de economische en sociale uitwisselingen te stimuleren tussen de regio’s Nord-Pas de Calais, Champagne-Ardenne en Picardie in Frankrijk en Wallonië en Vlaanderen in België. ■ Systeem voor duurzame bedrijfsvoering In het kader van het project DurAgr’ISO 14001 wordt in Vlaanderen een systeem voor duurzame bedrijfsvoering in landbouwbedrijven opgesteld, gebaseerd op de methode van de Franse boeren. Dat systeem, aangepast aan de Vlaamse realiteit, zal getest worden door een aantal geïnteresseerde boeren. Zo blijkt uit de praktijk hoe het nog verbeterd kan worden. Proclam wil het systeem ook verder uitwerken zodat niet enkel het milieu aan bod komt, maar ook het economisch en sociale aspect. PAGINA 5 Bij elk bedrijf wordt er een milieuanalyse uitgevoerd en worden er groepsopleidingen voorzien. Melanie Vanstaen, Proclam vzw Tel. 051 27 33 92 [email protected] LEREN VAN ELKAAR Heb je interesse in agrarisch natuur- en landschapsbeheer of wil je aan agrarisch natuur- of landschapsbeheer doen? Dan is de cursus ‘Leren beheren’ iets voor jou! B ij veel landbouwers groeit steeds meer het besef dat landbouw en het behoud van de natuur en het landschap prima kunnen samengaan. Ook natuurbeschermers zetten stappen in de richting van de landbouw voor het beheer van natuurterreinen. Toch is dat niet altijd even eenvoudig. Enerzijds ervaren landbouwers dat een gebrek aan kennis het hen soms moeilijk maakt om terreinen natuurgericht te beheren. Anderzijds beschikken natuurbeheerders meestal over onvoldoende landbouwkennis en staan ze vaak wantrouwig tegenover de inzet van landbouwers in het natuurbeheer. Agrarisch natuur- en landschapsbeheer Daarom wordt in het voorjaar van 2010, zowel in de Westhoek als in de regio Kortrijk, de cursus ‘Leren beheren’ ingericht. De cursus bestaat uit meerdere modules, gaande van het beheer van kleine landschapselementen, hoogstamfruitbomen en waterelementen tot agrarisch natuurbeheer op akkers en graslanden. Daarnaast is er specifieke aandacht voor de ecologische principes en ook het financiële en juridische plaatje komen aan bod. ■ Pieter Verdonckt, Proclam vzw Tel. 051 27 33 82 [email protected] Tijdens de cursus gaan landbouwers en natuurbeschermers bij elkaar in de leer over agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Omgevingszorg in het Tielts Plateau Is jouw bedrijf goed geïntegreerd in het landschap? Ga je doordacht om met het gebruik van water en waterbronnen? Heb je een (te) hoge energierekening of denk je aan mogelijke alternatieve energiebronnen op je bedrijf? Allemaal vragen die meer en meer aan belang winnen. Het POVLT en de POM West-Vlaanderen kunnen je begeleiden om de juiste antwoorden te vinden. platteland beogen. Leader biedt ondersteuning aan plattelandsregio’s die lijden onder specifieke plattelandsproblemen. Tot het Tielts Plateau behoren de gemeenten Tielt, Ardooie, Pittem, Dentergem, Wingene, Ruiselede, Beernem en Oostkamp. Het project sensibliseert en begeleidt landbouwers en KMO’s rond de zorg voor de omgeving en het landschap. Er wordt gefocust op drie actuele thema’s: landschappelijke integratie, water en energie. ■ Landbouwbedrijven Kathleen Storme, POVLT - PIVAL vzw Tel. 051 27 33 87 [email protected] KMO’s Helene De Rore, POM Tel. 050 40 73 75 [email protected] PAGINA 6 C O L O F O N A ls (landbouw)bedrijf kun je gratis een quickscan laten uitvoeren over landschappelijke integratie, water en energie. Die bedrijfsdoorlichting levert een situatieschets en een eerstelijnsadvies op. Voor een meer doorgedreven advies kunnen specialisten van het POVLT en de POM West-Vlaanderen een oplossing op maat uitwerken. Mogelijke stappen zijn ondermeer het opstellen van een beplantingsplan, een waterscan of een energieaudit. Daarnaast worden infomomenten georganiseerd over bedrijfsintegratie, water en energie. Die staan ook open voor bedrijven buiten de regio Tielt. Het Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land- en Tuinbouw (POVLT) en de Provinciale Ontwikkelingsmaatschappij (POM) West-Vlaanderen voeren het Europees Leaderproject “Omgevingszorg” in het Tielts Plateau uit. Leader is een netwerk van groepen in Europa die de ontwikkeling van het Alle landbouwers in West-Vlaanderen ontvangen één keer per jaar de Horizoneditie van hun regio (Brugge, Kortrijk – Roeselare – Tielt of Westhoek). Andere geïnteresseerden kunnen zich melden via [email protected] of tel. 02 543 72 00. Deze krant kwam tot stand door samenwerking van de provincie WestVlaanderen, Proclam en de Vlaamse Landmaatschappij. Werkten mee aan dit nummer: Karolien Bracke, Danny Callens, Franky Coopman, Bert DeKock, Patrick De Deyne, Sven Defrijn, Dieter Depraetere, Jelle Devos, Liesbeth Dhont, Olivier Dochy, Bart Ghyselen, Filip Jonckheere, Johan Mahieu, Wannes Meersmans, Sabine Pollet, Frank Stubbe, Femke Temmerman, Christine Vandierendounck, Melanie Vanstaen, Frederik Vereecken, Pieter Verdonckt, Sigrid Verhaeghe, Jonas Verstraete, Wouter Vuylsteke, Dieter Willems. V.U.: ir. Toon Denys, Vlaamse Landmaatschappij, Gulden-Vlieslaan 72, 1060 Brussel Realisatie: Head Office, www.headoffice.be Bescherm de berm! Nog steeds worden bermen bespoten of afgebrand onder het motto ‘opgeruimd staat netjes’. Dat gebeurt vaak omdat de landbouwer vreest dat onkruiden uit de berm uitzaaien in de akker en daar problemen veroorzaken. Die vrees is soms terecht, want in sommige gevallen kunnen die akkeronkruiden erg hardnekkig zijn. Maar bermen doodspuiten biedt geen oplossing en is bovendien wettelijk verboden door het bermbesluit. Beekrand behandeld met een totaalherbicide. Berm behandeld met een herbicide tegen dicotylen. T och hebben bermen wel degelijk hun nut. Ze zorgen in de eerste plaats voor een buffer tussen akker en waterloop, ze houden de oevers vast en helpen zo tegen erosie. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat vele nuttige insecten (loopkevers, zweefvliegen, sluipwespen, …) aanwezig zijn in deze bermen en actief de plagen bestrijden in het gewas zelf. Beschadigde en verstoorde bermen Door het gebruik van totaalherbiciden in de berm worden zowel de ‘goede’ als de ‘slechte’ onkruiden vernietigd. Op de blote grond die achterblijft, profiteren de agressieve onkruiden (zoals kweek, akkerdistel, ridderzuring, heermoes, …) het meest van de open ruimte om zich snel te ontwikkelen. Maar ook selectieve herbiciden tegen tweezaadlobbigen (dicotylen) kunnen heel wat verstoring ver- oorzaken. De open plekken die ontstaan in de bodem worden na verstoring snel ingenomen door soorten die minder gewenst zijn voor de landbouw. Het gaat meestal om eenjarige akkeronkruiden die grote hoeveelheden zaden produceren en bevoordeeld worden door hoge stikstofgehaltes in de bodem. Net die onkruiden, die voor een hogere onkruiddruk zorgen in het naburig perceel, zijn we liever kwijt dan rijk. Bovendien wordt een doodgespoten oever niet langer vastgehouden door de vegetatie, wat vaak leidt tot afkalving. Eenmaal de natuurlijke vegetatie van de bermen in grote mate beschadigd en verstoord is, ontstaan ideale kiemingsmogelijkheden voor de probleemsoorten. Die verstoring hoeft niet altijd het gevolg te zijn van gebruik van herbiciden, maar kan ook veroorzaakt zijn door in natte weersomstandigheden de berm te berijden met zware machines. Herstel van bermen en voorkomen van ‘slechte’ onkruiden Het is aangewezen om de bermen opnieuw in te zaaien op de plaatsen waar de verstoring plaatsvond. Hiervoor gebruik je bij voorkeur Italiaans raaigras. Deze soort vormt vrij snel een dichte graszode die het risico op probleemonkruiden sterk verkleint. In tegenstelling tot Engels raaigras zorgt Italiaans raaigras ervoor dat de berm in volgende jaren kan evolueren naar een meer natuurlijke berm, waarin meerjarige bermonkruiden zich kunnen vestigen. Als in de berm al overwegend wortelstokonkruiden staan (zoals akkerdistel, brandnetel of heermoes) dan zal bestrijding met herbiciden niet altijd helpen. Bestrijding is dan erg moeilijk omdat de herbicide onvoldoende alle wortelstokken doodt en de planten daarna gewoon terugkeren. Deze onkruiden wegconcurreren helpt wél. Dat gebeurt door herhaaldelijk maaien en afvoeren waardoor zodevormende grassen de wortelstokplanten kunnen verdringen. Door de bermen op een goede manier te beheren, jaarlijks te maaien en het maaisel af te voeren, zal de voedselrijkdom verder afnemen. Ook dat remt agressieve onkruiden af. Wanneer bermen geen verstoring ondervinden en de tijd krijgen om een stabiele meerjarige vegetatie te ontwikkelen, vormen ze geen bedreiging voor de nabijgelegen akker. ■ Pieter Verdonckt, Proclam vzw Tel. 051 27 33 82 [email protected] Gewasbeschermingsmiddelen beperken Het federaal reductieplan voor gewasbeschermingsmiddelen en biociden heeft tot doel het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik tegen 2010 met 25% te verminderen ten opzichte van het referentiejaar 2001. Maar hoe verminder je het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in de praktijk? Hieronder vind je enkele tips die je op weg kunnen helpen. 1 Als teler kan je in de eerste plaats rassen kiezen die minder ziekte- en/of plaaggevoelig zijn. De proefcentra voeren daarom in samenspraak met de zaadhuizen elk jaar rassenproeven uit met diverse gewassen om de ziekteresistentie van verschillende rassen onderling te vergelijken. Telers worden bij de oogst uitgenodigd voor een proefveldbezoek en kunnen zo hun keuze bepalen. 2 Een andere methode die al goed ingeburgerd is bij de meeste telers is het gebruik van waarnemingen en waarschuwingen. Door regelmatige observatie en tellingen van waarnemingsvelden wordt nagegaan of een bepaalde plaag of ziekte aanwezig is in een regio. Pas als een schadedrem- pel overschreden is, worden de telers geadviseerd in te grijpen. 3 De laatste jaren maakt de mechanische onkruidbestrijding opgang. Nieuwe systemen zoals vingerwieders en torsiewieders kunnen het gebruik van herbiciden sterk verminderen. Mechanische onkruidbestrijding geeft vooral goede resultaten bij voldoende droge weeromstandigheden en in het begin van de teelt. 4 In een onlangs afgelopen demonstratieproject werd het effect van bandbespuiting nagegaan. Bij volleveldbespuitingen aan het begin van de teelt komt een aanzienlijk deel van het middel tussen de rijen of ruggen terecht aangezien het gewas de bodem nog niet volledig bedekt. Als er in stroken wordt behandeld kan door de hoogte van de spuitboom te variëren, de breedte van de te behandelen stroken aangepast worden naargelang de bodembedekkingsgraad van het gewas. Op die manier worden de middelen efficiënter ingezet. 5 Er kan ook geopteerd worden om middelen te gebruiken met een lagere milieubelasting. De Universiteit Gent bepaalde voor de belangrijkste middelen in welke mate het middel schadelijk was voor mens en milieu. Elk middel kreeg een score, de zogenaamde PRIBEL-indicator. Hoe lager deze indicator, hoe minder schadelijk het middel is. De PRIBEL-indicator wordt ondertussen al twee jaar uitgetest door de proefcentra in de teelt van bloemkool en prei maar wordt in de praktijk nog niet toegepast. 6 Ook het uitzaaien van bepaalde bloemenranden bij groentepercelen kan het gebruik van insecticiden beperken. De bloemenranden trekken natuurlijk vijanden aan van schadelijke insecten zodat minder insecticiden moeten gebruikt worden. 7 Ten slotte blijft er nog de biologische landbouw over als ultieme vorm van reductie van gewasbeschermingsmiddelen. ■ Sabien Pollet, POVLT Tel. 051 27 33 04 [email protected] De proefcentra voor de vollegrondsgroenteteelt zijn het POVLT (Provinciaal Onderzoeks- en Voorlichtingscentrum voor Land en Tuinbouw, het PCG (Provinciaal Proefcentrum voor de groenteteelt OostVlaanderen) en het PSKW (Proefstation voor de Groenteteelt vzw, Antwerpen). Die proefcentra doen onderzoek naar o.a. rassenkeuze, gewasbescherPOVLT Danny Callens, Tel. 051 27 33 02 [email protected] ming, duurzaam water- en nutriëntengebruik, teeltsystemen en meststoffen en werken op vele vlakken samen. Ze verspreiden hun kennis aan land- en tuinbouwers door bijvoorbeeld het organiseren van studieavonden, proefveldbezoeken en publicaties in de vakbladen. PCG Luc De Reycke , Tel. 09 381 86 86 [email protected] Links: Systemen zoals vingerwieders kunnen het gebruik van herbiciden sterk verminderen. Rechts: Bij bandbespuiting wordt slechts op een deel van het veld chemische onkruidbestrijding uitgevoerd. PAGINA 3 PSKW Luc De Rooster, Tel. 015 30 00 60 [email protected] Biodiversiteit met een meerwaarde In België en internationaal wordt sinds kort onderzoek gedaan naar functionele agrobiodiversiteit (FAB). Dat houdt in dat de natuurlijke soortenrijkdom ingezet wordt voor de onderdrukking van plagen. O’Bio uit Wakken (Dentergem) doet aan functionele agrobiodiversiteit ‘avant la lettre’. Het bedrijf maakt gebruik van zijn beheerovereenkomsten om een grotere verscheidenheid aan planten en dieren aan te trekken die hen helpen om schadelijke organismen op natuurlijke wijze te bestrijden. O ’Bio is een kleinschalig biologisch fruitteeltbedrijf dat in 1983 gestart is met de biologische teelt van meer dan 15 soorten bessen en fruit. Het fruit wordt verwerkt tot fruitsappen, confituur en fruitsiropen en verkocht. Elk jaar van juni tot september kun je zelf ter plaatse je blauwe bessen gaan plukken. Het bedrijf heeft zijn activiteiten dit jaar uitgebreid naar Beernem en Wielsbeke. en kunnen ze op een groter oppervlak insecten bestrijden. In het kader van een beheerovereenkomst ‘aanplanten van kleine landschapselementen’ werden ook hagen aangelegd. Die hagen scheiden de percelen en voorkomen dat voorbijgangers de bessen plukken. Bovendien trekken ze ook natuurlijke predatoren aan. Dat zijn insecten die zich voeden met schadelijke insecten en schimmels. Bosmier als natuurlijke vijand van schadelijke insecten De bloemetjes en de bijtjes In twee kleine bosjes aan de rand van de percelen in Beernem zijn een aantal nesten van de rode bosmier. De rode bosmier is eerder zeldzaam geworden in Vlaanderen. Daar willen de zaakvoerders van O’Bio verandering in brengen. Tegelijkertijd maken ze handig van de mieren gebruik als natuurlijke insectenbestrijder. Rode bosmieren voeden zich met de larven van schadelijke insecten, waardoor ze perfect ingezet kunnen worden om insecten te bestrijden. Langs de bosjes zijn grasbufferstroken aangelegd in het kader van een beheerovereenkomst perceelsrandenbeheer. Die grasbufferstroken staan in verbinding met de grasstroken naast de bessen. De mieren verplaatsen zich via de grasstroken van het ene bosje naar het andere. Zo verspreiden ze zich over het hele perceel O’Bio wil ook de bijenpopulatie in stand houden. Het bedrijf plaatst bijenkorven met de bedoeling om deze het jaar rond te laten staan. De aanplant van kornoeljes die vroeg in het voorjaar bloeien, voorziet de bijen al vroeg van stuifmeel. In de grasstroken tussen bessenstruiken wordt geëxperimenteerd met het inzaaien van witte klaver tussen het gras om de bijen ook na de bloei van de struiken te voorzien van stuifmeel. In de grasstroken rond het perceel wordt geëxperimenteerd met het inzaaien van inheemse bloemen. Die maatregelen zorgen voor meer stuifmeel wat tot een grotere honingproductie leidt. Naast bijen trekken de bloemen ook andere insecten aan, die natuurlijke vijanden zijn van schadelijke organismen. Biodiversiteit en beheerovereenkomsten De landbouwuitbating op O’Bio is een perfect voorbeeld van hoe beheerovereenkomsten ook kunnen ingezet worden om de biodiversiteit te stimuleren én daardoor schadelijke organismen op natuurlijke wijze te bestrijden. ■ Informatie i.v.m. functionele agrobiodiversiteit: Femke Temmerman, PCBT Tel. 051 27 32 51 [email protected] Informatie over de beheerovereenkomsten: Contacteer de bedrijfsplanner van je regio, zie p. 5. De voorjaarsbloeier kornoelje trekt vlinders en insecten aan. © Leander De Ceulaer - ANB Mestbank staat land- en tuinbouwers bij Te weinig bemesten geeft onvoldoende opbrengst. Te veel bemesten kan duur uitvallen, is slecht voor de waterkwaliteit en kan kwaliteitsverlies van het gewas met zich meebrengen. Oordeelkundig bemesten is de boodschap, maar je hebt er als landbouwer wel eens moeilijkheden mee. Bovendien is je hele mestadministratie verre van eenvoudig. Maar wist je dat de Mestbank je kan helpen met een goede planning van je bemesting? En met de bijhorende administratie? Gratis en geheel vrijblijvend! Mestbank informeert en adviseert 1. De Mestbank geeft informatie over jouw individuele bedrijfstoestand. Ze stuurt je jaarlijks overzichtsrapporten van de bemestingsnormen en -regimes. De Mestbank bezorgt je ook drie keer per jaar een lijst waarin alle mestverhandelingen opgesomd staan die je bij de Mestbank liet registreren. Met behulp van die overzichten kun je nagaan hoeveel mest je kunt opbrengen en of alle mestverhandelingen wel correct zijn geregistreerd. De bedoeling van die informatie is vooral te voorkomen dat je te veel mest zou aanvaarden of te weinig mest zou afvoeren naar derden. De geregistreerde mestverhandelingen zijn ook steeds te bekijken op het Mest Internet Loket http://mil.vlm.be/mil. 2. Als gevolg van het nieuwe mestdecreet, wa- rin de Mestbank naast een controlerende ook een ondersteunende rol kreeg, werd er in alle provincies een cel Bedrijfsadvies en Sensibilisering (BAS) opgericht. De Mestbank biedt rekenprogramma’s aan die je als land- of tuinbouwer kunt gebruiken om je bemesting te plannen en te registreren of om je mestadministratie te vereenvoudigen. Het programma BASsistent bemestingsplan en -register is het vierde rekenprogramma dat de Mestbank via haar website gratis ter beschikking stelt om te helpen bij je bemestingsmanagement. De drie andere programma’s (perceelsbemesting, mestproductie en mestverwerking) werden al meer dan 2000 keer gedownload. Je kunt de BASsistenten afhalen via www.vlm.be/landtuinbouwers/mestbank. Daarna ga je naar het rekenprogramma van je keuze. Als je graag meer uitleg wilt over de BASsistent bemestingsplan en -register of interesse hebt in een groepsopleiding, kun je steeds contact opnemen met de Mestbank. 3. Met alle mogelijke vragen in verband met bemesting en jouw dossier kun je van maandag tot vrijdag terecht in de kantoren van de Mestbank West-Vlaanderen. Mestbankmedewerkers staan er klaar in de voormiddag van 9 tot 11.30 uur en in de namiddag na een telefonische afspraak. 4. Ook telefonisch kun je algemene vragen over bemesting voorleggen. Je kunt ook bellen met vragen over je eigen mestdossier. Telefonisch is de Mestbank West-Vlaanderen elke werkdag bereikbaar tijdens de kantooruren. 5. De Mestbank houdt ook zitdagen voor land en tuinbouwers in het zuiden van de provincie. In 2009 hadden zitdagen plaats in Ieper en Zwevegem. Over de zitdagen in 2010 zul je informatie vinden in de vakpers. Mestbank begeleidt De Mestbank begeleidt de landbouwers die een onevenwichtige mestbalans hebben door ze een waarschuwing te sturen. Medewerkers van de Mestbank bellen deze land- en tuinbouwers ook op met de vraag of ze een gesprek of begeleiding wensen. Verder biedt de Mestbank individuele begeleiding aan op het bedrijf van de landbouwers, bijvoorbeeld in het kader van de derogatie. In 2009 voerde de Mestbank een audit uit bij ongeveer 500 individuele landbouwers op basis van de resultaten van de nitraatresidustaalnames in het najaar van 2008. Het doel van de audits is om samen met de land-en tuinbouwer te zoeken naar oplossingen om zijn bedrijfsvoering en bemestingsmanagement te optimaliseren. De oorzaak van het te hoog nitraatresidu wordt bekeken. De Mestbank doet op basis daarvan voorstellen voor een betere bemesting met de bedoeling het juiste evenwicht te vinden tussen bemesting en waterkwaliteit. Cruciaal hierbij is dat de land- of tuinbouwer niet zomaar bemest tot aan de wettelijk toegelaten normen maar wel in functie van gewasbehoefte, bodemvoorraad en mineralisatie. ■ De Mestbank kan je gratis helpen met een goede planning van je bemesting. PAGINA 4 Mestbank West-Vlaanderen Velodroomstraat 28, 8200 Brugge Els Goethals, BAS Tel. 050 45 81 67 - Fax 050 45 81 98 [email protected]