Wandeling en heemtuinbezoek Oud-­‐‑Valkenburg Zondag 17 juli 2016. Verslag: Peter Bluming en Leonie Heldens Deze zondag staat in het teken van een dagactiviteit die plaatsvindt rond kasteel Schaloen. Het kasteel is gelegen in de beemden van het riviertje de Geul, vlakbij het dorpje Oud-­‐‑ Valkenburg. De gracht rond het kasteel wordt gevoed door water van de Molenbeek, een Geultak die rond de 16e eeuw de hoofdtak van de Geul vormde. Voor de kapitaalkrachtige liefhebber wellicht interessant te weten dat het kasteel momenteel te koop staat. Kasteel schaloen in Oud-­‐‑Valkenburg Voor een slordige 6 miljoen mag men zich eigenaar c.q. kasteelheer of -­‐‑vrouwe noemen. Vroeg uit de veren zijn we met een klein gezelschap vanuit Reuver richting Oud-­‐‑ Valkenburg vertrokken. Rond 10.00 uur worden wij door onze gids Wiel Wynands enthousiast verwelkomd. Onder zijn deskundige leiding gaan we die ochtend wandelen in de omgeving van het kasteel. We starten vanaf de kasteeltuin en lopen richting de Geul via een laantje met aan weerszijden fraaie monumentale beuken die naar schatting meer dan honderd jaar oud zijn. Daarna komen we aan het bruggetje over de Geul. Aan het einde van dit bruggetje, aan de rand van het Schaelsbergerbos, staat een oogstrelende beeldengroep welke de ‘Drie Beeldjes” oftewel “De Kapelletjes” worden genoemd. Over deze beeldengroep memoreert Wiel aan de volgende legende die in deze streek de ronde doet: De beeldengroep is ooit geplaatst in opdracht van de De drie kapelletjes Heer van Kasteel Schaloen. Deze wilde met zijn paard via het bruggetje de Geul oversteken maar de paarden begonnen te steigeren en weigerden de brug over te steken. De kasteelheer snapte er niets van maar was hierdoor wel behoorlijk ontstemd. Ten einde raad vroeg hij aan de kluizenaar van de Schaelsberg waarom de paarden niet over het bruggetje wilden lopen. Volgens de kluizenaar lag dit aan de boze geest: ‘de Wilde Jager’. Hij raadde de kasteelheer aan om aan de overzijde 1 van de Geul aan de bosrand drie beeldjes op te richten ter ere van Jezus, Maria en Johannes. De kasteelheer liet de beelden vervaardigen en plaatsen en inderdaad: nadat ze geplaatst waren kon hij, tot zijn grote vreugde, in het vervolg ongehinderd de Geul oversteken. Na het bezichtigen van de beeldjes wandelen we via een karakteristieke holleweg bergopwaarts richting het ‘Veolia’ boemelspoorlijntje Maastricht – Heerlen. Aan de overzijde vervolgen we een bospad omhoog, genietend van de prachtige flora. Met name de Gevlekte aronskelk (Arum maculatum); hier uitbundig groeiend op de beschutte kalkrijke bodem en nu langzaam verkleurend van groen naar oranje. Gevlekte aronskelk (Arum maculatum) Aan het einde van dit pad bereiken we de ‘De Kluis’, de eeuwenoude kluizenaarswoning op de Sjaasberg. Vlak na onze aankomst (rond 11.00 uur) ging de deur van het slot en werden we uitgenodigd voor een bezichtiging van het interieur. De gids vertelde ons het volgende uit het omvangrijke verleden: Voor het ontstaan van De Kluis moeten we teruggaan naar het jaar 1688 toen de Heer van Kasteel Schaloen, Graaf Jan Gerard Hoen van Cantiels, op de Sjaasberg -­‐‑ op de plek waar vermoedelijk reeds eeuwenlang een boswachtershuisje had gestaan -­‐‑ de Kluis met Kapel liet bouwen. Het gebouwtje werd traditioneel uit mergelsteen opgetrokken. Van meet af aan betrok een vrome kluizenaar dit onderkomen om er zijn dagen in gebed en versterving door te brengen, mediterend te midden De Kluis op de Sjaasberg van de ongerepte natuur. Volgens de vrome traditie leefde de kluizenaar van wat hij zelf verbouwde en van wat de boeren uit de omgeving hem brachten. Vanaf het jaar 1688 tot 1930 werd deze hermitage permanent door een kluizenaar bewoond. Volgens de overlevering hebben er in totaal 16 kluizenaars gewoond waarvan alle namen bekend zijn. De eerste bewoner was de franciscaner pater Laurentius Ploumen, een vrome kloosterling die verdreven en ontheemd was, maar de meest bekende van dit 16-­‐‑tal was Hendrikus Weerts, die hier woonde van 1860 Zouaaf in originele kledij 2 tot 1889 en die gedurende een viertal jaren als Zouaaf (katholieke vrijwilliger) diende in het Pauselijk leger. Na deze bezichtiging gaat het verder richting Mergelgrot waarvan we enkele bewoners al op grote afstand zien rondcirkelen, permanent op zoek naar prooi voor hun hongerige nakomelingen. De hoge wand boven de grot is namelijk een aantrekkelijke broedplaats voor roofvogels. Met name de Torenvalk is hier dominant aanwezig. Vanaf deze plaats, waar de Wilde marjolein (Origanum vulgare) in volle bloei staat, gaat het weer bergafwaarts richting spoorlijn waar we –in de richting van Schin op Geul-­‐‑ de typische geluiden van een oude stoomtrein kunnen waarnemen. Bij de spoorlijn aangekomen kunnen we hem op afstand nog net kwalmend en fluitend zien en horen vertrekken van het pittoreske stationnetje van Schin op Geul. Wilde marjolein (Origanum vulgare) Wij vervolgen onze weg langs het spoor richting het kasteel en genieten van de rijke flora die langs dit spoorlijntje in de loop der tijd is ontstaan. Er bloeit werkelijk te veel om op te noemen wat overigens, volgens onze gids, karakteristiek is voor de begroeiing langs een spoorlijn. Zo wees Wiel ons op een plantje wat hieraan voldoet; Rood Guichelheil (Anagallis arvensis). Rood Guichelheil (Anagallis a rvensis) Ook ontdekken we, in een wat schaduwrijkere omgeving, het Groot heksenkruid uit de teunisbloemfamilie met zijn prachtige Latijnse naam Circaea lutetiana. Groot heksenkruid (Circaea lutetiana) De bloeiwijze Deze naam is afkomstig van de tovenares Circe uit de Griekse mythologie; de soort-­‐‑ aanduiding is afgeleid van Lutetia, de Latijnse naam voor Parijs (Parijs stond toentertijd bekend als heksenstad). Hoe curieus kunnen plantennamen zijn ontstaan! In elk geval een interessante wetenswaardigheid, zeker na het bezoek aan die ‘vrome’ Kluis. 3 Nadat we linksaf het bospad naar beneden zijn afgedaald staan we plotseling weer oog in oog met de beeldengroep aan de Geul. Daar doen we een bijzondere ontdekking: in een beukeboom, aan de overzijde van deze beeldengroep is een Mariabeeldje compleet ingegroeid in de stam en nog net zichtbaar. Maria met baby op schoot Over de brug vervolgen we onze weg via het ‘Beukenlaantje’ en arriveren rond 12.00 uur weer bij het startpunt van onze wandeling. Nadat we afscheid hebben genomen van onze gids Wiel Wynands is het nu tijd om -­‐‑onder het genot van een drankje-­‐‑ de benen te strekken op het terrasje bij het Kasteelrestaurant. Rond 13.30 uur melden wij ons bij de ingang van de kasteeltuin, voor het tweede deel van de dagactiviteit. We worden opgewacht door Margriet Tabbers. Zij zal de rondleiding verzorgen door de Kasteeltuin, een oase van groen en een harmonie van kleuren, kortom een unieke tuin in een cultuurhistorische omgeving. Ooit was het de tuin van Kasteel Schaloen. Nu een combinatie van heem-­‐‑ en kruidentuin en samen met de watermolen vormen zij de drie elementen van de Kasteeltuin in Oud-­‐‑Valkenburg die de IVN in beheer heeft. Opmerkelijk detail is dat deze heemtuin/kasteeltuin door circa 60 IVN-­‐‑vrijwilligers wordt onderhouden. De tuin is onderverdeeld in meerdere ‘kleine tuintjes’, afgescheiden door buxushaagjes. Hierin staan o.a. voedingsgewassen zoals meerdere kool-­‐‑ en graansoorten, alle mogelijke groenten en kruiden, voedergewassen voor het vee, maar ook planten voor het winnen van olie zoals koolzaad (Brassica napus) en ,verfplanten’ om textiel te verven zoals wede (Isatis tinctoria), wouw (Reseda luteola) en meekrap (Rubia tinctorum), maar ook de Grote kaardenbol (Dipsacus fullonum); deze werd vroeger gebruikt om schapenwol uit te pluizen. Daarnaast ook planten t.b.v. genotsmiddelen zoals tabak (Nicotiana tabacum) en hop (Humulus lupulus) t.b.v. het brouwen van bier. Ook werd en wordt er cichorei (Cichorium intybus) verbouwd, waarvan de wortel werd gebruikt om (surrogaat)koffie van te zetten. Deze plant werd ook ingezet voor zijn medicinale werking . Behalve de vele planten, kruiden en fruitbomen was er ook een overdekte opslagplaats met opeengestapelde takken en boomstobben, welke dienden voor brandhout voor de open haard in het kasteel en om het fornuis te stoken. Leuke bijkomstigheid is dat deze opeenstapeling van hout 4 een geliefd plekje biedt aan de wezel, bunzing, hermelijn en egel, maar ook aan alle mogelijke insecten zoals het vliegend hert. Wat natuurlijk niet in een kasteeltuin mag ontbreken is een imkerij. Door de rijkdom aan bloemen, planten en bloesem een lustoord voor de bijen. Ook hier troffen we het dat de imker ons tekst en uitleg gaf over het bijenleven en het verzamelen van stuifmeel en nectar waaruit de bijen een verrukkelijke honing weten te fabriceren. De imker a an het werk Als laatste kwam de oude watermolen aan bod. De molen, grenzend aan de heemtuin, ook wel de Sjloens Meule genoemd, stamt uit de 17e eeuw, en hoorde bij het kasteel waar ze dienst deed als banmolen. Dit hield in dat de boeren uit de omgeving verplicht werden hun graan hier te laten malen en in ruil daarvoor een bepaald percentage van hun oogst aan de kasteelheer af moesten staan. Tot 1920 werd de molen aangedreven door het water van de Geul maar tegenwoordig door een turbine. Ook absoluut de moeite van het vermelden waard is de eeuwenoude reusachtige De Banmolen met rechts het interieur Thuja occidentalis Dikke liggende stammen. Foto van Wim Brinkerink. 5 Levensboom, de Thuja occidentalis, in de nabijheid van de molen. De Thuja occidentalis is een altijd groenblijvende boom uit de familie van de Cupressaceae. Met zijn dikke liggende stammen/zijtakken in alle opzichten een lust voor het oog en voor ons de bekende kers op de taart. Kortom, het was voor ons, in alle opzichten een geweldige zondag! Hier eindigde een zeer boeiende excursie waar we met veel voldoening aan terug-­‐‑ denken. Onze waardering en dank gaan uit naar Margriet Tabbers en Wiel Wynands voor de interessante excursie en naar onze eigen IVNer Martin van Bommel voor de mooie foto’s waarmee we dit verslag hebben kunnen verfraaien. Door de vele onderdelen van deze excursie vormde het een volmaakte eenheid tussen Kasteel Schaloen 6 foto Martin van Bommel