Bruikbare didactische werkvormen voor de les M.O. Omdat we als leerkracht M.O. bepaalde leerdoelen nastreven, moeten we ons telkens afvragen welke werkvormen het meest geschikt zijn. Er zijn enkele factoren die de keuze voor een bepaalde didactisch werkvorm bepalen: bv. niveau van de leerlingen, leertempo, beschikbare tijd, leeftijd, de grootte van de groep, studierichting, motivatie van de leerlingen, de mentaliteit van de groep, herkomst van de leerlingen, visie van de leerkracht, voorbereidingstijd van de leerkracht, infrastructuur, schoolklimaat,… We onderscheiden verschillende types van leerlingen: de doener, de bezinner (dromer), de denker en de beslisser. Toch is het goed om te weten dat deze vier verschillende leerstijlen moeten doorlopen worden tijdens een leerproces. Bovendien hebben leerlingen ook steeds een eigen voorkeur voor een bepaald zintuig: het auditieve, motorische, visuele, verbale en het schrijven. Mat andere woorden: door variatie aan te brengen in verschillende werkvormen, kan er tegemoet gekomen worden aan verschillende leertypen. Allereerst is het belangrijk na te denken over de klasopstelling. Variatie kan immers leren bevorderen en zo komen bepaalde werkvormen ten goede! Bv. Carré, rijen, tweetallen, viertallen, kring,… Activerend lesgeven heeft bovendien heel wat voordelen! Ik denk aan: leerkracht is begeleider i.p.v. docerende leerkracht, leerlingen leren samenwerken (wat ontzettend belangrijk is voor de sociale ontwikkeling. In het verdere leven van onze leerlingen is sociaal capabel zijn een sterke troef!), zowel product- als procesgericht, verschillende vormen van evaluatie,… Enkele bruikbare didactische werkvormen voor de les M.O. 1. Doceren 2. Per 2 denken: Vooraleer een antwoord wordt gegeven op een vraag, mogen de leerlingen per 2 overleggen. 3. Per 4 denken: uitbreiding van punt 1. Nadat de leerlingen per 2 gewerkt hebben, maken ze groepjes van 4 leerlingen en wordt er samengewerkt. 4. Demonstreren 5. Samenvatting laten maken (schriftelijk, op bord, flappen,…) 6. Sterke muzikale leerlingen inzetten 7. Reflecteren: De leerlingen vertellen wat zij afgelopen les geleerd hebben en wat voor hen zinvol, leerrijk, waardevol,… was 8. Leerlingen zelf het leerdoel van afgelopen les laten formuleren (-> agenda) 9. Film tonen (YouTube, schooltelevisie, DVD,…) 10. Powerpointpresentatie 11. Leerlingen elkaar verbeteren (bv met oplossingenbladen) 12.Voorkennis toetsen: vooraf de leerlingen vragen wat zij over onderwerp X al kennen 13. Excursie (bezoek bibliotheek, concert, museum,…) 14. Gast uitnodigen in de klas 15. Discussiëren 16. Brainstormen 17. Ja of nee (bv Vond je deze muziek mooi? Ken je drie titels van songs van The Beatles?) 18. Interview 19. Leerlingen bedenken zelf vragen omtrent het geziene hoofdstuk (niet alleen kennisvragen, ook doe-vragen, meningen,…) 20. Van elkaar leren: leerlingen krijgen de kans om aan elkaar uit te leggen hoe ze het hebben aangepakt 21. Leerling kruipt in de huid van de leerkracht 22. Leerlingen toetsen elkaar 23. Evaluatiedocument: Leerlingen krijgen bv 1 minuut de tijd om enkele vragen te beantwoorden. Bv Wat heb ik tijdens deze les geleerd? Wat vond ik moeilijk? Wat heb ik nog niet onder de knie? Wat kan/ken ik nu wel? … 24. Bel een vriend / fifty fifty: als een leerling het antwoord niet weet, mag hij een klasgenoot inschakelen OF de leerkracht geeft 2 keuze-antwoorden 25. Logboek 26. “Hoe kom je aan dat antwoord?” 27. Het schrijven van een verklarende woordenlijst 28. Schema, samenvatting, conclusie,… 29. Quiz omtrent de les 30. Ieder om beurt: Leerlingen worden in groepjes van 4 verdeeld. Elke leerling krijgt een nummer van 1 tot 4. Leerkracht stelt een vraag. De leerlingen krijgen de tijd om samen een antwoord te formuleren. Leerkracht zegt een nummer van 1 tot 4. Deze leerling schrijft het antwoord op een blad, op het bord, komt het fluisteren,… 31. Placematmethode 32. Mensen zoeken: leerlingen schrijven individueel een aantal vragen op. Zij mogen door de klas lopen en mensen zoeken die hen kunnen helpen met hun probleem. 33. Even rond de tafel gaan zitten: Leerlingen gaan in groepjes zitten. Leerkracht stelt een vraag: bv “Hoe kunnen we best het geziene hoofdstuk studeren voor de test van volgende week? Wat kunnen mogelijke vragen zijn?” Leerlingen discussiëren in groepjes en schrijven op een flap hun antwoorden op. Leerlingen mogen nadien bij de andere groepjes gaan rondsnuffelen. 34. Opstaan en gaan zitten: De leerlingen gaan allemaal rechtstaan. Leerkracht stelt een vraag: bv “Hebben jullie ideeën omtrent wat jullie klas gaat doen op het vrij podium op het einde van het schooljaar?” Een leerling die een idee heeft gaat zitten en vertelt zijn/haar idee. Als er leerlingen zijn met hetzelfde idee, mogen zij als de eerste leerling uitverteld is ook gaan zitten of eventueel aanvullen. Zo gaat het verder tot iedereen zijn/haar mening heeft kunnen zeggen.