Iriscopie Doel De term ‘iriscopie’ wordt vaak gebruikt. Een betere benaming hiervoor is eigenlijk ‘oogdiagnostiek’. Het is een hulpmiddel voor het stellen van een goede diagnose. In de iris (regenboogvlies) van het oog kan men veranderingen herkennen van huidige en vroegere aandoeningen. Het is namelijk mogelijk om in het orgaanstelsel zwakke plekken te ontdekken, die zich nog niet tot pathologie hebben ontwikkeld en daarom door de reguliere arts niet wordt waargenomen. Volgens de Duitse arts dr. med. Walther Lang stuurt een ziek orgaan prikkels langs de zenuwbanen naar het ruggenmerg. Via het verlengde merg lopen zenuwkabels naar bepaalde hersencentra. Deze geven die prikkels via de vasomotorische zenuwen door aan een centrale (het centrum ciliospinale). Van daar af worden ze langs andere lijnen op de iris van het oog geprojecteerd. De iris bestaat in hoofdzaak uit het zachte, bloedvatrijke stroma iridis (steunweefsel van de iris), dat meer of minder sterk gepigmenteerd kan zijn. Langs de hierboven globaal aangeduide neurale weg worden door de prikkels vanuit de aangetaste organen structuurveranderingen in het irisstroma veroorzaakt, die zich als lichte of donkere vlekjes aftekenen. Door bestudering van deze tekens kan de natuurgeneeskundige traceren welke organen niet goed functioneren. De constitutie De oogdiagnose heeft dus vooral haar waarde als functiediagnose. De werking, de defecten, de zwakheden van de organen kunnen in de iris worden waargenomen. Niet altijd exact, maar wel in aanleg. Daarbij speelt de constitutionele aanleg van de patiënt voor de oogdiagnose een belangrijke rol. Vandaar dat bij een oogdiagnose primair vastgesteld wordt tot welke constitutietypen de patiënt behoort. De constitutie wordt vastgesteld door o.a. het bekijken van de kleur van de iris. Dat is niet zo simpel als het lijkt, want er komen veel zogenaamde ‘mengtypen’ voor. Isis, Praktijk voor Natuurgeneeskunde, 2009 Het onderzoek Als de constitutie bepaald is, wordt er verder gekeken in de iris zelf. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar allergische verschijnselen en in de orgaanvelden van de iris naar latente aandoeningen. Normaal gesproken heeft ieder orgaan namelijk, ook functioneel, zijn vaste plaats in de iris van één of beide ogen. Dat wil dus zeggen, dat ook onregelmatigheden zoals minder goed functioneren, overbelasting, overproductie, een storing, zelfs als deze verschijnselen zich klinisch nog niet gemanifesteerd hebben, in de iris zichtbaar kunnen zijn. Het is overigens niet zo eenvoudig om een betrouwbare oogdiagnose te stellen als het vooraanstaande wellicht doet vermoeden. Er is, naast een grondige opleiding in de oogdiagnostiek, ook een uitgebreide kennis van geneeskundige basisvakken als onder meer de anatomie, de fysiologie en de pathologie voor nodig. Zonder deze beslist noodzakelijke medische basiskennis is de beroepsmatige toepassing van de irisdiagnostiek onverantwoord. Verder vereist het beheersen van de oogdiagnostiek veel oefening en een lange praktijkervaring om tot een goede diagnose te komen. Oogdiagnostiek is geen geneeswijze Oogdiagnostiek is een nuchter hulpmiddel. Binnen deze praktijk wordt deze diagnostiekvorm altijd gebruikt in combinatie met een andere natuurgeneeskundige diagnosevorm en een uitgebreid intakegesprek (anamnese). Isis, Praktijk voor Natuurgeneeskunde, 2009