Nederlands literatuurgeschiedenis Voorgeschiedenis en middeleeuwen Voorgeschiedenis Vroeger heerste er een orale cultuur, de verhalen werden verteld. Ze werden nog niet opgeschreven. Ongeveer 3400 jaar voor Christus werd in Mesopotamië het spijkerschrift uitgevonden, het spijkerschrift werd gebruikt op kleitabletten. Dit was het eerste schrift dat werd gebruikt. Het schrift was uitgevonden omdat er een behoefte was om dingen op te schrijven. Na Mesopotamië kwam Griekenland tot bloei en Griekenland werd machtig. Ongeveer 6 jaar voor Christus begon het Romeinse Rijk deze macht over te nemen. In deze tijd ontstond ook het Christendom. Middeleeuwen Historische context Rond 476 stortte het Romeinse Rijk in, dit is het startpunt van de middeleeuwen. Door het instorten van het Romeinse Rijk ontstonden er allemaal zelfstandige koninkrijken. Het gevolg hiervan was dat Latijn geen spreektaal meer was, maar nog wel de taal van de kerk. Het Christendom begint zich uit te breiden. De enige erkende Christelijke kerk in deze tijd was de Rooms-katholieke kerk. In deze tijd was er ook de Islam. Als reactie hierop organiseerden Christenen kruistochten om mensen naar het Christendom te laten bekeren. Lage landen (de Nederlanden) De lage landen bestond uit verschillende gewesten, zoals bijvoorbeeld Vlaanderen. Door de verschillende gewesten was er geen nationale eenheid, er was ook geen erkende nationale taal. Wel was er Middelnederlands, maar dat werd in elk gewest in een ander dialect gesproken. Hanze: samenwerkingsverband tussen handelaren en steden. Standentheorie Er waren verschillende groepen mensen: 1. Geestelijkheid 2. Adel en ridders 3. Boeren en vissers 4. Burgerij Geestelijkheid 1. Reguliere geestelijkheid Onder de reguliere geestelijkheid vallen de monniken en nonnen. Zij wonen in kloosters volgens de regels van een kloosterorde. 2. Seculiere geestelijkheid Onder de seculiere geestelijkheid vallen de paus, bisschoppen en pastoors. Dit is het wereldlijke gedeelte van de geestelijkheid. Dit waren de mensen die buiten een klooster de godsdienst verkondigden. Adel en ridders Feodale maatschappij: ridders kregen als leen een stuk land als ruil daarvoor waren ze oproepbaar als ridder. Hiervan konden ze leven. Er was een dienstrelatie tussen een adellijke heer (leenheer) en zijn leenmannen of vazallen. Deze relatie werd gekenmerkt door wederzijdse trouw en bescherming. Deze ridders waren de kern van de legers. De leenheer is verplicht om zonden van zijn vazallen op te leiden tot ridder. Deze zonen dienen eerst in het leger, daarna volgen ze hun vader op als vazal op het leengoed. De feodale maatschappij was in economisch opzicht een agrarische maatschappij. In deze tijd had men te maken met een eercultuur. Goed gedrag betekende eer. Burgerij De burgerij heeft voornamelijk te maken met de verstedelijking. De verstedelijking vond plaats door de opkomst van handel en de productie van goederen. Hierdoor kwamen er steeds meer steden en ook steeds meer mensen gingen werken. Deze mensen hadden geen feodaal stelsel. Zij wilden liever vrede behouden en compromissen sluiten, dit was de burgerlijke mentaliteit. Schrijfcultuur Tot de twaalfde eeuw werd voornamelijk geschreven door monniken. Maar door de verstedelijking leerden steeds meer mensen om te schrijven, dit was na de twaalfde eeuw. In 1425 werd de boekdrukkunst uitgevonden, hierdoor kregen meer mensen beschikking tot het schrijven en tot het lezen van werken. Culturele context Hoofsheid Hoofsheid is een ideaal die zich verspreidde over Europa. “Hoofs” is afgeleid van het woord “hof”. Mensen leefden in een hof volgens gedragsregels en van daaruit is het ideaal ontstaan. In een hof was zelfbeheersing, mate, de belangrijkste eigenschap. Hoofsheid in de literatuur In de literatuur vind je “hoofse liefde” terug. Hierin is de man dienstbaar aan de aanbeden vrouw en de vrouw wordt op een voetstuk geplaatst. In de literatuur komen de feodale verplichtingen heel erg naar voren, de trouw staat centraal (trouw tussen man en vrouw, trouw tussen leenheer en vazal). Literaire ontwikkelingen Schrijver en publiek Van veel schrijvers uit de middeleeuwen kennen we de namen niet. Wat we wel weten van die tijd is dat godsdienst heel belangrijk was. De schrijvers vonden het belangrijk dat God wist wie het had geschreven, de rest maakte niet uit. De teksten die in de middeleeuwen zijn geschreven zijn voornamelijk gericht op de voordracht en daarom waren de teksten rijmend. Op deze manier konden voordragers ze beter onthouden. Schrijvers schreven in die tijd in opdracht van de mecenas, opdrachtgever. In die tijd wouden de schrijvers het publiek vermaken, maar ze ook iets leren. Een paar schrijvers kennen we wel bij naam: Hendrik van Veldeke Diederik van Assenede Jacob van Maerlant Ridderroman Vanaf de dertiende eeuw werden er in de Lage Landen veel ridderromans geschreven. Deze ridderromans zijn vaak vertaald vanuit het Frans of gebaseerd op Franse verhalen. Deze verhalen waren vaak bedoeld voor de elite van die tijd. De verhalen waren zowel educatief al ontspannend bedoeld. Er zijn verschillende soorten ridderromans: De Oosterse roman, met als voorbeeld Floris ende Blancefloer. Trojaanse ridderromans, met als voorbeeld Eneasroman Karelromans, dit zijn verhalen die gebaseerd zijn op het leven van Karel de Grote. Arthurromans, dit zijn verhalen die gebaseerd zijn op het leven van koning Arthur. Karelepiek Karelromans worden ook wel Karelepiek genoemd. Dit zijn dus verhalen gebaseerd op het leven van Karel de Grote. De Karelepiek gaat terug op het chanson de geste, dit zijn verhalende liederen over gebeurtenissen in de tijd van Karel de Grote. Een aantal chansons de geste gaan terug op een historische gebeurtenis, maar deze wordt vaak anders weergegeven. Hierbij speelt epische concentratie een grote rol, hierbij worden historische feiten over verschillende personen toegeschreven aan één beroemd persoon, in dit geval Karel de Grote. Arthurpiek Arthurromans worden ook wel Arthurpiek genoemd. Dit zijn dus verhalen gebaseerd op het leven van koning Arthur. Deze verhalen zijn heel erg hoofs en sprookjesachtig. In de meeste Arthurromans gaat een ridder van koning Arthur erop uit, hij gaat op queeste. Een belangrijk kenmerk van Arthurpiek is dat er een zoektocht in het verhaal aanwezig is. Liederen Uit de middeleeuwen zijn veel liederen bewaard gebleven. Veel van deze liederen gaat over de hoofse liefde, deze liederen vormen de hoofse lyriek. De hoofse lyriek gaat over een man en zijn onbereikbare liefde en het is een terminologie die is ontleend aan de feodaliteit. Veel hoofse liederen beginnen met een Natureingang, hierbij wordt in het begin van het lied even de natuur aangehaald. Dierverhaal In dierverhalen vormt de dierenwereld een afspiegeling van de mensenwereld. De dieren en hun eigenschappen stellen de mensen voor. Een dierverhaal is vaak spottend en maatschappijkritisch. Een voorbeeld van een dierverhaal is “Van den vos Reyaerde” geschreven door Willem. Geestelijke letterkunde De geestelijke letterkunde gaat over religieuze zaken. De teksten zijn bedoeld voor alle mensen, dus ook de “gewone” gelovigen, de burgers. Heel veel teksten van de geestelijke letterkundes zijn Marialegendes, teksten die ten ere van Maria zijn geschreven. In zo’n tekst komt heel veel symboliek voor. Toneel In de middeleeuwen was er vooral in de steden vanaf de veertiende eeuw een bloeiende toneelpraktijk. Er werden steeds meer toneelstukken opgevoerd. Er werden verschillende soorten toneelstukken opgevoerd: Geestelijk toneel, toneelstukken die gaan over religieuze zaken. Wereldlijk toneel, toneelstukken die niet draaiden om de kerk Hieronder verstaan wij: o Kluchten, dit zijn grappige, spottende toneelstukken. o Abele spelen, deze toneelstukken gaan over serieuze zaken zoals de liefde. o Korte klucht, een sotternie die vaak werd opgevoerd na een abele. Rederijkers De rederijkers zijn een groep mensen die zich allemaal bezig houden met literaire zaken. Dit kan je zien als een beroepsvereniging. Rederijkers gaven veel aandacht aan technisch vakmanschap en ambachtelijke vaardigheid. De rederijks zijn vaak toneelspelers en poëten. Rederijkers werkten vaak in opdracht. Zestiende en zeventiende eeuw Historische context Aan het einde van de middeleeuwen werd de boekdrukkunst uitgevonden. De reformatie maakte zijn opmars en het humanisme deed zijn intrede. De hervorming In de zestiende eeuw ontstond de hervorming. De hervorming ontstond door onvrede over misstanden in de rooms-katholieke kerk. De mensen hadden steeds meer kritiek, zoals bijvoorbeeld op de aflaathandel. Maar de burgerij had hier helemaal geen invloed op, en dat wouden ze wel. De burgers wouden ruimte voor eigen inzichten en ze wouden ook kerkdiensten in volkstaal. Maarten Luther Maarten Luther was een van de eerste mensen die zich verzette tegen de kerkelijke misstanden. Hij is degene geweest die 95 stellingen op de deur van de kerk timmerde in 1517. Hij vond dat de bijbel vertaald moest worden naar het Duits, dus dat heeft hij ook gedaan. Johannes Calvijn Johannes Calvijn was degene die de gedachte van predestinatie verdedigde. Predestinatie houdt in dat God beslist wat er na de dood met je gebeurd. Hij werd de grondlegger van het calvinisme. De opvattingen van Luther en Calvijn konden door de drukpers snel verspreid worden. Hierdoor konden geloven ook zelf de bijbel gaat lezen. De Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden De Nederlanden waren aan het einde van de middeleeuwen verenigd onder bourgondische hertogen. Hierdoor werd Karel V de heer van de Nederlanden en de koning van Spanje. De wens van Karel V was dat er één vorst was en ook één geloof. In 1555 werd Karel V opgevolgd door zijn zoon, Filips II. Tijdens de regeringsperiode van Filips II nam het verzet tegen de absolutistische centralisatiepolitiek en geloofsvervolging sterk toe. In Nederland was Willem van Oranje de leider van het verzet. Willem koos voor het volk. Beeldenstorm 1566 In 1566 vond de beeldenstorm plaats. Hierbij werden veel kerken met de inhoud vernield. Om orde in deze chaos te brengen wordt Hertog Alfa naar Nederland gestuurd. Dit leidde tot de Nederlandse opstand, ook wel gekend als de Tachtigjarig oorlog. Deze duurde van 1568 tot 1648. In 1584 wordt Willem van Oranje vermoord en wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onafhankelijk. De tachtigjarige oorlog werd afgesloten door de Vrede van Münster in 1648. Met de Vrede van Münster kwam er wel een einde aan de oorlog, maar niet aan de interne tegenstelling in de republiek. Deze tegenstelingen waren verdeeld door het calvinisme en bepaalden een lange tijd de politiek en ontwikkeling van de Republiek. Er stonden twee groepen tegenover elkaar, een partij rondom Johan van Oldenbarnevelt en een partij rond Maurits. In deze periode ontstonden ook de contraremonstranten, zij accepteerden de predestinatieleer van Calvin. Daar tegenover stonden de remonstranten, zij waren er tegen. In 1619 werd van Oldenbarnevelt onthoofd. De bijbel werd vertaald naar het Nederlands en werd benoemd tot de statenbijbel. Handel en welvaart Er kwamen in deze tijd steeds meer ontdekkingsreizen, zo werd Amerika ontdekt. Hierdoor is er ook steeds meer handel. Van deze dingen profiteert een klein deel van de mensen. Voor de handel wordt de V.O.C opgericht. Dit is ook wel bekend als de Gouden Eeuw. Culturele context Kennis en wetenschap In de middeleeuwen waren kennis en wetenschap in handen van de kerk, nu was dat niet meer zo. Hierdoor konden wetenschappers zelf kiezen wat ze gingen onderzoeken, zonder zich te moeten houden aan de regels van de kerk. Volgens het empirisme was betrouwbare kennis gebaseerd op zintuigen en gevoelens. Francis Bacon dacht dat de mens door kennis in staat is om de natuur te kennen. “Kennis is macht”. Hierbij ging hij ervan uit dat ervaringen de meest betrouwbare bron van kennis was. John Locke bouwde voort op deze theorie. Hij zei dat het menselijke bewustzijn bij de geboorte als een onbeschreven blad was, een tabula rasa. Een mens werd vanaf zijn geboorte gevuld met kennis door ervaringen op basis van zintuigelijke waarnemingen. René Descartes geloofde daar niet in. Hij zei dat het verstand het enige was dat kennis mogelijk maakte. Hij zei dat kennis ontstaat door dingen waar niet aan getwijfeld kan worden. Zijn bekendste zin was : “Cogito, ergo sum”, ik denk dus ik ben. Hieruit is ook het rationalisme ontstaan, dit zet het kritische verstand centraal. Copernicus formuleerde de hypothese dat niet de aarde, maar de zon het middelpunt is waar alle andere planeten omheen bewegen. Deze Copernicaanse wending werd door Galileo Galileï bewezen. Ook in de republiek komt het wetenschappelijk denken tot bloei. Denk aan Christiaan Huygens, Antonie van Leeuwenhoek en Hermanus Boerhaave. Humanisme Als het humanisme opkomt wordt het theocentrische wereldbeeld vervangen door een meer antropocentrisch wereldbeeld. Deze verandering werd bevorderd door studie van de menswetenschappen. Humanisten pleitten voor eigen onderzoek, betrouwbare bronnen, eigen oordelen en een onafhankelijke opstelling ten opzichte van de kerkleer. Een van de bekendste humanisten is de Nederlandse Erasmus. Renaissance Renaissance staat voor de wedergeboorte, hierbij speelt het humanisme een grote rol. In de Renaissance was een poging om de klassieke oudheid in cultuur, kunst en literatuur te doen herleven en naleven. In de literatuur uit de Renaissance herleefde de aandacht voor klassieke literaire genres. De werken van klassieke oude schrijvers werden vertaald (translatio), nagespeeld (imitatio) en ook overtroffen (aemulatio). Burgerlijke cultuur in de Republiek In de Republiek maakten burgers uit de hogere middenklasse en regentenelite de dienst uit. in de Republiek was een burgerlijke cultuur dominant. De rijke burgers, bestuurders en stedelijke instellingen waren de voornaamste opdrachtgevers van schilders, beeldhouwers en architecten. Daarnaast ontstond er in de Republiek een vrije kunstmarkt. Kunst en literatuur functioneerden als propaganda voor de burgerlijke normen en waarden. Kenmerkend voor de burgerlijke schilderkunst van de Republiek zijn het schuttersstuk en het genreschilderij. Schutters vormen het onderwerp van het schuttersstuk. Schutters waren getrainde en gewapende burgers. Het beroemdste schuttersstuk is de Nachtwacht. Genreschilderijen lijken op schilderijen van gebeurtenissen uit het dagelijks leven, maar er gaat heel veel symboliek achter schuil. Genreschilderijen hadden vaak een opvoedende, didactische functie. Muziek In de zestiende en zeventiende eeuw waren er twee soorten muziek: Kerkelijke muziek Vierstemmige missen in het Latijn. Wereldlijke muziek Wereldlijke teksten op een vaak levendig ritme. Classicisme In de zeventiende eeuw ontwikkelde zich het classicisme uit de Renaissance. Het classicisme streefde naar een geïdealiseerde weergave van de werkelijkheid. Literaire ontwikkelingen In de literatuur van de zestiende en zeventiende eeuw waren er twee tendensen: 1. Literair werk als werk van een individuele auteur. 2. Het opkomen van de renaissanceliteratuur. Schrijver en publiek In de Republiek waren veel schrijvers afkomstig uit de stedelijke elite en de hoge burgerij was rijk. De schrijvers zagen zichzelf als volksopvoeders en opinievormers. Zij verdedigden christelijke en humanistische levensidealen en benadrukten universele waarheden. Voorbeelden van deze auteurs zijn: P.C. Hooft Constantijn Huygens Jacob Cats Nederlandse Renaissanceliteratuur Renaissanceliteratuur functioneerde voor de goede verstaander als geleerd spel met literaire voorbeelden, bronnen, tradities en conventies. Het werk van een renaissancedichter zoals bijvoorbeeld P.C. Hooft bevat veel raadsels en mythologie. Een voorwaarde voor renaissanceliteratuur was dat de gedeelde kennis van dichter en publiek, gesnapt werd door het publiek en dat de lezer ook begreep waarnaar er verwezen wordt. Petrarkisme Het begrip petrarkisme is van toepassing op liefdesgedichten en –liederen die in navolging van de Italiaanse dichter Petrarca (1304 – 1374) werden geschreven. Het ging vaak over: Onvervulde liefde De geliefde die een ongenaakbare schoonheid was. Vaste beelden van de liefde, liefde was een ziekte, strijd, droom of vrijwillige gevangenschap. Tegenstellingen en paradoxen. Emblematiek De emblematiek ging over een algemene waarheid of les in de vorm van een raadsel en deze wordt uitgebeeld door middel van een: Motto Dit is het korte stukje tekst boven een tekening, dit is vaak een uitspraak of een les. Picturo Dit is het plaatje of de tekening Subscriptio Een uitleg over wat er nou eigenlijk wordt bedoeld met het motto en de picturo. Iemand die veel gebruik maakte van Emblematiek is Roemer Visscher. Didactische verhalen Didactische verhalen waren heel erg populair in de Republiek. Didactische verhalen zijn spannende of ontroerende verhalen in combinatie met morele lessen en algemene waarheden. Didactische verhalen waren vaak in rijm geschreven. Vooral Jacob Cats is bekend en populair geworden met didactische verhalen. Een voorbeeld van één van zijn didactische werken is “houwelick” geschreven in 1625, hierin stond het huwelijk centraal met alle rechten, plichten en taken van de huwelijkspartners. Jacob Cats vertelde ook door middel van raamvertellingen. Liederen en liedboeken Veel teksten uit de zestiende en zeventiende eeuw waren bedoeld om gezongen te worden. Hierdoor kan je de Renaissance beschouwen als een zangcultuur. Deze gezongen liederen werden verzameld in liedboeken. Deze liedboeken waren kleine, makkelijk mee te nemen boeken. Later werden deze boekjes groter en luxer en het was bedoeld voor de nog niet getrouwde jeugd. Een van de belangrijkste liedboeken was het Groot Lied-boeck van G.A. Bredero geschreven / gebundeld in 1622. Zijn liederen werden in drie verschillende afdelingen geplaatst: 1. Boertig Dit ware grappige liederen. 2. Amoreus Deze liederen gingen over de liefde. 3. Aandachtig Dit waren religieuze liederen. Veel nieuwe liederen werden gemaakt op een bestaande en een bekende melodie, dit is de contrafactuur. Sonnet (genre) Een sonnet is een dichtvorm met een vaste opbouw die is ontstaan in Italië. Een sonnet bestaat uit veertien regels. Deze veertien regels zijn onderverdeeld in vier alinea’s, de eerste twee alinea’s bevatten ieder vier regels, de laatste twee alinea’s bevatten ieder drie regels. Na de eerste acht regels is er dus een wending in het rijmschema, maar ook vaak in de inhoud. Ernstig en komisch toneel Aan het begin van de zeventiende eeuw waren er twee rederijkerskamers, de eglentier en Het Wit Lavendel. Bij de eglentier werkten G.A. Bredero en P.C. Hooft en hun eerste stukken zoals “De klucht van de koe” van Bredero werden opgevoerd door de eglentier. In 1617 werd de Nederduytsche Academie opgericht door Samuel Coster. Hiermee wou hij een alternatief bieden voor het klassieke rederijksertoneel. Bredero en Hooft lieten voortaan daarom ook hun stukken daar opvoeren. Zo is “Warenar” van P.C. Hooft daar in première gegaan. Vervolgens werd in 1637 de Amsterdamse schouwburg gebouwd. Vanaf toen werden de belangrijkste stukken daar opgevoerd zoals bijvoorbeeld “Gijsbrecht van Amstel” geschreven door Joost van den Vondel. In deze tijd had toneel een spiegelfunctie op het publiek. Toneel liet zien hoe mensen werden gedreven door wellust, hebzucht en andere hartstochten of driften. De productie van treurspellen en tragedies waren in die tijd enorm. In een treurspel of tragedie werd in vijf bedrijven de ondergang van hooggeplaatste figuren getoond. Het onderwerp was dus gebaseerd op een belangrijk figuur, dit figuur kwam uit de oudheid, geschiedenis of de bijbel. Een voorbeeld van een treurspel of tragedie is Lucifer, geschreven door Vondel. Retorisch-didactische tragedie gaat over een morele les (didactisch) die vooral talig (monoloog, discussie, beschouwing) wordt overgebracht. Aristotelische tragedie is een treurspel dat is gebaseerd op de toneelwetten van de Griekse filosoof Aristoteles, Vondel streefde hiernaar. Peripeteia is een moment van inzicht na de beslissende wending of lotswisseling, door Vondel staatverandering genoemd. Komedie Komisch toneel had in deze tijd een opvoedende functie en het was gebaseerd op de Romeinse komedie. Komisch toneel maakte gebruik van humoristische werkende technieken waarbij alledaagse gebeurtenissen en personages met hun ondeugden centraal stonden. Het doel van Romeinse komedie was dezelfde als de Renaissancekomedie, namelijk het publiek onder het lachen de waarheid zeggen. Een komedie had vijf bedrijven, was langer dan een klucht en minder platvloers. Een komedie had altijd een goed einde. Eén van de bekendste Renaissancekomedie is “Warenar” geschreven door P.C. Hooft en Samuel Coster. Klucht Een klucht is een stuk korter en ook platvloerser, oftewel simpeler dan komedies. In een klucht waren de personages stereotypen van mensen, denk aan domme boeren en wellustige mannen. Een klucht had een vaste thematiek over bedrog en overspel. Een bekend voorbeeld van een klucht is “de klucht van de koe” geschreven door G.A. Bredero. Achttiende eeuw Historische context Opstand en revolutie In de tweede helft van de achttiende eeuw raakte Engeland in conflict met haar dertien koloniën in Noord-Amerika. In 1775 kwamen deze koloniën in gewapend verzet, dit is het begin van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog. Frankrijk was in de achttiende eeuw een absolutistisch geregeerd land met een strenge censuur. Als op 14 juli 1789 de Bastille wordt bestormd, begint de Franse revolutie en in 1792 wordt de Franse Republiek uitgeroepen. De revolutionairen in Frankrijk waren onderling verdeeld in de Jacobijnen, die stonden voor een dictatuur van gelijkheid en tegenover hun stonden de Girondijnen, die wouden matigheid. In 1799 greep generaal Napoleon Bonaparte de macht en in 1804 benoemde hij zichzelf tot keizer. Hierna was de revolutie voorbij. Pruikentijd In de periode van de pruikentijd stonden er in Nederland drie groepen tegen over elkaar. 1. De Oranjepartij, dit waren de stadhouders met hun aanhang. 2. De regenten, dit waren mensen die tegen de stadhouders waren en de macht wouden behouden. 3. De patriotten, dit waren mensen die tegen de stadhouders en de regenten waren en meer invloed wouden geven aan de burgers. Aan het einde van de achttiende eeuw viel Frankrijk de republiek binnen en vestigde de Bataafse Republiek (1795 – 1806) en De Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden bestond niet meer. De Republiek kende tot de Bataafse Republiek een regentenheerschappij. Maar door de Bataafse Republiek verfransten de regenten. Zo begonnen ze bijvoorbeeld pruiken te dragen. Hier waren de burgers het niet mee eens en bekritiseerden dit. Aan het eind van de achttiende eeuw ging de Republiek op economisch opzicht erg achteruit. De industriële revolutie bleef uit in de Republiek. De werkloosheid in de Republiek steeg, en zo ook de ontevredenheid van de burgers. Culturele context Filosofie In de achttiende eeuw leefde de filosoof Immanuel Kant, bij hem stonden twee vragen centraal namelijk: 1. Wat kan ik weten? 2. Wat kan ik doen? Volgens Kant was kennis gebaseerd op kennis en waarneming. Kant was degene die het empirisme en het rationalisme met elkaar verbond. Verlichting De verlichting was een emancipatiebeweging van de burgerij die zich wou bevrijdden van traditionele visies en belangen op het gebied van ethiek, geloof, politiek en rechtspraak. De basis hiervan was rede, ratio, oftewel het zelfstandig kritisch denken. in de verlichting ging men onderwijs en het verspreiden van kennis beschouwen als belangrijke middelen tegen vooroordelen. Hierom werd in 1784 de “Maatschappij tot Nut van het Algemeen” opgericht. Het uitgangspunt was de gedachte dat kennis de deugd bevorderde. Verlichtingsfilosofen wouden verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Ze hadden kritiek op het absolutisme. De Franse filosoof Montesquieu wou een scheiding van de machten, een trias politica. Jean-Jacques Rousseau was ook een Fransman, vond dat de mens weer terug moest naar zijn oorsprong. Hij vond dat de mens vervreemd was van zichzelf en door de maatschappij vervormd. Rousseau was degene die opvoeding een belangrijk verlichtingsthema maakte. De verlichting was een beweging voor en door burgers. De burger ontwikkelde zich als individu. Hierdoor was er voor zelfbespiegeling en de ontdekking van het persoonlijke en innerlijk. In de tijd van de verlichting werden dagboeken en brieven populair. En vanaf ongeveer 1780 bestaat de roman. Kunst in de achttiende eeuw In de achttiende eeuw was een kunstenaar een opvoeder en een opinievormer. Een kunstenaar werkte in opdracht van iemand. In de achttiende eeuw nam het werken met symboliek geleidelijk af. Kunstenaars vonden dat kunst begrijpelijk moest zijn. Classicisme In de zeventiende eeuw was het classisme ontstaan. Het classisme is een stijl van vorsten en machthebbers. In het midden van de achttiende eeuw werd het classisisme hergebruikt door de emanciperende burgerij. Het classicisme werd aangepast aan de opvattingen van de burgerlijke publieksgroep. De nadruk werd gelegd op eenvoud, zakelijkheid, regelmaat en heldere lijnen. Ook de onderwerpkeuze van de kunstenaars veranderde, kunstenaars kozen ervoor om de weergave te geven van de eigen burgerlijke wereld. Muziek De muziekstijl in deze tijd was de barokmuziek, deze was bedoeld om gevoelens en hartstochten uit te drukken. Eén van de bekendste componisten van barokmuziek was Bach. De stijl die geleidelijk de barokmuziek afloste, was de klassieke stijl van de Weense school. Componisten die we hiervan kennen zijn Hayden, Mozart en Beethoven. Literaire ontwikkelingen Schrijver en publiek Schrijvers uit de achttiende eeuw waren afkomstig uit alle lagen van de burgerij. De literatuur uit de achttiende eeuw was geschreven door burgers, voor burgers. Schrijvers waren nog steeds opvoeders en opinievormers. Zij beschouwden zichzelf als de intellectuele elite. Meer dan in de voorgaanden perioden gingen vrouwen een belangrijke rol als schrijfster spelen. Classicistisch toneel Het toneel van de Republiek werd hervormd door het Franse classicistische toneel. Het genootschap “Nil volentibus arduum” (Niets is onmogelijk voor hen die willen) zorgde hiervoor. Deze veranderingen zorgden ook voor veranderingen aan de inhoud en de vorm van het toneel. Het doel van het toneel werd om het publiek meer morele lessen te leren. Het publiek moest er van gaan nadenken. Classicistisch toneel moest de deugdzaamheid bevorderen. Personages van het toneel waren voorbeelden van positief of negatief beschaafd gedrag. Een voorbeeld van een classicistisch toneelstuk is “het wederzijds huwelijks bedrog” geschreven door Pieter Langendijk. Spectatoriale tijdschriften Vanaf ongeveer 1730 werden spectatoriale tijdschriften erg populair. Deze naam was afgeleid van het Engelse tijdschrift “Spectator”. Het spectatoriale tijdschrift functioneerde als opinieorgaan voor de burgerij. De teksten in het tijdschrift waren leerzaam en amusant en moesten aanzetten tot denken en discussie. In een spectatoriaal tijdschrift werden geen individuele personen beschreven, maar karakterschetsen. In een spectatoriaal tijdschrift werd gebruik gemaakt van verschillende soorten teksten, zo ook lezersbrieven. Deze tijdschriften werden voornamelijk gelezen in koffiehuizen. Het koffiehuis was het centrum van het sociale leven in de achttiende eeuw. Het bekendste spectatoriale tijdschrift van de Republiek was “De Hollandsche Spectator” van Justus van Effen. Kinderliteratuur In de verlichting waren opvoeding en onderwijs belangrijke thema’s. vanuit die belangstelling werden er speciaal voor kinderen teksten geschreven. In de Republiek was Hieronymus van Alphen een pionier op dat gebied met “Proeve van Kleine Gedigten voor Kinderen” dat hij schreef in 1778. Imaginaire reisverhalen Een in de achttiende eeuw populair genre was het imaginaire reisverhaal. Dit was een verhaal over een reis naar een denkbeeldig land. Het genre was bij verlichtingsschrijvers populair omdat ze het konden gebruiken om kritiek te leveren op de maatschappij. Twee beroemde voorbeelden hiervan zijn “Gulliver’s travels” van Jonathan Swift en “Reize door Aapenland” van J.A. Schasz M.D. Opkomst van de roman Vanaf ongeveer 1780 kwam in de Republiek de roman als volwaardig genre tot ontwikkeling. In de roman werd veel aandacht geschonken aan de psychologische verdieping van personages. Hierdoor kregen de lezers aandacht voor zelfbespiegeling, innerlijk leven en analyses van het eigen gedrag. Men vreesde voor zedelijk en moraal verval. Dergelijke zedenromans verdedigden de heersende normen en waarden. Zedenromans maakten gebruikt van de briefvorm. De brief was een tekstsoort die aansloot bij de behoefte om zelfbespiegelingen met anderen te delen. “Sara Burgerhart” geschreven door Betje Wolff en Aagje Deken is een bekend voorbeeld van een zedenroman. De namen van de briefschrijvers in dit boek zijn programmanamen, ze typeren hun karakter. Sara Burgerhart functioneerde in de achttiende eeuw als een pleidooi voor een goede opvoeding, goede leiding en voor huiselijk geluk. Sentimentalisme In 1783 verscheen het boek “Julia” geschreven door Rhijnvis Feith. Dit boek is het bekendste voorbeeld van het sentimentalisme. Het sentimentalisme stelt het gevoel erg centraal. Julia is beïnvloed door het boek “Die Leiden des jungen Werther” van Goethe. In beide boeken draait het om een zwaarbeproefde liefdesrelatie en een overdreven gevoeligheid. Het sentimentalisme is de voorloper van de romantiek. Negentiende eeuw Historische context Nationalisme en imperialisme Na de nederlaag van Napoleon in 1815 streeft men in Europa naar het herstel van de politieke situatie. Er waren verschillende revoluties en het nationalisme en het imperialisme bepaalden de belangrijkste politieke ontwikkelingen in Europa en in de wereld. Het nationalisme streeft naar een eenwording binnen het land. Nationale eenheid veronderstelt vaderlandsliefde en trouw aan het vaderland. Het imperialisme streeft naar gebieds- en machtsuitbreiding. Dit zie je bijvoorbeeld terug bij koloniën. Negentiende eeuw De negentiende eeuw was de eeuw van de rijke burgerij, de bourgeoisie. Door de industrialisatie en het kapitalisme ontstonden nieuwe arbeidsvormen, waarbij arbeiders als afhankelijke loonarbeiders in dienst waren van ondernemers. Ook ontwikkelen steden zich in de negentiende eeuw zich tot metropolen. Er was een grote kloof merkbaar tussen de arme laag van de bevolking en de rijke laag. Nederland en de moderniteit Na de nederlaag van Napoleon worden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden herenigd onder Willem I. Maar deze hereniging duurde niet lang, want er zijn grote meningsverschillen. En dat is ook de reden waardoor België in 1839 onafhankelijk wordt. In 1848 is de grondwet opgesteld door Thorbecke. Hierdoor wordt Nederland een parlementaire democratie waarin ministers verantwoording moesten afleggen tegenover de Staten-Generaal. Door de bevrijding van Napoleon en de afscheiding van België werd het nationale gevoel gestimuleerd. De maatschappelijke ontwikkelingen van Nederland in de negentiende eeuw waren: Verstelijking Toenemend individualisme Opkomst massacultuur Ontkerkelijking Verzuiling Emancipatie Feminisme Culturele context Filosofie en wetenschap Volgens het materialisme bepalen de materiële en economische omstandigheden het bestaan van de mens. Karl Marx zei dat de economie bepalend was voor het gehele leven. Arbeidsindeling en het ontstaan van eigendom leidden volgens Marx tot vervreemding van de mens. De Fransman Auguste Comte was de grondlegger van het positivisme. Binnen het positivisme gold het uitgangspunt dat het feitelijke datgene was wat men kon waarnemen of dat men door experimenten kon bewijzen. De werkelijkheid zou dan te begrijpen, te beheersen en te sturen zijn. De Uebermensch was hij die bevrijd was van conventies en gegeven waarden. De Uebermensch is de mens die zijn vervreemde leven achter zich kan laten. De natuurwetenschappen streefden naar het opstellen van wetmatigheden. Zo is Charles Darwin de grondlegger van de evolutietheorie. Wetenschappers in deze tijd streefden naar causale verbanden van oorzaak en gevolg te kunnen benoemen. Kunst in de negentiende eeuw In de negentiende eeuw veranderde de functie van kunst, kunst werd koopwaar. De kunstenaar die altijd deelgenoot was geweest van de burgerij, kwam nu tegenover de burger te staan, als een antiburger. De functie van kunst veranderde ook door de uitvinding van fotografie. Hier ligt de basis voor de moderne kunst. Romantiek De romantiek was een reactie op de verlichting. In de romantiek wordt er veel aandacht gegeven aan het gevoel en de verbeelding. Voor een romantische kunstenaar was kunst de expressie van de eigen gevoelens. De ideeën rond de romantiek waren: Vrijheidsdrang van kunstenaars , hierdoor brak de kunstenaar met voorgegeven regels in de kunst. Persoonlijkheidscultus: een kunstenaar ziet zichzelf als een “ziener”, als persoon die zich origineel kan uitdrukken. Romantische kunstenaars leefden vaak in onvrede met de werkelijkheid, met het hier en nu. Sehnzucht: een niet te bevredigen verlangen voortkomend uit de kloof tussen ideaal en werkelijkheid. Verbeelding is nodig om aan sehnzucht, Weltschmerz en melancholie te ontvluchten. De verbeelding richtte zich op: Het verleden, vaak de middeleeuwen. De natuur De exotische dat buiten de belevingswereld valt. Realisme Het negentiende-eeuwse realisme kenmerkte zich door een duidelijke gerichtheid op de eigentijdse werkelijkheid en onderwerpen. Realisten streefden ernaar mensen af te beelden in de sociale en economische werkelijkheid, dus niet dromerig. Impressionisme Het impressionisme ontstond in Parijs. Impressionisten reageerden op uitwendige, plotselinge indrukken die ze graag wilden vastleggen. Impressionisten zijn kunstenaars die weergaven geven van een moment. De impressionisten waren de schilders van het moderne stedelijke leven. De belangrijkste impressionist was Monet, een schilder van landschappen en de grootstedelijke omgeving waar mensen in opgaan. Vincent van Gogh Vincent van Gogh was een schilder. Zijn schilderijen en tekeningen zijn een illustratie van zijn leven. Volgens Van Gogh had kunst de verlossende functie die de godsdienst vroeger had. Zijn werk is een eenwording van kunst en religie, maar voornamelijk een weergave van zijn gevoelens. Muziek De muziek in de negentiende eeuw is voornamelijk romantische muziek. Componisten ontwikkelden een eigen muzikaal idioom, een persoonlijke, herkenbare stijl. Een favoriete muziekvorm in deze tijd was de symfonie, uitgevoerd door een symfonieorkest onder leiding van een dirigent. De piano was het favoriete instrument van de romantiek. Impressionistische muziek is niet streng gestructureerd en wil vooral een bepaalde sfeer oproepen. Literaire ontwikkelingen Schrijver en publiek Tot ongeveer 1880 hadden schrijvers en hun literaire werken een belerende of opvoedkundige functie. Veel literair werk werd geschreven om voorgedragen te worden. Tegen deze situatie kwam rond 1880 verzet van de Beweging van Tachtig. Volgens de Beweging van Tachtig moest de literatuur autonoom zijn en losstaan van religieuze, politieke en morele bedoelingen. De Beweging van Tachtig richtte zich vooral op het standpunt “L’art pour l’art”, kunst maken omwille van kunst. Romantische literatuur De kenmerken van romantische kunst zijn ook van toepassing op romantische literatuur. Zo is romantische literatuur ook een expressie van gevoelens. De dichter of schrijver leefde in onvrede met de werkelijkheid en probeerde door middel van Sehnzucht, Weltschmerz of melancholie te vluchten. De toevluchtoorden van romantische kunstenaren waren: Natuur Verleden De verheerlijkte jeugd Het sprookjesachtige Het wonderbaarlijke De droom Het fantastische Het griezelige Het geheimzinnige In de romantiek waren er veel lyrische teksten waarin het gevoel en de emotie centraal staan. Belangrijke onderwerpen van de romantiek waren: Het verleden De natuurbeleving De tragische liefde De dood Vriendschap Aandacht voor het hogere en bovennatuurlijke Het nationalisme stimuleerde de aandacht voor het vaderlandse verleden. vanuit de nationalistische interesse in het vaderlandse verleden verzamelde men oude liederen en verhalen. Zo ook volkssprookjes, dit zijn oude en mondeling overgeleverde verhalen met heksen, sprekende dieren en andere fantastische elementen. Romantische dichters lieten zich inspireren door oude, overgeleverde lied- en dichtvormen als de ballade, een verhalend lied met vaak een tragische afloop. Historische roman De historische roman paste in een periode waarin het nationalisme en interesse voor het verleden hand in hand gingen. Schrijvers van historische romans konden door middel van hun verbeelding een historische periode tot leven roepen in een verhaal waarin nationale gevoelens een belangrijke rol konden spelen. De historische avonturenromans van de schrijver Sir Walter Scott werden als een voorbeeld gezien voor andere schrijvers. Scott schreef historische avonturenromans met vaste elementen als reis, liefde, hindernissen, ontsluiering van een geheim, gevaarlijke situaties en onbekende, geheimzinnige redders. Hierbij plaatste hij zijn spannende verhaal in een historisch decor waarbij hij ernaar streefde de historische situaties zo nauwkeurig mogelijk te beschrijven. Humor Humor is een middel om met de kloof tussen het ideaal en de werkelijkheid om te kunnen gaan. Humor is ook een wapen tegen het lijden en de onvrede met het bestaan. Gevoeligheid en Weltschmerz konden humor oproepen. Humor werd ook gecreëerd door overdrijven en het gebruik van contrasten. Een dichter die dit deed was Piet Paaltjes met zijn boek “snikken en grimlachjes”. Multatuli In 1860 verscheen het romantische boek “Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse maatschappij” geschreven door Multatuli, dit is een pseudoniem van Eduard Douwes Dekker. Dit boek is een aanklacht tegen de misstanden van het koloniale systeem, hiermee toonde hij engagement. Multatuli heeft zijn eigen ervaringen van zijn tijd op Java als ambtenaar gebruikt in het boek. Het persoon Havelaar in het boek is een romantisch personage, hij is een strijder tegen onrecht, een wereldverbeteraar, emotioneel, vol verbeeldingskracht en illusie. De roman is een mengeling tussen verschillende teksten, namelijk: Verhaal Betoog Bewijs voor misstanden Pamflet Geschiedenis. Hij gebruikt deze tekstsoorten naast en door elkaar. Beweging van Tachtig Vanaf 1885 publiceerden de dichters en schrijvers van de Beweging van Tachtig (de Tachtigers) hun romantische werken in een eigen tijdschrift: De Nieuwe Gids. De tachtigers was een groep dichters die de literatuur bevrijdden van religieuze, morele en didactische doeleinden. De belangrijkste tachtigers waren: Willem Kloos Lodewijk van Deyssel Frederik van Eeden Herman Gorter De Tachtigers presenteerden gedichten en proza als een vernieuwing van de Nederlandse literatuur en als een breuk met het voorgaande. De Tachtigers zetten zich af tegen de massacultuur en de burgerlijke cultuur. De Tachtigers was een tegencultuur. De gedichten van de tachtigers waren bedoeld als leespoëzie, en niet voor de voordracht. De tachtigers benadrukten de schoonheid van de literatuur en niet de boodschap. Zij huldigden het principe “L’art pour l’art”, oftewel kunst om kunst. Een literaire tekst moest niet tot een moraal of aanleiding gereduceerd worden. Hiermee begint de autonomie van de literatuur. De tachtigers zagen poëzie als uiting van een individu, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie. Volgens de Tachtigers was een dichter een bijzonder figuur. Een gedicht werd opgevat als uitdrukking van een unieke dichtersziel. In 1885 verscheen “De kleine Johannes” van de tachtiger Frederik van Eeden, het is een cultuursprookje, een sprookje die bedacht is door de schrijver. Herman Gorter Herman Gorter is een tachtiger. In 1899 publiceerde hij het verhalende gedicht “Mei”, dit is één van zijn bekendste gedichten. Na “Mei” publiceerde Gorter de bundel “Verzen”. Gorter werkte heel veel met beeldspraak, hij kon heel goed spreken met beelden en omschrijven. Dergelijke bewustzijnstoestanden worden sensaties genoemd. In zijn gedichten zijn heel veel zeer intense en individuele emoties naar voren. Kenmerken van het werk van Gorter zijn beeldspraak, het gebruik van nieuwe woorden, woordkoppelingen en –associaties. Met de sensitivistische verzen werd Gorter de eerste moderne Nederlandse dichter. Realistische literatuur Het realisme richtte zich op de eigentijdse werkelijkheid. Schrijvers van realistische literatuur kozen voor toneel of romans en verhalen om die eigentijdse werkelijkheid te beschrijven. De belangrijkste Nederlandse toneelschrijver van deze tijd was Herman Heijermans, zijn beroemdste stuk is “op hoop van zegen”. Hij schreef in het genre sociaal realisme. Realistische literatuur bevatte realistische romans over sociale milieus, mobiliteit en (in)stabiliteit. Personages in de boeken willen zich vaak bevrijden uit vaste sociale rollen. Er werd in realistische teksten veel aandacht geschonken aan concrete details uit het dagelijks leven. Deze details zorgden voor het realisme-effect, de uitwerking dat het verhaal echt waar was. Belerend realisme De eerste Nederlandse realistische teksten beschrijven wel de eigentijdse werkelijkheid, maar ze bevatten nog een moraliserende bedoeling. Het beroemdste voorbeeld hiervan is “Camera obscura” geschreven door Hildebrand in 1839. De verteller legt hierbij op ironische wijze kleine onhebbelijkheden en misvattingen bloot. Impressionisme Het impressionisme is een literaire stroming ontstaan in de negentiende eeuw. Het impressionisme vind je terug bij verschillende stromingen zoals bijvoorbeeld het nationalisme. Het impressionisme streefde naar een persoonlijke indruk van de werkelijkheid. Een impressionist zag iets, en het gevoel dat ze hierbij hebben, schreven ze op. Hiermee wilden ze “schoonheid scheppen”. Dat wat ze schreven waren dus eigenlijk momentopnames. Kenmerken van de impressionistische stijl zijn: Neologisme, het gebruiken van nieuwe woorden. Synesthesie, het combineren van verschillende zintuigen. Het gebruik van veel verschillende bijvoeglijk naamwoorden Het impressionisme zie je bijvoorbeeld terug bij Herman Gorter en Louis Couperus. Naturalisme Andere realisten streefden ernaar de werkelijkheid zo objectief mogelijk te beschrijven. Volgens deze realisten, ook wel naturalisten genoemd, moest de tekst zo neutraal mogelijk zijn. Het naturalisme ging uit van de gedachte dat er een objectief waarneembare werkelijkheid bestond. Naturalisten schreven niet langer vanuit een veilig burgerlijk kader en vanuit een vaste christelijke moraal. Dit leidde er toe dat ook taboeonderwerpen aan de orde worden gesteld. De mens heeft in naturalistische romans geen vrije wil. De afloop van naturalistische romans wordt bepaald door causale lijnen. Het mond vaak uit in een ontnuchtering, desillusie of de dood. Determinisme Het positivisme stimuleerde het wetenschappelijke zoeken naar wetmatigheden: naar causale verbanden en determinerende factoren. Dit leidde tot het determinisme. Dit is een opvatting dat bij een mens de vrije wil aan banden wordt gelegd door erfelijkheidsfactoren en de invloeden van het sociale milieu van mensen. De drie determinerende factoren zijn: 1. Erfelijkheid (race). 2. De woon- en leefomstandigheden en opvoeding (sociaal milieu). 3. Tijd waarin men leefde (moment). Temperamentenleer De temperamentenleer houdt in dat er bij een bepaald temperament, een bepaald gedrag hoort. Elk mens wordt geboren met een bepaald temperament, dit is bepaald door erfelijke factoren. Zo heb je bijvoorbeeld een nerveus temperament, dit zijn bleke, slanke, verfijnde mensen met stemmingswisselingen en ze zijn onevenwichtig en melancholiek. Louis Couperus Louis Couperus schreef romans en verhalen waarin de invloed van het naturalisme ene grote rol speelden. Bij Couperus staat het thema noodlot centraal, het leven van de mens wordt bepaald door buiten hem staande omstandigheden waar hij geen grip op kan krijgen. De bekendste boeken die Couperus heeft geschreven zijn “Eline Vere” (1888) en “Noodlot” (1890). Periode 1900 – 1940 Historische context Eerste wereldoorlog Toen op 28 juni 1914 aartshertog Frans Ferdinand in Sarajevo werd vermoord, was dat de aanleiding tot de eerste wereldoorlog. De eerste wereldoorlog staat ook wel bekend als de loopgravenoorlog. De verschikkingen van de eerste wereldoorlog leidden wereldwijd tot morele ontreddering. Totalitaire staten In de jaren na de eerste wereldoorlog kwamen de totalitaire staten op in: de Sovjet-Unie onder leiding van Stalin Communisme Mussolini in Italië Fascisme Hitler in Duitsland Nationaalsocialisme Franco in Spanje In Nederland kwam de NSB onder leiding van Anton Mussert. De opkomst van deze totalitaire en antidemocratische regimes bepaalde grotendeels de politiek in dit interbellum. Er ontstond een sfeer waarin democratie en individualisme onder druk kwamen te staan. Massacultuur De ontgoocheling en morele ontreddering door de oorlog leidde tot cultuurkritiek. De cultuurkritiek behelsde vooral angst voor de massa en het verlangen de bedreigde individualiteit te beschermen. Onder de intellectuelen, schrijvers en kunstenaars was de cultuurkritiek algemeen, inclusief de daarbij aansluitende afwijzing van de massacultuur. Culturele context Psychoanalyse Sigmond Freud is een psychoanalyticus die vindt dat een groot deel van het menselijke bewustzijn wordt bepaald door onbewuste factoren. Het onbewuste ontstond volgens Freud in de oedipale fase van de ontwikkeling van de zuigeling. In aansluiting op de oedipale fase komt het oedipuscomplex, dit gaat er over dat jongens de vaderfiguur als concurrent en tegenstander ziet, terwijl de moederfiguur geïdealiseerd en vereerd wordt. Het onbewuste kan zich ook uiten in gedrag. Als het gedrag bepaald wordt door allesoverheersende onbewuste strevingen, is dat neurotisch gedrag.De opvattingen van Freud ondermijnden de ideologie van de burgerij. Freud formuleerde een nieuw mensbeeld van een mens vooral geleid door driften en lusten. Filosofie: tijd, taal en techniek De filosofie van periode houdt in: Intuïtie is een middel tot kennis. De tijd waarin de momenten elke doordringen en daardoor als afzonderlijke momenten opgeheven zijn, worden beschouwd als de ware tijd waarvan continuïteit het belangrijkste kenmerk is. Het neopositivisme gaat over dat de filosofie net als de natuurwetenschap exacte uitspraken moest doen over de zintuigelijke werkelijkheid. In de moderne kunst wordt reproduceerbaar. Door de uitvinding van fotografie konden er snel en mechanisch reproducties gemaakt worden. Een kunstvorm die typerend was voor de moderne tijd is de film. De snelle opeenvolgende beelden, montagetechniek, maakte een geheel andere wijze van waarnemen en beleven nodig dan bij een kunstwerk. Kunst in de periode 1900 – 1940 De moderne kunst omvat verschillende bewegingen die gezamenlijk de historische avant-garde worden genoemd. Deze avant-garde ontstond vanuit de gedachte dat nieuwe kunst de uiting was van een nieuwe mens en zijn wereld. Een kunstwerk hoefde niet langer de weergave van een verhaal te zijn. Vorm, kleur en compositie gingen de inhoud domineren. De gedachte dat de artistieke vorm op zichzelf kon staan leidde tot bijvoorbeeld de artistieke schilderijen van Piet Mondriaan. Mondriaan maakte abstracte kunst. Montage en collage werden in deze periode gebruikt om een shockeffect te bewerkstellen bij het publiek. Expressionisme Expressionisten zagen hun werk als tegengif tegen vervreemding, materialisme en de burgerlijke orde. Bij het expressionisme gaat het om de persoonlijke expressie en het intuïtieve. Hierdoor werden vereenvoudigde composities en abstractie een mogelijkheid in de schilderkunst. Er kwam ook een meer filosofische stroming van het expressionisme, dit was de stijl van de schilder Franz Marc, hij heeft onder andere de dichter Hendrik Marsman beïnvloed. In Nederland zijn de schilderijen van de Groninger kunstenaarsgroep De Ploeg expressionistisch. Dadaïsme Het dadaïsme was een reactie van ontgoocheling en ontreddering op de eerste wereldoorlog. Het dadaïsme wilde door chaos te scheppen antiburgerlijk, antikunst en cultuurkritiek te zijn. Het dadaïsme was een uiting van een nihilistisch wereldbeeld waarin geen idealen werden verdedigd en er geen geloof was in verbetering van de maatschappij. Het dadaïsme was anti. Het dadaïsme cultiveerde het primitieve in plaats van het culturele. Dadaïsten maakten veel gebruik van de collagetechniek. Surrealisme Net als het dadaïsme had het surrealisme minachting voor de burgerlijke en materialistische maatschappij die verantwoordelijk werd gehouden voor de eerste wereldoorlog en de gevolgen daarvan. Surrealisten wouden de ruimte geven aan het onbewuste, de droom en verbeelding. Surrealisten wilden het onbewuste ontsluiten en keerden zich tegen de beschaving die met de nadruk op de ratio als te belemmerend werd beschouwd. Centraal stond de mentale vrijheid van de kunstenaar. Piet Mondriaan en de Nieuwe Beelding In het tijdschrift “De Stijl” publiceerden architecten, dichters en kunstenaars over de functie van de nieuwe kunst. De bekendste schilder die hier aan meewerkte was Piet Mondriaan. Mondriaan streefde door de theosofie naar een hoger inzicht weergeven. Theosofie is de aanduiding voor een mystiek-filosofische wereldbeschouwing met een Oosters, boeddhistisch karakter. Mondriaan ging ook de fase van de Nieuwe Beelding door, hier ging hij de abstractie in. Kenmerken van de Nieuwe Beelding zijn: Abstractie Het gebruik van primaire kleuren Rechte lijnen Kubisme, er is geen perspectief of engagement aanwezig. Harmonie is de essentie van de geest Muziek In de muziek van de periode 1900 tot 1940 ontbreekt een overheersende stijl. Componisten die naar vernieuwing zochten werden moeilijk gevonden. Er ontstond een kloof tussen het publiek en de vernieuwende componist. Literaire ontwikkelingen Schrijver en publiek In het interbellum werden nieuwe lezersgroepen actief. Het boekenbedrijf werd ook steeds commerciëler. Uitgeverijen drukten boeken in hoge oplagen en er was de opkomst van de bestseller. Een bestseller is een boek waarvan meer dan 10.000 exemplaren zijn verkocht. In de periode 1900 tot 1940 maakt men onderscheid tussen twee typen schrijvers: 1. Publiekschrijvers Schrijvers die omvattende realistische romans schrijven. Voorbeelden van publieksschrijvers zijn bijvoorbeeld Ina Boudier-Bakker en Johan Fabricius. 2. Eliteschrijvers Schrijvers die zich afzetten tegen de romans van de publiekschrijvers. Voorbeelden van eliteschrijvers zijn bijvoorbeeld Menno ter Braak en E. du Perron. In de Nederlandse literatuur van het interbellum stonden verschillende ontwikkelingen naast elkaar. Er was doorwerking van de romantiek, maar er waren ook pogingen om aansluiting te vinden bij de avant-garde. Traditie en vernieuwing stonden naast elkaar. Doorwerking romantiek Avant-gardebewegingen wilden kunst en literatuur vernieuwen en breken met de tradities van de negentiende eeuw. Schrijvers en dichters konden het romantische levensgevoel en romantische onderwerpen in aangepaste vorm aan de twintigste eeuw voortzetten. De neoromantiek houdt in dat de werkelijkheid als onbevredigend wordt ervaren en wordt ontvlucht. De hoofdpersonen worden gedreven door een bijna niet te vervullen droom. J.J. Slauerhoff De gedichten van Slauerhoff staat in een romantische traditie. In deze gedichten is iemand aan het woord die in onvrede leeft met de werkelijkheid en de eigen tijd. Het centrale onderwerp van Slauerhoffs gedichten is het romantische gekwelde bestaan en het lijden aan het leven. De belangrijkste roman die Slauerhoff heeft geschreven is “Het verboden rijk” (1932). Arthur van Schendel Het werk van van Schendel behoort tot de neoromantiek. Van Schendel interpreteerde veel van zijn verhalen als historische roman, hiervoor ontbreekt alleen de verheerlijking van het eigen nationale verleden. In de boeken van Van Schendel zijn de hoofdpersonen gedreven door bijna onvervulbare dromen. Zijn beste en ook bekendste werk is “Het fregatschip Johanna Maria” (1930). Avant-garde invloeden De opvattingen van de historische avant-garde raakten aan ontwikkelingen in de literatuur. De autonomieopvatting, waarbij men de literaire tekst opvatte als een op zichzelf staand taalbouwsel en niet als weergave van een individueel gevoel, kreeg veel invloed. Er werd veel geëxperimenteerd met de klank van een tekst en de betekenis erachter. Paul van Ostaijen Van Ostaijen maakt in zijn werken gebruikt van de dadaïstische collagetechniek, hierbij vallen traditionele versregels uit elkaar en associaties vervangen de logische gedachteontwikkeling. Kenmerken van dadaïstische poëzie Het gebruik van “ready-makes” Er wordt geëxperimenteerd met typografie. Er wordt gespeeld met verschillende klanken. Hendrik Marsman Een deel van de gedichten van Marsman uit zijn bundel “Verzen” zijn duidelijk vitalistisch, hierin wordt het leven verheerlijkt. De belangrijkste kenmerken van de werken van Marsman zijn: Het ontbreken van leestekens. Het niet aanwezig zijn van een nadrukkelijk ik-persoon. Er zijn onvolledige zinnen. Er worden veel kernwoorden gebruikt. De gebruikte beeldspraak is gewaagd. Martinus Nijhoff In de gedichten van Nijhoff wordt je als lezer getrokken door raffinement en vakmanschap. Het lijken eenvoudige gedichten, maar ze zijn meerduidig, complex en raadselachtig, allemaal tegelijk. Nijhoff zorgde voor vernieuwing zonder dat hij de traditie doorbrak. Nijhoff combineerde moderne elementen met traditionele vormen en technieken. Nijhoffs gedichten gingen vaak over de alledaagse wereld. Nijhoff streefde naar een gedicht als autonoom organisme, een constructie die geen directe uiting van dichterlijke gevoelens was, dit is ontindividualisering. Vernieuwing van de roman In de eerste helft van de twintigste eeuw was de psychologische roman populair. In psychologische romans werd veel aandacht geschonken aan bewuste en onbewuste drijfveren van personages, dit zijn het gedrag, gevoelens, driften en verlangens van het persoon. Typerend is de psychologische analyse van het eigen ik. Een bekend voorbeeld hiervan is het boek “Anton Wachterromans” van Simon Vestdijk. Modernistische roman Het modernisme was een internationale ontwikkeling in de romankunst. Het modernisme is vooral een intellectualistische stroming. Modernistische teksten vragen om een actieve leeshouding. In een modernistisch verhaal of roman levert de verteller geen compleet, maar een beperkt beeld van de verhaalwerkelijkheid. De nadruk ligt op de subjectieve en zintuiglijke beleving van de alledaagse werkelijkheid. De kenmerken van een modernistische roman zijn: Bewustzijnsstroom, de weergave van indrukken van buiten, herinneringen, associaties en gedachten die niet geordend, maar door elkaar en chaotisch aan jou als lezer worden gepresenteerd. De nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de personages. Er is een ik-verteller of een verborgen verteller. Er is een directe weergave van gedachten in fragmentarische zinnen. Voorbeelden van schrijvers van modernistische romans zijn Simon Vestdijk en Carry van Bruggen. Ook F. Bordewijk en zijn boeken Karakter en Bint kan je plaatsten deze tijd. Rondom Forum Het rondom forum was een tijdschrift opgericht door Menno ter Braak en E. du Perron. Het tijdschrift was vrijzinnig en niet gebonden aan een zuil. Het Forum keerde zich tegen de autonomieopvatting in de literatuur. Het tijdschrift vond dat de schrijver persoonlijkheid moest tonen en kritisch moest zijn. In de jaren ’30 kwamen het fascisme en het nationaalsocialisme po. In de daardoor ontstane sfeer van dreiging en onzekerheid werd er in de kunst en literatuur meer gezocht naar engagement en maatschappelijke betrokkenheid. Het forum vond dat de schrijver belangrijk is en boven de vorm staat. Het forum waardeerde het werk van Willem Elsschot, een Nederlandse schrijver wiens bekendste boek Lijmen/Het been is. Nieuwe zakelijkheid De nieuwe zakelijkheid is een stijl van schrijven. Kenmerken van de nieuwe zakelijkheid zijn: Het gebruik van korte, bondige en eenvoudige zinnen. Het gebruik van veel samentrekkingen van woorden. Het gebruik van weinig bijvoeglijk naamwoorden. De woordvolgorde is vaak afwijkend. Het is een “gewapend beton-stijl” een stijl die nuchter is, zonder enig sentiment. Het is emotieloos. Het gaat over alledaagse onderwerpen. Periode 1940 – 1945 De invloeden op deze periode waren: De tweede wereldoorlog, deze was verpletterend en ontredderend. De Jodenvervolging Atoombommen Vanwege de grote gevolgen hebben deze onderwerpen nu nog een grote invloed in de literatuur. Vanaf 1940 pasten de Duitsers censuur toe, de Kultuurkamer werd ingevoerd. Elke schrijver moest zich hier inschrijven. Als ze dat niet deden mochten ze geen boekwerken meer uitbrengen. Sommige schrijvers weigerden zich aan te sluiten bij de Kultuurkamer. Zij moesten vluchten en onderduiken, ook gingen velen bij het verzet. Hun werk (vaak poëzie, ook wel gekend als verzetspoëzie) werd illegaal gepubliceerd. Er ontstonden hiervoor clandestiene uitgeverijen zoals bijvoorbeeld de bezige bij. Na de oorlog werd er veel over de oorlog en de gebeurtenissen geschreven, ook nu nog. Er zijn veel autobiografische boeken over geschreven, bijvoorbeeld het achterhuis. Belangrijke thema’s en onderwerpen van oorlogsboeken: Overlevenden Het verzet De soldaten De schuldvraag De gevolgen van evacuatie Kinderen van oorlogsslachtoffers Joodse identiteit Belangrijke schrijvers van deze tijd: Marga Minco alias Sara Menco was geboren in Ginniken. Ze is opgegroeid in een joods-orthodox. In de oorlog worden haar ouders, broer en zus meegenomen door de Duitsers. Zelf weet ze te ontkomen en duikt ze onder. Veel boeken die Minco heeft geschreven zijn autobiografisch. Een centraal thema uit haar boeken is: “het onvermogen om je eigen geschiedenis los te laten”. Veel hoofdpersonen uit haar boeken zijn overlevenden van de holocaust. Haar schrijfstijl is somber, maar ze heeft een verzorgd taalgebruik. Voorbeelden van boeken die Minco heeft geschreven zijn: “Het bittere kruid” en “een leeg huis” Harry Mulisch was geboren in Haarlem. Zijn moeder was joods en zijn vader was collaborateur (iemand die samenwerkt met de Duitsers). Mulisch is een van de grote drie. Belangrijke thema’s uit zijn werk zijn: “schuld”, “oorlog”, “goed en kwaad” en “het mythische en fantastische”. Voorbeelden van boeken die Mulisch heeft geschreven zijn: “twee vrouwen”, “de aanslag” en “de ontdekking van de hemel”. Periode 1945 – 1970 Het tijdsbeeld: Na de tweede wereldoorlog begon een nieuwe oorlog, de koude oorlog. Deze was tussen het communistische Oostblok en het kapitalistische westen. Vlak na de tweede wereldoorlog bevrijdden de koloniën zich van de buitenlandse overheersers. Indonesië werd onafhankelijk in 1949. Europa wordt weer opgebouwd en er ontstaat een consumptiemaatschappij en geloof in een maakbare wereld. Existentialisme Het existentialisme is een filosofische stroming die vanuit Frankrijk heel Europa heeft beïnvloed, met name door het werk van Sartre en Claus. Hermans was een grote aanhanger van het existentialisme. Het existentialisme heeft verschillende opvattingen, deze zijn: Het bestaan is absurd, chaotisch en zinloos. Er zijn twee zekerheden: de mens bestaat en de mens zal sterven. De mens is vrij om te kiezen, maar de mens is verantwoordelijk voor zijn eigen keuzes. Vernieuwen van de roman In naoorlogse romans wordt gebruik gemaakt van modernistische technieken. In deze tijd brak de chronologische volgorde uit. Ook werd er steeds meer gebruik gemaakt van het hij-zij perspectief (verborgen verteller) en / of het ik-perspectief. In deze tijd werd de intrige (verhaallijn) belangrijk. In een nouveau roman wordt er geëxperimenteerd met de verteltechniek en met verschillende verhaalstijlen. In deze boeken is vaak geen duidelijke verhaallijn te ontdekken. In de jaren ’60 komt het new journalism naar boven. Deze stroming komt uit Amerika. Het is een combinatie van journalistiek en literatuur. Oftewel het is een combinatie van feiten met een eigen mening. In de jaren ’60 ontstond de beat generation. Dichters uit deze generatie staan ook wel bekend als “beat poets”. Deze stroming komt uit Amerika. In deze tijd verzetten veel jonge schrijvers zich tegen de burgerlijke consumptiemaatschappij. De vijftigers De vijftigers is een groep jonge dichters: Hans Andreus, Jan Elburg, Jan Hanlo, Gerrit Kouwenaar, Lukebert, Paul Rodenko en Simon Vinkenoog. Deze groep verzette zich tegen de traditionele poëzie en ze grepen terug op de modernistische poëzie dat werd gebruikt na de eerste wereldoorlog. De spreektaalpoëzie maakte plaats voor moeilijkere en experimentele poëzie. Kenmerken van deze poëzie zijn: De vrijheid van woordkeuze De vrijheid van vorm De vrijheid van zinsbouw, interpunctie werd niet meer gebruikt. Er was geen logica en intellect, maar spontane creativiteit door middel van associatieve beeldspraak. De zestigers Rond 1960 begonnen dichters weer “normale” gedichten te maken, met gewone spreektaal. De zestigers geloven in de “alles is kunst” opvatting en het dadaïsme. Ze willen met een ander oog naar kunst kijken. Dit is nieuw realistisch poëzie. Het Dadaïsme is tussen 1916 en 1920 ontstaan in Zwitserland. De zestigers zijn zich bezig gaan houden met deze stroming en er gebruik van gaan maken. Het dadaïsme wil de kloof tussen kunst en de rest van het leven opheffen. Aanhangers van het dadaïsme geloven dat het alledaagse ook kunst is. Enkele kenmerken van nieuw realistische poëzie zijn: Eenvoudige en geen emotionele beeldspraak Er word gebruik gemaakt van ready mades (gevonden voorwerpen (heel normale dingen uit het dagelijks leven)). Er wordt humor in verwerkt door anders naar normale dingen te kijken. In de jaren ’60 was ook de start van de grote vijf. De grote vijf bestaat uit: Jan Wolkers, Gerard Reve, WF Hermans, Hugo Claus en Hella Haasse. Jan Wolkers leefde van 1925 tot 2007. In zijn boeken was hij seksueel erg openhartig. Ook maakte hij gebruik van beeldspraak. Belangrijke thema’s in zijn boeken zijn seks, de dood, vergankelijkheid, verrotting en zijn religieuze jeugd. Door middel van zijn boeken rekent Wolkers af met zijn streng calvinistische jeugd. Voorbeelden van boeken zijn: “kort Amerikaans” en “Turks Fruit”. Gerard Reve leefde van 1923 tot 2006. In zijn boeken werd gebruik gemaakt van reviaanse humor. Dit is een combinatie van ernst en ironie. In zijn boeken kan je veel verwijzingen vinden naar religie, naar de bijbel. Reve heeft veel eigenzinnige denkbeelden, deze zijn verwerkt in zijn boeken. Ook kan je in zijn boeken veel openlijke en homoseksuele gevoelens vinden in combinatie met geloof. Voorbeelden van een boek is: “de avonden”. Hella Haasse leefde van 1918 tot 2011. Haasse was geboren in Batavia. In veel van haar boeken schreef ze over ver weg, vroeger en cultuurverschillen. Centrale thema’s in haar boeken zijn: “Het is moeilijk om het andere te kennen” en “Raadsels waarvoor het verleden en de wereld ons stellen” In veel van haar boeken is een erg sterkte psychologie aanwezig. Alles in het boek staat met elkaar in verband. Voorbeelden van boeken zijn: “oeroeg”, “heren van de thee” en “sleuteloog”. Hugo Claus leefde van 1929 tot 2008. Hij was een Vlaming. Hij schreef poëzie, romans en toneelstukken. Vaak gaan ze over verstoorde familierelaties en dromen die niet overeen komen met de werkelijkheid. Ondanks dat hij een zestiger is, schrijft hij als een typische vijftiger, hij speelt met de taal. Voorbeeld van een boek: “de metsiers”. WF Hermans leefde van 1921 tot 1995. Zijn volledige naam is Willem Frederik. Hij schrijft erg existentialistisch. Personages in zijn boeken zijn vaak in crisissituaties waarin zij ten ondergaan aan de zinloze chaos van het leven. Voorbeelden van boeken zijn: “het behouden huis”, “de donkere kamer van Damokles” en “nooit meer slapen”. Een bekentenis roman is een boek waarin de schrijver zijn persoonlijke leven en opvattingen blootlegt. Periode 1970 – heden Per jaar komen ongeveer 200 nieuwe Nederlandse boeken uit. de schrijvers moeten erg hun best doen want ze staan in de spotlight. Veel boeken worden verfilmd. Ook wordt er veel meer aandacht besteed aan de schrijver, zo gaat hij bijvoorbeeld op tournee. Schrijvers worden publieke figuren geworden. Ze helpen hun boeken te verkopen. Doordat er ook veel aandacht wordt besteed aan film, muziek en digitale cultuur ontstaat er een concurrentiestrijd. Het publiek speelt hierbij een grote rol, zij beslissen mee over de toekenning van prijzen. Vermenging van hoge en lage cultuur Vroeger werd er alleen gelezen door de adel en de geestelijken. Nu is literatuur toegankelijk voor iedereen. Voornamelijk boeken met een sensationeel plot zijn populair. Een voorbeeld hiervan is “de passievrucht”. Nederland was na de oorlog, dus na 1945, een emigratieland. Mensen zochten het betere leven in andere landen. Vanaf 1960 wordt Nederland een immigratieland. In deze tijd komen er gastarbeiders. Soms kwamen er ook mensen uit de koloniën naar Nederland tussen 1940 en 1960. De gastarbeiders gingen vaak niet meer terug naar hun land. Vanaf 1980 kwamen er veel asielzoekers in Nederland. Hierdoor zijn er in Nederland vele culturen. Dit zorgt voor frictie, een complexer wereldbeeld. In deze tijd zet het postmodernisme op. Postmodernisme is een verzamelnaam voor ideeën over de mens en de wereld in deze tijd. Een postmodernistisch mens verliest de greep op het leven. Voor deze mensen is de wereld onbegrijpelijk en ongrijpbaar. Aldus deze mensen is er geen werkelijkheid en je kan er geen algemene uitspraken over doen. Ook wil een postmodernistisch mens terug naar vroeger, toen het nog makkelijk en simpel was. Personen in postmodernistische boeken zijn vaan zoekende, ze weten niet waar ze staan. Kenmerken van postmoderne romans: Er is geen eenduidige werkelijkheid waarin vaststaat wat waar is en wat niet waar is. De (roman) wereld is een chaos. Er is vaak een fragmentarisch beeld. Er is vaak een wisselend perspectief. De schrijver combineert verschillende genres en stijlen in één boek. De schrijver gebruikt allerlei verwijzingen naar citaten uit andere boeken. Soms gebeurd dit serieus en soms als ironie of parodie. Dit wordt ook wel intertekstualiteit genoemd. Migrantenliteratuur Door de vele migranten zijn er ook migranten gaan schrijven over hun land, dit is migrantenliteratuur. Voorbeelden van migranten schrijvers zijn “Kader Abdolah” en “Abdelkader Benali”. Kader Abdolah is als een politieke vluchteling uit Iran gekomen toen hij erg jong was. Zijn naam is een pseudoniem. Abdelkader Benali’s vader was een gastarbeider uit Marokko. Abdolah en Benali voelen zich Nederlands en niet migrant of allochtoon. Ze vinden het niet fijn om migranten schrijvers genoemd te worden vanwege het stigma. Sinds de jaren ’80 worden er steeds meer romans geschreven door kinderen van migranten. Hierin wordt de nadruk gelegd op de twee verschillende culturen. Kenmerken van migrantenliteratuur: De schrijver schrijft over zijn land van afkomst. Vaak komt er heimwee voor in de boeken. Postkolonialistisme Postkoloniale boeken zijn geschreven door schrijvers die geboren zijn in Nederland en vaak zijn opgegroeid in het buitenland. Een voorbeeld van zo’n schrijver is Hella Haasse. Zij is geboren in Nederland, maar ze schrijft vaak over Nederlands-Indië. Een belangrijk thema van het postkolonialisme is “de koloniale tijd”. Het verschil tussen postkoloniale en migrantenschrijvers is dat postkoloniale schrijvers uit Nederland komen, maar over een ander land schrijven en migrantenschrijvers komen uit een ander land en schrijven vaak ook over dat land. Het multiculturele drama Er zijn veel culturen in Nederland. Sommige mensen hebben hier moeite mee, omdat culturen kunnen botsen en is geen eenduidig goed of fout. Daardoor willen sommige mensen terug naar vroeger. Ze willen die allochtonen weghebben., terug naar hun eigen land. Sommige politici speelt hierop in. Hierdoor komt er drama, het multiculturele drama. Autobiografische literatuur In de jaren ’70 komt de autobiografische literatuur naar boven. Vaak heeft de ikverteller dezelfde naam als de schrijver. Bij een hij-zij perspectief heeft de hoofdpersoon een andere naam dan de schrijver, hierbij zijn vaak gebeurtenissen uit het boek hetzelfde als gebeurtenissen uit het leven van de schrijver. Voorbeelden van autobiografische boeken: “terug naar Oegstgeest” en “Komt een vrouw bij de dokter”. Feministische literatuur Feminisme is het strijden voor vrouwenrechten en gelijkheid. Sinds de jaren ’70 komen er steeds meer boeken met als thema de ondergeschikte rol van vrouwen. Hierin wordt het ideologische beeld van de vrouw gedeconstrueerd. De feministische literatuur zet zich af tegen de mannelijke literatuur. In een feministisch boek worden vrouwelijke ervaringen en denkwijzen gedemonstreerd. Belangrijke vrouwelijke thema’s zijn: Chicklit Boeken met dit thema komen op in de jaren ’90. Ze zijn minder literair, maar worden wel onder de literatuur toegekend. Chicklit boeken gaan over het algemeen over hoogopgeleide vrouwen die interesse hebben in mannen. Writers on heels De boeken geschreven door writers on heels zitten tussen de chicklit en zware literatuur in. De writers on heels zijn niet schrijvers die alleen stil zitten te schrijven, maar het zijn schrijvers die ook naar buiten treden in mooie kleren en op hakken. Reisliteratuur Vanaf de jaren ’80 verschijnen er veel (autobiografische) reisverhalen en romans. Deze romans gaan vaak over de reizen die de schrijver heeft meegemaakt. Zo schrijft Cees Nooteboom persoonlijke getinte verhalen van zijn vele verre reizen. Voorbeelden van reisliteratuurboeken: “een barbaar in China” en “Hoge bomen in Hanoi”. Wereldliteratuur De literatuur wordt in de loop van de jaren steeds internationaler. Dit gebeurd door middel van massamedia en vertalingen. Hierdoor kan iedereen de boeken lezen. Voorbeelden van wereldschrijvers: “Gabriel García” en “Jung Chang”. Historische roman Een historische roman wordt gemaakt op basis van geschiedenis. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bronnen en feiten. Vaak wordt er op basis van deze informatie een fictief verhaal geschreven. In een historische roman wordt vaak een groot deel van de geschiedenis geschreven op basis van een doodnormaal leven. Hierdoor komt de geschiedenis tot leven en wordt het bijna tastbaar. Voorbeelden van historische romans: “sonny boy” en “heren van de thee”. Literaire non-fictie Bij literaire non-fictie wordt gebruik gemaakt van verhalende journalistiek. Dit is romankunst. In literaire non-fictie kan je je vaak inleven bij de hoofdpersonen. Een voorbeeld van literaire non-fictie zijn historische romans. Lezers vinden deze boeken vaak interessant om te lezen. Adolescentenromans Adolescentenromans vallen onder de overgangsliteratuur. Het zijn geen kinderboeken, maar ook geen volwassenenboeken. Vaak gaan adolescentenromans over problemen die bij volwassenen horen. In adolescentenromans gaat de hoofdpersoon op zoek naar zichzelf, hierin kan de lezer zich herkennen. Ondanks dat het niet een volwassenenboek is, valt het onder de literatuur.