ZHH – P – Clostridium difficile Ziekenhuishygiëne Procedure Clostridium difficile Zoektermen Isolatie, Clostridium In voege van 01/05/2009 01/05/2014 Versie 1 Pg 1/9 difficile Status Definitief Herziening op Auteur L. Garitte Handtekening Verantw. dep. dhr. Y. Giebens Handtekening Machtiging mevr. G. Peeters Handtekening 1 Omschrijving Clostridium difficile (C. difficile) is een gram positieve, anaërobe, sporenvormende bacterie en is de belangrijkste oorzaak van in zorginstellingen opgelopen diarree. Een belangrijke risicofactor in het ontstaan van C. difficile geassocieerde diarree (CDAD) is het gebruik van antibiotica. De darmflora van de patiënt wordt verstoord waardoor de kolonisatieresistentie verminderd en zich een infectie kan ontwikkelen. De belangrijkste bron voor kruisbesmetting is de symptomatische patiënt, gezien een hoog aantal micro-organismen in de stoelgang. Overdracht van deze kiem gebeurt voornamelijk via de handen van gezondheidswerkers, maar kan ook door indirect contact met de besmette omgeving (zoals vloer, badkamer, toilet, …) of besmet materiaal (zoals thermometers, bloeddrukmeters, bedpannen, belknopje, …). Daarnaast kunnen de sporen van C. difficile maandenlang overleven in de omgeving en zijn ze ook bestand tegen de gebruikelijke oppervlaktedesinfectantia. Het toepassen van een correcte handhygiëne alsook reinigings- en desinfectieprocedures verdienen dus grote aandacht. CDAD is gewoonlijk een waterige diarree. De stoelgang heeft een karakteristieke stinkende geur, herkenbaar door zorgverstrekkers die dergelijke pathologie reeds 24/07/2017 Een uitgeprinte procedure is maximum 1 maand geldig pag. 2/9 tegengekomen zijn. De diarree kan gepaard gaan met koorts, buikpijn en paralytische ileus. De verspreiding van de sporen en hun voorbestaan in de omgeving hebben in het verleden reeds aanleiding gegeven tot het ontstaan van ziekenhuisepidemieën. Preventie is dus van groot belang. 2 Algemene voorzorgsmaatregelen De toepassing van de algemene voorzorgsmaatregelen (cfr. procedure Isolatiemaatregelen) blijft steeds verplicht! 3 Isolatiemaatregelen 3.1 Toepassingsgebied Bij elke symptomatische patiënt (= aanwezigheid van diarree) met een positieve laboratoriumanalyse voor toxines in de stoelgang en/of een toxineproducerende C. difficile stam gedetecteerd in de stoelgang. Een patiënt die geen diarree heeft gehad en waarbij C. difficile gevonden wordt in een toevallig uitgevoerde stoelgangkweek vereist geen specifieke maatregelen. Een patiënt die diarree heeft gehad, maar geen diarree meer heeft op het moment van de diagnosestelling hoeft niet meer geïsoleerd te worden. Grondige schoonmaak en eindontsmetting van de omgeving dienen wel te gebeuren. 3.2 Contactisolatie Verblijf in een éénpersoonskamer. Wanneer meerdere patiënten besmet zijn met C. difficile, kan men hen in eenzelfde kamer groeperen (cohortisolatie). De patiënt beschikt over eigen sanitaire voorzieningen (ook bij cohortisolatie), die kunnen worden afgesloten met een deksel bij het doortrekken (grote verspreiding van sporen tijdens doortrekken aangetoond). Hang isolatiekaart (contactisolatie) op de deur. De patiënt dient op de kamer te blijven. De patiënt wordt als laatste verzorgd. pag. 3/9 Aan de ingang van de isolatiekamer of in het sas is al het materiaal aanwezig dat nodig is voor een correcte isolatie. 3.3 Handhygiëne Het systematisch dragen van handschoenen voor elk contact met de patiënt en/of zijn omgeving is vereist. Na het uittrekken van de handschoenen moeten de handen gewassen worden met water en zeep en nadien ontsmet worden met handalcohol. 3.4 Persoonlijke beschermingsmiddelen voor alle medewerkers Niet - steriele handschoenen + een beschermende schort met lange mouwen bij elk contact met de patiënt en/of zijn omgeving. De beschermende kledij bevindt zich aan de ingang van de kamer of in het sas en wordt voor het betreden van de kamer aangetrokken. Bij het verlaten van de kamer: wegwerpbare schorten verwijderen (cfr. procedure afval); niet wegwerpbare schorten, dienen met de buitenzijde van de schort naar buiten gekeerd aan de kapstok in de kamer opgehangen te worden of behandeld als besmet linnen conform procedure. Na het verwijderen van de beschermkledij steeds correcte handhygiëne toepassen. Bij cohortisolatie kan dezelfde schort gebruikt worden voor meerdere patiënten (indien niet bevuild). Handschoenen worden steeds vervangen tussen elke patiënt en correcte handhygiëne wordt toegepast. 3.5 Materiaal Het materiaal moet patiëntgebonden zijn en mag de kamer niet verlaten voor het opheffen van de isolatie. Ook dit materiaal moet behandeld worden zoals voorgeschreven in punt 3.9. Het dossier van de patiënt moet buiten de kamer blijven. Materiaal dat niet op de kamer van de patiënt kan blijven tot ophef van de isolatie moet behandeld ‘eindontsmetting’. worden zoals voorgeschreven in punt 3.9 pag. 4/9 3.6 Persoonlijke hygiëne van de patiënt Maak aan de patiënt duidelijk dat hij zijn handen zeer grondig moet wassen met water en zeep na toiletgang. Leg uit aan de patiënt dat het toilet doorgetrokken moet worden met een gesloten toiletdeksel. Geef de patiënt voldoende informatie over de aandoening en het belang van de isolatiemaatregelen. 3.7 Behandelen van Afval Verzamelen als besmet afval (cfr. procedure). 3.8 Behandelen van Linnen Behandelen als besmet linnen (cfr. procedure). Bedlinnen wordt systematisch dagelijks en bij zichtbare vervuiling vervangen. Persoonlijk linnen van patiënten wordt in een plastic zak gestoken om mee te geven met de familie. Dit linnen moet afzonderlijk gewassen worden op de hoogst mogelijke temperatuur (met een minimum temperatuur van 60°C) en steeds een volledige wascyclus, geen kort programma. Houd hierbij rekening bij het kleden van de patiënt, wol en dergelijke kunnen deze hoge temperaturen niet verdragen. Gebruikte washandjes en handdoeken worden dagelijks vervangen. 3.9 Reinigen en ontsmetten van de omgeving en materialen Basisprincipes De kamer wordt als laatste gereinigd en ontsmet, rekening houdend met het schema “van meest zuiver naar meest bevuild” (eindigend met de badkamer, toilet en alles wat in contact kan gekomen zijn met de stoelgang). Draag gedurende het onderhoud persoonlijke beschermingskledij (handschoenen en een beschermende schort). Bij het verlaten van de kamer worden de handen grondig gewassen met water en zeep en nadien ontsmet met een handalcohol. De schoonmaakdoeken mogen niet in een kamer van een andere patiënt gebruikt worden zonder een wasproces te hebben ondergaan en moeten de kamer verlaten in een plastic zak voor besmet linnen. pag. 5/9 Voor het onderdeel reiniging en ontsmetting maken we onderscheid tussen dagelijks onderhoud en eindontsmetting. Dagelijks onderhoud Dagelijks een grondige reiniging met universele interieurreiniger uitvoeren van de horizontale oppervlakken (nachtkastjes, vloer) van oppervlakken die veelvuldig werden aangeraakt (belknopje, lichtschakelaar, deurkruk, telefoon, bedsponden, …) alsook de zichtbaar bevuilde oppervlakken. De badkamer en het toilet worden minstens eenmaal per dag gereinigd en nadien ontsmet met een chlooroplossing met een concentratie van minstens 1000 ppm (zie bijlage) en dit als laatste. CAVE: Bij belangrijke incontinentie kan het noodzakelijk zijn om de omgeving van de patiënt meerdere keren per dag te ontsmetten. Het product na ontsmetting laten drogen en niet naspoelen (uitgezonderd voedselcontactplaatsen). Bij het verlaten van de kamer worden de handschoenen in de kamer weggeworpen, de handen worden grondig gewassen met water en zeep en nadien ontsmet met handalcohol. Eindontsmetting Bij vertrek van de patiënt en/of ophef van de isolatie. De omgeving wordt eerst gereinigd volgens standaardprocedure. Daarna wordt ze ontsmet met een chlooroplossing met een concentratie van minstens 5000 ppm (zie bijlage). Al het materiaal dat niet ontsmet kan worden wordt weggegooid. Al het temperatuurbestendige materiaal (inox nierbekken, bedpan, …) thermisch laten ontsmetten. Al het thermogevoelig materiaal wordt eerst gereinigd, gevolgd door ontsmetting met een chlooroplossing met een concentratie van minstens 5000 ppm (zie bijlage). De scheidingsgordijnen moeten gewassen worden (behandelen als besmet linnen). Het product na ontsmetting laten drogen en niet naspoelen. pag. 6/9 Schoonmaakmateriaal Als chlooroplossing wordt gebruik gemaakt van chloortabletten. Deze dienen volgens voorgeschreven hoeveelheden opgelost te worden in water teneinde de correcte concentraties te bekomen (zie bijlage). CAVE: chlooroplossingen mogen nooit gemengd worden met andere producten! De chlooroplossing wordt pas bereid op het moment van gebruik. Gebruik koud water voor de bereiding van de oplossing. Indien meerdere gevallen van CDAD op verschillende kamers, telkens per kamer een nieuwe oplossing maken. Het water en dergelijke, gebruikt voor onderhoud, wordt verwijderd via het patiëntentoilet (Cave: sluit toiletdeksel alvorens door te trekken). Gebruik zo veel mogelijk wegwerpmateriaal bij het onderhoud van de kamer. De schoonmaakwagen wordt niet in de kamer gezet en het nodige materiaal wordt tot een minimum beperkt. Niet wegwerpbaar materiaal blijft na gebruik aanwezig in de patiëntenkamer tot ophef van de isolatie. Indien dit niet mogelijk is wordt het materiaal behandeld zoals voorgeschreven in het punt ‘eindontsmetting’. Doeken en dweilen gebruikt in de kamer worden behandeld als besmet linnen. 3.10 Behandelen van eetgerei Het verwijderen van het dienblad dient te gebeuren met handschoenen. Dienbladen onmiddellijk in de voedselkar plaatsen (zorg ervoor dat deze nooit in contact komen met nog te verdelen dienbladen). Een vaatwas – cyclus met een minimale temperatuur van 60°C is vereist (dit geldt voor alle vaat). Eetgerei dat met de hand gewassen wordt op de afdeling is strikt verboden. Het personeel van de keuken moet hierover ingelicht worden, ook zij dienen strikte handhygiëne toe te passen. 3.11 Vervoer van patiënten Beperken tot een strikt noodzakelijk minimum. Bij transfer van deze patiënten geldt een meldingsplicht. Patiënten dragen propere kledij en een beschermende schort. pag. 7/9 De patiënt wast zijn handen en ontsmet ze met handalcohol alvorens de kamer te verlaten. Indien de patiënt in een rolstoel vervoerd wordt: dekt men deze bij voorkeur af met een proper steeklaken; de handgrepen van de rolstoel worden afgewreven met chloramine 0,5% (zie bijlage) alvorens de kamer te verlaten. Indien de patiënt met zijn bed vervoerd wordt: bed voorzien van proper linnen; hoofd - en voeteinde afwrijven met chloramine 0,5% (zie bijlage); het dossier gescheiden houden van besmet materiaal. Personeelsleden die vervoer begeleiden dragen beschermende kledij (handschoenen en schort). Na het transport moet het linnen vervangen worden en dienen oppervlakken en materialen die met de patiënt in contact zijn geweest grondig gereinigd en ontsmet te worden zoals voorgeschreven. 3.12 Operatiekwartier/invasieve procedures Zie procedure ‘besmette ingreep op OK’. 3.13 Bezoek Moeten geen beschermende kledij dragen behalve wanneer ze deelnemen aan de verzorging. Moeten een correcte handhygiëne toepassen alvorens de kamer te verlaten. Maken geen gebruik van het toilet van de patiënt. Zij bezoeken geen andere patiënten of andere ruimtes op de afdeling en verlaten de instelling onmiddellijk. 3.14 Duur van de isolatie De isolatie mag worden opgeheven wanneer de patiënt vaste stoelgang heeft gedurende minstens 2 dagen. De Isolatiemaatregelen dienen opnieuw ingevoerd te worden in geval van heroptreden van diarree en dit zonder te wachten op het resultaat van de stoelgangkweek. pag. 8/9 3.15 Wat te doen in geval van epidemie Tijdens een epidemie is het aanbevolen om elk geval van diarree niet uitgelokt door een evidente oorzaak te beschouwen als diarree door C. difficile en bijkomende voorzorgsmaatregelen te nemen. Als er meer gevallen van CDAD worden waargenomen en de aandoening mogelijks epidemisch wordt, is cohortverpleging een mogelijkheid. Het is dan tevens aanbevolen om de toegang tot de kamers te beperken voor alle bezoekers. 4 Bijlagen 4.1 Desinfectie van de omgeving en grote oppervlakken met Suma Tab D4® (chloortabletten), ‘Johnson Diversey’ Bereiden van de oplossing De tabletten worden opgelost in koud water volgens voorgeschreven hoeveelheden teneinde de gewenste concentratie te bekomen. Eén tablet opgelost in 10 liter water levert 150 ppm actief chloor. Voor een concentratie van minstens 1000 ppm actief chloor, wordt één van volgende oplossingen gebruikt: 8 tabletten in 10 liter water = 1200 ppm; 4 tabletten in 5 liter water = 1200 ppm; 1 tablet in 1 liter water = 1500 ppm. Voor een concentratie van minstens 5000 ppm actief chloor, wordt één van volgende oplossingen gebruikt: 34 tabletten in 10 liter water = 5100 ppm; 17 tabletten in 5 liter water = 5100 ppm; 3 tabletten in 1 liter water = 4500 ppm. Gebruiksaanwijzing De te desinfecteren oppervlakken en materialen eerst grondig reinigen. Overtollig water verwijderen. Bereidt een oplossing voor desinfectie zoals voorgeschreven. pag. 9/9 Breng het product op oppervlakken aan met een doek en gebruik die hoeveelheid vloeistof waarbij de oppervlakken gedurende de inwerkingstijd nat blijven. Laat gedurende 5 minuten inwerken. Voedselcontactplaatsen moeten grondig nagespoeld worden met schoon water. 4.2 Desinfectie van kleine oppervlakken en materialen met chloramine oplossingen 4.2.1 Chloramine (Dakin) = gebruiksklare oplossing met een concentratie van 0,5%. Aangewezen bij het ontsmetten van instrumenten. Indien de instrumenten of materialen bevuild zijn met organisch materiaal dienen ze eerst gereinigd te worden. Niet onderdompelbare materialen afwrijven en laten drogen aan de lucht. Bij onderdompeling respecteert men een contacttijd van minstens 1 uur. ONVERENIGBAAR met alkalische zepen, alcohol en zuurstofwater. 4.2.2 Chloramine (Pura): = tabletten op te lossen in koud water (5 tabletten in 250 ml water = 0,5 oplossing). Aangewezen bij het ontsmetten van instrumenten. Indien de instrumenten of materialen bevuild zijn met organisch materiaal dienen ze eerst gereinigd te worden. Niet onderdompelbare materialen afwrijven en laten drogen aan de lucht. Bij onderdompeling respecteert men een contacttijd van minstens 1 uur. ONVERENIGBAAR met alkalische zepen, alcohol en zuurstofwater