Nederlands literatuurgeschiedenis

advertisement
Nederlands literatuurgeschiedenis
Voorgeschiedenis en middeleeuwen
Voorgeschiedenis
Vroeger heerste er een orale cultuur, de verhalen werden verteld. Ze werden nog
niet opgeschreven. Ongeveer 3400 jaar voor Christus werd in Mesopotamië het
spijkerschrift uitgevonden, het spijkerschrift werd gebruikt op kleitabletten. Dit was
het eerste schrift dat werd gebruikt. Het schrift was uitgevonden omdat er een
behoefte was om dingen op te schrijven.
Na Mesopotamië kwam Griekenland tot bloei en Griekenland werd machtig.
Ongeveer 6 jaar voor Christus begon het Romeinse Rijk deze macht over te nemen.
In deze tijd ontstond ook het Christendom.
Middeleeuwen
Historische context
Rond 476 stortte het Romeinse Rijk in, dit is het startpunt van de middeleeuwen.
Door het instorten van het Romeinse Rijk ontstonden er allemaal zelfstandige
koninkrijken. Het gevolg hiervan was dat Latijn geen spreektaal meer was, maar nog
wel de taal van de kerk.
Het Christendom begint zich uit te breiden. De enige erkende Christelijke kerk in
deze tijd was de Rooms-katholieke kerk. In deze tijd was er ook de Islam. Als reactie
hierop organiseerden Christenen kruistochten om mensen naar het Christendom te
laten bekeren.
Lage landen (de Nederlanden)
De lage landen bestond uit verschillende gewesten, zoals bijvoorbeeld Vlaanderen.
Door de verschillende gewesten was er geen nationale eenheid, er was ook geen
erkende nationale taal. Wel was er Middelnederlands, maar dat werd in elk gewest in
een ander dialect gesproken.
Hanze: samenwerkingsverband tussen handelaren en steden.
Standentheorie
Er waren verschillende groepen mensen:
1. Geestelijkheid
2. Adel en ridders
3. Boeren en vissers
4. Burgerij
Geestelijkheid
1. Reguliere geestelijkheid
Onder de reguliere geestelijkheid vallen de monniken en nonnen. Zij wonen in
kloosters volgens de regels van een kloosterorde.
2. Seculiere geestelijkheid
Onder de seculiere geestelijkheid vallen de paus, bisschoppen en pastoors.
Dit is het wereldlijke gedeelte van de geestelijkheid. Dit waren de mensen die
buiten een klooster de godsdienst verkondigden.
Adel en ridders
Feodale maatschappij: ridders kregen als leen een stuk land als ruil daarvoor waren
ze oproepbaar als ridder. Hiervan konden ze leven. Er was een dienstrelatie tussen
een adellijke heer (leenheer) en zijn leenmannen of vazallen. Deze relatie werd
gekenmerkt door wederzijdse trouw en bescherming.
Deze ridders waren de kern van de legers.
De leenheer is verplicht om zonden van zijn vazallen op te leiden tot ridder. Deze
zonen dienen eerst in het leger, daarna volgen ze hun vader op als vazal op het
leengoed.
De feodale maatschappij was in economisch opzicht een agrarische maatschappij.
In deze tijd had men te maken met een eercultuur. Goed gedrag betekende eer.
Burgerij
De burgerij heeft voornamelijk te maken met de verstedelijking. De verstedelijking
vond plaats door de opkomst van handel en de productie van goederen. Hierdoor
kwamen er steeds meer steden en ook steeds meer mensen gingen werken. Deze
mensen hadden geen feodaal stelsel. Zij wilden liever vrede behouden en
compromissen sluiten, dit was de burgerlijke mentaliteit.
Schrijfcultuur
Tot de twaalfde eeuw werd voornamelijk geschreven door monniken. Maar door de
verstedelijking leerden steeds meer mensen om te schrijven, dit was na de twaalfde
eeuw. In 1425 werd de boekdrukkunst uitgevonden, hierdoor kregen meer mensen
beschikking tot het schrijven en tot het lezen van werken.
Culturele context
Hoofsheid
Hoofsheid is een ideaal die zich verspreidde over Europa. “Hoofs” is afgeleid van het
woord “hof”. Mensen leefden in een hof volgens gedragsregels en van daaruit is het
ideaal ontstaan. In een hof was zelfbeheersing, mate, de belangrijkste eigenschap.
Hoofsheid in de literatuur
In de literatuur vind je “hoofse liefde” terug. Hierin is de man dienstbaar aan de
aanbeden vrouw en de vrouw wordt op een voetstuk geplaatst. In de literatuur komen
de feodale verplichtingen heel erg naar voren, de trouw staat centraal (trouw tussen
man en vrouw, trouw tussen leenheer en vazal).
Literaire ontwikkelingen
Schrijver en publiek
Van veel schrijvers uit de middeleeuwen kennen we de namen niet. Wat we wel
weten van die tijd is dat godsdienst heel belangrijk was. De schrijvers vonden het
belangrijk dat God wist wie het had geschreven, de rest maakte niet uit. De teksten
die in de middeleeuwen zijn geschreven zijn voornamelijk gericht op de voordracht
en daarom waren de teksten rijmend. Op deze manier konden voordragers ze beter
onthouden. Schrijvers schreven in die tijd in opdracht van de mecenas,
opdrachtgever. In die tijd wouden de schrijvers het publiek vermaken, maar ze ook
iets leren.
Een paar schrijvers kennen we wel bij naam:
 Hendrik van Veldeke
 Diederik van Assenede
 Jacob van Maerlant
Ridderroman
Vanaf de dertiende eeuw werden er in de Lage Landen veel ridderromans
geschreven. Deze ridderromans zijn vaak vertaald vanuit het Frans of gebaseerd op
Franse verhalen. Deze verhalen waren vaak bedoeld voor de elite van die tijd. De
verhalen waren zowel educatief al ontspannend bedoeld.
Er zijn verschillende soorten ridderromans:
 De Oosterse roman, met als voorbeeld Floris ende Blancefloer.
 Trojaanse ridderromans, met als voorbeeld Eneasroman
 Karelromans, dit zijn verhalen die gebaseerd zijn op het leven van Karel de
Grote.
 Arthurromans, dit zijn verhalen die gebaseerd zijn op het leven van koning
Arthur.
Karelepiek
Karelromans worden ook wel Karelepiek genoemd. Dit zijn dus verhalen gebaseerd
op het leven van Karel de Grote. De Karelepiek gaat terug op het chanson de geste,
dit zijn verhalende liederen over gebeurtenissen in de tijd van Karel de Grote. Een
aantal chansons de geste gaan terug op een historische gebeurtenis, maar deze
wordt vaak anders weergegeven. Hierbij speelt epische concentratie een grote rol,
hierbij worden historische feiten over verschillende personen toegeschreven aan één
beroemd persoon, in dit geval Karel de Grote.
Arthurpiek
Arthurromans worden ook wel Arthurpiek genoemd. Dit zijn dus verhalen gebaseerd
op het leven van koning Arthur. Deze verhalen zijn heel erg hoofs en
sprookjesachtig. In de meeste Arthurromans gaat een ridder van koning Arthur erop
uit, hij gaat op queeste. Een belangrijk kenmerk van Arthurpiek is dat er een
zoektocht in het verhaal aanwezig is.
Liederen
Uit de middeleeuwen zijn veel liederen bewaard gebleven. Veel van deze liederen
gaat over de hoofse liefde, deze liederen vormen de hoofse lyriek. De hoofse lyriek
gaat over een man en zijn onbereikbare liefde en het is een terminologie die is
ontleend aan de feodaliteit.
Veel hoofse liederen beginnen met een Natureingang, hierbij wordt in het begin van
het lied even de natuur aangehaald.
Dierverhaal
In dierverhalen vormt de dierenwereld een afspiegeling van de mensenwereld. De
dieren en hun eigenschappen stellen de mensen voor. Een dierverhaal is vaak
spottend en maatschappijkritisch. Een voorbeeld van een dierverhaal is “Van den vos
Reyaerde” geschreven door Willem.
Geestelijke letterkunde
De geestelijke letterkunde gaat over religieuze zaken. De teksten zijn bedoeld voor
alle mensen, dus ook de “gewone” gelovigen, de burgers. Heel veel teksten van de
geestelijke letterkundes zijn Marialegendes, teksten die ten ere van Maria zijn
geschreven. In zo’n tekst komt heel veel symboliek voor.
Toneel
In de middeleeuwen was er vooral in de steden vanaf de veertiende eeuw een
bloeiende toneelpraktijk. Er werden steeds meer toneelstukken opgevoerd. Er
werden verschillende soorten toneelstukken opgevoerd:
 Geestelijk toneel, toneelstukken die gaan over religieuze zaken.
 Wereldlijk toneel, toneelstukken die niet draaiden om de kerk
Hieronder verstaan wij:
o Kluchten, dit zijn grappige, spottende toneelstukken.
o Abele spelen, deze toneelstukken gaan over serieuze zaken zoals de
liefde.
o Korte klucht, een sotternie die vaak werd opgevoerd na een abele.
Rederijkers
De rederijkers zijn een groep mensen die zich allemaal bezig houden met literaire
zaken. Dit kan je zien als een beroepsvereniging. Rederijkers gaven veel aandacht
aan technisch vakmanschap en ambachtelijke vaardigheid. De rederijks zijn vaak
toneelspelers en poëten. Rederijkers werkten vaak in opdracht.
Zestiende en zeventiende eeuw
Historische context
Aan het einde van de middeleeuwen werd de boekdrukkunst uitgevonden. De
reformatie maakte zijn opmars en het humanisme deed zijn intrede.
De hervorming
In de zestiende eeuw ontstond de hervorming. De hervorming ontstond door onvrede
over misstanden in de rooms-katholieke kerk. De mensen hadden steeds meer
kritiek, zoals bijvoorbeeld op de aflaathandel. Maar de burgerij had hier helemaal
geen invloed op, en dat wouden ze wel. De burgers wouden ruimte voor eigen
inzichten en ze wouden ook kerkdiensten in volkstaal.
Maarten Luther
Maarten Luther was een van de eerste mensen die zich verzette tegen de kerkelijke
misstanden. Hij is degene geweest die 95 stellingen op de deur van de kerk
timmerde in 1517. Hij vond dat de bijbel vertaald moest worden naar het Duits, dus
dat heeft hij ook gedaan.
Johannes Calvijn
Johannes Calvijn was degene die de gedachte van predestinatie verdedigde.
Predestinatie houdt in dat God beslist wat er na de dood met je gebeurd. Hij werd de
grondlegger van het calvinisme.
De opvattingen van Luther en Calvijn konden door de drukpers snel verspreid
worden. Hierdoor konden geloven ook zelf de bijbel gaat lezen.
De Republiek van de Zeven Verenigde Nederlanden
De Nederlanden waren aan het einde van de middeleeuwen verenigd onder
bourgondische hertogen. Hierdoor werd Karel V de heer van de Nederlanden en de
koning van Spanje. De wens van Karel V was dat er één vorst was en ook één
geloof. In 1555 werd Karel V opgevolgd door zijn zoon, Filips II. Tijdens de
regeringsperiode van Filips II nam het verzet tegen de absolutistische
centralisatiepolitiek en geloofsvervolging sterk toe. In Nederland was Willem van
Oranje de leider van het verzet. Willem koos voor het volk.
Beeldenstorm 1566
In 1566 vond de beeldenstorm plaats. Hierbij werden veel kerken met de inhoud
vernield. Om orde in deze chaos te brengen wordt Hertog Alfa naar Nederland
gestuurd. Dit leidde tot de Nederlandse opstand, ook wel gekend als de Tachtigjarig
oorlog. Deze duurde van 1568 tot 1648. In 1584 wordt Willem van Oranje vermoord
en wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden onafhankelijk. De
tachtigjarige oorlog werd afgesloten door de Vrede van Münster in 1648.
Met de Vrede van Münster kwam er wel een einde aan de oorlog, maar niet aan de
interne tegenstelling in de republiek. Deze tegenstelingen waren verdeeld door het
calvinisme en bepaalden een lange tijd de politiek en ontwikkeling van de Republiek.
Er stonden twee groepen tegenover elkaar, een partij rondom Johan van
Oldenbarnevelt en een partij rond Maurits. In deze periode ontstonden ook de
contraremonstranten, zij accepteerden de predestinatieleer van Calvin. Daar
tegenover stonden de remonstranten, zij waren er tegen. In 1619 werd van
Oldenbarnevelt onthoofd.
De bijbel werd vertaald naar het Nederlands en werd benoemd tot de statenbijbel.
Handel en welvaart
Er kwamen in deze tijd steeds meer ontdekkingsreizen, zo werd Amerika ontdekt.
Hierdoor is er ook steeds meer handel. Van deze dingen profiteert een klein deel van
de mensen. Voor de handel wordt de V.O.C opgericht. Dit is ook wel bekend als de
Gouden Eeuw.
Culturele context
Kennis en wetenschap
In de middeleeuwen waren kennis en wetenschap in handen van de kerk, nu was dat
niet meer zo. Hierdoor konden wetenschappers zelf kiezen wat ze gingen
onderzoeken, zonder zich te moeten houden aan de regels van de kerk. Volgens het
empirisme was betrouwbare kennis gebaseerd op zintuigen en gevoelens.
Francis Bacon dacht dat de mens door kennis in staat is om de natuur te kennen.
“Kennis is macht”. Hierbij ging hij ervan uit dat ervaringen de meest betrouwbare
bron van kennis was.
John Locke bouwde voort op deze theorie. Hij zei dat het menselijke bewustzijn bij
de geboorte als een onbeschreven blad was, een tabula rasa. Een mens werd vanaf
zijn geboorte gevuld met kennis door ervaringen op basis van zintuigelijke
waarnemingen.
René Descartes geloofde daar niet in. Hij zei dat het verstand het enige was dat
kennis mogelijk maakte. Hij zei dat kennis ontstaat door dingen waar niet aan
getwijfeld kan worden. Zijn bekendste zin was : “Cogito, ergo sum”, ik denk dus ik
ben. Hieruit is ook het rationalisme ontstaan, dit zet het kritische verstand centraal.
Copernicus formuleerde de hypothese dat niet de aarde, maar de zon het
middelpunt is waar alle andere planeten omheen bewegen. Deze Copernicaanse
wending werd door Galileo Galileï bewezen. Ook in de republiek komt het
wetenschappelijk denken tot bloei. Denk aan Christiaan Huygens, Antonie van
Leeuwenhoek en Hermanus Boerhaave.
Humanisme
Als het humanisme opkomt wordt het theocentrische wereldbeeld vervangen door
een meer antropocentrisch wereldbeeld. Deze verandering werd bevorderd door
studie van de menswetenschappen. Humanisten pleitten voor eigen onderzoek,
betrouwbare bronnen, eigen oordelen en een onafhankelijke opstelling ten opzichte
van de kerkleer. Een van de bekendste humanisten is de Nederlandse Erasmus.
Renaissance
Renaissance staat voor de wedergeboorte, hierbij speelt het humanisme een grote
rol. In de Renaissance was een poging om de klassieke oudheid in cultuur, kunst en
literatuur te doen herleven en naleven. In de literatuur uit de Renaissance herleefde
de aandacht voor klassieke literaire genres. De werken van klassieke oude schrijvers
werden vertaald (translatio), nagespeeld (imitatio) en ook overtroffen (aemulatio).
Burgerlijke cultuur in de Republiek
In de Republiek maakten burgers uit de hogere middenklasse en regentenelite de
dienst uit. in de Republiek was een burgerlijke cultuur dominant. De rijke burgers,
bestuurders en stedelijke instellingen waren de voornaamste opdrachtgevers van
schilders, beeldhouwers en architecten. Daarnaast ontstond er in de Republiek een
vrije kunstmarkt. Kunst en literatuur functioneerden als propaganda voor de
burgerlijke normen en waarden.
Kenmerkend voor de burgerlijke schilderkunst van de Republiek zijn het
schuttersstuk en het genreschilderij. Schutters vormen het onderwerp van het
schuttersstuk. Schutters waren getrainde en gewapende burgers. Het beroemdste
schuttersstuk is de Nachtwacht. Genreschilderijen lijken op schilderijen van
gebeurtenissen uit het dagelijks leven, maar er gaat heel veel symboliek achter
schuil. Genreschilderijen hadden vaak een opvoedende, didactische functie.
Muziek
In de zestiende en zeventiende eeuw waren er twee soorten muziek:
 Kerkelijke muziek
Vierstemmige missen in het Latijn.
 Wereldlijke muziek
Wereldlijke teksten op een vaak levendig ritme.
Classicisme
In de zeventiende eeuw ontwikkelde zich het classicisme uit de Renaissance. Het
classicisme streefde naar een geïdealiseerde weergave van de werkelijkheid.
Literaire ontwikkelingen
In de literatuur van de zestiende en zeventiende eeuw waren er twee tendensen:
1. Literair werk als werk van een individuele auteur.
2. Het opkomen van de renaissanceliteratuur.
Schrijver en publiek
In de Republiek waren veel schrijvers afkomstig uit de stedelijke elite en de hoge
burgerij was rijk. De schrijvers zagen zichzelf als volksopvoeders en opinievormers.
Zij verdedigden christelijke en humanistische levensidealen en benadrukten
universele waarheden. Voorbeelden van deze auteurs zijn:
 P.C. Hooft
 Constantijn Huygens
 Jacob Cats
Nederlandse Renaissanceliteratuur
Renaissanceliteratuur functioneerde voor de goede verstaander als geleerd spel met
literaire voorbeelden, bronnen, tradities en conventies. Het werk van een
renaissancedichter zoals bijvoorbeeld P.C. Hooft bevat veel raadsels en mythologie.
Een voorwaarde voor renaissanceliteratuur was dat de gedeelde kennis van dichter
en publiek, gesnapt werd door het publiek en dat de lezer ook begreep waarnaar er
verwezen wordt.
Petrarkisme
Het begrip petrarkisme is van toepassing op liefdesgedichten en –liederen die in
navolging van de Italiaanse dichter Petrarca (1304 – 1374) werden geschreven. Het
ging vaak over:
 Onvervulde liefde
 De geliefde die een ongenaakbare schoonheid was.
 Vaste beelden van de liefde, liefde was een ziekte, strijd, droom of vrijwillige
gevangenschap.
 Tegenstellingen en paradoxen.
Emblematiek
De emblematiek ging over een algemene waarheid of les in de vorm van een raadsel
en deze wordt uitgebeeld door middel van een:
 Motto
Dit is het korte stukje tekst boven een tekening, dit is vaak een uitspraak of
een les.
 Picturo
Dit is het plaatje of de tekening
 Subscriptio
Een uitleg over wat er nou eigenlijk wordt bedoeld met het motto en de picturo.
Iemand die veel gebruik maakte van Emblematiek is Roemer Visscher.
Didactische verhalen
Didactische verhalen waren heel erg populair in de Republiek. Didactische verhalen
zijn spannende of ontroerende verhalen in combinatie met morele lessen en
algemene waarheden. Didactische verhalen waren vaak in rijm geschreven. Vooral
Jacob Cats is bekend en populair geworden met didactische verhalen. Een
voorbeeld van één van zijn didactische werken is “houwelick” geschreven in
1625, hierin stond het huwelijk centraal met alle rechten, plichten en taken van de
huwelijkspartners. Jacob Cats vertelde ook door middel van raamvertellingen.
Liederen en liedboeken
Veel teksten uit de zestiende en zeventiende eeuw waren bedoeld om gezongen te
worden. Hierdoor kan je de Renaissance beschouwen als een zangcultuur. Deze
gezongen liederen werden verzameld in liedboeken. Deze liedboeken waren kleine,
makkelijk mee te nemen boeken. Later werden deze boekjes groter en luxer en het
was bedoeld voor de nog niet getrouwde jeugd. Een van de belangrijkste liedboeken
was het Groot Lied-boeck van G.A. Bredero geschreven / gebundeld in 1622. Zijn
liederen werden in drie verschillende afdelingen geplaatst:
1. Boertig
Dit ware grappige liederen.
2. Amoreus
Deze liederen gingen over de liefde.
3. Aandachtig
Dit waren religieuze liederen.
Veel nieuwe liederen werden gemaakt op een bestaande en een bekende melodie,
dit is de contrafactuur.
Sonnet (genre)
Een sonnet is een dichtvorm met een vaste opbouw die is ontstaan in Italië. Een
sonnet bestaat uit veertien regels. Deze veertien regels zijn onderverdeeld in vier
alinea’s, de eerste twee alinea’s bevatten ieder vier regels, de laatste twee alinea’s
bevatten ieder drie regels. Na de eerste acht regels is er dus een wending in het
rijmschema, maar ook vaak in de inhoud.
Ernstig en komisch toneel
Aan het begin van de zeventiende eeuw waren er twee rederijkerskamers, de
eglentier en Het Wit Lavendel. Bij de eglentier werkten G.A. Bredero en P.C. Hooft
en hun eerste stukken zoals “De klucht van de koe” van Bredero werden opgevoerd
door de eglentier.
In 1617 werd de Nederduytsche Academie opgericht door Samuel Coster. Hiermee
wou hij een alternatief bieden voor het klassieke rederijksertoneel. Bredero en Hooft
lieten voortaan daarom ook hun stukken daar opvoeren. Zo is “Warenar” van P.C.
Hooft daar in première gegaan.
Vervolgens werd in 1637 de Amsterdamse schouwburg gebouwd. Vanaf toen
werden de belangrijkste stukken daar opgevoerd zoals bijvoorbeeld “Gijsbrecht van
Amstel” geschreven door Joost van den Vondel.
In deze tijd had toneel een spiegelfunctie op het publiek. Toneel liet zien hoe mensen
werden gedreven door wellust, hebzucht en andere hartstochten of driften.
De productie van treurspellen en tragedies waren in die tijd enorm. In een treurspel of
tragedie werd in vijf bedrijven de ondergang van hooggeplaatste figuren getoond. Het
onderwerp was dus gebaseerd op een belangrijk figuur, dit figuur kwam uit de
oudheid, geschiedenis of de bijbel. Een voorbeeld van een treurspel of tragedie is
Lucifer, geschreven door Vondel.
Retorisch-didactische tragedie gaat over een morele les (didactisch) die vooral
talig (monoloog, discussie, beschouwing) wordt overgebracht.
Aristotelische tragedie is een treurspel dat is gebaseerd op de toneelwetten van de
Griekse filosoof Aristoteles, Vondel streefde hiernaar.
Peripeteia is een moment van inzicht na de beslissende wending of lotswisseling,
door Vondel staatverandering genoemd.
Komedie
Komisch toneel had in deze tijd een opvoedende functie en het was gebaseerd op de
Romeinse komedie. Komisch toneel maakte gebruik van humoristische werkende
technieken waarbij alledaagse gebeurtenissen en personages met hun ondeugden
centraal stonden.
Het doel van Romeinse komedie was dezelfde als de Renaissancekomedie, namelijk
het publiek onder het lachen de waarheid zeggen. Een komedie had vijf bedrijven,
was langer dan een klucht en minder platvloers. Een komedie had altijd een goed
einde. Eén van de bekendste Renaissancekomedie is “Warenar” geschreven door
P.C. Hooft en Samuel Coster.
Klucht
Een klucht is een stuk korter en ook platvloerser, oftewel simpeler dan komedies. In
een klucht waren de personages stereotypen van mensen, denk aan domme boeren
en wellustige mannen. Een klucht had een vaste thematiek over bedrog en overspel.
Een bekend voorbeeld van een klucht is “de klucht van de koe” geschreven door
G.A. Bredero.
Achttiende eeuw
Historische context
Opstand en revolutie
In de tweede helft van de achttiende eeuw raakte Engeland in conflict met haar
dertien koloniën in Noord-Amerika. In 1775 kwamen deze koloniën in gewapend
verzet, dit is het begin van de Amerikaanse Vrijheidsoorlog.
Frankrijk was in de achttiende eeuw een absolutistisch geregeerd land met een
strenge censuur. Als op 14 juli 1789 de Bastille wordt bestormd, begint de Franse
revolutie en in 1792 wordt de Franse Republiek uitgeroepen. De revolutionairen in
Frankrijk waren onderling verdeeld in de Jacobijnen, die stonden voor een dictatuur
van gelijkheid en tegenover hun stonden de Girondijnen, die wouden matigheid. In
1799 greep generaal Napoleon Bonaparte de macht en in 1804 benoemde hij
zichzelf tot keizer. Hierna was de revolutie voorbij.
Pruikentijd
In de periode van de pruikentijd stonden er in Nederland drie groepen tegen over
elkaar.
1. De Oranjepartij, dit waren de stadhouders met hun aanhang.
2. De regenten, dit waren mensen die tegen de stadhouders waren en de macht
wouden behouden.
3. De patriotten, dit waren mensen die tegen de stadhouders en de regenten
waren en meer invloed wouden geven aan de burgers.
Aan het einde van de achttiende eeuw viel Frankrijk de republiek binnen en vestigde
de Bataafse Republiek (1795 – 1806) en De Republiek van de Zeven Verenigde
Nederlanden bestond niet meer.
De Republiek kende tot de Bataafse Republiek een regentenheerschappij. Maar door
de Bataafse Republiek verfransten de regenten. Zo begonnen ze bijvoorbeeld
pruiken te dragen. Hier waren de burgers het niet mee eens en bekritiseerden dit.
Aan het eind van de achttiende eeuw ging de Republiek op economisch opzicht erg
achteruit. De industriële revolutie bleef uit in de Republiek. De werkloosheid in de
Republiek steeg, en zo ook de ontevredenheid van de burgers.
Culturele context
Filosofie
In de achttiende eeuw leefde de filosoof Immanuel Kant, bij hem stonden twee
vragen centraal namelijk:
1. Wat kan ik weten?
2. Wat kan ik doen?
Volgens Kant was kennis gebaseerd op kennis en waarneming. Kant was degene die
het empirisme en het rationalisme met elkaar verbond.
Verlichting
De verlichting was een emancipatiebeweging van de burgerij die zich wou bevrijdden
van traditionele visies en belangen op het gebied van ethiek, geloof, politiek en
rechtspraak. De basis hiervan was rede, ratio, oftewel het zelfstandig kritisch denken.
in de verlichting ging men onderwijs en het verspreiden van kennis beschouwen als
belangrijke middelen tegen vooroordelen. Hierom werd in 1784 de “Maatschappij tot
Nut van het Algemeen” opgericht. Het uitgangspunt was de gedachte dat kennis de
deugd bevorderde.
Verlichtingsfilosofen wouden verdraagzaamheid en godsdienstvrijheid. Ze hadden
kritiek op het absolutisme. De Franse filosoof Montesquieu wou een scheiding van de
machten, een trias politica. Jean-Jacques Rousseau was ook een Fransman, vond
dat de mens weer terug moest naar zijn oorsprong. Hij vond dat de mens vervreemd
was van zichzelf en door de maatschappij vervormd. Rousseau was degene die
opvoeding een belangrijk verlichtingsthema maakte.
De verlichting was een beweging voor en door burgers. De burger ontwikkelde zich
als individu. Hierdoor was er voor zelfbespiegeling en de ontdekking van het
persoonlijke en innerlijk.
In de tijd van de verlichting werden dagboeken en brieven populair. En vanaf
ongeveer 1780 bestaat de roman.
Kunst in de achttiende eeuw
In de achttiende eeuw was een kunstenaar een opvoeder en een opinievormer. Een
kunstenaar werkte in opdracht van iemand. In de achttiende eeuw nam het werken
met symboliek geleidelijk af. Kunstenaars vonden dat kunst begrijpelijk moest zijn.
Classicisme
In de zeventiende eeuw was het classisme ontstaan. Het classisme is een stijl van
vorsten en machthebbers. In het midden van de achttiende eeuw werd het
classisisme hergebruikt door de emanciperende burgerij. Het classicisme werd
aangepast aan de opvattingen van de burgerlijke publieksgroep. De nadruk werd
gelegd op eenvoud, zakelijkheid, regelmaat en heldere lijnen. Ook de
onderwerpkeuze van de kunstenaars veranderde, kunstenaars kozen ervoor om de
weergave te geven van de eigen burgerlijke wereld.
Muziek
De muziekstijl in deze tijd was de barokmuziek, deze was bedoeld om gevoelens en
hartstochten uit te drukken. Eén van de bekendste componisten van barokmuziek
was Bach. De stijl die geleidelijk de barokmuziek afloste, was de klassieke stijl van
de Weense school. Componisten die we hiervan kennen zijn Hayden, Mozart en
Beethoven.
Literaire ontwikkelingen
Schrijver en publiek
Schrijvers uit de achttiende eeuw waren afkomstig uit alle lagen van de burgerij. De
literatuur uit de achttiende eeuw was geschreven door burgers, voor burgers.
Schrijvers waren nog steeds opvoeders en opinievormers. Zij beschouwden zichzelf
als de intellectuele elite. Meer dan in de voorgaanden perioden gingen vrouwen een
belangrijke rol als schrijfster spelen.
Classicistisch toneel
Het toneel van de Republiek werd hervormd door het Franse classicistische toneel.
Het genootschap “Nil volentibus arduum” (Niets is onmogelijk voor hen die willen)
zorgde hiervoor. Deze veranderingen zorgden ook voor veranderingen aan de
inhoud en de vorm van het toneel. Het doel van het toneel werd om het publiek meer
morele lessen te leren. Het publiek moest er van gaan nadenken. Classicistisch
toneel moest de deugdzaamheid bevorderen. Personages van het toneel waren
voorbeelden van positief of negatief beschaafd gedrag. Een voorbeeld van een
classicistisch toneelstuk is “het wederzijds huwelijks bedrog” geschreven door Pieter
Langendijk.
Spectatoriale tijdschriften
Vanaf ongeveer 1730 werden spectatoriale tijdschriften erg populair. Deze naam was
afgeleid van het Engelse tijdschrift “Spectator”. Het spectatoriale tijdschrift
functioneerde als opinieorgaan voor de burgerij. De teksten in het tijdschrift waren
leerzaam en amusant en moesten aanzetten tot denken en discussie. In een
spectatoriaal tijdschrift werden geen individuele personen beschreven, maar
karakterschetsen. In een spectatoriaal tijdschrift werd gebruik gemaakt van
verschillende soorten teksten, zo ook lezersbrieven. Deze tijdschriften werden
voornamelijk gelezen in koffiehuizen. Het koffiehuis was het centrum van het sociale
leven in de achttiende eeuw. Het bekendste spectatoriale tijdschrift van de Republiek
was “De Hollandsche Spectator” van Justus van Effen.
Kinderliteratuur
In de verlichting waren opvoeding en onderwijs belangrijke thema’s. vanuit die
belangstelling werden er speciaal voor kinderen teksten geschreven. In de Republiek
was Hieronymus van Alphen een pionier op dat gebied met “Proeve van Kleine
Gedigten voor Kinderen” dat hij schreef in 1778.
Imaginaire reisverhalen
Een in de achttiende eeuw populair genre was het imaginaire reisverhaal. Dit was
een verhaal over een reis naar een denkbeeldig land. Het genre was bij
verlichtingsschrijvers populair omdat ze het konden gebruiken om kritiek te leveren
op de maatschappij. Twee beroemde voorbeelden hiervan zijn “Gulliver’s travels” van
Jonathan Swift en “Reize door Aapenland” van J.A. Schasz M.D.
Opkomst van de roman
Vanaf ongeveer 1780 kwam in de Republiek de roman als volwaardig genre tot
ontwikkeling. In de roman werd veel aandacht geschonken aan de psychologische
verdieping van personages. Hierdoor kregen de lezers aandacht voor
zelfbespiegeling, innerlijk leven en analyses van het eigen gedrag. Men vreesde voor
zedelijk en moraal verval. Dergelijke zedenromans verdedigden de heersende
normen en waarden. Zedenromans maakten gebruikt van de briefvorm. De brief was
een tekstsoort die aansloot bij de behoefte om zelfbespiegelingen met anderen te
delen. “Sara Burgerhart” geschreven door Betje Wolff en Aagje Deken is een bekend
voorbeeld van een zedenroman. De namen van de briefschrijvers in dit boek zijn
programmanamen, ze typeren hun karakter. Sara Burgerhart functioneerde in de
achttiende eeuw als een pleidooi voor een goede opvoeding, goede leiding en voor
huiselijk geluk.
Sentimentalisme
In 1783 verscheen het boek “Julia” geschreven door Rhijnvis Feith. Dit boek is het
bekendste voorbeeld van het sentimentalisme. Het sentimentalisme stelt het gevoel
erg centraal. Julia is beïnvloed door het boek “Die Leiden des jungen Werther” van
Goethe. In beide boeken draait het om een zwaarbeproefde liefdesrelatie en een
overdreven gevoeligheid. Het sentimentalisme is de voorloper van de romantiek.
Negentiende eeuw
Historische context
Nationalisme en imperialisme
Na de nederlaag van Napoleon in 1815 streeft men in Europa naar het herstel van de
politieke situatie. Er waren verschillende revoluties en het nationalisme en het
imperialisme bepaalden de belangrijkste politieke ontwikkelingen in Europa en in de
wereld.
Het nationalisme streeft naar een eenwording binnen het land. Nationale eenheid
veronderstelt vaderlandsliefde en trouw aan het vaderland.
Het imperialisme streeft naar gebieds- en machtsuitbreiding. Dit zie je bijvoorbeeld
terug bij koloniën.
Negentiende eeuw
De negentiende eeuw was de eeuw van de rijke burgerij, de bourgeoisie. Door de
industrialisatie en het kapitalisme ontstonden nieuwe arbeidsvormen, waarbij
arbeiders als afhankelijke loonarbeiders in dienst waren van ondernemers. Ook
ontwikkelen steden zich in de negentiende eeuw zich tot metropolen. Er was een
grote kloof merkbaar tussen de arme laag van de bevolking en de rijke laag.
Nederland en de moderniteit
Na de nederlaag van Napoleon worden de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden
herenigd onder Willem I. Maar deze hereniging duurde niet lang, want er zijn grote
meningsverschillen. En dat is ook de reden waardoor België in 1839 onafhankelijk
wordt.
In 1848 is de grondwet opgesteld door Thorbecke. Hierdoor wordt Nederland een
parlementaire democratie waarin ministers verantwoording moesten afleggen
tegenover de Staten-Generaal.
Door de bevrijding van Napoleon en de afscheiding van België werd het nationale
gevoel gestimuleerd.
De maatschappelijke ontwikkelingen van Nederland in de negentiende eeuw waren:
 Verstelijking
 Toenemend individualisme
 Opkomst massacultuur
 Ontkerkelijking
 Verzuiling
 Emancipatie
 Feminisme
Culturele context
Filosofie en wetenschap
Volgens het materialisme bepalen de materiële en economische omstandigheden
het bestaan van de mens. Karl Marx zei dat de economie bepalend was voor het
gehele leven. Arbeidsindeling en het ontstaan van eigendom leidden volgens Marx
tot vervreemding van de mens.
De Fransman Auguste Comte was de grondlegger van het positivisme. Binnen het
positivisme gold het uitgangspunt dat het feitelijke datgene was wat men kon
waarnemen of dat men door experimenten kon bewijzen. De werkelijkheid zou dan te
begrijpen, te beheersen en te sturen zijn.
De Uebermensch was hij die bevrijd was van conventies en gegeven waarden. De
Uebermensch is de mens die zijn vervreemde leven achter zich kan laten.
De natuurwetenschappen streefden naar het opstellen van wetmatigheden. Zo is
Charles Darwin de grondlegger van de evolutietheorie. Wetenschappers in deze tijd
streefden naar causale verbanden van oorzaak en gevolg te kunnen benoemen.
Kunst in de negentiende eeuw
In de negentiende eeuw veranderde de functie van kunst, kunst werd koopwaar. De
kunstenaar die altijd deelgenoot was geweest van de burgerij, kwam nu tegenover de
burger te staan, als een antiburger. De functie van kunst veranderde ook door de
uitvinding van fotografie. Hier ligt de basis voor de moderne kunst.
Romantiek
De romantiek was een reactie op de verlichting. In de romantiek wordt er veel
aandacht gegeven aan het gevoel en de verbeelding. Voor een romantische
kunstenaar was kunst de expressie van de eigen gevoelens. De ideeën rond de
romantiek waren:
 Vrijheidsdrang van kunstenaars , hierdoor brak de kunstenaar met
voorgegeven regels in de kunst.
 Persoonlijkheidscultus: een kunstenaar ziet zichzelf als een “ziener”, als
persoon die zich origineel kan uitdrukken.
 Romantische kunstenaars leefden vaak in onvrede met de werkelijkheid, met
het hier en nu.
 Sehnzucht: een niet te bevredigen verlangen voortkomend uit de kloof tussen
ideaal en werkelijkheid.
Verbeelding is nodig om aan sehnzucht, Weltschmerz en melancholie te ontvluchten.
De verbeelding richtte zich op:
 Het verleden, vaak de middeleeuwen.
 De natuur
 De exotische dat buiten de belevingswereld valt.
Realisme
Het negentiende-eeuwse realisme kenmerkte zich door een duidelijke gerichtheid op
de eigentijdse werkelijkheid en onderwerpen. Realisten streefden ernaar mensen af
te beelden in de sociale en economische werkelijkheid, dus niet dromerig.
Impressionisme
Het impressionisme ontstond in Parijs. Impressionisten reageerden op uitwendige,
plotselinge indrukken die ze graag wilden vastleggen. Impressionisten zijn
kunstenaars die weergaven geven van een moment. De impressionisten waren de
schilders van het moderne stedelijke leven. De belangrijkste impressionist was
Monet, een schilder van landschappen en de grootstedelijke omgeving waar mensen
in opgaan.
Vincent van Gogh
Vincent van Gogh was een schilder. Zijn schilderijen en tekeningen zijn een illustratie
van zijn leven. Volgens Van Gogh had kunst de verlossende functie die de
godsdienst vroeger had. Zijn werk is een eenwording van kunst en religie, maar
voornamelijk een weergave van zijn gevoelens.
Muziek
De muziek in de negentiende eeuw is voornamelijk romantische muziek.
Componisten ontwikkelden een eigen muzikaal idioom, een persoonlijke, herkenbare
stijl. Een favoriete muziekvorm in deze tijd was de symfonie, uitgevoerd door een
symfonieorkest onder leiding van een dirigent. De piano was het favoriete instrument
van de romantiek. Impressionistische muziek is niet streng gestructureerd en wil
vooral een bepaalde sfeer oproepen.
Literaire ontwikkelingen
Schrijver en publiek
Tot ongeveer 1880 hadden schrijvers en hun literaire werken een belerende of
opvoedkundige functie. Veel literair werk werd geschreven om voorgedragen te
worden. Tegen deze situatie kwam rond 1880 verzet van de Beweging van Tachtig.
Volgens de Beweging van Tachtig moest de literatuur autonoom zijn en losstaan van
religieuze, politieke en morele bedoelingen. De Beweging van Tachtig richtte zich
vooral op het standpunt “L’art pour l’art”, kunst maken omwille van kunst.
Romantische literatuur
De kenmerken van romantische kunst zijn ook van toepassing op romantische
literatuur. Zo is romantische literatuur ook een expressie van gevoelens. De dichter
of schrijver leefde in onvrede met de werkelijkheid en probeerde door middel van
Sehnzucht, Weltschmerz of melancholie te vluchten. De toevluchtoorden van
romantische kunstenaren waren:
 Natuur
 Verleden
 De verheerlijkte jeugd
 Het sprookjesachtige
 Het wonderbaarlijke
 De droom
 Het fantastische
 Het griezelige
 Het geheimzinnige
In de romantiek waren er veel lyrische teksten waarin het gevoel en de emotie
centraal staan. Belangrijke onderwerpen van de romantiek waren:
 Het verleden
 De natuurbeleving
 De tragische liefde
 De dood
 Vriendschap
 Aandacht voor het hogere en bovennatuurlijke
Het nationalisme stimuleerde de aandacht voor het vaderlandse verleden. vanuit de
nationalistische interesse in het vaderlandse verleden verzamelde men oude liederen
en verhalen. Zo ook volkssprookjes, dit zijn oude en mondeling overgeleverde
verhalen met heksen, sprekende dieren en andere fantastische elementen.
Romantische dichters lieten zich inspireren door oude, overgeleverde lied- en
dichtvormen als de ballade, een verhalend lied met vaak een tragische afloop.
Historische roman
De historische roman paste in een periode waarin het nationalisme en interesse voor
het verleden hand in hand gingen. Schrijvers van historische romans konden door
middel van hun verbeelding een historische periode tot leven roepen in een verhaal
waarin nationale gevoelens een belangrijke rol konden spelen. De historische
avonturenromans van de schrijver Sir Walter Scott werden als een voorbeeld gezien
voor andere schrijvers. Scott schreef historische avonturenromans met vaste
elementen als reis, liefde, hindernissen, ontsluiering van een geheim, gevaarlijke
situaties en onbekende, geheimzinnige redders. Hierbij plaatste hij zijn spannende
verhaal in een historisch decor waarbij hij ernaar streefde de historische situaties zo
nauwkeurig mogelijk te beschrijven.
Humor
Humor is een middel om met de kloof tussen het ideaal en de werkelijkheid om te
kunnen gaan. Humor is ook een wapen tegen het lijden en de onvrede met het
bestaan. Gevoeligheid en Weltschmerz konden humor oproepen. Humor werd ook
gecreëerd door overdrijven en het gebruik van contrasten. Een dichter die dit deed
was Piet Paaltjes met zijn boek “snikken en grimlachjes”.
Multatuli
In 1860 verscheen het romantische boek “Max Havelaar of de koffieveilingen der
Nederlandse maatschappij” geschreven door Multatuli, dit is een pseudoniem van
Eduard Douwes Dekker. Dit boek is een aanklacht tegen de misstanden van het
koloniale systeem, hiermee toonde hij engagement. Multatuli heeft zijn eigen
ervaringen van zijn tijd op Java als ambtenaar gebruikt in het boek. Het persoon
Havelaar in het boek is een romantisch personage, hij is een strijder tegen onrecht,
een wereldverbeteraar, emotioneel, vol verbeeldingskracht en illusie. De roman is
een mengeling tussen verschillende teksten, namelijk:
 Verhaal
 Betoog
 Bewijs voor misstanden
 Pamflet
 Geschiedenis.
Hij gebruikt deze tekstsoorten naast en door elkaar.
Beweging van Tachtig
Vanaf 1885 publiceerden de dichters en schrijvers van de Beweging van Tachtig (de
Tachtigers) hun romantische werken in een eigen tijdschrift: De Nieuwe Gids. De
tachtigers was een groep dichters die de literatuur bevrijdden van religieuze, morele
en didactische doeleinden. De belangrijkste tachtigers waren:
 Willem Kloos
 Lodewijk van Deyssel
 Frederik van Eeden
 Herman Gorter
De Tachtigers presenteerden gedichten en proza als een vernieuwing van de
Nederlandse literatuur en als een breuk met het voorgaande. De Tachtigers zetten
zich af tegen de massacultuur en de burgerlijke cultuur. De Tachtigers was een
tegencultuur. De gedichten van de tachtigers waren bedoeld als leespoëzie, en niet
voor de voordracht. De tachtigers benadrukten de schoonheid van de literatuur en
niet de boodschap. Zij huldigden het principe “L’art pour l’art”, oftewel kunst om
kunst. Een literaire tekst moest niet tot een moraal of aanleiding gereduceerd
worden. Hiermee begint de autonomie van de literatuur. De tachtigers zagen poëzie
als uiting van een individu, de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste
emotie. Volgens de Tachtigers was een dichter een bijzonder figuur. Een gedicht
werd opgevat als uitdrukking van een unieke dichtersziel. In 1885 verscheen “De
kleine Johannes” van de tachtiger Frederik van Eeden, het is een cultuursprookje,
een sprookje die bedacht is door de schrijver.
Herman Gorter
Herman Gorter is een tachtiger. In 1899 publiceerde hij het verhalende gedicht “Mei”,
dit is één van zijn bekendste gedichten. Na “Mei” publiceerde Gorter de bundel
“Verzen”. Gorter werkte heel veel met beeldspraak, hij kon heel goed spreken met
beelden en omschrijven. Dergelijke bewustzijnstoestanden worden sensaties
genoemd. In zijn gedichten zijn heel veel zeer intense en individuele emoties naar
voren. Kenmerken van het werk van Gorter zijn beeldspraak, het gebruik van nieuwe
woorden, woordkoppelingen en –associaties. Met de sensitivistische verzen werd
Gorter de eerste moderne Nederlandse dichter.
Realistische literatuur
Het realisme richtte zich op de eigentijdse werkelijkheid. Schrijvers van realistische
literatuur kozen voor toneel of romans en verhalen om die eigentijdse werkelijkheid te
beschrijven. De belangrijkste Nederlandse toneelschrijver van deze tijd was Herman
Heijermans, zijn beroemdste stuk is “op hoop van zegen”. Hij schreef in het genre
sociaal realisme.
Realistische literatuur bevatte realistische romans over sociale milieus, mobiliteit en
(in)stabiliteit. Personages in de boeken willen zich vaak bevrijden uit vaste sociale
rollen. Er werd in realistische teksten veel aandacht geschonken aan concrete details
uit het dagelijks leven. Deze details zorgden voor het realisme-effect, de uitwerking
dat het verhaal echt waar was.
Belerend realisme
De eerste Nederlandse realistische teksten beschrijven wel de eigentijdse
werkelijkheid, maar ze bevatten nog een moraliserende bedoeling. Het beroemdste
voorbeeld hiervan is “Camera obscura” geschreven door Hildebrand in 1839. De
verteller legt hierbij op ironische wijze kleine onhebbelijkheden en misvattingen bloot.
Impressionisme
Het impressionisme is een literaire stroming ontstaan in de negentiende eeuw. Het
impressionisme vind je terug bij verschillende stromingen zoals bijvoorbeeld het
nationalisme. Het impressionisme streefde naar een persoonlijke indruk van de
werkelijkheid. Een impressionist zag iets, en het gevoel dat ze hierbij hebben,
schreven ze op. Hiermee wilden ze “schoonheid scheppen”. Dat wat ze schreven
waren dus eigenlijk momentopnames. Kenmerken van de impressionistische stijl zijn:
 Neologisme, het gebruiken van nieuwe woorden.
 Synesthesie, het combineren van verschillende zintuigen.
 Het gebruik van veel verschillende bijvoeglijk naamwoorden
Het impressionisme zie je bijvoorbeeld terug bij Herman Gorter en Louis Couperus.
Naturalisme
Andere realisten streefden ernaar de werkelijkheid zo objectief mogelijk te
beschrijven. Volgens deze realisten, ook wel naturalisten genoemd, moest de tekst
zo neutraal mogelijk zijn. Het naturalisme ging uit van de gedachte dat er een
objectief waarneembare werkelijkheid bestond. Naturalisten schreven niet langer
vanuit een veilig burgerlijk kader en vanuit een vaste christelijke moraal. Dit leidde er
toe dat ook taboeonderwerpen aan de orde worden gesteld. De mens heeft in
naturalistische romans geen vrije wil. De afloop van naturalistische romans wordt
bepaald door causale lijnen. Het mond vaak uit in een ontnuchtering, desillusie of de
dood.
Determinisme
Het positivisme stimuleerde het wetenschappelijke zoeken naar wetmatigheden: naar
causale verbanden en determinerende factoren. Dit leidde tot het determinisme. Dit
is een opvatting dat bij een mens de vrije wil aan banden wordt gelegd door
erfelijkheidsfactoren en de invloeden van het sociale milieu van mensen. De drie
determinerende factoren zijn:
1. Erfelijkheid (race).
2. De woon- en leefomstandigheden en opvoeding (sociaal milieu).
3. Tijd waarin men leefde (moment).
Temperamentenleer
De temperamentenleer houdt in dat er bij een bepaald temperament, een bepaald
gedrag hoort. Elk mens wordt geboren met een bepaald temperament, dit is bepaald
door erfelijke factoren. Zo heb je bijvoorbeeld een nerveus temperament, dit zijn
bleke, slanke, verfijnde mensen met stemmingswisselingen en ze zijn onevenwichtig
en melancholiek.
Louis Couperus
Louis Couperus schreef romans en verhalen waarin de invloed van het naturalisme
ene grote rol speelden. Bij Couperus staat het thema noodlot centraal, het leven van
de mens wordt bepaald door buiten hem staande omstandigheden waar hij geen grip
op kan krijgen. De bekendste boeken die Couperus heeft geschreven zijn “Eline
Vere” (1888) en “Noodlot” (1890).
Periode 1900 – 1940
Historische context
Eerste wereldoorlog
Toen op 28 juni 1914 aartshertog Frans Ferdinand in Sarajevo werd vermoord, was
dat de aanleiding tot de eerste wereldoorlog. De eerste wereldoorlog staat ook wel
bekend als de loopgravenoorlog. De verschikkingen van de eerste wereldoorlog
leidden wereldwijd tot morele ontreddering.
Totalitaire staten
In de jaren na de eerste wereldoorlog kwamen de totalitaire staten op in:
 de Sovjet-Unie onder leiding van Stalin
Communisme
 Mussolini in Italië
Fascisme
 Hitler in Duitsland
Nationaalsocialisme
 Franco in Spanje
 In Nederland kwam de NSB onder leiding van Anton Mussert.
De opkomst van deze totalitaire en antidemocratische regimes bepaalde grotendeels
de politiek in dit interbellum. Er ontstond een sfeer waarin democratie en
individualisme onder druk kwamen te staan.
Massacultuur
De ontgoocheling en morele ontreddering door de oorlog leidde tot cultuurkritiek. De
cultuurkritiek behelsde vooral angst voor de massa en het verlangen de bedreigde
individualiteit te beschermen. Onder de intellectuelen, schrijvers en kunstenaars was
de cultuurkritiek algemeen, inclusief de daarbij aansluitende afwijzing van de
massacultuur.
Culturele context
Psychoanalyse
Sigmond Freud is een psychoanalyticus die vindt dat een groot deel van het
menselijke bewustzijn wordt bepaald door onbewuste factoren. Het onbewuste
ontstond volgens Freud in de oedipale fase van de ontwikkeling van de zuigeling. In
aansluiting op de oedipale fase komt het oedipuscomplex, dit gaat er over dat
jongens de vaderfiguur als concurrent en tegenstander ziet, terwijl de moederfiguur
geïdealiseerd en vereerd wordt. Het onbewuste kan zich ook uiten in gedrag. Als het
gedrag bepaald wordt door allesoverheersende onbewuste strevingen, is dat
neurotisch gedrag.De opvattingen van Freud ondermijnden de ideologie van de
burgerij. Freud formuleerde een nieuw mensbeeld van een mens vooral geleid door
driften en lusten.
Filosofie: tijd, taal en techniek
De filosofie van periode houdt in:
 Intuïtie is een middel tot kennis.
 De tijd waarin de momenten elke doordringen en daardoor als afzonderlijke
momenten opgeheven zijn, worden beschouwd als de ware tijd waarvan
continuïteit het belangrijkste kenmerk is.
 Het neopositivisme gaat over dat de filosofie net als de natuurwetenschap
exacte uitspraken moest doen over de zintuigelijke werkelijkheid.
 In de moderne kunst wordt reproduceerbaar. Door de uitvinding van fotografie
konden er snel en mechanisch reproducties gemaakt worden.
 Een kunstvorm die typerend was voor de moderne tijd is de film. De snelle
opeenvolgende beelden, montagetechniek, maakte een geheel andere wijze
van waarnemen en beleven nodig dan bij een kunstwerk.
Kunst in de periode 1900 – 1940
De moderne kunst omvat verschillende bewegingen die gezamenlijk de historische
avant-garde worden genoemd. Deze avant-garde ontstond vanuit de gedachte dat
nieuwe kunst de uiting was van een nieuwe mens en zijn wereld. Een kunstwerk
hoefde niet langer de weergave van een verhaal te zijn. Vorm, kleur en compositie
gingen de inhoud domineren. De gedachte dat de artistieke vorm op zichzelf kon
staan leidde tot bijvoorbeeld de artistieke schilderijen van Piet Mondriaan. Mondriaan
maakte abstracte kunst. Montage en collage werden in deze periode gebruikt om een
shockeffect te bewerkstellen bij het publiek.
Expressionisme
Expressionisten zagen hun werk als tegengif tegen vervreemding, materialisme en
de burgerlijke orde. Bij het expressionisme gaat het om de persoonlijke expressie en
het intuïtieve. Hierdoor werden vereenvoudigde composities en abstractie een
mogelijkheid in de schilderkunst. Er kwam ook een meer filosofische stroming van
het expressionisme, dit was de stijl van de schilder Franz Marc, hij heeft onder
andere de dichter Hendrik Marsman beïnvloed. In Nederland zijn de schilderijen van
de Groninger kunstenaarsgroep De Ploeg expressionistisch.
Dadaïsme
Het dadaïsme was een reactie van ontgoocheling en ontreddering op de eerste
wereldoorlog. Het dadaïsme wilde door chaos te scheppen antiburgerlijk, antikunst
en cultuurkritiek te zijn. Het dadaïsme was een uiting van een nihilistisch wereldbeeld
waarin geen idealen werden verdedigd en er geen geloof was in verbetering van de
maatschappij. Het dadaïsme was anti. Het dadaïsme cultiveerde het primitieve in
plaats van het culturele. Dadaïsten maakten veel gebruik van de collagetechniek.
Surrealisme
Net als het dadaïsme had het surrealisme minachting voor de burgerlijke en
materialistische maatschappij die verantwoordelijk werd gehouden voor de eerste
wereldoorlog en de gevolgen daarvan. Surrealisten wouden de ruimte geven aan het
onbewuste, de droom en verbeelding. Surrealisten wilden het onbewuste ontsluiten
en keerden zich tegen de beschaving die met de nadruk op de ratio als te
belemmerend werd beschouwd. Centraal stond de mentale vrijheid van de
kunstenaar.
Piet Mondriaan en de Nieuwe Beelding
In het tijdschrift “De Stijl” publiceerden architecten, dichters en kunstenaars over de
functie van de nieuwe kunst. De bekendste schilder die hier aan meewerkte was Piet
Mondriaan. Mondriaan streefde door de theosofie naar een hoger inzicht weergeven.
Theosofie is de aanduiding voor een mystiek-filosofische wereldbeschouwing met
een Oosters, boeddhistisch karakter. Mondriaan ging ook de fase van de Nieuwe
Beelding door, hier ging hij de abstractie in. Kenmerken van de Nieuwe Beelding zijn:
 Abstractie
 Het gebruik van primaire kleuren
 Rechte lijnen
 Kubisme, er is geen perspectief of engagement aanwezig.
 Harmonie is de essentie van de geest
Muziek
In de muziek van de periode 1900 tot 1940 ontbreekt een overheersende stijl.
Componisten die naar vernieuwing zochten werden moeilijk gevonden. Er ontstond
een kloof tussen het publiek en de vernieuwende componist.
Literaire ontwikkelingen
Schrijver en publiek
In het interbellum werden nieuwe lezersgroepen actief. Het boekenbedrijf werd ook
steeds commerciëler. Uitgeverijen drukten boeken in hoge oplagen en er was de
opkomst van de bestseller. Een bestseller is een boek waarvan meer dan 10.000
exemplaren zijn verkocht. In de periode 1900 tot 1940 maakt men onderscheid
tussen twee typen schrijvers:
1. Publiekschrijvers
Schrijvers die omvattende realistische romans schrijven.
Voorbeelden van publieksschrijvers zijn bijvoorbeeld Ina Boudier-Bakker en
Johan Fabricius.
2. Eliteschrijvers
Schrijvers die zich afzetten tegen de romans van de publiekschrijvers.
Voorbeelden van eliteschrijvers zijn bijvoorbeeld Menno ter Braak en E. du
Perron.
In de Nederlandse literatuur van het interbellum stonden verschillende
ontwikkelingen naast elkaar. Er was doorwerking van de romantiek, maar er waren
ook pogingen om aansluiting te vinden bij de avant-garde. Traditie en vernieuwing
stonden naast elkaar.
Doorwerking romantiek
Avant-gardebewegingen wilden kunst en literatuur vernieuwen en breken met de
tradities van de negentiende eeuw. Schrijvers en dichters konden het romantische
levensgevoel en romantische onderwerpen in aangepaste vorm aan de twintigste
eeuw voortzetten.
De neoromantiek houdt in dat de werkelijkheid als onbevredigend wordt ervaren en
wordt ontvlucht. De hoofdpersonen worden gedreven door een bijna niet te vervullen
droom.
J.J. Slauerhoff
De gedichten van Slauerhoff staat in een romantische traditie. In deze gedichten is
iemand aan het woord die in onvrede leeft met de werkelijkheid en de eigen tijd. Het
centrale onderwerp van Slauerhoffs gedichten is het romantische gekwelde bestaan
en het lijden aan het leven. De belangrijkste roman die Slauerhoff heeft geschreven
is “Het verboden rijk” (1932).
Arthur van Schendel
Het werk van van Schendel behoort tot de neoromantiek. Van Schendel
interpreteerde veel van zijn verhalen als historische roman, hiervoor ontbreekt alleen
de verheerlijking van het eigen nationale verleden. In de boeken van Van Schendel
zijn de hoofdpersonen gedreven door bijna onvervulbare dromen. Zijn beste en ook
bekendste werk is “Het fregatschip Johanna Maria” (1930).
Avant-garde invloeden
De opvattingen van de historische avant-garde raakten aan ontwikkelingen in de
literatuur. De autonomieopvatting, waarbij men de literaire tekst opvatte als een op
zichzelf staand taalbouwsel en niet als weergave van een individueel gevoel, kreeg
veel invloed. Er werd veel geëxperimenteerd met de klank van een tekst en de
betekenis erachter.
Paul van Ostaijen
Van Ostaijen maakt in zijn werken gebruikt van de dadaïstische collagetechniek,
hierbij vallen traditionele versregels uit elkaar en associaties vervangen de logische
gedachteontwikkeling.
Kenmerken van dadaïstische poëzie
 Het gebruik van “ready-makes”
 Er wordt geëxperimenteerd met typografie.
 Er wordt gespeeld met verschillende klanken.
Hendrik Marsman
Een deel van de gedichten van Marsman uit zijn bundel “Verzen” zijn duidelijk
vitalistisch, hierin wordt het leven verheerlijkt. De belangrijkste kenmerken van de
werken van Marsman zijn:





Het ontbreken van leestekens.
Het niet aanwezig zijn van een nadrukkelijk ik-persoon.
Er zijn onvolledige zinnen.
Er worden veel kernwoorden gebruikt.
De gebruikte beeldspraak is gewaagd.
Martinus Nijhoff
In de gedichten van Nijhoff wordt je als lezer getrokken door raffinement en
vakmanschap. Het lijken eenvoudige gedichten, maar ze zijn meerduidig, complex en
raadselachtig, allemaal tegelijk. Nijhoff zorgde voor vernieuwing zonder dat hij de
traditie doorbrak. Nijhoff combineerde moderne elementen met traditionele vormen
en technieken. Nijhoffs gedichten gingen vaak over de alledaagse wereld. Nijhoff
streefde naar een gedicht als autonoom organisme, een constructie die geen directe
uiting van dichterlijke gevoelens was, dit is ontindividualisering.
Vernieuwing van de roman
In de eerste helft van de twintigste eeuw was de psychologische roman populair. In
psychologische romans werd veel aandacht geschonken aan bewuste en onbewuste
drijfveren van personages, dit zijn het gedrag, gevoelens, driften en verlangens van
het persoon. Typerend is de psychologische analyse van het eigen ik. Een bekend
voorbeeld hiervan is het boek “Anton Wachterromans” van Simon Vestdijk.
Modernistische roman
Het modernisme was een internationale ontwikkeling in de romankunst. Het
modernisme is vooral een intellectualistische stroming. Modernistische teksten
vragen om een actieve leeshouding. In een modernistisch verhaal of roman levert de
verteller geen compleet, maar een beperkt beeld van de verhaalwerkelijkheid. De
nadruk ligt op de subjectieve en zintuiglijke beleving van de alledaagse werkelijkheid.
De kenmerken van een modernistische roman zijn:
 Bewustzijnsstroom, de weergave van indrukken van buiten, herinneringen,
associaties en gedachten die niet geordend, maar door elkaar en chaotisch
aan jou als lezer worden gepresenteerd.
 De nadruk ligt op de gedachten en gevoelens van de personages.
 Er is een ik-verteller of een verborgen verteller.
 Er is een directe weergave van gedachten in fragmentarische zinnen.
Voorbeelden van schrijvers van modernistische romans zijn Simon Vestdijk en Carry
van Bruggen. Ook F. Bordewijk en zijn boeken Karakter en Bint kan je plaatsten deze
tijd.
Rondom Forum
Het rondom forum was een tijdschrift opgericht door Menno ter Braak en E. du
Perron. Het tijdschrift was vrijzinnig en niet gebonden aan een zuil. Het Forum
keerde zich tegen de autonomieopvatting in de literatuur. Het tijdschrift vond dat de
schrijver persoonlijkheid moest tonen en kritisch moest zijn. In de jaren ’30 kwamen
het fascisme en het nationaalsocialisme po. In de daardoor ontstane sfeer van
dreiging en onzekerheid werd er in de kunst en literatuur meer gezocht naar
engagement en maatschappelijke betrokkenheid. Het forum vond dat de schrijver
belangrijk is en boven de vorm staat. Het forum waardeerde het werk van Willem
Elsschot, een Nederlandse schrijver wiens bekendste boek Lijmen/Het been is.
Nieuwe zakelijkheid
De nieuwe zakelijkheid is een stijl van schrijven. Kenmerken van de nieuwe
zakelijkheid zijn:
 Het gebruik van korte, bondige en eenvoudige zinnen.
 Het gebruik van veel samentrekkingen van woorden.
 Het gebruik van weinig bijvoeglijk naamwoorden.
 De woordvolgorde is vaak afwijkend.
 Het is een “gewapend beton-stijl” een stijl die nuchter is, zonder enig
sentiment.
 Het is emotieloos.
 Het gaat over alledaagse onderwerpen.
Periode 1940 – 1945
De invloeden op deze periode waren:
 De tweede wereldoorlog, deze was verpletterend en ontredderend.
 De Jodenvervolging
 Atoombommen
Vanwege de grote gevolgen hebben deze onderwerpen nu nog een grote invloed in
de literatuur.
Vanaf 1940 pasten de Duitsers censuur toe, de Kultuurkamer werd ingevoerd. Elke
schrijver moest zich hier inschrijven. Als ze dat niet deden mochten ze geen
boekwerken meer uitbrengen. Sommige schrijvers weigerden zich aan te sluiten bij
de Kultuurkamer. Zij moesten vluchten en onderduiken, ook gingen velen bij het
verzet. Hun werk (vaak poëzie, ook wel gekend als verzetspoëzie) werd illegaal
gepubliceerd. Er ontstonden hiervoor clandestiene uitgeverijen zoals bijvoorbeeld de
bezige bij.
Na de oorlog werd er veel over de oorlog en de gebeurtenissen geschreven, ook nu
nog. Er zijn veel autobiografische boeken over geschreven, bijvoorbeeld het
achterhuis.
Belangrijke thema’s en onderwerpen van oorlogsboeken:
 Overlevenden
 Het verzet
 De soldaten
 De schuldvraag
 De gevolgen van evacuatie
 Kinderen van oorlogsslachtoffers
 Joodse identiteit
Belangrijke schrijvers van deze tijd:
Marga Minco alias Sara Menco was geboren in Ginniken. Ze is opgegroeid in een
joods-orthodox. In de oorlog worden haar ouders, broer en zus meegenomen door
de Duitsers. Zelf weet ze te ontkomen en duikt ze onder.
Veel boeken die Minco heeft geschreven zijn autobiografisch. Een centraal thema uit
haar boeken is: “het onvermogen om je eigen geschiedenis los te laten”. Veel
hoofdpersonen uit haar boeken zijn overlevenden van de holocaust. Haar schrijfstijl
is somber, maar ze heeft een verzorgd taalgebruik. Voorbeelden van boeken die
Minco heeft geschreven zijn: “Het bittere kruid” en “een leeg huis”
Harry Mulisch was geboren in Haarlem. Zijn moeder was joods en zijn vader was
collaborateur (iemand die samenwerkt met de Duitsers). Mulisch is een van de grote
drie. Belangrijke thema’s uit zijn werk zijn: “schuld”, “oorlog”, “goed en kwaad” en “het
mythische en fantastische”. Voorbeelden van boeken die Mulisch heeft geschreven
zijn: “twee vrouwen”, “de aanslag” en “de ontdekking van de hemel”.
Periode 1945 – 1970
Het tijdsbeeld:
 Na de tweede wereldoorlog begon een nieuwe oorlog, de koude oorlog. Deze
was tussen het communistische Oostblok en het kapitalistische westen.
 Vlak na de tweede wereldoorlog bevrijdden de koloniën zich van de
buitenlandse overheersers. Indonesië werd onafhankelijk in 1949.
 Europa wordt weer opgebouwd en er ontstaat een consumptiemaatschappij
en geloof in een maakbare wereld.
Existentialisme
Het existentialisme is een filosofische stroming die vanuit Frankrijk heel Europa heeft
beïnvloed, met name door het werk van Sartre en Claus. Hermans was een grote
aanhanger van het existentialisme. Het existentialisme heeft verschillende
opvattingen, deze zijn:
 Het bestaan is absurd, chaotisch en zinloos.
 Er zijn twee zekerheden: de mens bestaat en de mens zal sterven.
 De mens is vrij om te kiezen, maar de mens is verantwoordelijk voor zijn eigen
keuzes.
Vernieuwen van de roman
In naoorlogse romans wordt gebruik gemaakt van modernistische technieken. In
deze tijd brak de chronologische volgorde uit. Ook werd er steeds meer gebruik
gemaakt van het hij-zij perspectief (verborgen verteller) en / of het ik-perspectief. In
deze tijd werd de intrige (verhaallijn) belangrijk.
In een nouveau roman wordt er geëxperimenteerd met de verteltechniek en met
verschillende verhaalstijlen. In deze boeken is vaak geen duidelijke verhaallijn te
ontdekken.
In de jaren ’60 komt het new journalism naar boven. Deze stroming komt uit
Amerika. Het is een combinatie van journalistiek en literatuur. Oftewel het is een
combinatie van feiten met een eigen mening.
In de jaren ’60 ontstond de beat generation. Dichters uit deze generatie staan ook
wel bekend als “beat poets”. Deze stroming komt uit Amerika. In deze tijd verzetten
veel jonge schrijvers zich tegen de burgerlijke consumptiemaatschappij.
De vijftigers
De vijftigers is een groep jonge dichters: Hans Andreus, Jan Elburg, Jan Hanlo,
Gerrit Kouwenaar, Lukebert, Paul Rodenko en Simon Vinkenoog. Deze groep
verzette zich tegen de traditionele poëzie en ze grepen terug op de modernistische
poëzie dat werd gebruikt na de eerste wereldoorlog. De spreektaalpoëzie maakte
plaats voor moeilijkere en experimentele poëzie.
Kenmerken van deze poëzie zijn:
 De vrijheid van woordkeuze
 De vrijheid van vorm


De vrijheid van zinsbouw, interpunctie werd niet meer gebruikt.
Er was geen logica en intellect, maar spontane creativiteit door middel van
associatieve beeldspraak.
De zestigers
Rond 1960 begonnen dichters weer “normale” gedichten te maken, met gewone
spreektaal. De zestigers geloven in de “alles is kunst” opvatting en het dadaïsme. Ze
willen met een ander oog naar kunst kijken. Dit is nieuw realistisch poëzie.
Het Dadaïsme is tussen 1916 en 1920 ontstaan in Zwitserland. De zestigers zijn zich
bezig gaan houden met deze stroming en er gebruik van gaan maken. Het dadaïsme
wil de kloof tussen kunst en de rest van het leven opheffen. Aanhangers van het
dadaïsme geloven dat het alledaagse ook kunst is.
Enkele kenmerken van nieuw realistische poëzie zijn:
 Eenvoudige en geen emotionele beeldspraak
 Er word gebruik gemaakt van ready mades (gevonden voorwerpen (heel
normale dingen uit het dagelijks leven)).
 Er wordt humor in verwerkt door anders naar normale dingen te kijken.
In de jaren ’60 was ook de start van de grote vijf. De grote vijf bestaat uit: Jan
Wolkers, Gerard Reve, WF Hermans, Hugo Claus en Hella Haasse.
Jan Wolkers leefde van 1925 tot 2007. In zijn boeken was hij seksueel erg
openhartig. Ook maakte hij gebruik van beeldspraak. Belangrijke thema’s in zijn
boeken zijn seks, de dood, vergankelijkheid, verrotting en zijn religieuze jeugd. Door
middel van zijn boeken rekent Wolkers af met zijn streng calvinistische jeugd.
Voorbeelden van boeken zijn: “kort Amerikaans” en “Turks Fruit”.
Gerard Reve leefde van 1923 tot 2006. In zijn boeken werd gebruik gemaakt van
reviaanse humor. Dit is een combinatie van ernst en ironie. In zijn boeken kan je veel
verwijzingen vinden naar religie, naar de bijbel. Reve heeft veel eigenzinnige
denkbeelden, deze zijn verwerkt in zijn boeken. Ook kan je in zijn boeken veel
openlijke en homoseksuele gevoelens vinden in combinatie met geloof. Voorbeelden
van een boek is: “de avonden”.
Hella Haasse leefde van 1918 tot 2011. Haasse was geboren in Batavia. In veel van
haar boeken schreef ze over ver weg, vroeger en cultuurverschillen. Centrale
thema’s in haar boeken zijn: “Het is moeilijk om het andere te kennen” en “Raadsels
waarvoor het verleden en de wereld ons stellen”
In veel van haar boeken is een erg sterkte psychologie aanwezig. Alles in het boek
staat met elkaar in verband. Voorbeelden van boeken zijn: “oeroeg”, “heren van de
thee” en “sleuteloog”.
Hugo Claus leefde van 1929 tot 2008. Hij was een Vlaming. Hij schreef poëzie,
romans en toneelstukken. Vaak gaan ze over verstoorde familierelaties en dromen
die niet overeen komen met de werkelijkheid. Ondanks dat hij een zestiger is, schrijft
hij als een typische vijftiger, hij speelt met de taal. Voorbeeld van een boek: “de
metsiers”.
WF Hermans leefde van 1921 tot 1995. Zijn volledige naam is Willem Frederik. Hij
schrijft erg existentialistisch. Personages in zijn boeken zijn vaak in crisissituaties
waarin zij ten ondergaan aan de zinloze chaos van het leven. Voorbeelden van
boeken zijn: “het behouden huis”, “de donkere kamer van Damokles” en “nooit meer
slapen”. Een bekentenis roman is een boek waarin de schrijver zijn persoonlijke
leven en opvattingen blootlegt.
Periode 1970 – heden
Per jaar komen ongeveer 200 nieuwe Nederlandse boeken uit. de schrijvers moeten
erg hun best doen want ze staan in de spotlight. Veel boeken worden verfilmd. Ook
wordt er veel meer aandacht besteed aan de schrijver, zo gaat hij bijvoorbeeld op
tournee. Schrijvers worden publieke figuren geworden. Ze helpen hun boeken te
verkopen. Doordat er ook veel aandacht wordt besteed aan film, muziek en digitale
cultuur ontstaat er een concurrentiestrijd. Het publiek speelt hierbij een grote rol, zij
beslissen mee over de toekenning van prijzen.
Vermenging van hoge en lage cultuur
Vroeger werd er alleen gelezen door de adel en de geestelijken. Nu is literatuur
toegankelijk voor iedereen. Voornamelijk boeken met een sensationeel plot zijn
populair. Een voorbeeld hiervan is “de passievrucht”.
Nederland was na de oorlog, dus na 1945, een emigratieland. Mensen zochten het
betere leven in andere landen. Vanaf 1960 wordt Nederland een immigratieland. In
deze tijd komen er gastarbeiders. Soms kwamen er ook mensen uit de koloniën naar
Nederland tussen 1940 en 1960. De gastarbeiders gingen vaak niet meer terug naar
hun land. Vanaf 1980 kwamen er veel asielzoekers in Nederland. Hierdoor zijn er in
Nederland vele culturen. Dit zorgt voor frictie, een complexer wereldbeeld.
In deze tijd zet het postmodernisme op. Postmodernisme is een verzamelnaam
voor ideeën over de mens en de wereld in deze tijd. Een postmodernistisch mens
verliest de greep op het leven. Voor deze mensen is de wereld onbegrijpelijk en
ongrijpbaar. Aldus deze mensen is er geen werkelijkheid en je kan er geen algemene
uitspraken over doen. Ook wil een postmodernistisch mens terug naar vroeger, toen
het nog makkelijk en simpel was. Personen in postmodernistische boeken zijn vaan
zoekende, ze weten niet waar ze staan.
Kenmerken van postmoderne romans:
 Er is geen eenduidige werkelijkheid waarin vaststaat wat waar is en wat niet
waar is.
 De (roman) wereld is een chaos.
 Er is vaak een fragmentarisch beeld.
 Er is vaak een wisselend perspectief.
 De schrijver combineert verschillende genres en stijlen in één boek.
 De schrijver gebruikt allerlei verwijzingen naar citaten uit andere boeken.
Soms gebeurd dit serieus en soms als ironie of parodie. Dit wordt ook wel
intertekstualiteit genoemd.
Migrantenliteratuur
Door de vele migranten zijn er ook migranten gaan schrijven over hun land, dit is
migrantenliteratuur. Voorbeelden van migranten schrijvers zijn “Kader Abdolah” en
“Abdelkader Benali”. Kader Abdolah is als een politieke vluchteling uit Iran gekomen
toen hij erg jong was. Zijn naam is een pseudoniem. Abdelkader Benali’s vader was
een gastarbeider uit Marokko. Abdolah en Benali voelen zich Nederlands en niet
migrant of allochtoon. Ze vinden het niet fijn om migranten schrijvers genoemd te
worden vanwege het stigma. Sinds de jaren ’80 worden er steeds meer romans
geschreven door kinderen van migranten. Hierin wordt de nadruk gelegd op de twee
verschillende culturen.
Kenmerken van migrantenliteratuur:
 De schrijver schrijft over zijn land van afkomst.
 Vaak komt er heimwee voor in de boeken.
Postkolonialistisme
Postkoloniale boeken zijn geschreven door schrijvers die geboren zijn in Nederland
en vaak zijn opgegroeid in het buitenland. Een voorbeeld van zo’n schrijver is Hella
Haasse. Zij is geboren in Nederland, maar ze schrijft vaak over Nederlands-Indië.
Een belangrijk thema van het postkolonialisme is “de koloniale tijd”. Het verschil
tussen postkoloniale en migrantenschrijvers is dat postkoloniale schrijvers uit
Nederland komen, maar over een ander land schrijven en migrantenschrijvers komen
uit een ander land en schrijven vaak ook over dat land.
Het multiculturele drama
Er zijn veel culturen in Nederland. Sommige mensen hebben hier moeite mee, omdat
culturen kunnen botsen en is geen eenduidig goed of fout. Daardoor willen sommige
mensen terug naar vroeger. Ze willen die allochtonen weghebben., terug naar hun
eigen land. Sommige politici speelt hierop in. Hierdoor komt er drama, het
multiculturele drama.
Autobiografische literatuur
In de jaren ’70 komt de autobiografische literatuur naar boven. Vaak heeft de ikverteller dezelfde naam als de schrijver. Bij een hij-zij perspectief heeft de
hoofdpersoon een andere naam dan de schrijver, hierbij zijn vaak gebeurtenissen uit
het boek hetzelfde als gebeurtenissen uit het leven van de schrijver. Voorbeelden
van autobiografische boeken: “terug naar Oegstgeest” en “Komt een vrouw bij de
dokter”.
Feministische literatuur
Feminisme is het strijden voor vrouwenrechten en gelijkheid. Sinds de jaren ’70
komen er steeds meer boeken met als thema de ondergeschikte rol van vrouwen.
Hierin wordt het ideologische beeld van de vrouw gedeconstrueerd. De feministische
literatuur zet zich af tegen de mannelijke literatuur. In een feministisch boek worden
vrouwelijke ervaringen en denkwijzen gedemonstreerd. Belangrijke vrouwelijke
thema’s zijn:
Chicklit Boeken met dit thema komen op in de jaren ’90. Ze zijn minder literair, maar
worden wel onder de literatuur toegekend. Chicklit boeken gaan over het algemeen
over hoogopgeleide vrouwen die interesse hebben in mannen.
Writers on heels De boeken geschreven door writers on heels zitten tussen de
chicklit en zware literatuur in. De writers on heels zijn niet schrijvers die alleen stil
zitten te schrijven, maar het zijn schrijvers die ook naar buiten treden in mooie kleren
en op hakken.
Reisliteratuur
Vanaf de jaren ’80 verschijnen er veel (autobiografische) reisverhalen en romans.
Deze romans gaan vaak over de reizen die de schrijver heeft meegemaakt. Zo
schrijft Cees Nooteboom persoonlijke getinte verhalen van zijn vele verre reizen.
Voorbeelden van reisliteratuurboeken: “een barbaar in China” en “Hoge bomen in
Hanoi”.
Wereldliteratuur
De literatuur wordt in de loop van de jaren steeds internationaler. Dit gebeurd door
middel van massamedia en vertalingen. Hierdoor kan iedereen de boeken lezen.
Voorbeelden van wereldschrijvers: “Gabriel García” en “Jung Chang”.
Historische roman
Een historische roman wordt gemaakt op basis van geschiedenis. Hierbij wordt
gebruik gemaakt van bronnen en feiten. Vaak wordt er op basis van deze informatie
een fictief verhaal geschreven. In een historische roman wordt vaak een groot deel
van de geschiedenis geschreven op basis van een doodnormaal leven. Hierdoor
komt de geschiedenis tot leven en wordt het bijna tastbaar. Voorbeelden van
historische romans: “sonny boy” en “heren van de thee”.
Literaire non-fictie
Bij literaire non-fictie wordt gebruik gemaakt van verhalende journalistiek. Dit is
romankunst. In literaire non-fictie kan je je vaak inleven bij de hoofdpersonen. Een
voorbeeld van literaire non-fictie zijn historische romans. Lezers vinden deze boeken
vaak interessant om te lezen.
Adolescentenromans
Adolescentenromans vallen onder de overgangsliteratuur. Het zijn geen
kinderboeken, maar ook geen volwassenenboeken. Vaak gaan adolescentenromans
over problemen die bij volwassenen horen. In adolescentenromans gaat de
hoofdpersoon op zoek naar zichzelf, hierin kan de lezer zich herkennen. Ondanks
dat het niet een volwassenenboek is, valt het onder de literatuur.
Download