534 1. ‘Proficiat Signoors de Schelde is open’. Tekening van de heropeningsceremonie van de Schelde in 1795, door P.A.J. Goetsbloets. Bron: Brussel, Koninklijke Bibliotheek 535 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’. Het Scheldeverhaal als politiek instrument tijdens de Franse periode Brecht Deseure Na meer dan honderd jaar van treuren om verloren voorspoed en dromen van heropening, kwam er in 1792 een einde aan de zozeer gehate ‘sluiting’ van de Schelde. Het Franse bewind dat hiervoor verantwoordelijk was, ontwikkelde een politiek discours waarin de heropening een centrale plaats bekleedde. Het Scheldethema zou gedurende twintig jaar op het voorplan blijven staan in de communicatie met de Antwerpse bevolking.1 Inleiding Op 17 augustus 1795 vond een memorabele plechtigheid plaats op de Antwerpse Scheldekade. De Franse volksvertegenwoordigers Ramel en Lefebvre de Nantes voeren in een met Franse driekleur bevlagde boot naar de rede van Antwerpen. Ten overstaan van het op de oever verzamelde volk verklaarden ze de Schelde in ronkende bewoordingen voor heropend [afbeelding 1]. Na bijna honderdvijftig jaar konden zeeschepen weer ongehinderd de haven van Antwerpen bereiken. Een lid van de municipalité sprak bij deze gelegenheid een redevoering uit waaruit blijkt dat de Franse bestuurders te Antwerpen zich bewust waren van het historische gewicht van deze ingreep. In zijn redevoering bracht hij de vroegere voorspoed van de stad, het gehate verdrag van Munster en het daaropvolgende verval van de trotse Scheldestad in herinnering. Dankzij het Franse ingrijpen zou de Schelde weer worden hersteld in de functie die haar door de natuur was toegeTij d s c hr i ft vo o r G e s c hi edeni s - 12 3e j a a rga ng , num m er 4 , p. 53 4- 553 wezen, namelijk bron van overvloed en voorspoed voor Antwerpen. Door hun ingrijpen voegden de Fransen een nieuw hoofdstuk toe aan het bestaande verhaal over Antwerpen en de Schelde. Het Franse bewind dat vanaf de zomer van 1794 de dienst uitmaakte in de Zuidelijke Nederlanden, was een bezettingsregime. In de oorlog met de Europese grootmachten had de Franse Republiek tussen november 1792 en april 1793 al een eerste keer de Oostenrijkse Nederlanden bezet. Na een Oostenrijkse restauratie van iets langer dan een jaar, kwam het gebied na de slag bij Fleurus opnieuw onder Frans bewind. Opnieuw een dik jaar later werd door de Nationale Conventie besloten tot de aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden bij Frankrijk. Dit gebeurde in het kader van het streven naar natuurlijke grenzen en in het belang van de Franse staatsfinanciën.2 De aanhechting werd met andere woorden gemotiveerd vanuit de strategische noden van de Franse staat en was extern aan de Zuid-Nederlandse politieke realiteit. In de conservatieve nationale Belgische historiografie heeft deze vaststelling geleid tot een traditionele nadruk op antagonisme.3 Het Franse bewind wordt erin beschreven als een regime dat van buitenaf werd opgedrongen en grotendeels vreemd was aan de inheemse zeden en gewoonten. Het hieruit resulterende wederzijdse onbegrip zou samenwerking met het Franse regime hebben verhinderd en daarentegen hebben geleid tot de gewelddadige verwerping ervan, zoals geïllustreerd wordt door de Boerenkrijg. 1 2 3 Dank aan Erika Kuijpers, Johannes Müller, Judith Pollmann, Jasper van der Steen en Gerrit Verhoeven voor hun commentaar bij eerdere versies van dit artikel. J. Godechot, La grande nation. L’expansion révolutionnaire de la France dans le monde de 1789 à 1799 (Parijs 1956) 87. M. Rapport, ‘Belgium under French Occupation: between Collaboration and Resistance, July 1794 to October 1795’, French History 16 (2002/1) 55. 536 Brecht Deseu re In een recente bundel over culturele en politieke legitimering door politieke regimes in de jaren dertig en veertig van de twintigste eeuw, onder redactie van Martin Conway en Peter Romijn, wordt het verschijnsel bezettingsregime vanuit een nieuwe invalshoek benaderd.4 De auteurs benadrukken hoe ook regimes die in een veroveringscontext functioneren op samenwerking met lokale gemeenschappen en tussenpersonen zijn aangewezen om hun doelstellingen te bereiken. Deze samenwerking kan doorgaans niet zuiver door geweld of militair overwicht worden afgedwongen, maar is sterk afhankelijk van de mate waarin een regime erin slaagt om politieke legitimiteit te verwerven in de ogen van de veroverde bevolking.5 Politieke legitimiteit is volgens deze redenering afhankelijk van een cultureel referentiekader over machtsuitoefening. De geldigheid ervan wordt immers in elke samenleving bepaald door een set van traditionele normen waaraan door de machthebber moet worden voldaan. Uit het empirische luik blijkt volgens de auteurs hoe de vele oorlogs- en bezettingsregimes in het midden van de twintigste eeuw ondanks hun evidente militaire overwicht streefden naar het bereiken van politieke legitimatie en daarbij dikwijls teruggrepen naar elementen uit de oudere, inheemse politieke cultuur. Een te grote nadruk op staatsdwang heeft tot nog toe geleid tot een beperkte aandacht voor dit verschijnsel. Ondanks de afstand in de tijd, kunnen deze inzichten boeiende resultaten opleveren voor de studie naar de Franse periode. In de twee decennia volgend op de Franse Revolutie werden grote delen van Europa onderworpen aan nieuwe regimes die allemaal geloofwaardigheid dienden te bereiken in de ogen van 4 5 6 7 8 9 M. Conway en P. Romijn (eds.), The war for legitimacy in Politcs and Culture 1936-1946 (Oxford 2008). Idem, ‘Political Legitimacy in Mid-Twentieth-Century Europe. An introduction’, in: Ibidem, 1-28. Rapport, ‘Belgium’, 55; M. Thielemans, ‘De Belgische geschiedschrijvers en de Franse periode, in: H. Hasquin (ed.), België onder het Frans bewind 1792-1815 (Brussel 1993) 443. Ibidem, 53. E. Peeters, Het labyrint van het verleden (Leuven 2003); T. Verschaffel, De hoed en de hond. Geschiedschrijving in de Zuidelijke Nederlanden, 1715-1794 (Hilversum 1998); Idem, ‘Passé composé. Geschiedschrijving in België in de Franse Tijd’, De Achttiende Eeuw 28 (1996) 47-59. A. Balis, ‘Het lot van Antwerpen. Halfmenselijke wezens in de kunst der Nederlanden van de middeleeuwen tot de barok’, in: Van sirenen en meerminnen (Brussel 1992) 124; M. Thofner, A Common Art: Urban Ceremonial in Antwerp and Brussels during and after the Dutch Revolt (Zwolle 2007) 184, 191. Zie ook de bijdrage van Ilja Van Damme in deze bundel. de plaatselijke bevolking. In de Belgische historiografie heeft een zowel Belgisch- als Vlaams-nationale focus op onderscheid en dwang tot dusver de aandacht afgeleid van de manier waarop de opeenvolgende Franse regimes die tijdens deze periode de dienst uitmaakten in de Zuidelijke Nederlanden, hun macht in lokale ogen probeerden te legitimeren.6 Uit recent onderzoek blijkt alvast hoe tijdens de moeilijke overgangsperiode tussen de verovering en de aanhechting van de Zuidelijke Nederlanden, subtiele vormen van samenwerking ontstonden tussen Franse bestuurders en lokale notabelen. Deze laatsten functioneerden als intermediairs waardoor de zware beproevingen van het bezettingsregime dikwijls werden verzacht en lokale tradities sterker dan gedacht werden gerespecteerd.7 Niettemin is over de omgang met het verleden in deze periode weinig tot niets bekend. Hoewel het domein van de historische cultuur zich sinds enkele decennia mag verheugen in een sterk toegenomen aandacht, bleef de Franse tijd tot dusver in de schaduw. De overgang tussen het einde van de achttiende en de negentiende eeuw werd wat dit betreft uitsluitend vanuit een historiografische invalshoek benaderd.8 Over concrete praktijken van omgang met het verleden en het gebruik van historisch discours is weinig geweten. Het Scheldeverhaal in Antwerpen biedt vanuit deze invalshoek een boeiende casus. Zoals uit de voorgaande bijdragen in deze bundel blijkt, was het Antwerpse identiteitsbesef sterk verweven met het verhaal over de Schelde. Er leefde tijdens het ancien régime een sterk verlangen naar heropening van de stroom dat, onder andere in het kader van de blijde intredes, een belangrijk thema vormde in de politieke communicatie van de bevolking met haar soevereine heersers.9 In deze bijdrage zal worden aangetoond dat het Scheldethema in de Franse periode werd hernomen en een cruciale plaats bekleedde in het te Antwerpen gevoerde overheidsdiscours. In weerwil van de klassieke karakterisering van het Franse overheidsdiscours als abstract, antihistorisch en universalistisch, gingen de lokale autoriteiten in Antwerpen op een creatieve manier om met het lokale verleden. Niet alleen eigenden ze zich het verhaal over de Schelde toe, ze gebruikten het bovendien om een legale basis te claimen voor hun aanwe- 537 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ zigheid in de stad. Dit deden ze middels een discursieve strategie die zich op vele terreinen manifesteerde. De stadsbestuurders probeerden hun relatie met de inwoners vorm te geven door zich op uiteenlopende gelegenheden op een publieke manier tot hen te richten. Dit gebeurde door middel van aangeplakte proclamaties, redevoeringen in de Tempel van de Rede of ter gelegenheid van een specifieke gebeurtenis, feestelijke ontvangsten, prijsuitreikingen en optochten en van decoratie ter ere van openbare plechtigheden. De vertogen die ze daarbij produceerden zullen in wat volgt centraal staan. Daarbij doet een brede waaier aan bronnen, waarin het discours zijn sporen heeft achtergelaten, dienst: proclamaties, gedrukte redevoeringen, feestverslagen, pamfletten, krantenartikels, officiële rapporten, lokale kronieken en zo verder. De aanpak zal grotendeels chronologisch zijn. In een eerste deel zal aan bod komen welke plaats het Scheldeverhaal kreeg in het discours van de revolutionaire autoriteiten in de periode volgend op de ‘heropening’ van de stroom en hoe dit te rijmen viel met hun ideologische aspiraties. Het tweede deel behandelt in detail de manier waarop herkenbare elementen uit de lokale traditie werden toegeëigend en ingeschakeld in het revolutionaire ceremonieel. Daarna wordt ingegaan op de politieke bruikbaarheid van de Antwerpse artistieke traditie. In een vierde deel komen tot slot de continuïteiten en discontinuïteiten tijdens de Napoleontische periode aan bod. De Schelde als vrijheidsmetafoor Het Conventiebesluit tot de vrijmaking van de Schelde dateert van 16 november 1792, twee dagen vóór de Franse verovering van Antwerpen.10 De Conventie motiveerde haar beslissing op natuurrechtelijke gronden. De redenering luidde dat rivieren als gemeenschappelijk bezit toebehoren aan de staten waar ze doorheen stromen. Om die reden heeft geen van die staten het recht om zijn ligging te gebruiken om het verkeer erop te belemmeren. De vaart op de rivieren moet dan ook vrij zijn voor alle verkeer. Ideologisch gezien paste dit besluit helemaal in het Franse revolutionaire gedachtegoed. De Revolutie werd immers opgevat als een bewuste poging om de mens te herstellen in diens natuurlijke en universele rechten.11 Volgens de revoluti- onaire ideologie had de mens oorspronkelijk in een toestand van natuurlijke vrijheid geleefd, waarvan hij in de loop der geschiedenis was afgedwaald. Door deze geschiedenis ongedaan te maken zou de mensheid in haar oorspronkelijke rechten van vrijheid kunnen terugkeren.12 Het heropenen van een door mensenhanden gesloten rivier paste dan ook helemaal in dit opzet. Behalve een ideologische motivering, spreekt uit het Conventiebesluit echter ook een politieke beweegreden. Op het moment van de debatten boekten de Legers van het Noorden grote successen in de strijd tegen Oostenrijk. De revolutionaire dominantie strekte zich nu uit tot ver buiten de grenzen van het oude Frankrijk en omvatte volkeren die voorheen onder hele andere politieke systemen hadden geleefd. Het heropenen van een rivier waarvan de sluiting ter plaatse sinds meer dan een eeuw werd betreurd, was dan ook een uitstekende maatregel om de bevolking van de veroverde Zuidelijke Nederlanden voor het Franse systeem te winnen.13 De Franse troepen presenteerden zich immers als een bevrijdingsmacht die de inwoners kwam verlossen van het despotisme van de Oostenrijkse keizer. Dat het mobiliserende potentieel van het besluit volop door de Fransen werd uitgespeeld, blijkt niet alleen uit de timing van het Conventiebesluit, maar ook uit de nadruk die het thema kreeg in het op lokaal vlak ontwikkelde discours. Zodra het nieuws de in Antwerpen gelegerde troepen had bereikt, werd het bekendgemaakt door de commandant van de stad, generaal La Bourdonnaye.14 Bovendien vertrok in Oostende een eskader van negen zeeschepen dat de Scheldevrijheid symbolisch naar Antwerpen moest brengen. Op de kade 10 L.J. Baudez, ‘De Franse Scheldepolitiek tijdens de Republiek en het Keizerrijk, 1792-1814’, Bijdragen tot de geschiedenis 79 (1996) 37. Zie de tekst van het Conventiebesluit in de Moniteur Universel, 22 november 1792. Ook aanwezig in: SAA, M.A. 1032. 11 M. Huysseune, ‘Het tableau van de werkelijkheid’, in: TOR, De opstand, 63. 12 M. Elchardus, ‘Inleiding: het veranderen van de tijden’, in: TOR, De opstand der intellectuelen. De Franse Revolutie als avant-première van de moderne cultuur (Kapellen 1989) 15-26; F. Furet, ‘La naissance de l’histoire’, in: Idem, L’atelier de l’histoire (Parijs 1982) 113; L. Hunt, Politics, Culture and Class in the French Revolution (Londen 1986) 26; M. Ozouf, ‘La Révolution française et la formation de l’homme nouveau’, in: Idem, L’homme régénéré. Essais sur la Révolution française (Parijs, 1989) 116-157. 13 Baudez, ‘De Franse Scheldepolitiek, 36; Godechot, La grande nation, 217. Het belang van de Schelde voor het winnen van politieke steun bij de Belgen wordt diepgaand geanalyseerd in: P. Chastain Howe, Foreign Policy and the French Revolution. Charles-François Dumouriez, Pierre LeBrun, and the Belgian Plan, 1789-1793 (New York 2008) 114, 135-142. 14 Baudez, ‘De Franse Scheldepolitiek, 34. 538 Brecht Deseu re werd een grootse ceremonie aangericht om de vaartuigen te verwelkomen. Op 17 december schouwde generaal Marassé, de commandant van de stad, het eskader in aanwezigheid van de samengestroomde bevolking.15 ’s Avonds werd door de kooplieden een feest aangericht met een concert, een grote feestmaaltijd, verlichting van de Handelsbeurs, vuurwerk en gratis drankbedeling voor het volk. In redevoeringen werden de Fransen gehuldigd als bevrijders van de Antwerpse vrijheid en werd gezinspeeld op een mogelijke vereniging van Belgen en Fransen tot één groot volk van vrijheidminnaars.16 En het bleef niet bij dit ene feest. Tijdens de tweede Franse periode, op 17 augustus 1795, werd een gelijkaardige plechtigheid georganiseerd ter gelegenheid van de ondertekening van het verdrag van Den Haag. Na een kortstondige sluiting tijdens de Oostenrijkse restauratie, hadden de Fransen de stroom immers opnieuw geopend en dit doen vastleggen in een verdrag met de nieuw opgerichte Bataafse Republiek. In 1796 ten slotte vierde men in Antwerpen met veel tromgeroffel de aankomst van het eerste neutrale handelsvaartuig in de haven.17 Naast op deze expliciet aan de Scheldevrijheid gewijde feesten, was het thema van de geketende en bevrijde stroom ook in de rest van de revolutionaire periode alomtegenwoordig in het officiële discours. Geen enkel ander lokaal thema kreeg zoveel nadruk in de communicatie die door de autoriteiten met de bevolking werd ontwikkeld. Gezien de aard van het revolutionaire politieke project, lijkt het evident dat de Franse autoriteiten de opening van de Schelde als een breuk presenteerden. De revolutionaire ideologie was immers tot stand gekomen als een felle reactie tegen de bestaande, historische gegroeide maatschappelijke orde. Als 15 Gazette van Antwerpen (verder GvA), 20 december 1792. 16 SAA, MA 1032/1, Lettre d’un Citoyen Français à son Ami. Anvers, ce 18 xbre, l’An 1er de la Rép. Franç. 17 Over de tocht van de eerste handelsvaartuigen: L. Baudez, ‘Hoe Vanstabel zijn konvooi handelsschepen naar Antwerpen bracht (1796), Sirene 40 (1989). 18 L. Hunt, ‘The Language of Politics and Political Culture in France, England, the USA, and the Dutch Republic’, BMGN 4 (1989) 619. 19 F. Furet, ‘La naissance de l’histoire’, in: Idem, L’atelier de l’histoire (Parijs 1982) 113. 20 B. Baczko, ‘Le Calendrier Républicain. Décréter l’éternité’, in: P. Nora, Les lieux de mémoire I (Parijs 1984) 54. 21 Hunt, The language, 28; Huysseune, ‘Het tableau’, 75; A. Jainchill, Reimagining Politics after the Terror. The Republicain Origins of French Liberalism (New York 2008) 8. gevolg hiervan huldigden de revolutionairen een antihistorisch uitgangspunt.18 De menselijke geschiedenis werd afgedaan als een langgerekt proces van verval.19 De politieke ongelijkheid die tijdens het ancien régime had geheerst, maakte dat de revolutionairen de geschiedenis brandmerkten als ‘veertien eeuwen despotisme’. De enige manier om de mens te herstellen in zijn oorspronkelijke rechten van vrijheid en gelijkheid, was volgens deze redering dan ook om te breken met het verleden en terug te keren naar een geïdealiseerde, voorhistorische natuurtoestand.20 Grieken en Romeinen hadden volgens de revolutionairen echt vrije samenlevingen gekend, net als de oude Galliërs.21 De periode tussen de vrije republieken van de oudheid en hun eigen tijd veroordeelden ze daarentegen als onvrij en despotisch. Het openen van de Schelde kon bij uitstek dienst doen als symbool voor het einde van het despotisme en de terugkeer naar een oertoestand. Toch was de manier waarop de revolutionairen zich in hun discours van het openen van de Schelde bedienden, niet zo eenduidig. Ze beperkten zich immers niet tot een oppervlakkige verwijzing naar de terugkeer van de vrijheid en het einde van het despotisme, maar trachtten doelbewust een parallel tot stand te brengen tussen hun politieke project en de Scheldehistorie. De kern van de revolutionaire boodschap bestond erin dat Frankrijk de Zuidelijke Nederlanden was binnengevallen om de bevolking te bevrijden van de tirannie van de Oostenrijkse keizer en de bevoorrechte standen. Door deze ingreep werd de bevolking hersteld in de toestand van vrijheid waarin ze oorspronkelijk had geleefd en die door eeuwen van willekeur en despotisme tot een toestand van slavernij was verworden. Hetzelfde schema van ‘oorspronkelijke vrijheid – onderdrukking – (hoop op) bevrijding’ was ook terug te vinden in het ter plaatse bekende Scheldeverhaal. De eens zo bloeiende staat van de Antwerpse handel was immers, door het sluiten van de Schelde in het fatale verdrag van Munster, tenietgedaan en omgeslagen in een voortschrijdend proces van verval. Door de gelijkenissen in de structuur tussen beide verhalen, konden de abstracte idealen van het revolutionaire bevrijdingsdiscours worden hertaald naar de particuliere omstandigheden van de lokale historische context. 539 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ Het gevolg van deze toepassing van de revolutionaire boodschap op de lokale geschiedenis, was dat het handelsverleden ging dienstdoen als leidmotief in het revolutionaire discours over de stad. Hiertoe riepen de redenaars onophoudelijk de vroegere commerciële bloei van de stad op, waarvan de teloorgang zo dikwijls was betreurd. Zoals citoyen Max Solvyns het formuleerde in een redevoering in de Tempel van de Wet ter gelegenheid van het openingsfeest in 1795: ‘Le superbe fleuve qui baigne vos murs et qui jadis fit de cette Ville la première place de l’univers, l’entrepôt général des transactions mercantiles de toutes les nations du globe’.22 De periode van vóór de Vrede van Munster verkreeg het statuut van ideale ‘natuurtoestand’ waarin de Antwerpse handel floreerde en het volk in welvaart leefde ten gevolge van de vrijheid van de Schelde. Geheel in lijn met het traditionele Scheldeverhaal verwezen de revolutionaire redenaars expliciet naar de zestiende eeuw – de fameuze Gouden Eeuw – als een periode van vrijheid en voorspoed. Solvyns had het over ‘ces Négotiants fameux qui ont tant illustrée votre Patrie au commencement du 16me siècle’. Ook nationaal commissaris Publicola Chaussard beriep zich in een redevoering voor de jacobijnse club op de glorie van de handelseeuw: ‘Rappellez-vous le siècle de la ligue anséatique, Anvers, libre alors, voyait fleurir son commerce à l’ombre de Liberté’.23 Dat aan deze toestand van handelsvoorspoed een einde was gekomen, betekende een inbreuk op de wetten van de natuurlijke vrijheid. Net als in het traditionele Scheldeverhaal werd de Vrede van Munster opgevoerd als het fatale traktaat dat de volledige vernietiging van de Antwerpse handel tot gevolg had gehad. Bij Solvyns heette het: ‘l’époque fatale de la signature du Traité de Munster en 1648, […] cet ancien monument de la féodalité, au temps, ou tout courbait encore sous le joug des despotes’.24 Deze voorstellingswijze kwam handig van pas om zich af te zetten tegen de monarchale regeringswijze. De verantwoordelijkheid voor het nefaste verdrag legden de revolutionaire redenaars immers bij de zelfzuchtige politiek van de monarchale despoten. De oorzaak van het verdrag lag volgens een pamflet uit 1792 bij: ‘l’intérêt des cours & l’ambition des despotes, dont l’autorité pesoit alors sur toute la surface de l’Europe’.25 Door het verband te leggen tussen een monarchale regeringswijze en een onvrij handelsklimaat, probeerden de redenaars het despotische karakter van het oude politieke regime te benadrukken. Met dat doel werd ondermeer verwezen naar de mislukte poging van keizer Jozef II in de jaren tachtig om de Schelde te heropenen. Over diens onderneming klonk het: ‘des préparatifs immenses se firent, une guerre était sur le point d’éclater, mais son avarice, mais son intérêt, que la Maison d’Autriche a constamment préféré au vrai bonheur de ses Sujets, n’ont pu tenir contre les Trésors que la Nation Batave fit briller à ses yeux avides’.26 Na bemiddeling van Lodewijk XVI had Jozef zijn pogingen immers gestaakt en zich in het verdrag van Fontainebleau neergelegd bij de sluiting in ruil voor een minieme gebiedsuitbreiding en een forse geldsom. Meer zelfs, de suggestie werd opgeworpen dat de Oostenrijkers de rivier opzettelijk gesloten hadden gehouden uit angst voor de republikeinse denkbeelden waarvan een vrij handelsklimaat onvermijdelijk gepaard zou gaan. Aan de sluiting van de Schelde verbonden de revolutionairen dus ook een politiek gevolg. Het einde van de vrije handel zou tegelijk het begin hebben ingeluid van een despotisch politiek regime. Opvallende afwezigen in dit verhaal waren de Verenigde Provinciën. Aan hun inhaligheid werd in het Zuiden traditioneel de ondergang van de Antwerpse handel toegeschreven. In de revolutionaire versie kwam de schuld daarentegen te liggen bij het monarchale staatsbestuur, hetzij omdat het actief aan de sluiting had meegewerkt, hetzij omdat het te zwak was geweest om zich tegen de plannen van de andere Europese machten te verzetten. Ondanks enkele losse verwijzingen naar de rol van de Verenigde Provinciën, werden zij zeker niet als de hoofdschuldigen aangeduid. Deze opvallende afwijking van het traditionele verhaal heeft wellicht te maken met de ideologische en politieke verhoudin22 M. Solvyns, Discours prononcé au Temple de la Loi, le 30 Germinal, par le Citoyen Max. Solvyns, Chef du Bureau de Commerce à l’Administration Centrale du Département des deux Nêthes. A l’occasion de l’Ouverture de l’Escaut et de l’Arrivée du premier Batiment neutre au Port d’Anvers, le 29 germinal an IV (Antwerpen 1796). 23 P. Chaussard, Discours prononcé à la Société des Amis de la Liberté et de l’Egalité (Antwerpen 1793). 24 Solvyns, Discours. 25 SAA, MA 1032/1, Lettre d’un Citoyen Français. Ook te vinden in: P. Génard, ‘L’ouverture de l’Escaut en 1792’, Revue d’Anvers, 13 januari 1862. 26 Solvyns, Discours. 540 Brecht Deseu re gen tussen beide staten. In het revolutionaire discours deden de Verenigde Provinciën immers dienst als een vroeg voorbeeld van een vrije samenleving die zich van het monarchale juk had bevrijd en waarin politieke vrijheid samenging met een florerende handel. Vanaf 1795 waren ze onder de benaming ‘Bataafse Republiek’ bovendien omgevormd tot een Franse zusterstaat. Het tijdperk van onvrijheid dat de Vrede van Munster in Antwerpen had ingeluid, zou door de komst van de Franse revolutionairen ongedaan worden gemaakt. Ontelbaar zijn in de periode 1792-1799 de verwijzingen naar een herleving van de voormalige Antwerpse welvaart. De volksvertegenwoordigers Ramel en Lefebvre de Nantes schetsten de intenties van de Franse republiek tijdens de het openingsfeest in 1795 als volgt: ‘Nous venons rendre la Liberté aux ondes de l’Escaut, captives depuis plus d’un Siècle, que le Commerce banni de votre Territoire y rentre & reprenne sa premiere vigueur’.27 Ter gelegenheid van de aankomst van het eerste neutrale handelsvaartuig in haven in 1795, profeteerde Solvyns: ‘vous allez voir renaître au millieu de vous, ces siècles d’abondance et ces beaux jours, ou votre Ville était le magasin de tous les Tresors du Monde’.28 De Franse aanwezigheid in Antwerpen zou de vervulling brengen van de wens die gedurende zoveel jaren een centraal element was geweest in het Antwerpse identiteitbesef. Gezien de eerder besproken revolutionaire historische opvattingen, was de interesse die de Franse autoriteiten in Antwerpen aan de dag legden voor de lokale geschiedenis, opmerkelijk. Het roemen van een periode uit het ancien régime als een tijdperk van vrijheid, was zondermeer uitzonderlijk. Nog opmerkelijker wordt het echter wanneer blijkt dat de autoriteiten niet enkel pleitten voor een terugkeer naar het commerciële, maar ook naar het politieke systeem van de zestiende eeuw. De herleving van de handelsvrijheid zou immers ook van een politieke bevrijding gepaard gaan. De redenaars gebruikten daarvoor dikwijls als beeld het verbreken van de kettingen 27 S.a., Procès-Verbal de l’Ouverture de la Navigation de l’Escaut, dont la Liberté a été Proclamé par la République Française, le 30 Thermidor, jour de la Célébration de l’Immortelle Journée du 10 Août 1792 (Antwerpen 1794). 28 Solvyns, Discours. 29 S.a., Procès-Verbal. 30 Chaussard, Discours. der slavernij. Deze klassieke metafoor uit het revolutionaire bevrijdingsdiscours kreeg in Antwerpen een dubbele betekenis. Enerzijds bevrijdden de Fransen de inwoners van de ketens van een ondemocratisch politiek regime, anderzijds verbraken ze de gehate ‘ketting op de Schelde’ in Vlissingen die de grote handelsschepen de weg naar Antwerpen afsloot. Commerciële herleving en politieke bevrijding zouden hand in hand gaan. Het verband tussen de twee werd zeer expliciet gemaakt door de voorzitter van de municipalité Matthey in zijn redevoering ter gelegenheid van het feest van de heropening in 1795: ‘Vous allez leur donner la Liberté Politique & Personnelle & la Liberté du Commerce, car il ne suffisoit pas de les rendre Libre dans un sens trop étroit, il leur falloit une Liberté Sage, Politique & Commerciale’.29 Deze politieke interpretatie van de Scheldeblokkade en de herleving van de handel, had ook gevolgen voor het geïdealiseerde handelsverleden. Volgens het revolutionaire idee van regeneratie betekende de politieke bevrijding ten gevolge van de Revolutie de terugkeer naar een oorspronkelijke toestand van vrijheid. In Antwerpen werd die oertoestand geprojecteerd op de welvarende zestiende eeuw. Als gevolg daarvan werd de zestiende eeuw niet enkel opgevoerd als een periode van voorspoed gebaseerd op vrije handel, maar ook van politieke vrijheid. Zo drukte nationaal commissaris Chaussard zich in 1793 als volgt uit over het Antwerpse verleden: ‘Le régime démocratique que nous rapportons aujourd’hui au milieu de vous était le régime d’Anvers; […] l’Escaut, orgueilleux de promener une onde libre, roulait dans vos ports l’abondance’.30 Door het heropenen van de stroom zou niet alleen de Schelde in haar natuurlijke toestand worden hersteld, maar zouden ook de Antwerpenaren de politieke rechten herwinnen die ze in de zestiende eeuw hadden genoten. Een dergelijk positief oordeel over een voorbije historische periode was zeer ongebruikelijk in het revolutionaire discours. De behandeling van het Antwerpse verleden ging dan ook lijnrecht in tegen het klassiek beeld van de revolutionaire historische denkbeelden. In plaats van afrekening met het prerevolutionaire verleden, spreekt uit de presentatie van het Scheldeverhaal de wil om het verleden te herstellen. Vanuit het idee 541 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ dat er vóór 1648 in Antwerpen commerciële en politieke vrijheid had geheerst, werd het tijdperk van het despotisme door de revolutionaire redenaars in Antwerpen van ‘veertien eeuwen’ herleid tot ‘meer dan 140 jaar’. De idee van de zestiende eeuw als democratisch tijdvak in de Antwerpse geschiedenis was bovendien niet eens erg overtuigend. Aan de Antwerpse commerciële voorspoed had een monarchaal regime beantwoord waarvan de getuigen nog overal in de stad waren te zien. Zo prijkten op de muren van de fiere Handelsbeurs de wapens van keizer Karel V en werd de handelseeuw eveneens herinnerd vanwege de schitterende blijde intredes van keizers en landvoogden. Op het eerste zicht was de politieke idealisering van de zestiende eeuw op meer dan één vlak paradoxaal. Toch kan deze opmerkelijke afwijking van het klassieke revolutionaire discours worden begrepen als het logische gevolg van een volgehouden streven naar het verwerven van politieke legitimiteit. Uit de consequente manier waarop de Franse bestuurders zich in Antwerpen beriepen op de Scheldegeschiedenis, spreekt de wil om de abstracte revolutionaire boodschap aan te passen aan een voor de inwoners vertrouwd register. Vanuit het besef dat het Scheldeverhaal een belangrijke plaats bekleedde in de Antwerpse identiteit, projecteerden de revolutionairen hun politieke bevrijdingsstreven op het Antwerpse verlangen naar Scheldevrijheid. Het aan elkaar gelijk stellen van deze twee vrijheidsverlangens moest het voor de inwoners gemakkelijker maken om zich met het Franse project te identificeren. Door de revolutionaire democratische idealen te projecteren op de zestiende eeuw, maakten de revolutionairen duidelijk dat Fransen en Antwerpenaren hetzelfde doel nastreefden. De Franse aanwezigheid zou de vervulling brengen van het eeuwenoude Antwerpse verlangen. Of zoals nationaal commissaris Chaussard het uitdrukte: ‘Nous ne vous disons pas, soyez Français; nous vous disons, soyez vous-mêmes, soyez ce que vous futes autrefois’.31 Het uitzonderlijke karakter van deze historische projectie binnen het kader van de revolutionaire tijdspolitiek, en het volgehouden gebruik ervan in de Antwerpse context, roepen de vraag op naar de actoren ervan. Ontsproot het idee ertoe aan het brein van lokale bestuurders ter bestrijding van lokale anti-Franse sentimenten, of is er sprake van een meer systematisch beleid van bovenaf? Patricia Howe identificeerde de Franse minister voor Buitenlandse Zaken Pierre Lebrun als de bedenker van het plan om de Antwerpse bevolking via de vrijmaking voor de Franse zaak te winnen, dit in het kader van de voorbereidingen van de eerste inval in 1792.32 Eenmaal ter plaatse werd de heropening van de stroom door republikeinse bewindsvoerders van bij het begin in historische termen beargumenteerd. Onder de redenaars vinden we zowel lokale aanhangers van het Franse systeem, ingeweken Fransen als Franse volksvertegenwoordigers op missie die slechts kort de Scheldestad aandeden. Ook Minister van Binnenlandse Zaken Bénézech, die in 1797 een werkbezoek bracht aan de stad, lardeerde zijn betoog over vrijheid en gelijkheid met verwijzingen naar de Antwerpse handelsglorie.33 Opmerkelijk genoeg waren de belangrijkste elementen van deze historische projectie dus al van bij het begin van de eerste inval aanwezig en bleven ze gedurende twintig jaar overeind. Het gebruik ervan kan bovendien bij zowel lokale als nationale bewindvoerders worden teruggevonden. Deze vaststelling doet vermoeden dat het voornemen om de heropening aan de Antwerpse bevolking te presenteren vanuit de invalshoek van de lokale geschiedenis, reeds op voorhand deel uitmaakte van de Franse strategie. De uitwerking en diepgang ervan varieerden daarentegen bij elke spreker. Zoals in het volgende deel aan bod zal komen, was de toepassing van dit geschiedverhaal op het ter plaatse ontplooide ceremonieel grotendeel een zaak van lokale (zowel Franse als Zuid-Nederlandse) bestuurders. Abstractie en herkenbaarheid in het revolutionaire ceremonieel Niet enkel uit het in redevoeringen uitgedragen geschiedbeeld spreekt een verlangen naar herkenbaarheid, hetzelfde idee komt tot uiting in het in de stad ontplooide cere31 Ibidem. 32 Howe, Foreign Policy, 114. 33 Rijksarchief Antwerpen (RAA), Archief van het departement van de Twee Nethen, L86A3, Extrait des registres aux procès verbaux de l’administration centrale du département des Deux-Nèthes, 6 pluviôse an V. 542 Brecht Deseu re monieel. Als onderdeel van het streven naar regeneratie, bedienden de Franse revolutionairen zich van een heel eigen politieke cultuur. Door de Parijse ideologen was een kalender van nationale feesten ontworpen die als dubbel doel had om de bevolking van de revolutionaire principes te doordringen en moreel te verheffen.34 De feesten, die gewijd waren aan revolutionaire gebeurtenissen en abstracte principes, kenmerkten zich door hun allegorische en op de klassieke Oudheid gebaseerde beeldtaal. Zowel in de ‘Verenigde Departementen’ als in het ‘oude’ Frankrijk, leden de revolutionaire feesten echter onder een manifest gebrek aan populariteit. De abstracte beeldtaal was voor de meeste mensen onherkenbaar en had een vervreemdend effect.35 Bovendien kenden de feesten een stereotiep verloop en was er slechts weinig ruimte voor een actieve inbreng van het publiek. Uit de manier waarop de feesten in Antwerpen werden gevierd, spreekt de duidelijke intentie om het abstracte kader te overstijgen door voor de bevolking herkenbare elementen op te nemen in het revolutionaire ceremonieel. Enerzijds bleven de lokale bestuurders binnen het traditionele republikeinse kader door trouw de voorschriften te volgen waarmee de Parijse ideologen (zeker na de staatsgreep van 9 Thermidor jaar II/27 juli 1794) steeds strikter het verloop van de feesten regelden. Een vast onderdeel van dit ceremonieel was het vernietigen van symbolische objecten uit het ancien régime als teken van het begin van het nieuwe tijdperk van vrijheid. Zo werd ter ere van de planting van de vrijheidsboom in 1792 op de Grote Markt een brandstapel aangericht met vorstenportretten uit het stadhuis. In 1794 werd de Tempel van de Rede ingewijd met de plechtige verbranding van despotische symbolen, waaronder kronen, wapenschilden, pauselijke attributen en een portret van keizer Jozef II. De publieke ruimte werd bovendien gezuiverd van symboliek die herinnerde aan de oude maatschappelijke orde door het 34 E. Enhus, ‘En de tiende dag vierden zij feest’, in: TOR, De opstand, 151; Ozouf, La fête, 234. 35 Ozouf, La fête, 228. 36 B. Deseure, “Ouvrez l’Histoire”. Nationale en lokale geschiedverhalen in revolutionair discours in de Zuidelijke Nederlanden’, BMGN 125 (2010/4) ter perse. 37 Zie ook: Balis, ‘Het lot’, 124; Thofner, A Common Art, 191. 38 GvA, 20 december 1792. systematisch verwijderen van wapenschilden en aanverwante tekens uit het straatbeeld.36 De lokale Antwerpse autoriteiten beperkten zich echter niet tot het republikeinse ceremoniële repertoire. Bij het overbrengen van hun vrijheidsboodschap probeerden ze daarentegen op een selectieve manier aansluiting te zoeken bij de oudere politieke cultuur. De integratie van herkenbare elementen diende bij de bevolking het vermogen tot identificatie met de Franse principes te vergroten. Thematisch sloten deze elementen nauw aan bij het in de revolutionaire vrijheidsboodschap geïntegreerde Scheldediscours. Praktijken, plaatsen en objecten die verwezen naar het traditionele Scheldeverhaal en de gouden handelseeuw, vonden zo hun weg naar het revolutionaire ceremonieel. Soms ging het om duidelijke ontleningen, in andere gevallen werd er subtiel ingespeeld op lokale gevoeligheden. Een eerste opvallend element betreft de visuele weergave van het Scheldeverhaal. Elders in deze bundel wordt besproken hoe er in Antwerpen een lange beeldtraditie bestond rond het thema van de gesloten stroom en de hoop op heropening.37 Tijdens het feest van de eerste opening van de Schelde in 1792 werd op deze traditie ingespeeld. Op de binnenplaats van de Beurs was ter gelegenheid van het feest een langs drie zijden beschilderde obelisk opgericht.38 Eén zijde toonde de treurende riviergod Scaldis, die geketend op de Scheldeboorden ligt. De Franse Vrijheidsmaagd komt hem ter hulp en verbreekt zijn boeien, terwijl een putto op de oever de Franse vlag opricht. Op een andere zijde prijkte de zeegod Neptunus die zich tot een personificatie van de Scheepvaart richt met het bevelschrift: ‘sois libre à jamais’. De derde zijde toonde hoe een (Bataafse) leeuw met zijn klauwen een zware ketting bewaakt die een met schepen beladen stroom afsluit. Uit de hemel daalt de Vrijheidmaagd neer die de ketting verbreekt onder de uitroep: ‘Plus ultra!’. Door hun thema en iconografie verwezen deze taferelen rechtstreeks naar de ter plaatse bestaande beeldtraditie en waren daardoor zonder twijfel herkenbaar voor de inwoners. Bovendien betreft het een opvallend letterlijke overname uit de Antwerpse politieke cultuur van het ancien régime. Dergelijke taferelen hadden tijdens de voorgaande eeuwen 543 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ immers in een monarchale context gefunctioneerd, onder andere door hen tijdens blijde intredes aan te bieden aan de soevereine vorsten.39 Op de plaats die traditioneel aan hen was voorgehouden, prijkte nu de Franse vrijheidsmaagd. De wel erg letterlijke continuïteit met de monarchale beeldtaal verklaart mogelijk waarom er uit de revolutionaire periode na 1792 geen verdere gevallen bekend zijn van overnames uit de beeldtraditie in het overheidsdiscours. Ook de Bataafse leeuw zou hierna uit het Franse discours verdwijnen. Naar het thema van de treurende en geketende riviergod werd wel nog dikwijls in woorden verwezen. Ook plaatsen in de stad die een rol speelden in het bekende Scheldeverhaal werden nadrukkelijk betrokken in het revolutionaire ceremonieel. Daarbij ging het typisch om plekken en gebouwen die door hun functie en aanleg enerzijds naar de commerciële hoogdagen verwezen, maar anderzijds om diezelfde reden na 1648 tot een symbool van verval waren uitgegroeid. Een klassiek geval was de Scheldekade. Ooit befaamd om het woud van scheepsmasten waarop ze tijdens de glorie­ periode uitzicht had geboden, stond ze in latere tijden bekend als een desolate plek die door haar leegheid het verval van de handel onderstreepte. Bij het feest ter gelegenheid van de aankomst van het eerste neutrale zeeschip bijvoorbeeld, werd het in een redevoering als volgt uitgedrukt: ‘Le voyageur appercevant ses rives désertes et la nudité de ses ondes, s’arrête, et demande ce que sont devenus ces mille vaisseaux qui venoient echanger le luxe du midi contre les denrées du Nord’.40 Die symboliek zou door de Fransen opnieuw worden omgedraaid. Op elk van de drie feesten die werden gegeven ter gelegenheid van het openen van de Schelde, was de Scheldekade de voornaamste plaats van het gebeuren. In de drie gevallen vormde de plechtige ontvangst van één of meerdere zeeschepen in de haven het hoogtepunt van het feest. Dat was een weloverwogen keuze. De aanblik van de binnenzeilende zeereuzen, die in Antwerpen enkel uit verhalen over de vroegere voorspoed bekend waren, vormde een bijna letterlijke visuele weergave van het idee ‘terugkomst van de handel’. Voor de editie van 1795 werden ook alle binnenvaartuigen opgevorderd om in colonne naar de rede te varen en de aanblik van de met schepen ge- vulde rivier nog indrukwekkender te maken. Op de kade werd zo het bekende beeld aanschouwelijk gemaakt dat ook in redevoeringen werd beschreven, namelijk de terugkeer van: ‘ces temps de splendeur et d’opulence où l’Escaut était tellement encombré de vaissaux marchands, qu’ils étaient obligés de remonter jusqu’à Burgt pour attendre leur tour d’entrée dans les bassins d’Anvers’.41 Dit topos was rechtstreeks geplukt uit de oudere reisliteratuur waarin het verval van Antwerpen werd beschreven.42 Na hun aankomst voor de Antwerpse rede voeren de lokale Franse autoriteiten met de stadspleit op de vaartuigen toe om aan boord te gaan en hun kapiteins welkom te heten. De met schepen bezaaide Schelde deed als het ware dienst als een immens decor waarin de revolutionaire bewindvoerders de herwonnen vrijheid verwelkomden voor de ogen van het op de kade verzamelde volk. Tijdens de twee belangrijkste edities kreeg de plechtigheid aan de haven een feestelijk vervolg in de oude Handelsbeurs. Ter gelegenheid van het feest van 1792 waren de gotische bogen van de Beurs prachtig verlicht, was in het midden ervan een obelisk opgericht en vond in de zalen een concert plaats.43 Ook in 1795 was het gebouw feestelijk verlicht en werd er op het binnenplein bier bedeeld aan de soldaten en het volk.44 Ook de keuze voor deze locatie was allerminst toevallig. De Handelsbeurs was één van de voornaamste herinneringsplaatsen van de zestiende-eeuwse voorspoed en het daaropvolgend verval. Talrijke zeventiendeen achttiende-eeuwse reizigers hadden zich in hun verslagen verbaasd over het contrast tussen de ruime afmetingen van het gebouw en de staat van onbruik waarin het zich bevond. Opnieuw was de Franse toe-eigening van deze plek bedoeld als een duidelijk antwoord op deze historische verzuchtingen. Door het feest van de heropening te laten plaatsvinden in de Beurs, werd de terugkeer van de zestiende-eeuwse handelsvoorspoed in het vooruitzicht gesteld. 39 Zie ook: Balis, ‘Het lot’, 124; Thofner, A Common Art, 191. 40 Koninklijke Bibliotheek van België (hierna KBR), Handschriften, II 1492/6, P.A.J. Goetsbloets, Tijdsgebeurtenissen, f.63, ‘Discours sur la libre navigation de l’Escaut’. 41 SAA, Pk, inv. nr. 2893, Proclamaties, nr. 2573, 4 Ventôse jaar 8. 42 Zie de bijdrage van Gerrit Verhoeven in deze bundel. 43 GvA, 20 december 1792. 44 GvA, 3 fructidor jaar 3. 544 Brecht Deseu re De Beurs was overigens niet het enige gebouw dat door de autoriteiten werd gebruikt om de oude voorspoed op te roepen. De vele grote en oude gebouwen die de stad rijk was, werden geïnterpreteerd als getuigen van de vroegere voorspoed. In een proclamatie van het departementsbestuur uit het jaar VIII klinkt het als volgt: ‘Jettez […] vos regards sur les anciens édifices qui se rencontrent encore soit dans vos villes soit dans vos campagnes; […] n’attestent-ils pas cette ancienne richesse que vos ayeux s’étaient procurée par le commerce?’45 Nationaal Commissaris Chaussard, gaf in een redevoering uit 1793 een ideologische invulling aan die materiële restanten: ‘On lisait sur vos murs, & vous pouvez retrouver encore ces inscriptions antiques, on lisait sur vos murs, Ici le Peuple est Souverain’.46 Met dit laatste verwees hij naar de inscriptie ‘SPQA’, een variatie op het Romeinse democratische devies, dat deel uitmaakte van het stadswapen en prominent aanwezig was in het straatbeeld.47 De Antwerpenaren werden aangemoedigd om in materiële overblijfselen van de handelseeuw een voorafspiegeling te zien van de welvaart die hen opnieuw te wachten stond. Zoals blijkt uit het citaat van Chaussard werden de materiële overblijfselen eens te meer verbonden met het veronderstelde democratische regime uit de glorieperiode. Behalve plaatsen en gebouwen, werden ook concrete materiële objecten toegeëigend om het Franse revolutionaire discours aansluiting te doen vinden bij het Scheldeverhaal. Het opvallendste voorbeeld daarvan was de opname in revolutionaire stoeten van wagens die gebruikt werden in de aloude Antwerpse Ommegang. De Ommegang was een typisch onderdeel van de feestcultuur onder het ancien régime en een belangrijk brandpunt van stedelijke identiteit. De verschillende geledin45 SAA, Pk, inv. nr. 2893, Proclamaties, nr. 2573, 4 Ventôse jaar 8. 46 Chaussard, Discours. 47 Zie ook: Guido Marnef, Antwerpen in de tijd van de Reformatie. Ondergronds protestantisme in een handelsmetropool, 1550-1557 (Antwerpen 1996) 37. 48 Thofner, A Common Art, 54. 49 L. Torfs, ‘Herinneringen uit de Antwerpsche feesten van vroegere tyden’, De Vlaemsche school (1864) 141. 50 SAA, MA 1075A, Fête de la fondation de la République, nr. 1. 51 I. Schoups, Brabo en de reus. Het ware verhaal in woord en beeld (Zwolle 2002) 45; Torfs, ‘Herinneringen’, 142. 52 M. Meadow, ‘Ritual and Civic Identity in Philip II’s 1549 Antwerp Blijde Incompst’, in: Nederlands kunsthistorisch jaarboek 49 (1998) 57; Thofner, A Common Art, 61, 328. gen van de stedelijke samenleving liepen er in mee, vergezeld van een groot aantal praalwagens gewijd aan religieuze en profane thema’s. De Ommegang bood daardoor niet enkel een uitdrukking van de machtsstructuur van de stad tijdens het ancien régime, maar was ook sterk beladen met referenties aan het stedelijke verleden.48 De stoet was immers altijd uitgegaan bij grote feestelijkheden, in het bijzonder bij de inhaling van vorsten en landvoogden, en vele wagens waren speciaal voor één van die gelegenheden vervaardigd.49 In 1794 legde citoyen Mesigh aan de municipalité het plan voor om enkele van de ommegangswagens op te nemen in de jaarlijkse stoet ter herdenking van de stichting van de Franse Republiek op 1 Vendémiaire. De aanvrager wees erop dat de wagens als vanouds hadden uitgereden op momenten van grote publieke vreugde en dat daarom het hergebruiken ervan zowel de eendracht onder de burgers als het enthousiasme voor de revolutionaire principes zou kunnen vergroten. Tegelijk was hij er zich van bewust dat deze recuperatie niet evident was vanwege de sterke historische referenties waarmee ze waren beladen. Over de wagen van de Reus schreef hij: ‘Cette statue qui a tant de fois servie à embelir les fêtes du fanatisme et de la royauté ne pourra-t-elle pas une seule fois servir à embelir la fête des Républicains’?50 De populariteit die de ommegangswagens net vanwege hun band met het oude regime genoten, zou worden aangewend om de stoet van 1 Vendémiaire aantrekkelijker te maken voor de inwoners. De achterliggende reden voor deze ingreep is duidelijk: door terug te grijpen naar elementen uit de oudere politieke cultuur, trachtte de Antwerpse municipalité de herkenbaarheid bij de inwoners te vergroten. De keuze voor welbepaalde ommegangwagens gebeurde uiteraard niet willekeurig. De meeste interesse legden de leden van het stadsbestuur aan de dag voor de wagen van de Reus. Het ging om een kolossaal standbeeld, vervaardigd in 1534, dat een zittende veldheer verbeeldde.51 Het beeld was een sterk symbool van de Antwerpse stedelijke identiteit en genoot grote populariteit onder de bevolking.52 Hierop rekenden ook de municipale bestuurders, die de kosten voor de restauratie van het beeld hoopten terug te winnen door de opbrengsten die gegenereerd zouden worden door de verwachte toestroom 545 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ 2. De ommegangswagen van de Reus in de stoet ter gelegenheid van de verjaardag van de stichting van de Franse Republiek op 1 Vendémiaire an V (22 september 1796). Tekening door P.A.J. Goetsbloets. Bron: Brussel, Koninklijke Bibliotheek aan toeschouwers die speciaal voor de Reus het feest zouden bijwonen. Door zijn leeftijd, geschiedenis en symboliek was het beeld een drager van vele betekenislagen. In de eerste plaats refereerde het aan de oorsprongsmythe van de stad over de held Brabo en de reus Antigoon, waarin de bevrijding van de Schelde een centraal thema was.53 Daarnaast had het een sterke historische lading, in het bijzonder vanwege de vele blijde intredes waarin het beeld sinds 1549 – de intrede van prins Filips – een belangrijke rol had gespeeld.54 Bovendien verwees het door de periode waarin het was ontstaan rechtstreeks naar de zestiende-eeuwse handelsvoorspoed. Hoewel de Franse bestuurders zich bewust waren van de band met het monarchale verleden, volstonden de populariteit van het beeld en de verwijzingen naar de Scheldevrijheid en de handelseeuw ruimschoots om het in te schakelen in hun discours. Om het geschikt te maken voor het revolutionaire ceremonieel werd het in Franse kleuren geschilderd en middels het opschrift ‘image du peuple français’ opgevoerd als symbool voor de kracht van de Franse natie [afbeelding 2].55 Ook de drie andere hergebruikte wagens verwezen door hun thema rechtstreeks naar de Schelde en de scheepvaart.56 Alledrie de- den ze minstens al sinds de zeventiende eeuw dienst als symbolen voor de welvaart die Antwerpen dankzij haar levensader genoot.57 Het waren ‘de walvis’, ‘het zeeschip met de bootjes’ en ‘de wagen van Neptunus’. Aan de kop van de optocht liep de walvis, een wagen die oorspronkelijk was vervaardigd door het gilde van de visverkopers. Het mechanisme waardoor het beeld van de door een cupido bereden walvis water kon spuiten op het publiek, was speciaal voor de gelegenheid hersteld. Vooraan was het beeld voorzien van het opschrift ‘L’Escaut est libre à jamais’ [afbeelding 3].58 De stoet die het ontstaan herdacht van de op abstracte principes gestoelde Franse Republiek, werd dus geopend door een verwijzing naar het voor het lokale Antwerpse publiek meest tastbare resultaat ervan. Het ‘zeeschip met de bootjes’, in vroeger tijden gebouwd door het gilde van de binnenschippers, verbeeldde een driemaster die gevolgd werd door drie sloepen. De vier vaartuigen waren herschilderd in de Franse kleuren, droegen Franse vlaggen en werden bemand met als Franse matrozen verklede kinderen.59 In de proclamatie voor het feest naar aanleiding van de vrede van Campo Formio (1797), waarin de wagens eveneens uitgingen, werd het zeeschip ‘la frégate l’Arielle’ genoemd. Ook dit was een interessant staaltje van politieke toe-eigening. ‘Ariel’ was de naam van het vlaggenschip van het eskader Franse schepen dat in 1792 voor het eerst de vrije Schelde was opgevaren tot Antwerpen.60 Door de wagen van het zeeschip ernaar te vernoemen, kwam een herkenbaar element uit de oude politieke cultuur symbool te staan voor een belangrijke verwezenlijking van het Franse revolutionaire bestuur. 53 F. Prims, ‘Van Lohengrin tot Brabo en Jef Lambeaux’, Antverpiensia 19 (1948) 5-13; I. Schoups, Brabo, 27-40. 54 Schoups, Brabo, 51; Thofner, A Common Art, 60. 55 KBR, Handschriften, II 1492/9, P.A.J. Goetsbloets, Tijdsgebeurtenissen, f.26v. 56 SAA, MA 1074A, Fête de la fondation de la République, nr. 1², Programma van het feest van 1 Vendémiaire jaar 4. Zie ook: Balis, ‘Het lot’, 123; Thofner, A Common Art, 67. 57 Dit blijkt bijvoorbeeld uit de beschrijving van de Ommegang van 1649. C. van Essen, Antwerpsche Ommegangh oft Lust-triumphe verthoonende het oudt wel-vaeren deser hooghloffelijcker vermaerde stadt (Antwerpen 1649). 58 KBR, Handschriften, II 1492/9, P.A.J. Goetsbloets, Tijdsgebeurtenissen, f.21v. 59 KBR, Handschriften, II 1492/9, P.A.J. Goetsbloets, Tijdsgebeurtenissen, f.24v. 60 F. Prims, ‘De fregat Ariël en de galioot Sainte Lucie’, De Binnenscheepvaart (1947). 546 Brecht Deseu re 3. De ommegangswagen van de Walvis in de stoet ter gelegenheid van de verjaardag van de stichting van de Franse Republiek op 1 Vendémiaire an V (22 september 1796). Tekening door P.A.J. Goetsbloets. Bron: Brussel, Koninklijke Bibliotheek In de ‘wagen van Neptunus’ ten slotte werden de zeegod en zijn echtgenote, gezeten op een door dolfijnen getrokken zeewagen, opgevoerd als beschermers van de Scheldevrijheid. De baardige zeegod met zijn drietand, omringd door meerminnen, kinkhoornblazers en andere maritieme creaturen, maakte vanouds deel uit van de Schelde-iconografie.61 De wagen had een uitgesproken monarchale connotatie want was oorspronkelijk vervaardigd ter gelegenheid van de blijde intrede van de aartshertogen Albrecht en Isabella.62 Tijdens latere edities van het feest kreeg ook de wagen met als thema ‘de ontvoering van Europa’ een plaats in de stoet, waarvan het thema opnieuw naar het belang van de zeehandel verwees.63 Antwerpen als bakermat der kunsten De symboliek van de Reus bevatte nog een bijkomende betekenislaag die door de Fransen werd opgepikt, namelijk de band met het artistieke verleden van de stad. In de motivering voor het hergebruik van de Reus wordt het beeld beschreven als: ‘une statue faite 61 Balis, ‘Het lot’, 119. 62 Thofner, A Common Art, 220. 63 SAA, MA 1074A, Fête de la fondation de la République, nr. 18, Programma van het feest van 1 Vendémiaire jaar 8. 64 SAA, MA 1074A, Fête de la fondation de la République, nr. 1², Programma van het feest van 1 Vendémiaire jaar 4. d’après le dessein du célèbre p.p. Rubbens. C’est un chef d’œuvre de sculpture et depuis bien longtems les habitants d’Anvers sont privés de le voir’. De revolutionaire bestuurders waren zich bewust van de belangrijke plaats die het artistieke verleden van de stad bekleedde in de identiteit van haar inwoners. De ‘Vlaamse’ schilderschool van de zestiende en zeventiende eeuw, waarvan Quinten Metsijs voor de stichter en Rubens voor het hoogtepunt doorgingen, bezorgde het geliefde beeld van het Antwerpse handelsverleden haar ware glorie. Het idee leefde immers dat Antwerpen dankzij de commerciële bloei was kunnen uitgroeien tot de bakermat der kunsten. De Reus paste in dit verhaal omdat het ontwerp ervan (ten onrechte) werd toegeschreven aan Rubens. In het aangeplakte programma voor het feest werd het anachronisme rechtgezet en Pieter Coucke van Aelst – een andere grote klepper uit het artistieke verleden – als zijn schepper vermeld.64 Het opvoeren van de Reus als relict van het glorieuze artistieke verleden van de stad was geen geïsoleerd geval maar paste in een volgehouden politiek van toe-eigening waarbij de revolutionaire bestuurders ook de artistieke traditie probeerden te integreren in hun vrijheidsboodschap. Meerbepaald werd aan de in het vooruitzicht gestelde heropleving van de handel ook een nieuwe bloei voor de kunsten gekoppeld. De vrijheid van de 547 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ Schelde zou de stad herstellen in haar commerciële en artistieke glorie. Het voornaamste middel waarmee deze boodschap werd overgebracht, was het kunstenonderwijs. In Antwerpen had dit plaats aan de Academie. Deze aloude kunstenschool was voortgekomen uit het Sint-Lucasgilde en was de plek bij uitstek waar de herinnering aan de artistieke hoogtijdagen in ere werd gehouden. Kort na de tweede intocht van de Franse troepen had de instelling haar activiteiten moeten staken wegens het wegvallen van haar inkomsten.65 Onder impuls van de aan het stadsbestuur toegevoegde agent national Simon Pierre Dargonne werd ze echter al in 1796 heropgericht onder de naam ‘école spéciale de peinture, sculpture et architecture’ en later samengevoegd met de nieuwe departementale ‘école centrale’.66 Vooral de prijsuitreikingen boden de autoriteiten de gelegenheid om zich op te werpen als de beschermers van de Antwerpse artistieke erfenis. Reeds vroeger in de achttiende eeuw waren deze jaarlijkse ceremonies uitgegroeid tot een gepolitiseerd gebeuren. De prijzen werden in naam van de keizerlijke overheid uitgereikt door leden van de stadsmagistraat.67 Het beoefenen van de schilderkunst, respect voor het glorieuze artistieke verleden van de stad en bevestiging van het Oostenrijkse gezag kwamen er plechtig in samen. Het revolutionaire stadsbestuur onderkende de ideologische mogelijkheden van de Antwerpse artistieke erfenis en zocht dan ook aansluiting bij de traditie van de prijsuitreikingen. Leden van de municipalité reikten de prijzen uit in bijzijn van de verzamelde burgerlijke en militaire autoriteiten. In de Franse ceremonies werd systematisch een beroep gedaan op de illustere voorbeelden uit ‘de Antwerpsche school’. In redevoeringen werden de leerlingen keer op keer aangemoedigd om in de voetsporen te treden van hun grote artistieke voorgangers. Rubens en de zijnen werden vanzelfsprekend opgevoerd in een scenario van heropleving. Gewapend met een republikeinse moraal zouden de jonge burgers ‘den ouden Roemglans der Antwerpsche School’ doen herleven.68 De herlevingsgedachte die ten grondslag lag aan het Scheldeverhaal, werd op die manier toegepast op de artistieke erfenis van de commerciële hoogdagen. Het opschrift op de zilveren gedenkpenningen maakte duidelijk bij wie de verantwoordelijkheid voor die wel- daad lag: ‘La République Française, protectrice des arts’. De context van scholing en onderwijs maakte de prijsuitreikingen van de kunstopleiding verder tot een ideale omgeving om de leerlingen te onderwijzen in het republikeinse ideeëngoed. Een handig instrument in dat verband waren de prijsvragen. Zo luidde de opgave voor de architectuurstudenten in 1797 het ontwerpen van een achthoekige Tempel van de Rede volgens de regels van de antieke bouwkunde.69 Maar ook de setting was van belang. Vanaf 1798 gingen de prijsuitreikingen niet meer door in de aloude Schilderszaal maar in de Tempel van de Rede, waar ze een jaarlijks onderdeel vormden van de het Fête de la Jeunesse.70 Dit nationale feest had als doel om de jeugd te laten opgroeien in de republikeinse moraal.71 De prijsuitreikingen en het beroep op de artistieke erfenis werden in de ceremonie geïntegreerd en deden dienst als herkenbare opstapjes naar de abstracte principes van het republikeinse discours. Napoleon: oorlogsheld en Scheldebevrijder Op 18 Brumaire jaar VIII (9 november 1799) maakte een staatsgreep onder leiding van Napoleon Bonaparte een einde aan het Directoire. Hoewel de machtsovername aanvankelijk werd gelegitimeerd als een poging om de verwezenlijkingen van de Revolutie veilig te stellen, evolueerde het nieuwe regime al snel weg van het republikanisme.72 De principes van vrijheid en gelijkheid maakten plaats voor een pragmatische politiek waarbij de nadruk lag op binnenlandse en buitenlandse stabiliteit, ondersteund door een sterk staatsapparaat en militaire kracht. Revolutionaire maatregelen die door hun gecontesteerde karakter de bevolking dreigden te verdelen, zoals de heftige antikerkelijke politiek, werden ongedaan gemaakt. 65 F. Van Den Branden, Geschiedenis der Academie van Antwerpen (Antwerpen, 1867) 64. 66 Jan Lampo, Een tempel bouwen voor de muzen. Een korte geschiedenis van de Antwerpse Academie (1663-1995), extra nummer van het tijdschrift Periscoop (april 1995) 11. 67 Van Den Branden, Geschiedenis, 55. 68 GvA, 20 germinal jaar 5. 69 Idem. 70 SAA, MA 1075A, Fête de la Jeunesse. 71 Enhus, ‘En de tiende dag’, 151; Michel Vovelle, Les métamorphoses de la fête en Provence de 1750 à 1820, (Parijs 1976) 235. 72 H.G. Brown, ‘The Search for Stability’, in: idem en J. Miller (eds.), Taking Liberties. Problems of a New Order from the French Revolution to Napoleon (Manchester 2002) 20-47. 548 Brecht Deseu re Grotere stabiliteit hield volgens de nieuwe ideologen ook een beperking in van de parlementaire macht. Vanaf het Consulaat deed zich een steeds toenemende machtsconcentratie voor aan de top van het regeringsapparaat. Aanvankelijk werd de macht gedeeld door drie consuls, onder wie Napoleon Bonaparte die vanaf 1802 de titel consul voor het leven kreeg. In 1804 volgde zijn keizerskroning, die het sluitstuk betekende van een evolutie naar een sterk gecentraliseerd, monarchaal staatsmodel. Aan deze evolutie beantwoordde een reorganisatie van de administratieve structuren.73 De leiding over de departementen werd toevertrouwd aan door Napoleon benoemde prefecten die over uitgebreide bevoegdheden beschikten en rechtstreeks in verbinding stonden met Parijs.74 Hetzelfde gebeurde in de stadsbesturen, die voortaan door benoemde burgemeesters werden geleid. Zij zouden voortaan de leiding hebben over het ideologische beleid ter plaatse. De regimewissel had belangrijke gevolgen voor het officiële discours. De revolutionaire politieke cultuur werd gaandeweg ingeruild voor een gematigde variant die in vele opzichten een terugkeer naar de prerevolutionaire traditie betekende.75 Ondermeer de tempeldiensten en de cyclus van nationale feestdagen sneuvelden. In 1805 werden ook de revolutionaire jaartelling en kalender afgeschaft. Hoewel het Consulaat ook in Antwerpen een duidelijke breuk markeerde met de revolutionaire politieke cultuur, bleef het Scheldeverhaal onverminderd aanwezig in het lokale Antwerpse overheidsdiscours. Net zoals tijdens de voorgaande periode kwam het thema dikwijls ter sprake tijdens redevoeringen, maar werd er ook in publiek ceremonieel op uiteenlopende manieren naar verwezen. Het legitimerende potentieel van het verhaal was groot genoeg om het te kunnen aanpassen aan de nieuwe ideologische ontwikkelingen. De ruggengraat van het na 1799 in het Franse discours toegeëigende Scheldeverhaal bleef dezelfde. In de eerste proclamatie die de nieuw aangestelde prefect van het 73 David Laven en Lucy Riall, ‘Restoration Government and the Legacy of Napoleon’, in: idem (eds.), Napoleon’s Legacy. Problems of government in restoration Europe (Oxford-New York 2000) 1-25. 74 G. Ellis, The Napoleonic Empire (Londen 1991) 26; D.M.G. Sutherland, France 1789-1815. Revolution and Counterrevolution (Londen 1985) 344. 75 A. Forrest, ‘Propaganda and the legitimation of power in Napoleonic France’, French History 18 (2004/4) 430. 76 SAA, Pk 2893, Proclamaties, nr. 2606. Departement der Twee Nethen, Charles d’Herbouville, in april 1800 aan de inwoners richtte, klonk het als volgt: Votre capitale, Anvers, fut jadis riche, populeuse et commerçante. Vous savez dans quel temps, sous quelle domination la prospérité s’est éloignée de ses murs; la France veut l’y ramener et l’y fixer à jamais. La France a brisé les chaînes sous lesquelles gémissait l’Escaut; il est libre ! Et les trésors du monde vont arriver sur ses ondes.76 Net als tijdens het revolutionaire bewind leverde de gedachte van herleving na een periode van verval de basis voor de Franse machtsaanspraak. De oude commerciële voorspoed van de zestiende eeuw, die door het Verdrag van Munster in verval was geraakt, zou dankzij Franse interventie worden hersteld. Het Scheldeverhaal bleef dus een belangrijk discursief middel om de eenheid met Frankrijk te bevestigen. Om het verhaal aansluiting te doen vinden bij het nieuwe regime, dienden er echter andere accenten te worden gelegd. In de eerste plaats moest het Scheldethema dienen om een duidelijke cesuur aan te brengen met de revolutietijd. Die werd voortaan afgeschilderd als een periode van rampspoed en extremisme, die door de staatsgreep van 18 Brumaire was beëindigd tot opluchting van velen. Door het nieuwe regime voor te stellen als een reactie op de revolutionaire excessen, kon tegemoet worden gekomen aan de antirevolutionaire sentimenten die leefden bij vele inwoners. Er werden dan ook geen pogingen meer ondernomen om aan de herlevingsgedachte een programma van morele waarden en abstracte principes te verbinden. Deze evolutie weerspiegelde de stelselmatige afbouw van het educatieve programma dat onder het Directoire was opgezet om de revolutionaire waarden te helpen verspreiden. Bovendien werd onder invloed van de ontwikkelingen in de Franse staatsvorm ook het idee verlaten dat er in de voorspoedige zestiende eeuw een democratisch politiek regime had geheerst. In de politieke constellatie van na 1799 diende het Scheldeverhaal niet langer de Revolutie te legitimeren, maar wel de heerschappij van Napoleon. De Scheldehistorie werd dan ook rond zijn persoon herschreven. Niet langer de revolutionairen, maar Bonaparte werd opgevoerd als bevrijder van 549 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ de Schelde. Zonder verder in te gaan op de chronologie van de gebeurtenissen, werd de heropening van de stroom gepresenteerd als een weldaad die door hem persoonlijk was bewerkstelligd. Zijn ingrijpen moest de historische cirkel rond maken en de stad in haar vroegere voorspoed herstellen. De heropening van de Schelde door Napoleon zou de schakel zijn die verleden en toekomst met elkaar verbond. Burgemeester Werbrouck vatte dit idee samen in de woorden die hij tot de eerste Consul richtte bij zijn bezoek aan Antwerpen in 1803: ‘Le pacte odieux de Munster nous avait anéantis, l’immortel 18 brumaire a relevé nos espérances’.77 De centraliteit van Napoleon in het nieuwe Scheldediscours blijkt ondermeer uit het (onuitgevoerde) plan om per openbare inschrijving een standbeeld op te richten ‘voor den eersten Consul Bonaparte, als Bevryder der Schelde’.78 Teruggrijpen naar het verleden ter legitimering van het regime was vanaf 1799 niet meer uitzonderlijk. In functie van het streven naar stabiliteit werd onder het Consulaat en het Directoire niet langer gepoogd om de Franse onderdanen te vervreemden van hun eigen geschiedenis. Historische voorbeelden konden dan ook opnieuw een exemplarische functie vervullen, net zoals het verleden opnieuw kon dienstdoen als legitimatiegrond. In de aangehechte linker Rijnoever bijvoorbeeld werd Napoleons bewind tijdens het Keizerrijk gelegitimeerd in de stijl van de Duitse keizers.79 De lokale Antwerpse geschiedenis kwam dan ook weer volop op de voorgrond. Waar de revolutionairen zich enkel voor één specifiek thema hadden geïnteresseerd, toonde het nieuwe regime een ruimere historische belangstelling. De Tableau statistique du département des Deux-Nethes die de prefect in opdracht van Parijs samenstelde over zijn departement, was gelardeerd met anekdotes uit de Antwerpse geschiedenis.80 Alle traditionele onderdelen van het stedelijke geschiedverhaal kwamen daarbij opnieuw aanbod. Wanneer het erop aankwam om de historische informatie te gebruiken ter ondersteuning van de Franse aanwezigheid in de stad, werd er echter onverminderd ingezet op het Scheldeverhaal. Het officiële bezoek waarmee Napoleon in 1803 als eerste Consul de Scheldestad vereerde, illustreert ten volle die legitimerende functie. Het bezoek maakt tevens duidelijk hoezeer het nieuwe regime teruggreep naar de oude monarchale politieke cultuur. Wat stijl en vorm betreffen, verwees de ontvangstceremonie helemaal naar de luisterrijke intochten van vorsten en prinsen uit het ancien régime. Antwerpen had op dit vlak een roemrijk reputatie en de ontvangst van Napoleon werd in hetzelfde rijtje ondergebracht. Aloude gebruiken uit de lokale traditie, zoals het aanbieden van de stadssleutels en het presenteren van de erewijn, kwamen opnieuw in voege. Het parcours dat Bonaparte aflegde doorheen de stad was versierd met guirlandes, triomfbogen en Latijnse opschriften waarin hij werd geprezen als heerser en bevrijder. Ook de Ommegang ging weer uit, zoals in vroegere tijden gebeurde bij de inhaling van de nieuwe landvoogden. Samen met zijn echtgenote Joséphine sloeg hij de stoet gade van op het balkon van de prefectuur op de Schoenmarkt. Het aantal wagens was beperkt vanwege de slechte bewaringstoestand van de meeste ervan. De vier wagens die ook in de republikeinse stoeten hadden meegelopen, werden slechts uitgebreid met een triomfwagen, waarop een beeld van Napoleon was geplaatst, en ‘de smidse van Vulcanus’, die de eenheid tussen Frankrijk en België verbeeldde. De hoop op bevrijding van de Schelde vormde traditioneel een belangrijk thema tijdens de blijde intredes.81 Waar deze boodschap voorheen echter in de vorm van een smeekbede aan de heerser werd gepresenteerd, was de langverwachte bevrijding bij de intrede van 1803 een realiteit geworden. Het moment van de aankomst van Napoleon in Antwerpen werd dan ook opgevoerd als de vervulling van het eeuwenoude verlangen van de bevolking naar bevrijding. Net als tijdens de revolutionaire plechtigheden ter ere van de heropening, gebeurde dit door een grootse enscenering aan de Scheldekade. De Consul en zijn gevolg gingen op het Vlaams Hoofd aan boord van een rijkversierde sloep, die hen 77 J. Bourceret, Relation de la réception faite à Bonaparte, Premier Consul de la République Française et Président de la République Italienne, dans la ville d’Anvers, lors de son passage en l’an XI (Antwerpen 1904) 4. 78 GvA, 9 juli 1802. 79 A. Owzar, ‘Par la grâce de Dieu et les constitutions, Empereur des Français.’ La représentation anachronique de l’Empire napoléonien dans les régions occupées de l’Allemagne’, in: N. Scholz en C. Schröer, Représentation et pouvoir. La politique symbolique en France (1789-1830) (Rennes 2007) 121. 80 C. D’Herbouville, Tableau statistique du département des Deux-Nethes (Parijs 1802). 81 Balis, ‘Het lot’, 123; Thofner, A Common Art, 191. 550 Brecht Deseu re onder de ogen van het op beide oevers samengetroepte volk naar de rede van Antwerpen bracht. Op dezelfde manier waren soevereinen zoals aartshertogin Isabella in vroeger tijden de stroom overgestoken. Op de Werf werd het hoge bezoek opgewacht door de verzamelde autoriteiten van het departement. De gelegenheidsredevoeringen stelden het bezoek meteen in het teken van de stroom die de Consul net ostentatief was overgestoken. Zoals de voorzitter van de criminele rechtbank het formuleerde: ‘L’Escaut dégagé des fers que vous avez rompus, est glorieux d’avoir porté son libérateur. La ville d’Anvers vous reçoit dans son sein, et comptera ce jour parmi ses jours heureux: sa nouvelle splendeur datera de cette époque’.82 Ook andere elementen uit het traditionele Scheldeverhaal werden opgepikt tijdens het bezoek. Het feest dat door de kooplieden werd georganiseerd ter ere van de Consul, vond plaats in de aloude Handelsbeurs. Net als in 1792 prijkte er op die plek een afbeelding waarmee opnieuw werd aangesloten bij de picturale traditie rond de sluiting van de stroom. Boven de ingang was een transparantschildering aangebracht die Napoleon voorstelde, rechtstaand op een overwinningswagen. De beschrijving ervan luidt: ‘Ce héros s’avance vers l’Escaut et apperçoit sur les rives un vieillard abattu, languissant, fidèle image du commerce de ce fleuve… Il ordonne à Mercure d’aller à son secours; ce Dieu marche vers le vieillard, lui tend la main et le relève’.83 De rol die aanvankelijk door de soevereinen van het ancien régime, en in 1792 door de vrijheidsgodin was vervuld, viel nu toe aan Napoleon. Als welwillend alleenheerser kwam hij de smeekbede van het Antwerpse volk vervullen. Op nog andere vlakken gingen de nieuwe bewindvoerders verder op de thematische keuzes van het revolutionaire regime. Zo 82 83 84 85 86 87 88 89 Bourceret, Relation, 15. Ibidem, 31. Lampo, Een tempel, 12. Procès-verbal de la distribution des prix, faite aux élèves des écoles de peinture, sculpture et architecture de la ville d’Anvers, de 7 Prairial de l’an XII, in: C. d’Herbouville, Rapport administratif, présenté le 15 Germinal an 12 au Conseil général du Département des Deux-Nêthes (Antwerpen 1804) 2. SAA, MA 13/2, Processen–verbaal der merkwaardige gebeurtenissen, 1804-1811. RAA, Archief van het departement van de Twee Nethen, K439A1. D’Herbouville, Rapport, 42. SAA, MA 13/2, Processen–verbaal der merkwaardige gebeurtenissen, 1804-1811. werd de aandacht die de lokale revolutionaire ideologen hadden getoond voor het heropleven van de kunsten door d’Herbouville nog opgevoerd. Na de afschaffing van de centrale scholen in 1802, zorgde hij ervoor dat de Academie onder haar oude naam werd heropgericht.84 De prijsuitreikingen werden voortaan door de prefect geleid, die de gelegenheid aangreep om in gloedvolle redevoeringen de herleving van de kunsten in het vooruitzicht te stellen. Tijdens de uitreiking van het jaar XII verklaarde hij dat de stad Antwerpen, ‘si fière d’être le berceau de l’Ecole flamande’, zou nagaan of de jonge artiesten wel het engagement respecteerden dat ze door hun inschrijving aan de Academie aangingen ‘vis-à-vis des Artistes qui les ont précédés’.85 De herleving van de Vlaamse School werd niet enkel in woorden beleden, maar ook benadrukt door de setting van de ceremonie. Die vond niet langer plaats in de steriele abstractie van de Tempel, maar in het met herinneringen beladen decor van de aloude Schilderskamer boven de Beurs. De palmen voor de overwinnaars rustten op de stoel die Rubens had laten maken toen hij tot deken van het Sint-Lucasgilde was verkozen.86 Tevens schreef de prefect verzoekschriften om ter inspiratie van de leerlingen een aantal van de kunstwerken terug te krijgen die in 1794 in beslag waren genomen en naar Parijs gevoerd, maar tevergeefs.87 Eens te meer diende de nadruk op de herleving van de kunsten ook een politiek doel. Enerzijds werd het thema aangewend om zich te distantiëren van het revolutionaire verleden dat zoveel schade had toegebracht aan het artistieke patrimonium. D’Herbouville sprak in dat verband van ‘le vandalisme de ceux qui, dans une époque peu reculée, mutilèrent les monuments des arts’.88 Deze boodschap zette hij ondermeer kracht bij door zorg te dragen voor de restauratie van de kathedraal, die na de revolutionaire ingrepen in een verregaande staat van verval verkeerde. Anderzijds moest de nadruk op de kunsten dienen om de rol van Bonaparte in de verf te zetten. Zoals leraar Mathieu Ignace Van Bree het uitdrukte tijdens de uitreiking van 1807: ‘comment louer les arts sans associer à leur gloire celle du héros qui les échauffe de son génie, les enrichit des ses conquêtes et les protège de sa toute-puissance’.89 Ten slotte werd in 1803 ook de aanzet gegeven voor een nieuw element dat tijdens 551 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ 4. Tewaterlating van het schip de Fried- land op de Antwerpse scheepswerven op 2 mei 1810, in het bijzijn van Napoleon en zijn echtgenote Marie-Louise. Schilderij door M.I. Van Bree. Bron: Versailles, Musée du château de Versailles de Napoleontische periode in het discours over de Schelde werd geïntroduceerd. Na zijn bezoek gaf de consul instructies voor grote infrastructuurwerken in de stad. Ten gerieve van de commerciële scheepvaart zouden in het noorden van de stad handelsdokken worden aangelegd, terwijl de bestaande havenkaaien werden heraangelegd en gevoelig uitgebreid. In het zuiden, op de plaats van de oude SintMichielsabdij, moest een enorme scheepswerf verrijzen waar de Franse militaire vloot zou worden uitgebouwd.90 Een jaar later, op de naamdag van de in tussentijd tot keizer gekroonde consul, vond de eerste steenlegging van het hoofdgebouw plaats. In zijn gelegenheidsredevoering maakte de commissaris-generaal van de marine Malouet duidelijk hoe de nieuwe militaire functie rechtstreeks samenhing met de herwonnen Scheldevrijheid: ‘Ce n’était pas assez pour l’Empereur de rendre à l’Escaut sa gloire passée, et à la ville d’Anvers son ancienne industrie; Sa Majesté a voulu en assurer la protection’.91 Vanuit Antwerpen, waar de handel na jaren van verdrukking was teruggekeerd, zou de vrijheid van de zeeën worden verzekerd. Doorheen het Keizerrijk trad de militaire functie van de Schelde sterker op de voorgrond, zowel in de retoriek als in het daadwerkelijke beleid. Zo werden de aanvankelijk voor de handelsvloot bestemde dokken in de praktijk gebruikt om oorlogsschepen te herbergen.92 De herneming van de zeehandel vanaf 1800 kwam trouwens al in 1807 tot stilstand vanwege de handelsoorlog tussen Frankrijk en Engeland.93 De handelsdokken bekleedden bovendien slechts een beperkte plaats in het discours en werden niet gebruikt als locatie voor openbare plechtigheden. Het Arsenaal daarentegen kreeg des te meer nadruk. De eerstesteenlegging van het hoofdgebouw werd gevierd met een groot feest op de terreinen van de scheepswerf.94 Het van stapel lopen van de nieuw gebouwde oorlogsvaartuigen was een indrukwekkend spektakel dat door de autoriteiten werd aangegrepen om publieke ceremonies op touw te zetten. De tewaterlatingen gebeurden telkens in aanwezigheid van de verzamelde autoriteiten en een massa kijklustigen. Niet toevallig vonden zowel het feest in het Arsenaal als de tewaterlating van het eerste grote fregat plaats op de keizerlijke feestdag ‘Sint-Napoleon’ op 15 augustus. Religie, Scheldediscours en keizerlijke propaganda werden er verenigd in een op legitimering van het gezag gerichte plechtigheid. In 1810, bij Napoleons tweede bezoek aan de stad, woonde het keizerspaar van op 90 L. Baudez, ‘De Franse Commission de l’an V en het eerste concept van een marinebasis te Antwerpen (1797)’, in: Bijdragen tot de geschiedenis 72 (1989); P. Lombaerde (ed.), Antwerpen tijdens het Franse keizerrijk 18041814. Marine-arsenaal, metropool en vestingstad (Antwerpen 1989). 91 Discours prononcé par Mr. Maloüet, Commissaire-général de la Marine, pour l’Inauguration de l’Arsenal d’Anvers, le 28 Thermidor, jour de St.Napoléon (Antwerpen, 1804). 92 P. Mengin Lecreulx, ‘Joseph Nicolas Mengin (1760-1842), Hoofdinspecteur van Bruggen en Wegen van het Departement der Twee Neten’ (juli 1803-januari 1813)’, in: Lombaerde, Antwerpen, 66. 93 K. Jeuninckx, ‘De havenbewegingen in de Franse en Hollandse periode’, in: Genootschap voor Antwerpse geschiedenis, Bouwstoffen voor de geschiedenis van Antwerpen in de XIXe eeuw (Antwerpen 1966) 94-102; Prims, Schelde, 40. 94 SAA, MA 740/2, ‘Marine. Arsenal’. 552 Brecht Deseu re een speciale tribune zelfs persoonlijk de tewaterlating van het oorlogsschip ‘Friedland’ bij als hoogtepunt van een plechtigheid in het Arsenaal.95 De twee officiële schilderijen die hofschilder Van Bree vervaardigde naar aanleiding van dit bezoek, staan allebei in het teken van de marinefunctie van de stad. Het ene heeft de vermelde tewaterlating als thema, het andere toont het bezoek van de keizerlijke gasten aan het voor de Antwerpse rede gelegen eskader [afbeelding 4].96 Besluit In zijn Tableau statistique du département des Deux Nethes schreef prefect d’Herbouville over de Schelde: ‘on peut dire qu’il est la propriété particulière de la ville d’Anvers, par les avantages qu’il va lui procurer encore’.97 In de Franse periode was deze uitspraak in meerdere opzichten waar. De band die tussen Antwerpen en de Schelde werd verondersteld, tekende tussen 1792 en 1814 in belangrijke mate het officiële discours. Weliswaar was het Scheldethema niet exclusief voorbehouden aan Antwerpen. Ook in andere steden van het departement, zoals in Mechelen, maar ook in verder weg gelegen plaatsen zoals Brussel of Leuven, werd verwezen naar de weldaden die de heropening beloofde te brengen voor de Belgische departementen.98 Nergens anders dan in Antwerpen kwam het echter tot zo’n exclusieve identificatie van het verhaal van de stroom met dat van de stad. De officiële openingsplechtigheden vonden dan ook plaats op de Antwerpse rede, en niet op die van een andere aan de Schelde gelegen plaats. De wederzijdse identificatie van stad en stroom was niet nieuw. In Antwerpen bestond een lange traditie waarin het lot van de stad met dat van de Schelde werd vereenzelvigd. Het belang van het thema voor het Antwerpse zelfbeeld, bezorgde het ook een sterk politiek potentieel. Dit blijkt duidelijk uit de behandeling ervan door de Franse 95 Journal du Commerce d’Anvers, 5 mei 1810. 96 Musée du Château de Versailles, inv. nrs. 1078 (M.I. Van Brée, Napoléon et Marie-Louise assistent au lancement du vaisseau Le Friedland au port d’Anvers, 2 mai 1810) en 1076 (Idem, Napleon et Marie-Louise visitent l’escadre mouillée dans l’Escaut devant Anvers, 1er mai 1810). 97 D’Herbouville, Tableau, 9. 98 P. Delsaerdt, ‘Pedagogie en conformisme. Het revolutionaire feest te Leuven (1794-1799)’, De Brabantse Folklore 255 (1987) 234; Deseure, ‘Ouvrez l’Histoire’. 99 Archives Nationales de France (ANF), F1c/III/Nethes-Deux/3, decadair rapport van 20 Ventôse an VII. gezagsdragers. Doorheen de hele periode bleven zij zich in hun communicatie met de bevolking beroepen op het Scheldeverhaal. Als vertegenwoordigers van een bezettingsregime beschikten ze niet over een traditionele basis om de Franse macht te legitimeren. Daarom grepen ze in Antwerpen terug op het belangrijkste argument dat hun aanwezigheid in lokale ogen geldigheid kon verschaffen, namelijk de sinds lang verhoopte vrijmaking. Ze speelden daarbij in op het bestaande Scheldeverhaal om te benadrukken hoe hun ingreep de vervulling betekende van een eeuwenoud Antwerps verlangen. Hoe schitterender het glorieuze handelsverleden en hoe duisterder het verval van de stad werden afgeschilderd, des te geldiger leek de Franse machtsaanspraak over de stad. Het verwijzen naar de Scheldevrijheid beperkte zich dan ook niet tot een beroep op het materiële voordeel dat deze ingreep zou brengen voor de Antwerpenaren. Uit het Franse discours en ceremonieel spreekt een volgehouden inspanning om aan het verhaal een ideologische invulling te geven. Door de eigen politieke overtuigingen te projecteren op het ter plaatse bekende Scheldeverhaal, probeerden de Franse bestuurders de inwoners aan te moedigen om zich met dit gedachtegoed te identificeren. Doorheen de hele periode werden er dan ook gericht herkenbare elementen uit de lokale traditie in het Franse discours geïntegreerd. Dit gebeurde zowel door het toe-eigenen van bekende topoi in redevoeringen als door het zoeken van aansluiting met het traditionele ceremonieel. Deze handelswijze strookt met de in de inleiding aangehaalde vaststellingen van Conway en Romijn met betrekking tot twintigste-eeuwse bezettingsregimes. Hoe doelgericht er bij het toe-eigenen van elementen uit de reeds bestaande politieke cultuur tewerk werd gegaan, blijkt ondermeer uit de motivatie voor het hergebruik van de Reus en uit de rapporten over de ‘esprit public’ die op regelmatige tijdstippen door de departementale commissarissen naar Parijs werden gestuurd. Deze laatsten noemden het herstel van de vrije handel op de Schelde het enige middel om de aan hun oude privileges verknochte inwoners te overtuigen van de voordelen van het revolutionaire systeem.99 Of deze politiek ook aansloeg, is een andere kwestie, die hier niet ten gronde kan 553 ‘Sa splendeur et sa décadence sont également célèbres’ worden verkend. Departementaal commissaris Levêque stelde in 1798 vast: ‘Ils [de Antwerpenaren] ne sont aucunement touchés des avantages que leur assure la libre navigation de l’Escaut, après laquelle naguère ils ne cessaient de soupir’.100 Was de volgehouden toe-eigening van het Scheldeverhaal inderdaad een mislukking? Het beantwoorden van deze vraag kan enkel onder voorbehoud gebeuren. De consumptie en effecten van discours zijn immers veel moeilijker na te gaan dan de productie ervan. Bij sommige bevolkingsgroepen, zoals de kooplieden, werd de opening van de Schelde zonder twijfel op gejuich onthaald. Of zij hun lot daarmee echter ook definitief wensten te verbinden met dat van Frankrijk, is onzeker.101 Het stilvallen van de zeehandel vanaf 1807 kan daar alvast niet bevorderlijk voor zijn geweest. Andere inwoners leken simpelweg onbewogen te blijven door de affaire, of hechtten weinig geloof aan de rooskleurig geschilderde toekomstbeelden. In de bewaard gebleven kronieken en dagboeken uit deze periode kreeg de heropening bijvoorbeeld een bijzonder kritische bespreking.102 De departementale commissarissen klaagden in hun rapporten dan weer steen en been over het gebrek aan steun vanwege de inwoners. Wellicht stuiten we hier op de grenzen van de Franse legitimatiepogingen. Hoe ver de lokale bestuurders ook gingen in het toe-eigenen van de lokale geschiedenis en tradities, de mate van medewerking met het nieuwe regime hing af van meer dan enkel discours. Dit neemt niet weg dat dit voorheen onderbelichte thema een verrassend nieuw hoofdstuk toevoegt aan de geschiedenis van de Franse politieke cultuur in de bezette gebieden en aan die van het Antwerpse Scheldeverhaal. Tijdens de revolutionaire fase van de Franse aanwezigheid werd de Scheldehistorie in de eerste plaats aangegrepen om er de revolutionaire vrijheidsboodschap op te projecteren. De overeenkomstige structuur van beide verhalen maakte een systematische gelijkstelling van de twee mogelijk. Opmerkelijk genoeg resulteerde dit in een beeld over het verleden dat afweek van de traditionele revolutionaire geschiedvisie. In tegenstelling tot elders in de Verenigde Departementen, kreeg een episode uit de lokale Antwerpse geschiedenis het statuut van vrije oorsprongstoestand waarnaar dankzij het Franse ingrijpen zou worden teruggekeerd. Het projecteren van een abstracte vrijheidsboodschap op de particuliere omstandigheden van de lokale geschiedenis, was tot zover bekend een unieke situatie. De literatuur biedt geen andere voorbeelden van een dergelijk op maat gesneden geschiedbeeld in het revolutionaire Frankrijk en de erbij aangehechte gebieden. Dat een herleving van de gouden handelseeuw als gevolg van de vrijmaking ook elders in de Verenigde Departementen in het vooruitzicht werd gesteld, wijst eens te meer op het belang van legitimerende intenties bij de initiatiefnemers. De vrijmaking van de stroom werd geacht tot ver buiten de stadsmuren weerklank te vinden. Onder het Consulaat en het Keizerrijk vond er als gevolg van ontwikkelingen in de Franse politieke cultuur een algemene terugkeer plaats naar de geschiedenis als legitimatiegrond. Het Scheldeverhaal deed nu dienst om het monarchale bewind van Napoleon te ondersteunen. Talrijke elementen uit de oude politieke cultuur maakten daarmee hun rentree. Met de uitbouw van de militaire functie van de Antwerpse haven werd er bovendien een nieuw element in het Scheldeverhaal geïntegreerd. De probleemloze aanpassing van het verhaal aan de nieuwe politieke realiteit illustreert de inzetbaarheid ervan. Ondanks de grote verschillen in hun ideologische achtergrond, waren zowel heetgebakerde jacobijnen tijdens de eerste bezettingsperiode, revolutionaire ideologen onder het Directoire als aristocratische prefecten onder het Keizerrijk bereid om hun eigen politieke boodschap in te schrijven in het bestaande Scheldeverhaal. Het lot van de geketende en bevrijde stroom bleek een ideaal thema om toe te eigenen in de zoektocht naar politieke legitimiteit. Brecht Deseure (°1985) is als aspirant van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen verbonden aan het Centrum voor Stadsgeschiedenis van de Universiteit Antwerpen. Hij bereid een proefschrift voor over historische vertogen en politieke legitimering in Antwerpen en Brussel tijdens de Franse periode. 100 ANF, F1c/III/Nethes-Deux/3, decadair rapport van 20 Ventôse an VII. 101 H. Greefs, Kooplieden te Antwerpen tijdens de overgang van de 18de naar de 19de eeuw: een socio-economische en socio-culturele benadering (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Rijksuniversiteit Gent, 1990) 257. 102 B. Deseure, ‘‘Den ouden luijster is verdwenen’. Geschiedenis, herinnering en verlies bij Jan Baptist Van der Straelen (1792-1817)’, BTNG, ter perse.